Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
03-08-2011
derny in 't stad
Ik stap op de tram. Ik wandel tot helemaal vooraan. Alles in orde. Fijn zo. Ik geef de chauffeur een hand, een collegiale groet moet kunnen. Een bejaarde man (hij is in de negentig, laat hij nadien nog weten) komt naar me toe. Hij is z'n weg kwijt. Hij wil naar het Stuivenbergziekenhuis. Hij lijkt me niet verward op het eerste zicht, maar ik ben op m'n hoede. Als het zo is, wil ik hem niet zomaar ergens achter laten. Enkele lijnen worden omgeleid in het centrum van de stad vanwege de 'derny' deze namiddag. Daardoor heeft de man een verkeerde lijn genomen en is hij te ver uit de beoogde richting gereden. En nou, weet hij het gewoon niet meer. Welnu, op deze manier verdwalen, kan iedereen overkomen. Daarvoor hoeft men nog geen Altzheimer of aanverwante te hebben. Ik leg de man uit waar hij kan overstappen om de bus naar het Stuivenberziekenhuis te nemen. Hij is toch nog niet zeker en vraagt me nog twee maal of het wel zo moet, zoals ik gezegd heb. Om hem gerust te stellen, besluit ik hem te begeleiden. Een beetje verbaasd bedankt hij me hartelijk en neemt het aanbod maar al te graag aan. De man is slecht te been, hij heeft een wandelstok. Ik help hem van de tram en laat hem aan m'n arm steun zoeken. Zo stappen we langzaam maar zeker het lange perron af. We moeten twee kruispunten oversteken. Da's niet altijd een sinecure voor zo'n ouwtje (met alle respect). Het is rood. Er komen geen auto's aan. Hij wil oversteken. Ik sta het niet toe. Hij zegt: 'Ach ja, natuurlijk, jij moet het goede voorbeeld geven, dus mag je dat niet doen hé.' Ik beaam maar vervolledig: 'Ach meneer, je ziet niks aankomen, maar zo is het meestal bij ongevallen. Mensen zeggen dan altijd, dat ze de ander niet hadden gezien. Trouwens, stel dat er iets gebeurt, dan ben ìk nu verantwoordelijk. Oké, het regent dan wel, maar ik ben liever nat dan dood.' Hij knikt en we staan te wachten voor het rood ...én we worden nat. Het regent deftig. Plots houdt iemand een paraplu boven ons hoofd. Er waren mensen achter ons komen staan en hebben wellicht onze conversatie gehoord. Een dame zegt: 'Voilà se... 'k Zal ik jullie es droog zetten.' Ik dank haar hartelijk en stel vast dat ze 'n jas met kap heeft. Dat kleine gebaar vind ik echt wel subliem.
Wat later stap ik met de man op een tjokvolle bus. Het achterste gedeelte wordt maar weer eens haast niet betreden. Middenin wordt de boel mooi opgestropt -zoals zo dikwijls- met kinderwagens en andere objecten. Ik maan mensen aan om door te schuiven en moet daarbij m'n stem heus laten gelden. Na enkele malen herhalen schoffelen de mensen dan toch door naar achter. Ondertussen is een man opgestapt die zich nogal ruim zet, vooraan. Veroeren zit er niet meer in, hij staat goed zo. De chauffeur doet hem teken om door te schuiven, maar hij wil niet. Ik val de chauffeur bij. De man zet een stapje naar achter en sist: 'Rrrrrsissssst' Hard genoeg natuurlijk, zodat iedereen het net kan horen. Ik antwoord met opgetrokken wenkbrauwen: 'Oei... Is dat tegen mij???' Hij ontkent en doet teken naar de chauffeur. Ik zeg hem erg rustig dat racisme iets helemaal anders is. We zijn allemaal gelijk en doorschuiven is normaal op bus en tram. Ik blijf inpraten op de man terwijl we ondertussen aan een halte komen, waar nogal wat mensen afstappen. Daarom besluit ik m'n lofrede met de sympathieke raad plaats te nemen op een zitje, zodat hij rustig kan verder reizen. En... het lukt. De man kalmeert. Hij zet zich.
Enkele mensen vooraan knikken me toe en geven me een mentaal schouderklopje. Da's leuk natuurlijk... voor mij. Maar 't belangrijkste, de vrede heerst toch weer wanneer ik afstap.
Eén augustus. Halfweg de zomervakantie zorgt het mooie weer voor een prima dag. Iedereen tevreden zou je zeggen. Toch moet ik een beetje bijsturen tussen een chauffeur en reiziger. De één verwijt de ander, de ander verwijt de één. Enfin, het lukt om beiden terug op 'normaal' niveau te krijgen zonder al teveel moeite. Ik blijf nog een tijdje op de bus, maar het blijft rustig. En da's maar goed ook.
Het is leuk in de zon te wachten op de voertuigen. Om eerlijk te zijn hoop ik af en toe dat tram of bus lang weg blijven, want het minnekozend zonnetje staat me echt wel aan. Op een gegeven moment ben ik aan de halte aan de Silvertopblokken op het 'Zuid'. Ik sta al zowat de hele dag recht en begin last te krijgen van rug en benen. Da's niks abnormaal, maar ik besluit me toch maar effe te zetten in het kapotte wachthokje. Er staat geen glas meer in. Ik trek het me niet aan, 't is warm genoeg. Als het tocht, kan het maar deugd doen. Achter dat hokje zijn struiken. Ik denk nog bij mezelf da'k zeker niet achteruit mag leunen want dan zal ik beslist de vuiligheid tussen de struiken in duikelen. Daarin heb ik geen zin uiteraard. Ik zit stil. Ik ben alleen. Ik rust terwijl ik wacht. En dan, hoor ik een raar gepiep. Ik denk: tjiens da's een vreemd vogelgetjilp. Ik hoor het weer en luister geconcentreerd. Ik herken het geluid niet, maar het is duidelijk één of ander diertje. Ik kijk achteruit en pier tussen het gewas. Ik zie iets bewegen. Een dier laag bij de grond. Het ritst verder weg. Ik denk: Zou het een klein konijntje zijn...? Even later hoor ik het gepiep weer, dichterbij. Zo stil mogelijk kijk ik weer. Het is een rat begot!!! 'k Had het kunnen denken natuurlijk. Maar ik, braaf onnozel stadswicht ga toch niet over ratten zitten peinzen... Hoewel ik nog denk: Zo'n rat... is toch wel banger van ons, mensen dan wij van haar... Een beetje onzeker toch.
Het liefst van al, wil ik daar weg. Maar ik beheers me wat. 'k Ben tenslotte geen driftkikker van zestien hé. Die tijd is voorbij. Ik blijf nog eventjes zitten, maar hoe meer ik me bewust word van de aanwezigheid van ratten, hoe liever ik me wil verwijderen. Ik weet wel, waar één rat gezien wordt, zitten er misschien tientallen. Er is ruimte genoeg voor zo'n rattenfamilie klepkes.
Ik sta dus recht en zet me opzij. En, kijk... Wat heb ik chanse. Ik zie in de verte een tram aankomen. Ik rep me naar de tramhalte en laat de bushalte voor wat ze is. En... wat ben ik blij dat ik niet lang moest wachten...
Normaal gezien doe ik dit niet. Midden in de nacht, na een late dienst, nog aan een blog beginnen. Uitzonderingen maken de regel. Vandaag kan ik geen slaap vatten, nog niet, dus ga ik er voor. Typen maar...
Zondag, late dienst, is voor mij altijd effe een moeilijke start. Uit de huiselijke gezelligheid trekken om den boterham te verdienen. Altijd weer, laat ik me vangen aan het 'pfffft-gevoel'. Maar, ik weet uit ondervinding, ook altijd weer, is dat snel over. Vooral als de eerste contacten op weg naar 't werk meevallen. Dan ben ik het tegen de tijd da'k aan kantoor ben, al vergeten, bij wijze van spreken. Zo is het ook vandaag. Gelukkig maar. Hoewel de chauffeur haar hart eventjes moet luchten over een vreselijk antipathieke man die deze voormiddag opstapte. Hij was zo boertig dat zij zich liet verleiden tot het maken van een opmerking daarover. Ze zocht zo'n beetje een bevestiging bij me. En da's maar menselijk. Wie wil er nou graag onhebbelijk worden benaderd? Toch niemand... Ze had ook een aangename annekdote, waardoor ik haar wees op het fijne daarvan. Mensen kunnen je een fantastisch gevoel geven, maar dat mag je niet zomaar 'wegduwen'. Maak ervan gebruik om jezelf op te peppen. Zo denk ik er over. Ik wees haar hierop en ze kikte inderdaad direct weer op. Goed zo!!!
Tot driemaal toe vandaag, vertelde me een collega (telkens een andere collega) over een passagier die erg brutaal was. Eigenlijk is het de eerste maal dat ik zoiets driemaal op één dag te horen krijg. Mensen komen dan tot de slotsom dat men in Antwerpen helemaal niet sympathiek is. De maatschappij is te erg veranderd (in slecht zin), wordt besloten. Het ligt aan vele vreemden (hopelijk bedoelt men hier; mensen van buiten het antwerpse), wordt besloten. Weet ik veel, waaraan of aan wie het ligt. Misschien aan het weer? Aan jezelf? Aan verschillende samenlopende omstandigheden? Ik kan het niet weten, want ik was niet bij de voorvallen aanwezig. Ik hoor enkel dàt wat ik de interpretatie van het voorval kan noemen. Om geen verkeerd antwoord te geven, luister ik dus vooral. 'k Probeer m'n collega's een steun te geven, een goed gevoel. En, ik hoop maar dat het lukt.
Raar of zelden heb ik met zulke problemen te kampen. Ik, heb dan ook de luxe, de tijd te krijgen om met mensen in gesprek te gaan. Daarvan ben ik me enorm bewust. Uitpraten kan en doe ik zelfs heel erg graag. Ook vandaag heb ik mensen moeten wijzen op dingen die niet horen. Da's normaal. Naderhand geven andere passagiers me een hartelijk dankgebaar voor m'n optreden. 't Is helemaal niet nodig, maar wel erg fijn natuurlijk. Ik herinner me, dat ik, toen ik nog met de tram reed, af en toe een dankjewel kreeg, bij het afstappen van sommige mensen. Daarvan kon ik urenlang genieten.
Lieve passagiers, die dit lezen. Doe dat gewoon af en toe, simpelweg vanuit je hart, en je maakt mensen gelukkig. Want ik ben er zeker van dat ook in onze stad, Antwerpen, veel mensen wonen, met het hart op de juiste plaats.
Zoals gewoonlijk, vertrek ik ruimschoots op tijd naar 't werk. Als ik dan tegenslag heb met 't openbaar vervoer -spreek ik uit ondervinding?- heb ik nog voldoende tijd om met een alternatieve lijn tijdig op 't werk te geraken. Heb ik geen tegenslag -is toch meestal het geval, toegegeven hé- dan is er nog lekker tijd over om eerst een kopje thee te slurpen en bij te praten met collega's of wat te lezen, iets waar ik zowat verslaafd aan ben. Dit is voor mij de beste manier om een werkdag te beginnen, heerlijk relax.
Ik ga dus op weg richting Antwerpen om m'n dagje te beginnen. Aan de halte merk ik dat er nog helemaal niks in aankomst is op 'mijn lijn'. Zeer raar, maar niet getreurd, er is nog die andere lijn waar ik op kan vertrouwen. Tram 8 komt net aangereden. Ik aarzel niet en besluit mee te rijden tot aan de halte 'Nationale Bank', daar het feestdag is. De trams en bussen rijden op zondagdienst. Ik wil niet riskeren te lang te moeten wachten bij het overstappen. Aan deze halte komen nogal wat lijnen die de richting rijden die ik verder moet. Hoewel er net een tram weg rijdt, wanneer ik arriveer aan deze halte, moet ik toch niet lang wachten. Tram 24 arriveert, een hermelijn, lagevloerstram dus. Zoals steeds laat ik rustig iedereen afstappen, ik weet immers wat de beleefdheidsregels zijn én het is o, zoveel makkelijker, meer plaats te hebben bij het opstappen. Toch, wanneer ik opstap glijdt m'n voet tussen tram en perron. Ik zak met m'n been tussen de opstap dus en val zowat voorover in de tram. Dohhhhhh.... Pijn, steken pijn voel ik. Ik kom niet echt op de tramvloer terecht. Ik reageer blijkbaar erg snel door me met m'n ander been op te drukken. Snel ga ik zitten, want ik moet bekomen, het doet pijn. Ik kijk rond. Wat had ik anders gedacht... Zombies staren levensloos voor zich uit. Geen vertrokken gezicht, buiten het mijne dan. Er zitten een stuk of vijf mensen in de directe omgeving, maar niemand heeft iets gemerkt, lijkt het. Ik denk snel na en besluit aan de chauffeur een bewijsje te vragen in de vorm van een 'F122' met mijn personeelsbadge. Wanneer ik aan m'n collega-chauffeur vertel waarom ik het bewijsje vraag, merk ik aan z'n reactie dat ook hij niks had gezien. Ik heb het gevoel dat ik het bewijsje nodig zal hebben...
Gebroken is er niks, dat is wel duidelijk. Maar ik heb m'n scheenbeen verdomd serieus bezeerd. Wanneer ik afstap en te voet verder ga naar kantoor, voel ik dat er een wonde is. Dus, eens daar gekomen, stroop ik de broekspijp omhoog en bewonder een geschaafd scheenbeen. 't Is eens wat anders. Collega's leven met me mee, de schatten. Eén van hen, die ook z'n dienst begint, raadt me aan om te kijken of er voldoende materiaal aanwezig is op kantoor om te verzorgen. Anders rijdt hij me naar Kaai 142. Het wordt het tweede. Een pleister gaat niet voldoende zijn. 'Den baas' wordt verwittigd en binnen de kortste keren bevind ik me op Kaai 142 onder de goede zorgen van een dokter en verpleegster. Ik mag wel naar huis, maar besluit toch maar beter in beweging te blijven. Zo hou ik de spieren niet stil. En 's avonds, na een rustige dag voorzichtig heen en weer gestap, heb ik er geen spijt van. Het doet al wat minder pijn. Ik kreeg ook een spuit tegen de klem, tetanus. Geen probleem hoor, ik kan echt wel tegen een prikje. Maar, wat blijkt? Na drie dagen voel ik nog wel trekken enz aan dat been, da's normaal en niet erg. Maar 'k heb meer last aan m'n arm dan aan m'n been. Die doet verdomd pijn, sinds de avond na de inenting...
Reactie op reactie heet dat dan...
Dus, dacht ik; 'k Zal maar eens wat klagen en zagen.
De Turnhoutsebaan wordt hervormd. De werken zijn al een tijdlang bezig en zitten in een climax, of zou ik beter schrijven chaos... Dit heeft te maken met het aanleggen van tramsporen, want de tram zal tot in Wijnegem rijden in de toekomst. Klachten daarover haalden onlangs het nieuws nog. Hopelijk komt hierover snel een uitspraak, waar iedereen zich zowat in kan vinden. Door de werken aan het kruispunt met de Houtlaan, kunnen de bussen richting Turnhout niet verder en moet er dus een omweg gereden worden. Sinds enkele dagen is het onze job, de mensen hier wegwijs te maken, zodat het ongemak zo min mogelijk pijn doet bij de passagiers.
Het valt goed mee op zich. Waarmee ik bedoel dat de mensen tevreden zijn met de hulp die we bieden, zijnde informatie verschaffen over hoe ze waar geraken. De eerste dag dat we er moesten staan, had ik een late dienst. Gelukkig kreeg ik na verloop van tijd, gezelschap van collega's lijnconroleurs. Toffe binken. Dat is trouwens ook te merken aan de reacties van de vragenstellers. Tussen het serieuze informeren door, wordt ook heel wat afgelachen. Humor is altijd een goed lapmiddel hé.
Er loopt een poes rond. Goed verzorgd, ze komt zo te zien niks te kort. Niks speciaals zou je zeggen. Deze echter -het valt me direct op- is een heel sociaal dier. Ze komt heel wat mensen groeten. Loopt tussen de wachtenden door. Bij nogal wat mensen zorgt ze voor een welkome afwisseling tijdens het wachten. Doch, wanneer een groep vrouwen rustig samen staan te praten, schrikken ze enorm van Poes. Ik ben helemaal niet gek van katten. 'k Zal ze nooit aanraken. Maar zoals deze dames reageren is toch overdreven. Wanneer het dier wat dichter komt om toenadering te zoeken, lopen ze weg. Ik denk zelfs even dat ze de gevaarlijke baan nog zullen overlopen in paniek. Gelukkig maar, gebeurt dat niet. Een man lost dit op, door Poes naar zich toe te wenken, waarop ze inderdaad reageert, weg van de dames.
We houden Poes ook in't oog. De aandacht is getrokken. Zij... heeft de moto'tjes van m'n collega's gezien en verwart ze wat met de Sinksenfoor, die ondertussen al lang weg is uit de stad. Ze zou precies wel graag een ritje maken. Ze springt op een brommer en onderzoekt 'm grondig. Dat zorgt natuurlijk voor weer wat leven in de brouwerij bij m'n collega's en mezelf.
Ondertussen heb ik hier al enkele dagen doorgebracht en heb ik haar al alle dagen zien komen groeten. En ik denk terwijl terug aan Dorus z'n act met het kleine meisje, dat Poesie Mauw zingt...
Zondagmorgen in de vroegte. De stad nog stil. Zeker, nu de vakantieperiode voor velen is aangebroken. Hoewel er nog nachtbrakers te ontwaren zijn, is het veel rustiger dan anders. Die nachtbrakers beseffen haast niet dat ze nog wakker zijn. Sommigen blijven dapper doorgaan. Uitzonderingen kunnen nog moedig op hun benen staan met het glas in de hand. Zij hebben wellicht niet teveel alcohol en andere toestanden tot zich genomen, maar ook waterkes of limonades. Anderen daarentegen liggen onderuit op straat, tegen gevels. Of, vechten voor een vrouw, die hysterisch wegloopt en valt, krijst en lalt. Straalbezopen jongeren nemen de tram. We houden ze in 't oog. We besluiten mee te rijden tot ze afstappen om eventuele problemen te voorkomen of in te grijpen als het nodig is. Gelukkig is dat niet het geval. Heel even moet ik hen ergens op wijzen, maar ze gedragen zich verder goed.
Er loopt een stiekeme fotograaf in de stad. Een ferm toestel rond z'n nek. Hij is alleen. Hij kijkt met fotogretige ogen in het rond. Net wanneer we een halte verlaten, zie ik een man onderuit zitten leunen op een drempel, tegen iemand z'n voordeur. Ach, het mag, het stoort niet... De fotograaf ziet hem ook. Hij vereeuwigt de uitgerangeerde feestneus. Die, merkt er niks van. Ik vind het prettig, want ik kan me de foto goed voorstellen. " 't Zal zeker wel een goei zijn", laat ik m'n collega weten. Daardoor z'n aandacht getrokken, draait die zich, om ook 'het beeldje' te kunnen zien. Deze plotse beweging in de tram, trekt dan weer de fotograaf z'n aandacht. Hij kijkt naar ons. Net zoals ik hem in deze situatie best grappig vind, lijkt hij de onze hierin leuk te vinden. Hij lacht ons begrijpend toe...
Tegen de middag zijn de dronkaards uit het straatbeeld verdwenen en komen daarvoor toeristen en marktgangers in de plaats. Nu nemen zij de terrasjes in. En nog wat later, keren wij naar huis.
Vandaag loopt alles al even vlotjes als gisteren. Ik heb echt geen klagen. De mensen zijn als goed weer, hoewel het dreigt te regenen, merk je'r niks van aan de in Antwerpen rondwarende mensheid. Er wordt vriendelijk geknikt, gegroet. Er heerst een feestelijke stemming onder de tweepotige zoogdieren (de mens dus). Het kan te maken hebben met vakantiestemming natuurlijk. Er zijn ook heel wat toeristen in onze koekenstad. Ze gaan op zoek naar musea. De meesten hebben zich goed geïnformeerd, maar durven hier of daar wel eens de verkeerde kant op gaan, of wat onzeker blijven twijfelen. Op zo'n momenten komt iemand met zo'n Lijnuniformke goed van pas natuurlijk. Dàt vind ik natuurlijk heerlijk hé. Mensen de weg wijzen, zowel letterlijk als figuurlijk. Als het dan om personen gaat, die zich op de bus bevinden, blijven we al eens makkelijker in gesprek. Ik zou van de stad een premie moeten krijgen, bedenk ik me zo. Maar daarvoor prijs ik geen musea hoor. 't Komt vanuit 't hart hé. Ik ben ook een liefhebber en smaak onze musea maar al te graag. Dus wanneer iemand me vraagt naar het Middelheimmuseum en wat onzeker vraagt of dit echt een openluchtmuseum is, kan ik enkel maar zeer positief aanraden. Om nog maar te zwijgen over het MAS... Ik heb uiteraard al wel gemerkt dat toeristen het aangenaam vinden wanneer je hen begrijpt, als je begrijpt wat ik bedoel.
Zelf vind ik het vooral zeer prettig om toeristen te horen vertellen over MIJN STAD. Zo hoor ik het eens van een echte buitenstaander. Meestal krijgt Antwerpen goei punten. Hoewel ik me enorm erger aan de vuile straten. Sorry voor de kuisploegen die met hand en tand de boel proberen rein te houden. Aan hen ligt het zeker niet. Voor deze kuisploegen heb ik erg veel respect hoor. Nee, het ligt meer aan de Antwerpenaar zelf, die te lui is, om blikjes, etensresten, papier en andere spullen in de vuilbak te werpen. Liever gewoon op straat achterlaten. Bahhhh... daarvoor schaam ik me. Maar ik geef het niet op. Integendeel!!! Gelukkig hebben toeristen dikwijls oog voor andere dingen en blijken ze de vuiligheid niet zo op te merken. Hoewel ik hen ervan verdenk er bewust over te zien. De beste manier om je niet te ergeren.
Deze namiddag nemen heel wat ouden van dagen de bus. Ze trekken met z'n allen naar de stad. Wat wil je, met zo'n mooi weer, terwijl er regen werd verwacht... Telkens wanneer ik merk dat een oudje niet gaat zitten (er zit al heel wat volk op de bus) raad ik hen aan om zich toch nog maar te zetten, uit veiligheidsoverwegingen. Ik laat niemand opstaan, als er nog zitplaatsen vrij zijn. Tenzij de persoon in kwestie zo slecht te been is, dat ie maar beter vooraan kan zitten. Maar ik wijs en begeleid hen naar de vrije plaats, verder in de bus. Ik wijs egocentrischen er op, hun tas van een vrije stoel te nemen, zodat anderen kunnen zitten enz. Eigenlijk is dat gewoon m'n job. Maar het wordt vandaag zo geapprecieerd, dat ik regelmatig complimentjes krijg. Fijn natuurlijk.
Dikwijls denk ik op zulke momenten. Gohhh... Eigenlijk krijgt de chauffeur weinig complimentjes voor het werk dat hij of zij doet. Dat vindt iedereen maar normaal, terwijl er ook heel erg vriendelijke collega's het stuur in handen hebben. Ze worden soms vergeten, denk ik dan. Maar bij deze haal ik het hier toch nog maar eens aan. Bij het opstappen naar een vriendelijk gezicht kijken doet erg veel aan het allereerste gevoel bij het opstappen.
Nu, tijdens de vakantieperiode is het lang niet druk op tram en bus. Enfin, toch niet bepaald op de lijnen waarmee ik tot hiertoe meerij. De lijnen die de binnenstad aan doen, zullen wel een hoop meer mensen te vervoeren krijgen, veronderstel ik. Niettegenstaande is de bus redelijk goed gevuld. Regelmatig word ik aangesproken. Men is nieuwsgierig naar wat ik doe op de bus, of men herkent me, of men wil gewoonweg een praatje slaan om de tijd te vullen.
Een jonge man vraagt me of ik ooit geitenvlees at. Ik beaam. Misschien vertrouwt hij het niet zo, dus vraagt hij me wat ik ervan vind. Uiteindelijk voeren we daarover een heel gesprek. Hij heeft ook wel wat vragen over z'n abonnement, maar daarover wijdt hij lang niet zo uit. Een andere man vertelt over problemen die hij heeft. Ik luister, probeer mee te leven. Ondertussen is het rustig in de bus, maar ik hou de boel in de gaten, telkens iemand op of afstapt.
Jonge meisjes zitten met hun voeten uitgestrekt op de bank. Daar ga ik hen even op wijzen. Geen probleem. Soms, vraag ik me echt af, waar toch al die probleemmensen zijn. Enkele jongens stappen op met een open blikje in de hand. Ze kwamen aangelopen en sprongen snel op de bus. Het ging zo snel, dat ik hen dan maar achterna ga in de bus zelf. Ze weten het, ik merk het aan hun lichaamshouding. Streng ben ik echter niet. 'k Krijg meestal meer van de jeugd gedaan als ik hen gemoedelijk aanspreek. Ze verontschuldigen zich. Ik geef hen raad en het loopt gesmeerd. Wanneer ze afstappen, nemen ze braaf de blikjes mee, merk ik. Biebie content. De chauffeur ook, laat hij merken.
Een man staat zenuwachtig te wezen aan een halte wanneer ik afstap. Hij is op de vorige bus van deze lijn z'n laptop vergeten. Ik laat de buschauffeur verder rijden en blijf zelf bij de man om te proberen z'n computer terug te vinden. Door contact op te nemen met dispatching, lukt het via een oproep te achterhalen op welke bus dit vergeten stukje techniek zich bevindt. We wachten samen de bus op en inderdaad. De man neemt glunderend z'n laptop weer in ontvangst. Die opluchting te zien, maakt m'n dag -die al niet slecht was- knap goed. Het geeft me echt een goed gevoel.
De dispatcher bedankt, de chauffeur een glimlach en ik wreed content. De betrokkene een beetje versteld achter gelaten, nog ondersteboven van de geleden emoties, want hij had zeer belangrijke info op die computer staan, mag ik geloven.
Het is snikheet. Wat boven de 30°C buiten, dat wil dus zeggen, op de voertuigen zonder airco, nog wat warmer. 'k Heb geen thermometer bij me, daar ga ik me echt niet mee bezig houden. Warm is warm, de thermostaat van m'n lichaam volstaat. Onder deze omstandigheden zit een bezwete (hoe kan het ook anders...) man in de bus. Hij opent een blikje. Pshhhhhhhttt... Vanzelfsprekend drinkt hij van het blikje.
Overweging... Het ìs echt wel heet op deze bus. Zal ik hem hier dan (onder deze omstandigheden) over aanspreken? Het is heet op de bus voor iedereen. Dus, als ik hem er niet over aanspreek, heeft iedereen op de bus (zo'n twintigtal mensen) ook het recht een blikje te openen en leeg te slurpen. Verder nog. Het is ook heet op de bus, voor mensen die nog zullen opstappen. Ook zij zullen het recht dan hebben. Wanneer één van hen morst, zullen we een plakboel van jewelste hebben.
Besluit wordt dus genomen... De man moet hierover dus worden aangesproken. Ik hou wel van een uitdaging.
Volgende overweging... Hoe pak ik het aan? Ik bestudeer hem. Snel natuurlijk, want ik mag niet te lang wachten. Ik taxeer, hoe zal hij reageren? Ik vermoed (denk het te weten) dat hij dit niet zal accepteren. Maar ...denkend aan de uitdaging...
Nog een overweging... Is het de moeite waard om een dispuut aan te gaan? De hitte verhit het gemoed, weet ik.
Tweede besluit; Geen excuus. Misschien stappen aan de volgende halte mensen op met een ijsje, drankje, weet ik veel en dan kan ik het tegen iedereen gaan uitleggen. 'k Moet er enkel voor zorgen dit niet uit de hand te laten lopen.
Ik ga naar de man, spreek hem aan met de verzachtende woorden: 'Goeie dag meneer' (waarop hij me dàn al een vuile blik toe werpt, maar ik negeer) ' 'k Vind het echt erg dat ik u dit nu, onder deze weersomstandigheden moet zeggen, maar als u echt wil drinken, gelieve dan een flesje mee te nemen in't vervolg. Dat kan je sluiten, zie je, zo'n blikje kunnen we echt niet toestaan op onze voertuigen want...' Hij onderbreekt me brutaal en vindt het allemaal zever. Heb ik echt niks anders te doen, enz...
Het verwachte dispuut!!! ...een jippiegevoel dringt zich verdoken op in m'n hoofd... Opgeven doe ik raar of zelden. Agressief is hij niet, daarvoor is hij te lui (de warmte misschien...?) Enfin, ik laat hem weten waar het op staat, nadat hij ook de chauffeur nog wil betrekken en enkel zichzelf als centrum van de wereld acht. Chauffeurs mogen van de man ook niet drinken op de tram. Dohhhhh... Zo'n uitspraken werken zo'n beetje als een rode lap op een stier, bij mij. Hoewel ik me beheers. Mensen die zich niks aantrekken van andere mensen maar wel die anderen gaan zeggen wat ze moeten en niet mogen, zijn echt niet mijn meug. De vrouw die voor hem zit, laat hem verstaan dat hij de kosten voor het schoonmaken van haar jurk alvast zal mogen noteren, moest het zo ver zijn. Het lukt me eindelijk hem de woorden: ' Oké, 'k zal er in 't vervolg rekening mee houden' te ontfutselen. Het toontje is -wat dacht je- cynisch. Ik kan het niet laten hem nog een fijne, warme dag toe te wensen. ...en vooral genoeg te drinken...
De uitslag; niet goed niet slecht, maar absoluut stof tot nadenken, denk ik jolig...
Zaterdag, late dienst. Wanneer ik in onze dienstmap kijk, merk ik dat Antwerpen wel erg creatief is vanavond. Eerder had ik het er over met enkele collega's, we wisten dat er BorgerRio zou zijn en dan 'nog iets' op de Groenplaats of Grote Markt, maar 't zou wel meevallen, dachten we. We hadden ons echter niet verwacht aan Summerfestival, één of ander Idooloptreden in de Lotto arena, bierfeesten op de Groenplaats én als toemaatje, één of andere gay parade op het eilandje. Wel, dàt mag tellen... Antwerpen leeft, durf ik zo toch wel te stellen. Enfin, met de wetenschap dat men maar op één plaats tegelijk kan zijn, maak ik me niet druk, waarom zou ik...? Onze job wordt een tijdje op tram 12 meerijden en naderhand op het Zuid (...o, ja, da's waar, er is ook nog de Sinksenfoor) de terugkerenden opvangen en wegwijs maken. In 't oog houden dat alles zo goed mogelijk verloopt. Uiteraard, staan we 'r niet alleen voor. Stads- en lijncontroleurs zijn ook aanwezig.
Het verloop zit wel goed. Hoewel ik nu eens een studie aan den lijve zou kunnen houden over, "Hoe xtc zichtbaar wordt na gebruik, gemengd met drank". Langs de andere kant, kan ik me niet echt verdiepen, ook al zou ik willen, daarvoor is het wat te druk. Ik durf het ook niet echt aan, de verbruikers duidelijk te gaan bestuderen. Pupillen en andere fysieke tekens haal ik er niet uit, geen tijd voor. Lichaamshouding daarentegen... Nou ja, daarvoor hoeft men echt geen kenner te zijn. Mijn bezorgde collega wijst me er op met niemand in discussie te gaan. Helemaal niet. In discussie...? Ikke...? Neuhhhh... zo wijs ben ik wel. Maar ònze lichaamshouding is aangepast hé. Wij zijn -of we proberen het althans- kameleons, we passen ons aan naargelang de situatie. Authoriteit moet er zijn, maar het mag niet drukken, bij wijze van spreken. We komen dus zo relaxed mogelijk over. Wanneer men ons wat vraagt, zijn we zeer beleefd. En 't is fijn zo. Het wordt geapprecieerd hoor. De jeugd, onder invloed of niet, bedankt ons meermaals voor de info die we geven. Ik wijs op de drank die ze mee de tram in willen zeulen. Er wordt gevraagd de ijsjes eerst op te eten of in de vuilbakken te gooien. Het verzochte wordt gedaan. Ik wandel langs de tram alvorens het vertrek en wanneer ik merk dat de voeten wansmakelijk op de banken liggen, ga ik ook daar tegenin. Het wordt allemaal getolereerd, ondanks de sferen waarin men vertoeft.
Een jonge man begint te lallen, wanneer net m'n baas even poolshoogte komt nemen. We geven hem groot gelijk, enfin we geven hem dat gevoel. Hij neemt de voettram zegt ie. Z'n vrienden zijn al een stuk verder en zullen nog veel werk krijgen om hem ter bestemming te krijgen, vermoed ik. Uiteindelijk lukt het ons toch, de jonge kerel richting vrienden en voetentram te krijgen. Morgen een flinke kater en weet hij van niks meer, de sukkelaar toch... Zo lopen er heel wat rond en wij draaien mee rond de pot, geven hen het gevoel dat ze gelijk hebben en krijgen zo heel wat van hen gedaan.
Alles verloopt vlotjes. Wij hebben voldoende pretjes. En nu... snel naar huis, want m'n bed roept.
Stadsmensen... Al van voor de geboorte staat het vast wie of wat je bent. Nen échte boer is zeldzaam, toch als je geboren en gewonnen zijt 'in town'.
M'n twee collega's komen binnen. Ze zijn vrolijk, zo vrolijk, zo vrolijk waren ze nooit. (eigenlijk zijn ze meestal wel vrolijk, maar nu is't toch nog net iets meer dan anders)
- Nu hebben we wat meegemaakt! roept één van hen uit. Het enthousiasme druipt er met kilo's van af. Je voelt het, iemand moet hem antwoorden met de hamvraag: 'Ja??? En wat hebben jullie dan meegemaakt???' of zoiets. Als we dat niet doen, zal hij barsten, da's wel duidelijk. En dàt, moeten we ten allen tijde voorkomen, want zonde van 't verlies. Hij is echt wel een toffe kadee!
Dus, hier gaan we: - O, ja??? Wat dan??? Vertel, verte-e-el!!!
- Wel, we waren in Oeperdepoep, ge weet wel hé, dat dorp daar. We reden over de baan van si naar la. We zaten dus in den boerenbuiten eigenlijk. En 't was al donker en de baan was niet goed verlicht. En hij daar, had al wat gezien op de baan. Hij dacht dat het een grote hond was. O, ja, natuurlijk, van zo ver kan je dat niet zien in den donkere hé. Ik was daardoor al goed vertraagd en op m'n hoede. En maar goed ook. Van zo gauw 'het' in onze autoverlichting kwam, zagen we dat 't een varken was. Allez jong... Een varken op de weg. Zomaar, op de baan... En 't was zooo groot, wijst hij wijs.
Hij moest dit nog duidelijk verwerken, had het nog niet helemaal gevat. Nog steeds niet, blijkbaar, zo te zien aan z'n lichaamstaal en toon. Ik dacht: 'Antwerpen loopt toch vol met varkens op de weg. Niet dan?' Maar 't was niet het moment bij uitstek om dat er uit te gooien. Dàt, kan ik hem nog altijd achteraf meegeven, wanneer hijzelf wat van z'n emoties bekomen is. Enfin, daarbij blijft z'n verhaal niet. Hij en z'n maat vonden dit maar een gevaarlijke boel. Een varken in het donker in 't midden van de weg. 't zou wel eens door een andere auto overreden kunnen worden. Da's teveel dood spek...
Ze besluiten dus dat varken in toom en bij zich te houden en op zoek te gaan naar de eigenaar. Er zijn verschillende huizen, boerderijen in de directe omgeving. Die huizen en boerderijen hebben geen deurbel, zoals bij 'normale' stadsmensen. Nee, daar moet ge roepen of hard op de deur bonken. 't Is al na elf uur, dus elke verstandige boer, ligt dan al in zijn bed zijn ding te doen. Wat dat is, mag hijzelf invullen. Daar heb ik geen zaken mee. 't Komt er op neer, dat hij wellicht vrij achterdochtig is, wanneer hij gestoord wordt tijdens het doen van zijn ding. Na een kwartier zoeken, bonken en bellen zoeken, met een varken tussen handen en knieën gekneld, (dat ondertussen heerlijk aan m'n collega z'n vingers sabbelt) komt er toch een boer te voorschijn. Hij laat weten dat hij het dier enkel maar aanpakt als 't één van zijn eigen varkens is, wat hij nooit zou geloven, maar soit, hij zal toch maar es kijken. Hij neemt Krulstaartje handig over van m'n onhandige collega. Hij wriemelt tussen de oren en kijkt daar naar 'iets' (zal wel één of ander brandmerkje of kentekentje zijn).
- Begot, daddis er nog eneken van mijn ook!!! roept de ondertussen toch wakkere boer geschrokken uit. Hij neemt het ding binnen in de gang, terwijl hij nog snel een 'Dankoewelle' brabbelt en is verdwenen. En daar staan de twee mannen, ondertussen ruikend naar 'varken'.
- Allez, dat was het dan hé. Maar hij had ons toch nog een stukske spek kunnen aanbieden, dat zou ik wel aangepakt hebben se. Da's natuurlijk een grapje. Toffe tiep, mijne collega, maar zwansen gaat haast altijd over eten bij hem... Ze hebben het er natuurlijk ook over, wat hun vrouwen zullen zeggen als ze hun man zullen ruiken vannacht, thuisgekomen na hun dienst. Da's vaneigens, dat hierover ook nog wat moet gekonkelfoesd worden.
- Nou, alvorens te gaan plassen, heb ik toch maar eerst m'n handen gewassen. weet de ander me nog gibberend te vertellen. En ik, wil daarover liefst niet nadenken, want als ik nu ga antwoorden wat me op de lippen ligt, gaan de insinuaties niet meer stoppen, vrees ik.
Maar toch, als we willen, mogen we na dat geurig en kleurig verhaal ook eens aan hun handen -en zelfs hun broek-ruiken.
't Is weer zover, 't is examentijd. Heb ik lichte sadistische trekjes...? Of is het gezond om af en toe leedvermaak te hebben...? Niet mooi...? Ach, ik geef het toe, soms geniet ook ik wel eens van m'n lelijke kantjes. Want, daar zit de jeugd. Haast allemaal ondergaan ze de stress en ernst van de blokperiode. Zelfs kinderen van het lager onderwijs, zie ik met schriften, kaften of papier opengevouwen op hun kleine schoot op weg naar de foltering (lees: school). Hier en daar kan er nog wel eens eentje lachen als ik hem of haar aanspreek. Maar de meesten zijn zo diep verzonken dat ze niet aangesproken worden. Niet dat ik zomaar elke jongere ga treiteren hoor, ook niet zonder reden aanspreken. Nee, dat doe ik wanneer er even oogcontact is en ik dichtbij de betrokkene sta. Bezorgd vraag ik dan of er zware proeven op het agenda staan en meestal krijg ik een beamend antwoord. Ik denk haast nostalgisch terug aan 'mijn studietijd' en verschoon m'n plezier met het idee dat toen de volwassenen ook leedvermaak hadden met ons, ijverige studenten-van-toen.
Sommigen nemen gewoon hun cursus bij de hand. Saaie blokken alinea's of kolommen, schetsen, databanken of grafieken. Sommige leerlingen hebben hun leerstof in verschillende kleuren onderstreept of gekenmerkt, of gewoon in verschillende kleuren geschreven. Een hoop werk op die manier, denk ik dan. Maar, misschien zijn ze zo wel aandachtiger voor wat ze schrijven. En, ik moet eerlijk zijn, die kleurtjes fleuren het blad wel op. Van saaiheid niks te merken zo. Ik hoor vertalingen die nog steeds moeten geoefend worden. Ik hoor samenzweringen. Wat is onze jeugd toch slim en leergierig, lijkt het op zulke momenten. Hoe...? Ons onderwijs gaat neerwaarts wat kwaliteit betreft? (las ik onlangs nog in de krant) Hoezo, ons onderwijs moet weer opgekrikt worden? Hoezo, onze jeugd deugt niet? Dààr is helemaal niks van te merken dezer dagen.
Hier en daar, merken we een jong ventje dat zowat zit weg te doezen in de tram. Die kent de boel waarschijnlijk, heeft het voldoende onder de knie. Die heeft gisteren gestudeerd, tot een stuk in de nacht en is nog moe. Lui misschien? ...denkt U...? Neuhhhhh... nooit, jamais, never, nie, nunca, als ge begrijpt wat ik bedoel. Gewoon nog wat moe, of misschien wel diep in gedachten verzonken, of misschien wel aan 't mediteren, maar lui ... dàt nooit.
Het is zo stil tijdens de ochtendspits. Het doet me denken aan gisteren, toen een groep kinderen met begeleiders opstapten. Ze waren met een twaalftal, en praatten honderduit. En, stil dat het was. De handjes gebaarden alsof het een lieve deugd was. Het zal ook wel een lieve deugd geweest zijn. Triest hoor, dove kindjes. Maar wat doe je d'r aan? Ze moeten ook klaar gestoomd worden voor het zelfstandige leven binnen onze maatschappij. Ze trekken goed hun plan. Ik geniet ervan hen bezig te zien. Door hun beperking hebben ze tijdens een gesprek in groep een enorm respect voor mekaar. Ze trekken de aandacht van iemand die ze willen aanspreken. Iedereen kijkt dan mee en volgt het gesprek, maar telkens iemand iets wil zeggen, moet die aandacht gevraagd worden. Zo wacht ieder z'n beurt af, geduldig. Hier wordt gesproken op een deftige manier. En ik denk bij mezelf: Een debat volgen op tv, maakt me altijd bloednerveus. Gewoon omdat politiekers niet het fatsoen hebben mét mekaar te praten. Het moet altijd een kris-kras-door-mekaar-gepraat zijn. Zeer moeilijk te volgen van op je sofa én, weten die gasten na het debat nog wel wat de ander heeft gezegd? 'k Geloof het ook nooit, jamais, never, nie, nunca...
Ja, 'k weet het. 'k Ben een beetje nors vandaag. Komt omdat ik een vroege had, slecht geslapen heb, door de regen heb moeten stappen, discussiërende collega's uit mekaar moest halen, honger en dorst heb en mijne koffie koud is geworden door te lang te zitten typen aan dit blogje...
Na een weekje vakantie is hij er weer. Daar we zowat hele dagen met ons tweetjes doorbrengen, kennen we malkander ondertussen toch wel zo'n beetje goed. We zijn gewoonweg een onovertreffelijk team. We kunnen het zo goed vinden met mekaar, dat we ook lekker humeurig kunnen zijn zonder bijwerkingen. Het gaat wel over. Trieste buien worden ook door de ander steeds voortreffelijk opgevangen. Het kan de kwalitieit van het werk maar ten goede komen, én voor mezelf nòg belangrijker om goed te kunnen functioneren zowiezo, het komt onszelf ook ten goede. Het zorgt er vooral voor, dat werken geen werk is, maar een leuk verplicht tijdverdrijf.
Hij, is dus een leuk ventje, maar met momenten o, zo onhandig... Er gaat haast geen dag voorbij of er is wel wat uit z'n handen geglipt. Tijdens het eerste half uur dat we samen zijn (te vroeg op het werk, dus samen in de kantine) heeft hij al tweemaal wat laten vallen. Opmerkingen van collega's komen te pas en te onpas, maar ze bedoelen het niet slecht. Er wordt gegrapt en hij maakt er helemaal geen probleem van. Ik, laat de andere doen en moei me enkel maar ter bevestiging hier en daar. Pret alvorens er in te vliegen is aan te raden.
Wanneer hij bij het verlaten van die kantine nog snel een beker water neemt, vraag ik hem die beker toch maar goed in de handen te nemen. We moeten nog een trap af, dus, je weet maar nooit. Ik zou immers het water over me kunnen krijgen, denk ik beduusd. Hij lacht. Hij grapt. Hij doet. En... Gelukt!!! Hij geraakt beneden zonder ook maar een druppel te morsen. Snel naar de kleedkastjes om dat vervloekte uniform te vervolledigen alvorens het werk aan te vangen. Geloof het of niet, maar ik... ben altijd sneller dan hem. Zeg over vrouwen wat je wil, maar hier klopt het cliché langs geen kanten. Als ik de minuten zou optellen die 'k al heb gewacht alvorens te kunnen vertrekken, zijn dat onderhand uren, nee, dagen, nee weken... wachttijd. Maar ach, als dàt alles is...
Tijdens dat wachten, hoor ik een vreemd geronkel, een stem die ongewone dingen zegt en hij zoeft me voorbij, nog steeds niet als sjieke geüniformeerde vertegenwoordiger van De Lijn. Een onderdeel van een seconde, vraag ik me af... maar meer heb ik echt niet nodig om te weten wat er gebeurde. Hij heeft de boel over de vloer gekieperd tussen die kleedkastjes natuurlijk. Hij snelde me voorbij om een veger te halen, want, toegegeven, hij is ook een propere én verantwoordelijke kerel. Hij veegt de boel weer proper. En... het resultaat...? Gierend van 't lachen beginnen we onze werkdag.
Wanneer ik naar 't werk ga, of rij beter, neem ik een andere lijn dan gewoonlijk. Dit, omdat ik aan de berichtgeving op de halte merk dat m'n 'normale' trammeke nog aan de eindhalte staat. Met een kleine omweg ben ik nog ruimschoots op tijd en zo speel ik op zeker. Ik ben niet echt een gokker. Het valt me op dat alles zo vreedzaam rustig is. Niet echt veel scholieren terwijl op dit uur de scholenspits bezig zou moeten zijn. Maar goed, niet getreurd, ik zit knus en tuf mee op het gemak. Wanneer ik moet afstappen ga ik nog effe naar voor om m'n collega te groeten. 't Is maar een kleintje en dit wordt wel geapprecieerd. Ze weet me nog te vertellen dat het een abnormaal rustige middag is. En dàt... alvorens mijn dienst aan te vangen, terwijl ik vermoedde dat het vandaag wel een erg drukke avond zou worden...
Daar ik vroeg op het werk ben, kan ik nog met alle gemak een kopje thee drinken alvorens me klaar te maken om m'n dienst aan te vangen. Dat valt ook weer goed mee, zo kan ik eerst nog een rustig babbeltje slaan met m'n collega die er net een weekje tussenuit is geweest. Z'n ervaringen van in het buitenland interesseren me en zo kunnen we de tijd nemen om ononderbroken te praten.
Maar, wanneer we de straat op gaan, merken we direct dat het verdomd druk is in de stad. Het is een ware heksenketel. Claxons toeteren of het een lieve deugd is, wat ik echter betwijfel. Geërgerde automobilisten lopen rood aan. Eigenlijk is dat een beetje lachwekkend. Ik denk op zo'n momenten altijd iets in de trend van: Seffes zwelt die zodanig op, dat ie als een ballon omhoog vliegt. 'k Zie ze daar boven al allemaal hangen. Een ruzieënde kakefonie van kakelende, boze weggebruikers, tegen mekaar opbotsend omdat ze daarboven geen controle hebben in het ijle. Nou ja, zo'n vaart neemt het niet, maar 't idee doet me wel lachen.
We nemen de bus (die al veel te laat is, zoals zowat alle lijnen die door de stad moeten). De chauffeur, een heel sympathieke kerel, doet z'n job echt heel goed, staat zowat stijf van de stress. Hij beseft het, zegt het me en klaagt, klaagt, klaagt. Ik heb dus al gelijk compassie met de man. Daarom blijf ik vooraan staan Ik vang de boze passagiers op, zodat ik als het ware een bumper ben tussen hen en de chauffeur. Hij heeft al verschillende keren scheldbuien moeten slikken en het gaat hem niet meer af. Hij barst van de hoofdpijn, voelt zich niet goed enz. Nu ik vooraan sta, voelt hij zich gesteund. Ik laat m'n andere collega weten dat we beter wat verder meerijden om te voorkomen dat hier wat uit de hand zou lopen. Er stapt een vrouw met kind op. Kind is totaal vrijgevochten, wat in dit geval ook een dégoutante houding meebrengt. De moeder laat het kind, zij heeft wel wat anders te doen. Sms-sen is immers veel belangrijker. Het vijfjarige kind breekt zowat de bus af vooraan. Dus ik moei me ermee. 'k Raad de vrouw aan, haar kleintje bij zich te nemen. Er is immers nog plaats naast de moeder. Moeder zegt dat aan dit kind niks te doen is en ondertussen is ze alweer met die verdomde gsm bezig. O, wat heb ik zin om dat mens bij het haar te sleuren tot bij het kind en haar op haar verantwoordelijkheid te wijzen. Maar ik beheers me. Het kleintje is effe stil, want niet voorzien op zo'n situatie. Ik heb haar natuurlijk ook verwezen. Maar het duurt niet lang of ze ligt plat op haar buikje op het verhoog achter de eerste zetel. Ze krijst, overstemt met haar schelle stemmetje, de bus. Ik merk dat de chauffeur zich wil omdraaien naar haar. Dus neem ik haar vast en zet haar vermanend op de grond bij haar moeder. Moeder boos op mij, roept dat ik niet moet roepen. 't Is weer zo'n situatie die lekker uit de hand kan lopen. Maar... Ik... roep niet naar kinderen, want roepen is onmacht. Ik ben wel zeer kordaat, da's heel wat anders. Doch, met de moeder valt niet te praten. Ze verwijt me 't één en ander met stemverheffing natuurlijk. Enfin, er is wat te beleven op de bus, want de verveling slaat wel toe als je een uur nodig hebt om van het centraal station tot aan Schijnpoort te geraken. Dat doe je normaal gezien in 10 minuten. Ik zie maar één oplossing om dit te klaren en maan de moeder aan te zwijgen. Ook dàt doet ze niet natuurlijk, 't zou mooi geweest zijn. Dus herhaal ik heel kort in één woord, telkens als ze weer begint te zanikken: Zwijg!!! Tot ze op de duur wel moet, want ook dit wordt lachwekkend...
We blijven op de bus. Oké, het is niet het vooropgestelde traject dat we moeten volgen, maar nu kunnen we op z'n minst toch één chauffeur wat ontstressen. De volgende haltes stappen mensen zuchtend, of lichtjes verwijtend op, maar wij vangen hen op, zodat de chauffeur zich bij het rijden kan houden. Da's vandaag meer dan genoeg.
Later op de avond regent het. En het is wrééd rustig.
'k Schreef het al meerdere malen... Met regelmaat krijgen we complimentjes. Wanneer we die van onze collega's krijgen, is het dubbel zo leuk. Dàt wil namelijk zeggen dat we een waardering krijgen voor wat we doen vanuit een professioneel standpunt bekeken. Het is erg plezierig wanneer een chauffeur ons bedankt wanneer we hem nog groeten alvorens af te stappen. Wanneer het druk is geweest en er moet gedirigeerd worden door de vele buggy's of caddy's en rollators waarmee de reizigers onderweg zijn, doen we dat ook natuurlijk. Zo is de kans op ruzieën onderling miniem, plus, de deuren kunnen vlugger gesloten worden en daardoor blijft het tijdverlies zo klein mogelijk. Dat wordt uiteraard geapprecieerd door onze collega's.
Maar andersom gebeurt ook. Wat heb ik een respect voor de chauffeur die z'n kalmte weet te bewaren als hij of zij verschillende keren de drukke stad door moet. Egoïstische automobilisten sluiten nog snel aan op het kruispunt. Die bus zou er zo eens tussen moeten komen te staan... Daardoor blokkeren ze het hele kruispunt en staan gelede bussen tergend lang te wachten alvorens ze hun bocht over het kruispunt centrum stad kunnen nemen. Die bewuste automobilisten kijken dan -terwijl ze evengoed stil staan te wachten- naar overal, maar zeker niet richting buschauffeur. Ze durven het oogcontact niet aan, want weten dat ze foutief deden. Tergend is dat toch, als je al een kwartier -of nog meer- te laat bent en direct terug een lange rit moet aanvangen. Daardoor is de kans om eventjes je benen te strekken aan de eindhalte helemaal verdwenen natuurlijk.
We maakten het maar weer eens enkele keren mee, de afgelopen week. Omdat het tegenwoordig zo dikwijls voorvalt, heb ik des te meer respect voor collega's die hun kalmte weten te bewaren. Dat de lach wel eens van het gezicht verdwijnt kan ik maar als normaal aannemen...
Gelukkig verschijnt die al snel weer, wanneer ik hen daarover aanspreek en hen prijs...
De dag begint zonnig, hoewel met een frisse wind. Maar zeg nu zelf, het waaien van een frisse wind wordt toch als positief ervaren, niet...? Als 't wat te fris wordt, vinden wij meestal wel een plaatske waar we ons wat kunnen beschermen, wachtende op het te nemen trammeke. We weten dat op deze lijn regelmatig een blinde dame meereist. We kennen haar reisdagen en uren en doen er alles aan, op hetzelfde voertuig aanwezig te zijn. Ze vindt haar weg wel, maar voelt zich niet altijd zeker. Bovendien stapt ze over in volle spits. Chauffeurs merken door de drukte op het perron niet altijd haar beperking op. Door het vele volk op de tram, blijft ze verdoken staan en geraakt soms niet bij de chauffeur, ook al stapt ze vooraan op. Men drukt haar gewoon weg. Ik noem dit het probleem van onze maatschappij-jungle. Niet iedereen heeft immers het karakter om voldoende voor zichzelf op te komen. Ik kan me trouwens goed inbeelden dat je jezelf net niet volop in de aandacht wil zetten, net omdat je een beperking hebt. Je wil geen medelijden, je wil aanvaard worden zoals je bent. Ik praatte een tijdje geleden uitgebreid met haar en respecteer haar gevoelens wat dit betreft. Wij kunnen het ongemak verlichten door mensen op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en -plicht te wijzen. In plaats van haar weg te drummen, haar een zitplaats aanbieden. Want, 't is simpel, probeer het je in te beelden. Een wereld zonder licht, met allerhande geluiden, met aanrakingen, allemaal vreemden. Nee, ik zou me beslist veiliger voelen op een stoeltje in zo'n megasuperkeidrukke tram. Een andere dame, noemde het een beestenboel. Een vergelijking die in zo'n situatie voor de blinde dame, mag gemaakt worden.
Vandaag echter was ze er niet. Is ze ziek? Is ze met vakantie? Is haar cursus in het centrum afgelopen? Wil ze niet meer, net door die situatie? Ik vraag het me af, maar weet het niet. We besloten dus -na een tijd te hebben gewacht- ons normale ding te doen.
Wat later moeten we een kleine tien minuten wachten omdat een ploeg aan de bovenkabels voor de tram werkt. Dit is best belangrijk. Regelmatig onderhoud is nodig, da's nogal wiedes. Een dame komt reclameren bij de chauffeur, maar ik neem het al snel over. Ze houdt voet bij stuk, voor effe toch. Maar ik hou ervan, te proberen mensen te overtuigen van het tegendeel als ze zo standvastig negatief zijn ingesteld, hoewel ik begrip kan opbrengen voor hun standpunt (als ze een degelijk standpunt hebben wel te verstaan...) Echt overtuigen lukt me niet, maar ze legt er zich wel bij neer. Wanneer ze nog wat vies kijkt wanneer we verder mogen rijden, kan ik het niet laten, haar te wijzen op de duur van deze korte onderbreking (die altijd lang lijkt als je gehaast bent). Ik geef haar raad, voor 't geval ze verder zou willen gaan met haar klachten, maar het interesseert haar al niet meer. Trammeke bolt, haar leven kan verder. Madam content, iedereen content. Ik dus ook.
Een man die zowat door iedere Lijnchauffeur in het Antwerpse gekend is, voegt zich bij ons op het perron. Mijne collegavriend krijgt al direct een ferme knuffel, en ik mag drie kussen. Hij had jaren geleden een zeer zwaar ongeval, waardoor hij ook met beperkingen verder leeft. Hij had afgelopen jaar daarbovenop nog een erg zware tegenslag te verwerken. Wanneer we hem tegen het lijf lopen vragen we telkens hoe het met hem gaat. We doen niks overdreven lief, we leggen hem niet extra in de watten. We doen eigenlijk heel gewoon. Vandaag komt hij ons extra groeten. Hij vertelt ons hoe fijn hij deze contacten steeds vindt. Hij gaat maar door met complimentjes. Ik begin me ongemakkelijk te voelen... weet niet goed meer hoe te antwoorden. Het blijft dus bij een schuchter: 'Maar joh, jij bent toch ook een fijn mens.' Enfin, iets in dien aard. Hij filosofeert er op los, over het leven, over zijn leven, over... de positieve dingen in zijn leven...
Jongens, jongens toch... wat was dit toch weer een fijne dag. Ik kan het nu, wanneer ik hierover nadenk, haast niet geloven dat wij tijdens het werk, zoveel appreciatie krijgen van de mensen. Zeurders zullen er altijd zijn, maar die maken echt onze dag niet stuk.
Onze late dienst, werden we geconfronteerd met een zwaar ongeval. De avond was rustig verlopen. Toch zeker, rekening gehouden met het goede weer en dàt op een vrijdagavond. We waren als eerste aanwezig, door toeval, op de plaats van het ongeval waarin een auto en tram betrokken waren. We deden op dat ogenblik wat we konden. Dat komt neer op de tramchauffeur bijstaan, wat ikzelf zeer erg belangrijk acht. De gewonde automobilist, konden wij niet helpen, maar politie, brandweer en ambulance waren kort na ons aanwezig. Terwijl mijn collega mee toezicht hield bij het wagenwrak, zodat nieuwsgierigen niet te dicht zouden komen, had ik me bij onze collega wattman gevoegd. Ik weet maar al te goed, je voelt je zo verdomd ellendig in zo'n situatie hé. Hij was gelukkig niet te erg gekwetst, maar had -eens de natuurlijke adrenalineverdoving was uitgewerkt- wel wat klachten. Daarenboven was hij erg aangedaan. Vandaag, 2 dagen later, hoorde ik van een collega dat hij toch weer aan het werk was. Opgelucht juich ik dit toe.
Dezer dagen treedt Marco Borsato op in het Sportpaleis en daar komt veel volk op af. Aan die kanten is het dus een drukte van jewelste om al die mensen ter plaatse te krijgen en naderhand weer thuis. Maar dat brengt voor ons geen stress-situatie teweeg. We wijzen hen de weg, of zeggen waar welke lijn te nemen en waar af te stappen. Zo gaat de dag gezellig snel voorbij als we op één en dezelfde lijn moeten meerijden.
Tijdens onze dienst vandaag, vertelt een stuurs ogende oude man, me plots over het werk van z'n vader. Deze had ook nog met de tram gereden. De hele dag staan, klompen met stro in aan de voeten. Aan de eindhaltes draaiden de trams toen niet zoals nu in Antwerpen. De boel moest dus telkens worden veranderd. De mensen betaalden toen per twee halteplaatsen, dus moest de conducteur goed opletten wie waar opstapte, zodat de kas klopte. Soms kregen ze zelfs een electrische schok bij het uitvoeren van bepaalde activiteiten horende tot de job. Hij vertelt op een aangename manier over de tijd van na de eerste wereldoorlog. Hoe zijn vader op 'de zwarte lijst' stond omdat hij socialist was. Mij deed het denken aan de gescheidenis van priester Adolf Daens... De oude man bleef maar vertellen. Ik had er heel wat moeite mee, me van hem los te maken. Ondertussen waren we aan de eindhalte afgestapt en gaf ik de man nog wat beleefde aandacht, hoewel het interessant was. Maar een uur staan babbelen op het perron, hoort niet echt bij m'n job. M'n collega's waren al stilaan verder gegaan en zo had ik dus een goed excuus bovenop de eerdere die ik al had gegeven, om afscheid te moeten nemen.
En zo weet ik weer, dat wij hier en nu niet teveel moeten klagen, hoewel we zeker op onze rechten moeten staan. Maar ook, dat wij dankzij onze voorouders, een goed leven kunnen leiden.
Hedenvandaag ondervind ik last van een zware allergie. Bij het opstaan was er niks storend, alles goed dus. Maar in de loop van de voormiddag krijg ik, door een voorval, een enorme klap en breekt het uit. Gelukkig komt deze allergie niet te dikwijls voor. Maar één ding is zeker, telkens ik er last van ondervind, is het veel erger dan de laatste keer dat ik het voelde. Vreselijk gewoon. Bloeddruk stijgt in een niet te onderschatten snelheid. Hoe hoog, weet ik niet, maar ik ga daardoor haast met het hele lijf en leden de lucht in. Het kàn voorkomen worden, maar daarvoor heb ik hulp nodig van stad en staat, euhhhh... koninkrijk.
In hartje stad wordt alles met een machtsvertoon waar ik kaduul van ga slaan, stil gelegd. Iedereen moet halt houden voor twee zwaantjes die met een duivelse allure een blik werpen, die overtreders ter plaatse zal doen ten gronde storten. En dan komen ze hé. De zwarte geblindeerde wagens. Met nog meer knipperlichtende sirenes zetten ze de boel op stelten. Kippenvel, m'n haar omhoog, m'n maag tot in m'n keelgat zodat ik geen lucht meer krijg. Ik ga hyperventileren, ik krijg hartkloppingen en m'n aders komen vingerdik op m'n nek te liggen. De woordenschat die me wil ontsnappen slik ik zowat in want ik wil niet voor heiligschennis in den bak. Dé-gou-tant, dat vertoon. Ik krijg er de Antwerpse weubbe van hé!!!
Naderhand hoor ik iemand vertellen dat ze de koning met z'n -in heeft toegewuifd in de voorbijrijdende wagen... Ik verstijf, word bleek, spier-spierwit. Ik hou de adem in en hou de handen tegen het trillende lijf geklemd, want anders word ik vast hysterisch. Koning en -in kunnen wat mij betreft een potje op, als ze niet net als ieder ander voor het rode licht kunnen wachten. Maar nee, heel de stad op stomme stelten zetten, daddis normaal ofwà...? Mijn gedachten schreeuwen het uit, maar ik moet me gedragen, 'k ben namelijk aan't werk. Ik zeur, boos, bozer, verdomd ontdaan in mezelf, tot m'n collega zich opoffert om één en al oor te zijn, zodat ik terug een waardig mens kan worden.
'k Heb niks persoonlijks tegen blauw bloed hoor. Maar wel iets tegen dat entourage. Voor diegenen die iets tegen me willen gebruiken, is dit een weggevertje... Hiermee jaag je me den boom in. Da's nòg erger dan zatlappen, is mijn bescheiden mening die ik meestal -maar door die allergie lukt het vandaag dus niet goed- voor mezelf hou. Maar enfin, niet tot tien, maar tot zo'n honderdduizend geteld omdat ik anders niet echt een aangenaam persoontje zou zijn voor de rest van de dag.
Na enkele uren heb ik de vertoning een plaats kunnen geven. Zo doe je dat met negatieve gevoelens namelijk. Maak er een plaatske voor, zet ze daar en sluit die deur. Zweef ver weg van het negatieve en leef, ...Lééf!!! Wanneer ik Zen naar huis keer, gelukzalig glimlachend m'n huistje tuintje boompje tegemoet, hoor ik een sirene. En... je raadt het... dedjuu! Die kiekens zoeken me...
Bis idem dito van 't zelfde laken een broek.
Thuis gekomen, zet ik me heel dicht bij onze nieuwe platendraaier. Ik verwen me. Ik luister naar een elpeeke en geniet van het gevoel dat ik krijg bij het horen van kraakjesovertreffende prachtige muziek. Diep inademend, meezingend af en toe. M'n werkblokje zit er op. Twee dagen thuis. En, wat de koning en z'n -in betreffen...
We wippen zowat van het ene voertuig op het andere. De sfeer in Antwerpen zit goed vanavond, dus voel ik me ook goed. Dat maakt het werk altijd makkelijker dus aangenamer. Een heerlijke vicieuze cirkel waarin ikzelf een klein radertje mag zijn. Er wordt gegroet, opgestaan indien nodig om iemand anders te laten zitten, enz enz. Natuurlijk moeten we hier en daar wel eens wijzen op de normale dingen. Hoewel, normaal mag ik het niet noemen, maar ik bedoel hiermee dingen die frequent voorkomen. Maar niemand doet moeilijk, wat we ook zeggen, wordt aanvaard en het beoogde resultaat gehaald.
Hoe later de avond, hoe vlotter we worden, wellicht door die positieve invloed die we steeds voelen. Want zo is het nu eenmaal, men straalt uit en grotendeels wordt daarop gereageerd. Spiegeleffecten. En zo komt het dat ik, toegegeven, net iets te impulsief, een opmerking maak, wanneer ik net een bus ben opgestapt. Een goedbedoelde, positieve opmerking weliswaar. Wanneer ik naar achter in de bus wandel, op m'n gemak zoals meestal, zie ik daar twee jonge dames zitten. Ze ogen knap opgemaakt, goeie smaak kledij, zoals het hoort, niks teveel, niks te weinig. Ze zitten op de achterste bank rustig te praten en kijken me aan, nogal logisch want er is niet veel volk op de bus. Eens er oogcontact is, groet ik hen een goeie avond toe, waarop ook zij me groetend toeknikken. Ze hebben Afrikaanse roots, maar dat neemt niet weg dat ik altijd Nederlands praat. Wanneer ik merk dat men me niet begrijpt zal ik andere talen uitproberen, niet eerder. Da's normaal. Ik vraag: Zijn jullie zussen? Jullie lijken erg op mekaar... Ze antwoorden met een 'nee'. Ik begin me al min of meer te verontschuldigen, maar één van de dames onderbreekt me: 'Eigenlijk zijn we moeder en dochter'. Daarop reageer ik verwonderd: 'Oohh, kan niet missen dat jullie op mekaar lijken! Maar, mevrouw, dan heb ik jou, zonder het te beseffen, toch een wreed aardig compliment gegeven. Je ziet er echt veel jonger uit dan ik zou vermoeden, als je een dochter hebt van deze ouderdom.' De vrouw is natuurlijk erg geflatteerd en dat laat ze duidelijk merken, maar daar bovenop, neemt ze haar dochter vast voor een ongelofelijke ferme knuffel. Dochterlief doet lekker mee. En daar zitten ze nu allebei te genieten van mekaar.
En ik? En of ik geniet! Het feit dat ik door wat impulsief te zijn, zo'n reactie bewerkstellig, doet me een enorm plezier. Wanneer ze afstappen krijg ik natuurlijk nog een vriendelijke groet. En ik heb nog lang het goeddeugende gevoel, precies of ik heb een goede daad gedaan. En dàt allemaal door een opmerking, die ik anders nooit in m'n hoofd zou halen om te maken.
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 67 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.