Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
25-08-2011
Iftar
Goed op tijd kom ik op de centrale controle, zoals gewoonlijk. Ik moet één en ander regelen alvorens m'n dienst aan te vangen. Iets waaraan ik een grondige hekel heb. Maar 't zal wel aan mezelf liggen, veronderstel ik. Verschillende mensen moeten aangesproken worden en ik krijg steeds de kriebelen door de chaos die dan in m'n hoofd ontstaat. Ik snel nog gauw naar de refter om nog een kopje thee te drinken, zodat ik weer op 'normaal' kom te staan alvorens te vertrekken.
Oeffff... ik voel me alweer stukken beter wanneer ik rustig op straat loop. Hoewel het verkeer erg druk is, er enorm veel volk op de tram zit, doet deze drukte me niet echt veel. Het is anders. In deze drukte voel ik me zelfs wat thuis ondertussen. Ik word al snel aangesproken door verschillende mensen. De één vertelt me waarheen ie gaat. De ander vertelt me over het verloop van de dag, of uit z'n ongenoegen over watdanook.
Ik ben al een tijdje alleen op stap. Verschillende chauffeurs hebben medelijden met me, maar da's helemaal niet nodig hoor. Aan de terminus wordt nog veel verteld over de net voorbije vakantie. Da's meestal best aangenaam om te horen. Ik vertel nog niks, de mijne moet nog komen. Soms willen collega's wel eens over politiek of religie praten, maar daar hou ik me liever buiten. Deze thema's zijn te heikel voor sommige mensen. Voor de goede loop van zaken -de samenwerking is belangrijk- praat ik over deze dingen dus niet zomaar met iedereen. Daar moet ik trouwens nog een zestiger die z'n beklag op kijvende manier doet over onze samenleving, ook op attent maken. Het beklag krijgt een racistisch toontje, waarop ik hem wijs. Zo'n gesprekken voer ik niet meneer. Hij is eventjes uit het lood geslagen. Ik leg hem zo vriendelijk mogelijk uit dat tussen alle koren kaf zit en ik hier verder niks over te vertellen heb, want dit hoort niet tijdens m'n werk. De man verandert zo snel van onderwerp, als een wervelwind draait. Hij moet eenzaam zijn, denk ik, dat hij zoveel moeite doet om toch maar in gesprek te blijven. Daar het rustig is, blijf ik nog effe in de slachtofferrol en luister naar hem tot ik moet afstappen.
Vier ouderen uit het gentse zijn totaal verkeerd gereden. Ze zijn op stap geweest en op weg naar huis. Alleen zijn ze tot de eindhalte meegereden ipv aan het Centraal Station af te stappen. Een beetje paniekerig vragen ze me hoe ze daar weer kunnen geraken en hoe ze kunnen weten waar ze moeten afstappen en hoe ze dan moeten gaan enz enz. Ik kan het niet meer aanhoren. Ik beloof hen dat ik hen ter plaatse zal brengen. Ze zijn erg opgelucht. Ze hadden niet door dat ze in een premetrostation moeten afstappen en ze worden angstig enkel bij het horen van deze boodschap. Ik blijf dus bij hen en leid hen uiteindelijk tot aan het perron voor de trein die ze moeten halen. Gelukkig geprezen halen ze de trein die ze wilden. Ik krijg van elk van hen een zoen en een hele lieve bedanking. Ze wisten niet dat er bij De Lijn zo'n hulpvaardige mensen zijn. Ik... doe enkel m'n job en ben blij dat deze ouderen goed zullen thuis geraken op een deftig uur. Ze zullen nog lang onderweg zijn heb ik gehoord. De man van het gezelschap lost me niet en geeft me drie flinke smakkerds. Onze brillen worden zowat mishandeld want ik zet de mijne niet af (en hij de zijne ook niet).
Dan is er nog de 'Iftarmaaltijd' aangeboden door de wijkwerking, samen met 'respect op De Lijn' in Deurne. Ik had m'n baas gevraagd of het goed is dat ik daar m'n lunchpauze neem. Zo kunnen we daar ook duidelijk aanwezig zijn. Daar wij deze mensen regelmatig zien op de trams, dacht ik dat het goed zou zijn, op deze uitnodiging in te gaan. Mekaar onder andere omstandigheden ontmoeten verlegt soms de nodige grenzen om het ijs te breken. Problemen die er zijn, kunnen op deze manier anders aangepakt worden. 'k Weet wel, 'k ben geen maatschappelijk werker, maar als het engagement er niet is, roest je vast. Ik ga er dus heen. Voor mij is de maaltijd veel te zwaar, m'n weke spijsverteringsstelsel ondergaat een zware beproeving. Maar de sfeer is zeer goed. Ik ga aan een tafel zitten bij jonge kereltjes en ze geven me gewillig antwoord op de vragen die ik hen stel. Bij de groteren blijft het bij een vriendelijke groet, wat op zich zeker niet slecht is. Ze konden me ook negeren, maar dat doen ze niet. De volwassenen heten me hartelijk welkom. Enkele collega's zijn ook gekomen. Leuk dus!
En dan met krampen de dienst nog verder gezet. De leuke mensen die ik nog tegenkom en me aanspreken, doen me af en toe de maag vergeten. Maar eens m'n dienst er op zit maak ik mezelf een plechtige belofte: Als ik ooit nog deelneem aan zo'n maaltijd, zal het enkel droog brood wezen... 't Gaat 'm toch om het gezelschap, nietwaar.
15 augustus. Feestdag. In Antwerpen, moeder'kes'dag. Een vroege dienst schrikt me niet af. Integendeel, de dag start rustig. Meestal is een vroege dienst in een weekend, een dienst met nogal wat confrontaties met dronkaards. Het traject dat ik doe vandaag, is erg rustig. Het belooft een mooie dag te worden en het is Rubensmarkt vandaag in Antwerpen. Voor die markt in ware Rubensstijl, komt elk jaar weer een hoop volk opdagen. Mij, zal je'r beslist niet zien... Maar gelukkig voor de marktkramers zijn erg veel mensen het met me oneens. Dus, zo rond 9u beginnen al groepjes mensen, opgedirkt voor een dagje uit, op de bus te springen (figuurlijk dan) om naar de stad te komen. Raar genoeg, zeggen wij onderling dan meestal: 'Ze zijn wakker se'. Precies of wij horen niet bij het merk 'mens'.
Op de bussen waar ik zit, gebeurt er helemaal niks abnormaals. Vandaag is het de gewone routine. Maar op de Rooseveltplaats is het echt wel druk. Het perron waar de tram naar hartje stad passeert is haast volzet. En, dat wil toch wat zeggen. Wanneer ik een enkel trammeke zie komen aanbollen, ga ik me daar maar even laten zien, want zoveel volk kan wellicht niet op de tram geraken. En ja hoor, hier moeten een paar sardientjes in het voertuig geblikt worden, of ze kunnen natuurlijk wachten op de volgende tram. Zelfs op een vrije dag, wachten mensen niet graag. Ze zijn liever sardientjes. Nou, de keuze is gemaakt, dus moeten ze ook maar zorgen dat de deuren toe kunnen. Ik moedig hen vriendelijk aan om nog wat dichter bij mekaar te staan, zodat de deuren kunnen sluiten. Hier kan men echt spreken van: samen gezellig dicht bij mekaar naar 't stad. Hoe is de slogan ook weer? Je in groep verplaatsen heeft zo zijn voordelen.
Er zijn ook veel toeristen in de stad. 'k Vind het zalig om al die vragende mensen verder te kunnen helpen. Mijn stadsplannetje komt heel goed van pas, zodat ik geen fouten maak. En... what the heck... 'k Lap m'n laars aan Vlaams, als ik een anderssprekende wil verder helpen. Het is veel makkelijker, sneller én bevorderlijk om (als je de aanspreektaal kent natuurlijk) mensen verder te helpen in een voor hen verstaanbare taal. Wanneer ik in het buitenland ben, apprecieer ik het ook erg, wanneer iemand me in een verstaanbare taal kan helpen. Een Engelsman is vanmorgen om 3.30u thuis vertrokken om zijn auto te gaan ophalen. Hij had in juli deelgenomen aan de triathlon. Maar de motor van z'n auto had het begeven. Toen heeft hij z'n wagen hier moeten achterlaten voor reparatie. Vandaag komt hij die dus ophalen. Hij weet niet hoe daar te geraken en ik help hem daar dus bij. Alleen... het is feestdag vandaag en dat wist hij niet. We proberen dus contact te nemen met de betreffende garage. Men houdt hem met het computer-belsysteem letterlijk aan het lijntje. Meneer de Minister... hoelang euhhhh... hoekort mocht dit maximum duren??? Enfin, de moedige ramptoerist besluit toch maar af te zakken naar de garage om zo te proberen of hij iemand kan vinden. Als dat niet lukt, zal hij moeten overnachten. Ik help hem aan een ticket, vraag de chauffeur om de ongelukkige te verwittigen wanneer hij moet afstappen en wens hem veel geluk toe. Eén ding begrijp ik wel. Hij komt niet meer naar Antwerpen om te sporten, laat hij weten. Toch, hij is vriendelijk hoor. Ook hij apprecieert wat ik voor hem doe, hoewel dat niet veel is.
Gelukkig hebben de andere toeristen meer geluk. Die kunnen doen waarvoor ze gekomen zijn...
Vandaag vertoef ik vooral in Deurne. 't Is nog niet zo druk als anders, maar af en toe is er toch al heel wat volk op de trams. Op zeker moment, willen drie jonge kereltjes tussen de vele anderen, opstappen. Eén van hen heeft rollerskates aan. De twee anderen helpen hem wat, want hij bewaart z'n evenwicht nog niet zo goed. Ik hou hen tegen en zeg dat ze zo niet op het voertuig kunnen stappen, wegens te gevaarlijk. Ze kijken me verwonderd aan, waaruit ik begrijp dat ze dit al meermaals deden, wellicht. Ik vraag de 'skeelerjongen' of hij geen schoenen bij heeft, dan kan hij die snel aanschieten. Toch, dit is niet het geval. De chauffeur sluit de deuren en rijdt verder. De volgende halte stap ik af en ik ga te voet terug naar waar de jongens zich bevonden. Je weet maar nooit of ik hen nog zie. Tijdens het wachten op de tram in de andere richting, hou ik me op die manier ook al wat nuttig bezig. En ja hoor, de jongens zijn nog in de omgeving aan het spelen. Ze komen zowat mijn richting uit en ik haal m'n vriendelijkste blik te voorschijn om hen aan te spreken. Ik wil hen duidelijk laten merken dat ik niet boos ben, dus begin ik een gemoedelijk gesprek in de trend van: Kan je't al goed, zonder te vallen? Het werkt... Ze gaan mee in het gesprek. Dan leg ik hen uit dat ze nooit met skates op tram, bus of in de metro mogen. Ongevallen zijn veel te snel gebeurd. Het argument dat 't niet leuk is om in de vakantie in het gips te liggen, terwijl men hoort te kunnen spelen, helpt altijd bij zo'n jongen kinderen. Ik schat ze tussen negen en twaalf jaar. Er wordt nog vriendelijk gedag gezegd en ik laat hen, want ik moet natuurlijk ook nog mee met de tram.
Ondertussen vordert de dag en loopt alles z'n normale gangetje. Er is een dronkelap die voor wat tumult wil zorgen. Ik zet me duidelijk in z'n zicht en dan daagt ie mij wat uit. Ik laat hem lallen. M'n energie kan ik wel positiever gebruiken dan te besteden aan nutteloze zaken, want die man weet haast niet meer dat hij leeft, volgens mij. Er dringt toch niks meer door bij hem, hopelijk enkel in deze toestand en niet altijd. De mensen rondom trekken wel de nodige grimassen. Wanneer hij afstapt wordt er door de omgeving herademt. Deze keer wat versere lucht...
Het wordt hoog tijd om wat te gaan eten. Daarvoor begeef ik me naar kantoor om in de refter m'n schoofzakske te nuttigen. Op weg naar kantoor, hartje stad, stap ik voorbij een bushalte. Er staat -zoals steeds- volk, maar ik let er niet op. Ik kijk gewoon voor me. Ik hoor 'Mevrouw' roepen. Ik reageer niet, want denk dat dit wel weer jongens zijn die zullen beginnen over 'zwart rijden'. Negeren is de boodschap. Ik hoor nogmaals roepen en weer negeer ik. Ik laat me nog niet te snel provoceren... (wijs toch...) Dan verandert de toon in ernstiger en wordt het 'Mevrouw Van De Lijn!!!' Dàt... pakt me. Ik kijk op in de richting van het geroep. En zie... daar staan die drie gastjes van daarstraks met de rollerskates. De jongen 'zonder' skates, steekt z'n voet in de lucht. 'Kijk eens mevrouw. Ik heb m'n schoenen aan!' Vertederd en verdomd content steek ik m'n duim lachend omhoog. Ik feliciteer hem en geef 'm flink gelijk.
In deze job, zeggen we onderling wel eens dat we'r voor moeten hoeden, niet te willen opvoeden. Dat is immers onmogelijk en trouwens onze job niet. En dan, plots, word ik ermee geconfronteerd dat zo'n jonge kereltjes door zo'n kleine, makkelijke ingreep, erg beïnvloedbaar zijn. Ik, heb vandaag wél een heel klein beetje opgevoed. Beter nog, deze jongens hebben het toegelaten en zijn er fier op.
We staan in de file. Stil, of toch bijna. Wegenwerken zijn mede-oorzaak van het te ondergane leed, als ik zo vrij mag zijn om te dramatiseren. Toch, voor nogal wat mensen is dit 'ergernis ten top'. Als chauffeur ondergaat men gewoon, soms gelaten, soms gestresseerd. De meeste collega's gaan voor het eerste, daar dat veel gezonder is dan stress, want die laat je niet achter op het werk. Aan de halte die we net aandeden, heb ik de algemene vraag gesteld, of er iemand de eerstvolgende halte moest afstappen. In dat geval zou men immers veel beter hier al uitstappen en beslist veel sneller arriveren op de plaats van bestemming, dan wanneer men op de bus zou blijven. Maar nee, iedereen moet verder en zal mee ondergaan. Verstand op nul. Sommigen sluiten de ogen. Anderen staren naar ...niks... Er zit ook een moeder met twee kinderen op de bus. De oudste, een jongetje van misschien 8, doet zich stoer voor. Hij geniet van de aandacht die hij nu krijgt van de anders afwezige mensen. Ze hebben nu alle tijd om naar de kleine jongen te kijken, eventjes te glimlachen, hoewel ze niet lijken te weten waarom, of gewoon, omdat ze vinden dat het zo hoort. Mama, vindt dat het genoeg is geweest en laat de kleine superman weten dat ie beter maar rustig kan blijven zitten of ze zal zijn billen blootleggen, hier en nu op de bus. De boodschap komt over. Stoere bink wordt rustig.
Er komt een tram naast onze bus stil te staan. Ook de tramsporen worden hier bezet door auto's. Twintig meter verder rijdt de tram over een aparte bedding, maar hier moet die toch effe mee de file in, schuiven, wachten. Superman z'n kleine zus zit aan het raam en merkt een even klein meisje op in de tram. Ze beginnen te wuiven. Aan het commentaar van mama begrijp ik dat de meisjes mekaar niet kennen. Maar dàt deert hen niet. Allebei hebben ze iets gemeen. Ze begrijpen mekaar zonder troela. Het eentje Noordafrikaans, het andere Zwartafrikaans. Ze houden niet op. Ze vinden het echt prettig. Ondertussen is zowel op de tram als de bus de aandacht getrokken van de omringenden. Er wordt stilletjes gelachen. Kinderen... de poort naar het goed gevoel, afkomst doet er niet toe. Dankzij de file, mag dit toch een klein kwartiertje duren. Zalig!
Wanneer ik naderhand aan een halte wacht, komt een vrouw naar me toe. Ze vertelt over een optreden dat ze gisteren bijwoonde. Ik denk aan Antwerpen Zingt, maar nee 't was niet daar. Tja, er zal wel wat meer te doen geweest zijn dan enkel het eerder vernoemde evenement. Ze zag Willy Somers en nog anderen van dit slag. Namen ken ik niet meer. Enthousiast blijft ze vertellen over haar ervaring. Ze had een fototoestel bij en had net de foto's gaan ophalen. Ze toont me de foto's en ik bewonder wat me in het minst interesseert, want zij geniet. Ik gun het haar van harte. Ze moet het toch kwijt kunnen hé, en ik ben het oor van dienst op dit moment. Ze blijft een hele tijd bij mij staan, maar wanneer ze dan toch de tram neemt, adem ik even diep in. Eventjes geen geratel, lucht me op.
Al snel kan ik weer verder met de bus. Om weer in de file te gaan staan...
Ik stap op de tram. Ik wandel tot helemaal vooraan. Alles in orde. Fijn zo. Ik geef de chauffeur een hand, een collegiale groet moet kunnen. Een bejaarde man (hij is in de negentig, laat hij nadien nog weten) komt naar me toe. Hij is z'n weg kwijt. Hij wil naar het Stuivenbergziekenhuis. Hij lijkt me niet verward op het eerste zicht, maar ik ben op m'n hoede. Als het zo is, wil ik hem niet zomaar ergens achter laten. Enkele lijnen worden omgeleid in het centrum van de stad vanwege de 'derny' deze namiddag. Daardoor heeft de man een verkeerde lijn genomen en is hij te ver uit de beoogde richting gereden. En nou, weet hij het gewoon niet meer. Welnu, op deze manier verdwalen, kan iedereen overkomen. Daarvoor hoeft men nog geen Altzheimer of aanverwante te hebben. Ik leg de man uit waar hij kan overstappen om de bus naar het Stuivenberziekenhuis te nemen. Hij is toch nog niet zeker en vraagt me nog twee maal of het wel zo moet, zoals ik gezegd heb. Om hem gerust te stellen, besluit ik hem te begeleiden. Een beetje verbaasd bedankt hij me hartelijk en neemt het aanbod maar al te graag aan. De man is slecht te been, hij heeft een wandelstok. Ik help hem van de tram en laat hem aan m'n arm steun zoeken. Zo stappen we langzaam maar zeker het lange perron af. We moeten twee kruispunten oversteken. Da's niet altijd een sinecure voor zo'n ouwtje (met alle respect). Het is rood. Er komen geen auto's aan. Hij wil oversteken. Ik sta het niet toe. Hij zegt: 'Ach ja, natuurlijk, jij moet het goede voorbeeld geven, dus mag je dat niet doen hé.' Ik beaam maar vervolledig: 'Ach meneer, je ziet niks aankomen, maar zo is het meestal bij ongevallen. Mensen zeggen dan altijd, dat ze de ander niet hadden gezien. Trouwens, stel dat er iets gebeurt, dan ben ìk nu verantwoordelijk. Oké, het regent dan wel, maar ik ben liever nat dan dood.' Hij knikt en we staan te wachten voor het rood ...én we worden nat. Het regent deftig. Plots houdt iemand een paraplu boven ons hoofd. Er waren mensen achter ons komen staan en hebben wellicht onze conversatie gehoord. Een dame zegt: 'Voilà se... 'k Zal ik jullie es droog zetten.' Ik dank haar hartelijk en stel vast dat ze 'n jas met kap heeft. Dat kleine gebaar vind ik echt wel subliem.
Wat later stap ik met de man op een tjokvolle bus. Het achterste gedeelte wordt maar weer eens haast niet betreden. Middenin wordt de boel mooi opgestropt -zoals zo dikwijls- met kinderwagens en andere objecten. Ik maan mensen aan om door te schuiven en moet daarbij m'n stem heus laten gelden. Na enkele malen herhalen schoffelen de mensen dan toch door naar achter. Ondertussen is een man opgestapt die zich nogal ruim zet, vooraan. Veroeren zit er niet meer in, hij staat goed zo. De chauffeur doet hem teken om door te schuiven, maar hij wil niet. Ik val de chauffeur bij. De man zet een stapje naar achter en sist: 'Rrrrrsissssst' Hard genoeg natuurlijk, zodat iedereen het net kan horen. Ik antwoord met opgetrokken wenkbrauwen: 'Oei... Is dat tegen mij???' Hij ontkent en doet teken naar de chauffeur. Ik zeg hem erg rustig dat racisme iets helemaal anders is. We zijn allemaal gelijk en doorschuiven is normaal op bus en tram. Ik blijf inpraten op de man terwijl we ondertussen aan een halte komen, waar nogal wat mensen afstappen. Daarom besluit ik m'n lofrede met de sympathieke raad plaats te nemen op een zitje, zodat hij rustig kan verder reizen. En... het lukt. De man kalmeert. Hij zet zich.
Enkele mensen vooraan knikken me toe en geven me een mentaal schouderklopje. Da's leuk natuurlijk... voor mij. Maar 't belangrijkste, de vrede heerst toch weer wanneer ik afstap.
Eén augustus. Halfweg de zomervakantie zorgt het mooie weer voor een prima dag. Iedereen tevreden zou je zeggen. Toch moet ik een beetje bijsturen tussen een chauffeur en reiziger. De één verwijt de ander, de ander verwijt de één. Enfin, het lukt om beiden terug op 'normaal' niveau te krijgen zonder al teveel moeite. Ik blijf nog een tijdje op de bus, maar het blijft rustig. En da's maar goed ook.
Het is leuk in de zon te wachten op de voertuigen. Om eerlijk te zijn hoop ik af en toe dat tram of bus lang weg blijven, want het minnekozend zonnetje staat me echt wel aan. Op een gegeven moment ben ik aan de halte aan de Silvertopblokken op het 'Zuid'. Ik sta al zowat de hele dag recht en begin last te krijgen van rug en benen. Da's niks abnormaal, maar ik besluit me toch maar effe te zetten in het kapotte wachthokje. Er staat geen glas meer in. Ik trek het me niet aan, 't is warm genoeg. Als het tocht, kan het maar deugd doen. Achter dat hokje zijn struiken. Ik denk nog bij mezelf da'k zeker niet achteruit mag leunen want dan zal ik beslist de vuiligheid tussen de struiken in duikelen. Daarin heb ik geen zin uiteraard. Ik zit stil. Ik ben alleen. Ik rust terwijl ik wacht. En dan, hoor ik een raar gepiep. Ik denk: tjiens da's een vreemd vogelgetjilp. Ik hoor het weer en luister geconcentreerd. Ik herken het geluid niet, maar het is duidelijk één of ander diertje. Ik kijk achteruit en pier tussen het gewas. Ik zie iets bewegen. Een dier laag bij de grond. Het ritst verder weg. Ik denk: Zou het een klein konijntje zijn...? Even later hoor ik het gepiep weer, dichterbij. Zo stil mogelijk kijk ik weer. Het is een rat begot!!! 'k Had het kunnen denken natuurlijk. Maar ik, braaf onnozel stadswicht ga toch niet over ratten zitten peinzen... Hoewel ik nog denk: Zo'n rat... is toch wel banger van ons, mensen dan wij van haar... Een beetje onzeker toch.
Het liefst van al, wil ik daar weg. Maar ik beheers me wat. 'k Ben tenslotte geen driftkikker van zestien hé. Die tijd is voorbij. Ik blijf nog eventjes zitten, maar hoe meer ik me bewust word van de aanwezigheid van ratten, hoe liever ik me wil verwijderen. Ik weet wel, waar één rat gezien wordt, zitten er misschien tientallen. Er is ruimte genoeg voor zo'n rattenfamilie klepkes.
Ik sta dus recht en zet me opzij. En, kijk... Wat heb ik chanse. Ik zie in de verte een tram aankomen. Ik rep me naar de tramhalte en laat de bushalte voor wat ze is. En... wat ben ik blij dat ik niet lang moest wachten...
Normaal gezien doe ik dit niet. Midden in de nacht, na een late dienst, nog aan een blog beginnen. Uitzonderingen maken de regel. Vandaag kan ik geen slaap vatten, nog niet, dus ga ik er voor. Typen maar...
Zondag, late dienst, is voor mij altijd effe een moeilijke start. Uit de huiselijke gezelligheid trekken om den boterham te verdienen. Altijd weer, laat ik me vangen aan het 'pfffft-gevoel'. Maar, ik weet uit ondervinding, ook altijd weer, is dat snel over. Vooral als de eerste contacten op weg naar 't werk meevallen. Dan ben ik het tegen de tijd da'k aan kantoor ben, al vergeten, bij wijze van spreken. Zo is het ook vandaag. Gelukkig maar. Hoewel de chauffeur haar hart eventjes moet luchten over een vreselijk antipathieke man die deze voormiddag opstapte. Hij was zo boertig dat zij zich liet verleiden tot het maken van een opmerking daarover. Ze zocht zo'n beetje een bevestiging bij me. En da's maar menselijk. Wie wil er nou graag onhebbelijk worden benaderd? Toch niemand... Ze had ook een aangename annekdote, waardoor ik haar wees op het fijne daarvan. Mensen kunnen je een fantastisch gevoel geven, maar dat mag je niet zomaar 'wegduwen'. Maak ervan gebruik om jezelf op te peppen. Zo denk ik er over. Ik wees haar hierop en ze kikte inderdaad direct weer op. Goed zo!!!
Tot driemaal toe vandaag, vertelde me een collega (telkens een andere collega) over een passagier die erg brutaal was. Eigenlijk is het de eerste maal dat ik zoiets driemaal op één dag te horen krijg. Mensen komen dan tot de slotsom dat men in Antwerpen helemaal niet sympathiek is. De maatschappij is te erg veranderd (in slecht zin), wordt besloten. Het ligt aan vele vreemden (hopelijk bedoelt men hier; mensen van buiten het antwerpse), wordt besloten. Weet ik veel, waaraan of aan wie het ligt. Misschien aan het weer? Aan jezelf? Aan verschillende samenlopende omstandigheden? Ik kan het niet weten, want ik was niet bij de voorvallen aanwezig. Ik hoor enkel dàt wat ik de interpretatie van het voorval kan noemen. Om geen verkeerd antwoord te geven, luister ik dus vooral. 'k Probeer m'n collega's een steun te geven, een goed gevoel. En, ik hoop maar dat het lukt.
Raar of zelden heb ik met zulke problemen te kampen. Ik, heb dan ook de luxe, de tijd te krijgen om met mensen in gesprek te gaan. Daarvan ben ik me enorm bewust. Uitpraten kan en doe ik zelfs heel erg graag. Ook vandaag heb ik mensen moeten wijzen op dingen die niet horen. Da's normaal. Naderhand geven andere passagiers me een hartelijk dankgebaar voor m'n optreden. 't Is helemaal niet nodig, maar wel erg fijn natuurlijk. Ik herinner me, dat ik, toen ik nog met de tram reed, af en toe een dankjewel kreeg, bij het afstappen van sommige mensen. Daarvan kon ik urenlang genieten.
Lieve passagiers, die dit lezen. Doe dat gewoon af en toe, simpelweg vanuit je hart, en je maakt mensen gelukkig. Want ik ben er zeker van dat ook in onze stad, Antwerpen, veel mensen wonen, met het hart op de juiste plaats.
Zoals gewoonlijk, vertrek ik ruimschoots op tijd naar 't werk. Als ik dan tegenslag heb met 't openbaar vervoer -spreek ik uit ondervinding?- heb ik nog voldoende tijd om met een alternatieve lijn tijdig op 't werk te geraken. Heb ik geen tegenslag -is toch meestal het geval, toegegeven hé- dan is er nog lekker tijd over om eerst een kopje thee te slurpen en bij te praten met collega's of wat te lezen, iets waar ik zowat verslaafd aan ben. Dit is voor mij de beste manier om een werkdag te beginnen, heerlijk relax.
Ik ga dus op weg richting Antwerpen om m'n dagje te beginnen. Aan de halte merk ik dat er nog helemaal niks in aankomst is op 'mijn lijn'. Zeer raar, maar niet getreurd, er is nog die andere lijn waar ik op kan vertrouwen. Tram 8 komt net aangereden. Ik aarzel niet en besluit mee te rijden tot aan de halte 'Nationale Bank', daar het feestdag is. De trams en bussen rijden op zondagdienst. Ik wil niet riskeren te lang te moeten wachten bij het overstappen. Aan deze halte komen nogal wat lijnen die de richting rijden die ik verder moet. Hoewel er net een tram weg rijdt, wanneer ik arriveer aan deze halte, moet ik toch niet lang wachten. Tram 24 arriveert, een hermelijn, lagevloerstram dus. Zoals steeds laat ik rustig iedereen afstappen, ik weet immers wat de beleefdheidsregels zijn én het is o, zoveel makkelijker, meer plaats te hebben bij het opstappen. Toch, wanneer ik opstap glijdt m'n voet tussen tram en perron. Ik zak met m'n been tussen de opstap dus en val zowat voorover in de tram. Dohhhhhh.... Pijn, steken pijn voel ik. Ik kom niet echt op de tramvloer terecht. Ik reageer blijkbaar erg snel door me met m'n ander been op te drukken. Snel ga ik zitten, want ik moet bekomen, het doet pijn. Ik kijk rond. Wat had ik anders gedacht... Zombies staren levensloos voor zich uit. Geen vertrokken gezicht, buiten het mijne dan. Er zitten een stuk of vijf mensen in de directe omgeving, maar niemand heeft iets gemerkt, lijkt het. Ik denk snel na en besluit aan de chauffeur een bewijsje te vragen in de vorm van een 'F122' met mijn personeelsbadge. Wanneer ik aan m'n collega-chauffeur vertel waarom ik het bewijsje vraag, merk ik aan z'n reactie dat ook hij niks had gezien. Ik heb het gevoel dat ik het bewijsje nodig zal hebben...
Gebroken is er niks, dat is wel duidelijk. Maar ik heb m'n scheenbeen verdomd serieus bezeerd. Wanneer ik afstap en te voet verder ga naar kantoor, voel ik dat er een wonde is. Dus, eens daar gekomen, stroop ik de broekspijp omhoog en bewonder een geschaafd scheenbeen. 't Is eens wat anders. Collega's leven met me mee, de schatten. Eén van hen, die ook z'n dienst begint, raadt me aan om te kijken of er voldoende materiaal aanwezig is op kantoor om te verzorgen. Anders rijdt hij me naar Kaai 142. Het wordt het tweede. Een pleister gaat niet voldoende zijn. 'Den baas' wordt verwittigd en binnen de kortste keren bevind ik me op Kaai 142 onder de goede zorgen van een dokter en verpleegster. Ik mag wel naar huis, maar besluit toch maar beter in beweging te blijven. Zo hou ik de spieren niet stil. En 's avonds, na een rustige dag voorzichtig heen en weer gestap, heb ik er geen spijt van. Het doet al wat minder pijn. Ik kreeg ook een spuit tegen de klem, tetanus. Geen probleem hoor, ik kan echt wel tegen een prikje. Maar, wat blijkt? Na drie dagen voel ik nog wel trekken enz aan dat been, da's normaal en niet erg. Maar 'k heb meer last aan m'n arm dan aan m'n been. Die doet verdomd pijn, sinds de avond na de inenting...
Reactie op reactie heet dat dan...
Dus, dacht ik; 'k Zal maar eens wat klagen en zagen.
De Turnhoutsebaan wordt hervormd. De werken zijn al een tijdlang bezig en zitten in een climax, of zou ik beter schrijven chaos... Dit heeft te maken met het aanleggen van tramsporen, want de tram zal tot in Wijnegem rijden in de toekomst. Klachten daarover haalden onlangs het nieuws nog. Hopelijk komt hierover snel een uitspraak, waar iedereen zich zowat in kan vinden. Door de werken aan het kruispunt met de Houtlaan, kunnen de bussen richting Turnhout niet verder en moet er dus een omweg gereden worden. Sinds enkele dagen is het onze job, de mensen hier wegwijs te maken, zodat het ongemak zo min mogelijk pijn doet bij de passagiers.
Het valt goed mee op zich. Waarmee ik bedoel dat de mensen tevreden zijn met de hulp die we bieden, zijnde informatie verschaffen over hoe ze waar geraken. De eerste dag dat we er moesten staan, had ik een late dienst. Gelukkig kreeg ik na verloop van tijd, gezelschap van collega's lijnconroleurs. Toffe binken. Dat is trouwens ook te merken aan de reacties van de vragenstellers. Tussen het serieuze informeren door, wordt ook heel wat afgelachen. Humor is altijd een goed lapmiddel hé.
Er loopt een poes rond. Goed verzorgd, ze komt zo te zien niks te kort. Niks speciaals zou je zeggen. Deze echter -het valt me direct op- is een heel sociaal dier. Ze komt heel wat mensen groeten. Loopt tussen de wachtenden door. Bij nogal wat mensen zorgt ze voor een welkome afwisseling tijdens het wachten. Doch, wanneer een groep vrouwen rustig samen staan te praten, schrikken ze enorm van Poes. Ik ben helemaal niet gek van katten. 'k Zal ze nooit aanraken. Maar zoals deze dames reageren is toch overdreven. Wanneer het dier wat dichter komt om toenadering te zoeken, lopen ze weg. Ik denk zelfs even dat ze de gevaarlijke baan nog zullen overlopen in paniek. Gelukkig maar, gebeurt dat niet. Een man lost dit op, door Poes naar zich toe te wenken, waarop ze inderdaad reageert, weg van de dames.
We houden Poes ook in't oog. De aandacht is getrokken. Zij... heeft de moto'tjes van m'n collega's gezien en verwart ze wat met de Sinksenfoor, die ondertussen al lang weg is uit de stad. Ze zou precies wel graag een ritje maken. Ze springt op een brommer en onderzoekt 'm grondig. Dat zorgt natuurlijk voor weer wat leven in de brouwerij bij m'n collega's en mezelf.
Ondertussen heb ik hier al enkele dagen doorgebracht en heb ik haar al alle dagen zien komen groeten. En ik denk terwijl terug aan Dorus z'n act met het kleine meisje, dat Poesie Mauw zingt...
Zondagmorgen in de vroegte. De stad nog stil. Zeker, nu de vakantieperiode voor velen is aangebroken. Hoewel er nog nachtbrakers te ontwaren zijn, is het veel rustiger dan anders. Die nachtbrakers beseffen haast niet dat ze nog wakker zijn. Sommigen blijven dapper doorgaan. Uitzonderingen kunnen nog moedig op hun benen staan met het glas in de hand. Zij hebben wellicht niet teveel alcohol en andere toestanden tot zich genomen, maar ook waterkes of limonades. Anderen daarentegen liggen onderuit op straat, tegen gevels. Of, vechten voor een vrouw, die hysterisch wegloopt en valt, krijst en lalt. Straalbezopen jongeren nemen de tram. We houden ze in 't oog. We besluiten mee te rijden tot ze afstappen om eventuele problemen te voorkomen of in te grijpen als het nodig is. Gelukkig is dat niet het geval. Heel even moet ik hen ergens op wijzen, maar ze gedragen zich verder goed.
Er loopt een stiekeme fotograaf in de stad. Een ferm toestel rond z'n nek. Hij is alleen. Hij kijkt met fotogretige ogen in het rond. Net wanneer we een halte verlaten, zie ik een man onderuit zitten leunen op een drempel, tegen iemand z'n voordeur. Ach, het mag, het stoort niet... De fotograaf ziet hem ook. Hij vereeuwigt de uitgerangeerde feestneus. Die, merkt er niks van. Ik vind het prettig, want ik kan me de foto goed voorstellen. " 't Zal zeker wel een goei zijn", laat ik m'n collega weten. Daardoor z'n aandacht getrokken, draait die zich, om ook 'het beeldje' te kunnen zien. Deze plotse beweging in de tram, trekt dan weer de fotograaf z'n aandacht. Hij kijkt naar ons. Net zoals ik hem in deze situatie best grappig vind, lijkt hij de onze hierin leuk te vinden. Hij lacht ons begrijpend toe...
Tegen de middag zijn de dronkaards uit het straatbeeld verdwenen en komen daarvoor toeristen en marktgangers in de plaats. Nu nemen zij de terrasjes in. En nog wat later, keren wij naar huis.
Vandaag loopt alles al even vlotjes als gisteren. Ik heb echt geen klagen. De mensen zijn als goed weer, hoewel het dreigt te regenen, merk je'r niks van aan de in Antwerpen rondwarende mensheid. Er wordt vriendelijk geknikt, gegroet. Er heerst een feestelijke stemming onder de tweepotige zoogdieren (de mens dus). Het kan te maken hebben met vakantiestemming natuurlijk. Er zijn ook heel wat toeristen in onze koekenstad. Ze gaan op zoek naar musea. De meesten hebben zich goed geïnformeerd, maar durven hier of daar wel eens de verkeerde kant op gaan, of wat onzeker blijven twijfelen. Op zo'n momenten komt iemand met zo'n Lijnuniformke goed van pas natuurlijk. Dàt vind ik natuurlijk heerlijk hé. Mensen de weg wijzen, zowel letterlijk als figuurlijk. Als het dan om personen gaat, die zich op de bus bevinden, blijven we al eens makkelijker in gesprek. Ik zou van de stad een premie moeten krijgen, bedenk ik me zo. Maar daarvoor prijs ik geen musea hoor. 't Komt vanuit 't hart hé. Ik ben ook een liefhebber en smaak onze musea maar al te graag. Dus wanneer iemand me vraagt naar het Middelheimmuseum en wat onzeker vraagt of dit echt een openluchtmuseum is, kan ik enkel maar zeer positief aanraden. Om nog maar te zwijgen over het MAS... Ik heb uiteraard al wel gemerkt dat toeristen het aangenaam vinden wanneer je hen begrijpt, als je begrijpt wat ik bedoel.
Zelf vind ik het vooral zeer prettig om toeristen te horen vertellen over MIJN STAD. Zo hoor ik het eens van een echte buitenstaander. Meestal krijgt Antwerpen goei punten. Hoewel ik me enorm erger aan de vuile straten. Sorry voor de kuisploegen die met hand en tand de boel proberen rein te houden. Aan hen ligt het zeker niet. Voor deze kuisploegen heb ik erg veel respect hoor. Nee, het ligt meer aan de Antwerpenaar zelf, die te lui is, om blikjes, etensresten, papier en andere spullen in de vuilbak te werpen. Liever gewoon op straat achterlaten. Bahhhh... daarvoor schaam ik me. Maar ik geef het niet op. Integendeel!!! Gelukkig hebben toeristen dikwijls oog voor andere dingen en blijken ze de vuiligheid niet zo op te merken. Hoewel ik hen ervan verdenk er bewust over te zien. De beste manier om je niet te ergeren.
Deze namiddag nemen heel wat ouden van dagen de bus. Ze trekken met z'n allen naar de stad. Wat wil je, met zo'n mooi weer, terwijl er regen werd verwacht... Telkens wanneer ik merk dat een oudje niet gaat zitten (er zit al heel wat volk op de bus) raad ik hen aan om zich toch nog maar te zetten, uit veiligheidsoverwegingen. Ik laat niemand opstaan, als er nog zitplaatsen vrij zijn. Tenzij de persoon in kwestie zo slecht te been is, dat ie maar beter vooraan kan zitten. Maar ik wijs en begeleid hen naar de vrije plaats, verder in de bus. Ik wijs egocentrischen er op, hun tas van een vrije stoel te nemen, zodat anderen kunnen zitten enz. Eigenlijk is dat gewoon m'n job. Maar het wordt vandaag zo geapprecieerd, dat ik regelmatig complimentjes krijg. Fijn natuurlijk.
Dikwijls denk ik op zulke momenten. Gohhh... Eigenlijk krijgt de chauffeur weinig complimentjes voor het werk dat hij of zij doet. Dat vindt iedereen maar normaal, terwijl er ook heel erg vriendelijke collega's het stuur in handen hebben. Ze worden soms vergeten, denk ik dan. Maar bij deze haal ik het hier toch nog maar eens aan. Bij het opstappen naar een vriendelijk gezicht kijken doet erg veel aan het allereerste gevoel bij het opstappen.
Nu, tijdens de vakantieperiode is het lang niet druk op tram en bus. Enfin, toch niet bepaald op de lijnen waarmee ik tot hiertoe meerij. De lijnen die de binnenstad aan doen, zullen wel een hoop meer mensen te vervoeren krijgen, veronderstel ik. Niettegenstaande is de bus redelijk goed gevuld. Regelmatig word ik aangesproken. Men is nieuwsgierig naar wat ik doe op de bus, of men herkent me, of men wil gewoonweg een praatje slaan om de tijd te vullen.
Een jonge man vraagt me of ik ooit geitenvlees at. Ik beaam. Misschien vertrouwt hij het niet zo, dus vraagt hij me wat ik ervan vind. Uiteindelijk voeren we daarover een heel gesprek. Hij heeft ook wel wat vragen over z'n abonnement, maar daarover wijdt hij lang niet zo uit. Een andere man vertelt over problemen die hij heeft. Ik luister, probeer mee te leven. Ondertussen is het rustig in de bus, maar ik hou de boel in de gaten, telkens iemand op of afstapt.
Jonge meisjes zitten met hun voeten uitgestrekt op de bank. Daar ga ik hen even op wijzen. Geen probleem. Soms, vraag ik me echt af, waar toch al die probleemmensen zijn. Enkele jongens stappen op met een open blikje in de hand. Ze kwamen aangelopen en sprongen snel op de bus. Het ging zo snel, dat ik hen dan maar achterna ga in de bus zelf. Ze weten het, ik merk het aan hun lichaamshouding. Streng ben ik echter niet. 'k Krijg meestal meer van de jeugd gedaan als ik hen gemoedelijk aanspreek. Ze verontschuldigen zich. Ik geef hen raad en het loopt gesmeerd. Wanneer ze afstappen, nemen ze braaf de blikjes mee, merk ik. Biebie content. De chauffeur ook, laat hij merken.
Een man staat zenuwachtig te wezen aan een halte wanneer ik afstap. Hij is op de vorige bus van deze lijn z'n laptop vergeten. Ik laat de buschauffeur verder rijden en blijf zelf bij de man om te proberen z'n computer terug te vinden. Door contact op te nemen met dispatching, lukt het via een oproep te achterhalen op welke bus dit vergeten stukje techniek zich bevindt. We wachten samen de bus op en inderdaad. De man neemt glunderend z'n laptop weer in ontvangst. Die opluchting te zien, maakt m'n dag -die al niet slecht was- knap goed. Het geeft me echt een goed gevoel.
De dispatcher bedankt, de chauffeur een glimlach en ik wreed content. De betrokkene een beetje versteld achter gelaten, nog ondersteboven van de geleden emoties, want hij had zeer belangrijke info op die computer staan, mag ik geloven.
Het is snikheet. Wat boven de 30°C buiten, dat wil dus zeggen, op de voertuigen zonder airco, nog wat warmer. 'k Heb geen thermometer bij me, daar ga ik me echt niet mee bezig houden. Warm is warm, de thermostaat van m'n lichaam volstaat. Onder deze omstandigheden zit een bezwete (hoe kan het ook anders...) man in de bus. Hij opent een blikje. Pshhhhhhhttt... Vanzelfsprekend drinkt hij van het blikje.
Overweging... Het ìs echt wel heet op deze bus. Zal ik hem hier dan (onder deze omstandigheden) over aanspreken? Het is heet op de bus voor iedereen. Dus, als ik hem er niet over aanspreek, heeft iedereen op de bus (zo'n twintigtal mensen) ook het recht een blikje te openen en leeg te slurpen. Verder nog. Het is ook heet op de bus, voor mensen die nog zullen opstappen. Ook zij zullen het recht dan hebben. Wanneer één van hen morst, zullen we een plakboel van jewelste hebben.
Besluit wordt dus genomen... De man moet hierover dus worden aangesproken. Ik hou wel van een uitdaging.
Volgende overweging... Hoe pak ik het aan? Ik bestudeer hem. Snel natuurlijk, want ik mag niet te lang wachten. Ik taxeer, hoe zal hij reageren? Ik vermoed (denk het te weten) dat hij dit niet zal accepteren. Maar ...denkend aan de uitdaging...
Nog een overweging... Is het de moeite waard om een dispuut aan te gaan? De hitte verhit het gemoed, weet ik.
Tweede besluit; Geen excuus. Misschien stappen aan de volgende halte mensen op met een ijsje, drankje, weet ik veel en dan kan ik het tegen iedereen gaan uitleggen. 'k Moet er enkel voor zorgen dit niet uit de hand te laten lopen.
Ik ga naar de man, spreek hem aan met de verzachtende woorden: 'Goeie dag meneer' (waarop hij me dàn al een vuile blik toe werpt, maar ik negeer) ' 'k Vind het echt erg dat ik u dit nu, onder deze weersomstandigheden moet zeggen, maar als u echt wil drinken, gelieve dan een flesje mee te nemen in't vervolg. Dat kan je sluiten, zie je, zo'n blikje kunnen we echt niet toestaan op onze voertuigen want...' Hij onderbreekt me brutaal en vindt het allemaal zever. Heb ik echt niks anders te doen, enz...
Het verwachte dispuut!!! ...een jippiegevoel dringt zich verdoken op in m'n hoofd... Opgeven doe ik raar of zelden. Agressief is hij niet, daarvoor is hij te lui (de warmte misschien...?) Enfin, ik laat hem weten waar het op staat, nadat hij ook de chauffeur nog wil betrekken en enkel zichzelf als centrum van de wereld acht. Chauffeurs mogen van de man ook niet drinken op de tram. Dohhhhh... Zo'n uitspraken werken zo'n beetje als een rode lap op een stier, bij mij. Hoewel ik me beheers. Mensen die zich niks aantrekken van andere mensen maar wel die anderen gaan zeggen wat ze moeten en niet mogen, zijn echt niet mijn meug. De vrouw die voor hem zit, laat hem verstaan dat hij de kosten voor het schoonmaken van haar jurk alvast zal mogen noteren, moest het zo ver zijn. Het lukt me eindelijk hem de woorden: ' Oké, 'k zal er in 't vervolg rekening mee houden' te ontfutselen. Het toontje is -wat dacht je- cynisch. Ik kan het niet laten hem nog een fijne, warme dag toe te wensen. ...en vooral genoeg te drinken...
De uitslag; niet goed niet slecht, maar absoluut stof tot nadenken, denk ik jolig...
Zaterdag, late dienst. Wanneer ik in onze dienstmap kijk, merk ik dat Antwerpen wel erg creatief is vanavond. Eerder had ik het er over met enkele collega's, we wisten dat er BorgerRio zou zijn en dan 'nog iets' op de Groenplaats of Grote Markt, maar 't zou wel meevallen, dachten we. We hadden ons echter niet verwacht aan Summerfestival, één of ander Idooloptreden in de Lotto arena, bierfeesten op de Groenplaats én als toemaatje, één of andere gay parade op het eilandje. Wel, dàt mag tellen... Antwerpen leeft, durf ik zo toch wel te stellen. Enfin, met de wetenschap dat men maar op één plaats tegelijk kan zijn, maak ik me niet druk, waarom zou ik...? Onze job wordt een tijdje op tram 12 meerijden en naderhand op het Zuid (...o, ja, da's waar, er is ook nog de Sinksenfoor) de terugkerenden opvangen en wegwijs maken. In 't oog houden dat alles zo goed mogelijk verloopt. Uiteraard, staan we 'r niet alleen voor. Stads- en lijncontroleurs zijn ook aanwezig.
Het verloop zit wel goed. Hoewel ik nu eens een studie aan den lijve zou kunnen houden over, "Hoe xtc zichtbaar wordt na gebruik, gemengd met drank". Langs de andere kant, kan ik me niet echt verdiepen, ook al zou ik willen, daarvoor is het wat te druk. Ik durf het ook niet echt aan, de verbruikers duidelijk te gaan bestuderen. Pupillen en andere fysieke tekens haal ik er niet uit, geen tijd voor. Lichaamshouding daarentegen... Nou ja, daarvoor hoeft men echt geen kenner te zijn. Mijn bezorgde collega wijst me er op met niemand in discussie te gaan. Helemaal niet. In discussie...? Ikke...? Neuhhhh... zo wijs ben ik wel. Maar ònze lichaamshouding is aangepast hé. Wij zijn -of we proberen het althans- kameleons, we passen ons aan naargelang de situatie. Authoriteit moet er zijn, maar het mag niet drukken, bij wijze van spreken. We komen dus zo relaxed mogelijk over. Wanneer men ons wat vraagt, zijn we zeer beleefd. En 't is fijn zo. Het wordt geapprecieerd hoor. De jeugd, onder invloed of niet, bedankt ons meermaals voor de info die we geven. Ik wijs op de drank die ze mee de tram in willen zeulen. Er wordt gevraagd de ijsjes eerst op te eten of in de vuilbakken te gooien. Het verzochte wordt gedaan. Ik wandel langs de tram alvorens het vertrek en wanneer ik merk dat de voeten wansmakelijk op de banken liggen, ga ik ook daar tegenin. Het wordt allemaal getolereerd, ondanks de sferen waarin men vertoeft.
Een jonge man begint te lallen, wanneer net m'n baas even poolshoogte komt nemen. We geven hem groot gelijk, enfin we geven hem dat gevoel. Hij neemt de voettram zegt ie. Z'n vrienden zijn al een stuk verder en zullen nog veel werk krijgen om hem ter bestemming te krijgen, vermoed ik. Uiteindelijk lukt het ons toch, de jonge kerel richting vrienden en voetentram te krijgen. Morgen een flinke kater en weet hij van niks meer, de sukkelaar toch... Zo lopen er heel wat rond en wij draaien mee rond de pot, geven hen het gevoel dat ze gelijk hebben en krijgen zo heel wat van hen gedaan.
Alles verloopt vlotjes. Wij hebben voldoende pretjes. En nu... snel naar huis, want m'n bed roept.
Stadsmensen... Al van voor de geboorte staat het vast wie of wat je bent. Nen échte boer is zeldzaam, toch als je geboren en gewonnen zijt 'in town'.
M'n twee collega's komen binnen. Ze zijn vrolijk, zo vrolijk, zo vrolijk waren ze nooit. (eigenlijk zijn ze meestal wel vrolijk, maar nu is't toch nog net iets meer dan anders)
- Nu hebben we wat meegemaakt! roept één van hen uit. Het enthousiasme druipt er met kilo's van af. Je voelt het, iemand moet hem antwoorden met de hamvraag: 'Ja??? En wat hebben jullie dan meegemaakt???' of zoiets. Als we dat niet doen, zal hij barsten, da's wel duidelijk. En dàt, moeten we ten allen tijde voorkomen, want zonde van 't verlies. Hij is echt wel een toffe kadee!
Dus, hier gaan we: - O, ja??? Wat dan??? Vertel, verte-e-el!!!
- Wel, we waren in Oeperdepoep, ge weet wel hé, dat dorp daar. We reden over de baan van si naar la. We zaten dus in den boerenbuiten eigenlijk. En 't was al donker en de baan was niet goed verlicht. En hij daar, had al wat gezien op de baan. Hij dacht dat het een grote hond was. O, ja, natuurlijk, van zo ver kan je dat niet zien in den donkere hé. Ik was daardoor al goed vertraagd en op m'n hoede. En maar goed ook. Van zo gauw 'het' in onze autoverlichting kwam, zagen we dat 't een varken was. Allez jong... Een varken op de weg. Zomaar, op de baan... En 't was zooo groot, wijst hij wijs.
Hij moest dit nog duidelijk verwerken, had het nog niet helemaal gevat. Nog steeds niet, blijkbaar, zo te zien aan z'n lichaamstaal en toon. Ik dacht: 'Antwerpen loopt toch vol met varkens op de weg. Niet dan?' Maar 't was niet het moment bij uitstek om dat er uit te gooien. Dàt, kan ik hem nog altijd achteraf meegeven, wanneer hijzelf wat van z'n emoties bekomen is. Enfin, daarbij blijft z'n verhaal niet. Hij en z'n maat vonden dit maar een gevaarlijke boel. Een varken in het donker in 't midden van de weg. 't zou wel eens door een andere auto overreden kunnen worden. Da's teveel dood spek...
Ze besluiten dus dat varken in toom en bij zich te houden en op zoek te gaan naar de eigenaar. Er zijn verschillende huizen, boerderijen in de directe omgeving. Die huizen en boerderijen hebben geen deurbel, zoals bij 'normale' stadsmensen. Nee, daar moet ge roepen of hard op de deur bonken. 't Is al na elf uur, dus elke verstandige boer, ligt dan al in zijn bed zijn ding te doen. Wat dat is, mag hijzelf invullen. Daar heb ik geen zaken mee. 't Komt er op neer, dat hij wellicht vrij achterdochtig is, wanneer hij gestoord wordt tijdens het doen van zijn ding. Na een kwartier zoeken, bonken en bellen zoeken, met een varken tussen handen en knieën gekneld, (dat ondertussen heerlijk aan m'n collega z'n vingers sabbelt) komt er toch een boer te voorschijn. Hij laat weten dat hij het dier enkel maar aanpakt als 't één van zijn eigen varkens is, wat hij nooit zou geloven, maar soit, hij zal toch maar es kijken. Hij neemt Krulstaartje handig over van m'n onhandige collega. Hij wriemelt tussen de oren en kijkt daar naar 'iets' (zal wel één of ander brandmerkje of kentekentje zijn).
- Begot, daddis er nog eneken van mijn ook!!! roept de ondertussen toch wakkere boer geschrokken uit. Hij neemt het ding binnen in de gang, terwijl hij nog snel een 'Dankoewelle' brabbelt en is verdwenen. En daar staan de twee mannen, ondertussen ruikend naar 'varken'.
- Allez, dat was het dan hé. Maar hij had ons toch nog een stukske spek kunnen aanbieden, dat zou ik wel aangepakt hebben se. Da's natuurlijk een grapje. Toffe tiep, mijne collega, maar zwansen gaat haast altijd over eten bij hem... Ze hebben het er natuurlijk ook over, wat hun vrouwen zullen zeggen als ze hun man zullen ruiken vannacht, thuisgekomen na hun dienst. Da's vaneigens, dat hierover ook nog wat moet gekonkelfoesd worden.
- Nou, alvorens te gaan plassen, heb ik toch maar eerst m'n handen gewassen. weet de ander me nog gibberend te vertellen. En ik, wil daarover liefst niet nadenken, want als ik nu ga antwoorden wat me op de lippen ligt, gaan de insinuaties niet meer stoppen, vrees ik.
Maar toch, als we willen, mogen we na dat geurig en kleurig verhaal ook eens aan hun handen -en zelfs hun broek-ruiken.
't Is weer zover, 't is examentijd. Heb ik lichte sadistische trekjes...? Of is het gezond om af en toe leedvermaak te hebben...? Niet mooi...? Ach, ik geef het toe, soms geniet ook ik wel eens van m'n lelijke kantjes. Want, daar zit de jeugd. Haast allemaal ondergaan ze de stress en ernst van de blokperiode. Zelfs kinderen van het lager onderwijs, zie ik met schriften, kaften of papier opengevouwen op hun kleine schoot op weg naar de foltering (lees: school). Hier en daar kan er nog wel eens eentje lachen als ik hem of haar aanspreek. Maar de meesten zijn zo diep verzonken dat ze niet aangesproken worden. Niet dat ik zomaar elke jongere ga treiteren hoor, ook niet zonder reden aanspreken. Nee, dat doe ik wanneer er even oogcontact is en ik dichtbij de betrokkene sta. Bezorgd vraag ik dan of er zware proeven op het agenda staan en meestal krijg ik een beamend antwoord. Ik denk haast nostalgisch terug aan 'mijn studietijd' en verschoon m'n plezier met het idee dat toen de volwassenen ook leedvermaak hadden met ons, ijverige studenten-van-toen.
Sommigen nemen gewoon hun cursus bij de hand. Saaie blokken alinea's of kolommen, schetsen, databanken of grafieken. Sommige leerlingen hebben hun leerstof in verschillende kleuren onderstreept of gekenmerkt, of gewoon in verschillende kleuren geschreven. Een hoop werk op die manier, denk ik dan. Maar, misschien zijn ze zo wel aandachtiger voor wat ze schrijven. En, ik moet eerlijk zijn, die kleurtjes fleuren het blad wel op. Van saaiheid niks te merken zo. Ik hoor vertalingen die nog steeds moeten geoefend worden. Ik hoor samenzweringen. Wat is onze jeugd toch slim en leergierig, lijkt het op zulke momenten. Hoe...? Ons onderwijs gaat neerwaarts wat kwaliteit betreft? (las ik onlangs nog in de krant) Hoezo, ons onderwijs moet weer opgekrikt worden? Hoezo, onze jeugd deugt niet? Dààr is helemaal niks van te merken dezer dagen.
Hier en daar, merken we een jong ventje dat zowat zit weg te doezen in de tram. Die kent de boel waarschijnlijk, heeft het voldoende onder de knie. Die heeft gisteren gestudeerd, tot een stuk in de nacht en is nog moe. Lui misschien? ...denkt U...? Neuhhhhh... nooit, jamais, never, nie, nunca, als ge begrijpt wat ik bedoel. Gewoon nog wat moe, of misschien wel diep in gedachten verzonken, of misschien wel aan 't mediteren, maar lui ... dàt nooit.
Het is zo stil tijdens de ochtendspits. Het doet me denken aan gisteren, toen een groep kinderen met begeleiders opstapten. Ze waren met een twaalftal, en praatten honderduit. En, stil dat het was. De handjes gebaarden alsof het een lieve deugd was. Het zal ook wel een lieve deugd geweest zijn. Triest hoor, dove kindjes. Maar wat doe je d'r aan? Ze moeten ook klaar gestoomd worden voor het zelfstandige leven binnen onze maatschappij. Ze trekken goed hun plan. Ik geniet ervan hen bezig te zien. Door hun beperking hebben ze tijdens een gesprek in groep een enorm respect voor mekaar. Ze trekken de aandacht van iemand die ze willen aanspreken. Iedereen kijkt dan mee en volgt het gesprek, maar telkens iemand iets wil zeggen, moet die aandacht gevraagd worden. Zo wacht ieder z'n beurt af, geduldig. Hier wordt gesproken op een deftige manier. En ik denk bij mezelf: Een debat volgen op tv, maakt me altijd bloednerveus. Gewoon omdat politiekers niet het fatsoen hebben mét mekaar te praten. Het moet altijd een kris-kras-door-mekaar-gepraat zijn. Zeer moeilijk te volgen van op je sofa én, weten die gasten na het debat nog wel wat de ander heeft gezegd? 'k Geloof het ook nooit, jamais, never, nie, nunca...
Ja, 'k weet het. 'k Ben een beetje nors vandaag. Komt omdat ik een vroege had, slecht geslapen heb, door de regen heb moeten stappen, discussiërende collega's uit mekaar moest halen, honger en dorst heb en mijne koffie koud is geworden door te lang te zitten typen aan dit blogje...
Na een weekje vakantie is hij er weer. Daar we zowat hele dagen met ons tweetjes doorbrengen, kennen we malkander ondertussen toch wel zo'n beetje goed. We zijn gewoonweg een onovertreffelijk team. We kunnen het zo goed vinden met mekaar, dat we ook lekker humeurig kunnen zijn zonder bijwerkingen. Het gaat wel over. Trieste buien worden ook door de ander steeds voortreffelijk opgevangen. Het kan de kwalitieit van het werk maar ten goede komen, én voor mezelf nòg belangrijker om goed te kunnen functioneren zowiezo, het komt onszelf ook ten goede. Het zorgt er vooral voor, dat werken geen werk is, maar een leuk verplicht tijdverdrijf.
Hij, is dus een leuk ventje, maar met momenten o, zo onhandig... Er gaat haast geen dag voorbij of er is wel wat uit z'n handen geglipt. Tijdens het eerste half uur dat we samen zijn (te vroeg op het werk, dus samen in de kantine) heeft hij al tweemaal wat laten vallen. Opmerkingen van collega's komen te pas en te onpas, maar ze bedoelen het niet slecht. Er wordt gegrapt en hij maakt er helemaal geen probleem van. Ik, laat de andere doen en moei me enkel maar ter bevestiging hier en daar. Pret alvorens er in te vliegen is aan te raden.
Wanneer hij bij het verlaten van die kantine nog snel een beker water neemt, vraag ik hem die beker toch maar goed in de handen te nemen. We moeten nog een trap af, dus, je weet maar nooit. Ik zou immers het water over me kunnen krijgen, denk ik beduusd. Hij lacht. Hij grapt. Hij doet. En... Gelukt!!! Hij geraakt beneden zonder ook maar een druppel te morsen. Snel naar de kleedkastjes om dat vervloekte uniform te vervolledigen alvorens het werk aan te vangen. Geloof het of niet, maar ik... ben altijd sneller dan hem. Zeg over vrouwen wat je wil, maar hier klopt het cliché langs geen kanten. Als ik de minuten zou optellen die 'k al heb gewacht alvorens te kunnen vertrekken, zijn dat onderhand uren, nee, dagen, nee weken... wachttijd. Maar ach, als dàt alles is...
Tijdens dat wachten, hoor ik een vreemd geronkel, een stem die ongewone dingen zegt en hij zoeft me voorbij, nog steeds niet als sjieke geüniformeerde vertegenwoordiger van De Lijn. Een onderdeel van een seconde, vraag ik me af... maar meer heb ik echt niet nodig om te weten wat er gebeurde. Hij heeft de boel over de vloer gekieperd tussen die kleedkastjes natuurlijk. Hij snelde me voorbij om een veger te halen, want, toegegeven, hij is ook een propere én verantwoordelijke kerel. Hij veegt de boel weer proper. En... het resultaat...? Gierend van 't lachen beginnen we onze werkdag.
Wanneer ik naar 't werk ga, of rij beter, neem ik een andere lijn dan gewoonlijk. Dit, omdat ik aan de berichtgeving op de halte merk dat m'n 'normale' trammeke nog aan de eindhalte staat. Met een kleine omweg ben ik nog ruimschoots op tijd en zo speel ik op zeker. Ik ben niet echt een gokker. Het valt me op dat alles zo vreedzaam rustig is. Niet echt veel scholieren terwijl op dit uur de scholenspits bezig zou moeten zijn. Maar goed, niet getreurd, ik zit knus en tuf mee op het gemak. Wanneer ik moet afstappen ga ik nog effe naar voor om m'n collega te groeten. 't Is maar een kleintje en dit wordt wel geapprecieerd. Ze weet me nog te vertellen dat het een abnormaal rustige middag is. En dàt... alvorens mijn dienst aan te vangen, terwijl ik vermoedde dat het vandaag wel een erg drukke avond zou worden...
Daar ik vroeg op het werk ben, kan ik nog met alle gemak een kopje thee drinken alvorens me klaar te maken om m'n dienst aan te vangen. Dat valt ook weer goed mee, zo kan ik eerst nog een rustig babbeltje slaan met m'n collega die er net een weekje tussenuit is geweest. Z'n ervaringen van in het buitenland interesseren me en zo kunnen we de tijd nemen om ononderbroken te praten.
Maar, wanneer we de straat op gaan, merken we direct dat het verdomd druk is in de stad. Het is een ware heksenketel. Claxons toeteren of het een lieve deugd is, wat ik echter betwijfel. Geërgerde automobilisten lopen rood aan. Eigenlijk is dat een beetje lachwekkend. Ik denk op zo'n momenten altijd iets in de trend van: Seffes zwelt die zodanig op, dat ie als een ballon omhoog vliegt. 'k Zie ze daar boven al allemaal hangen. Een ruzieënde kakefonie van kakelende, boze weggebruikers, tegen mekaar opbotsend omdat ze daarboven geen controle hebben in het ijle. Nou ja, zo'n vaart neemt het niet, maar 't idee doet me wel lachen.
We nemen de bus (die al veel te laat is, zoals zowat alle lijnen die door de stad moeten). De chauffeur, een heel sympathieke kerel, doet z'n job echt heel goed, staat zowat stijf van de stress. Hij beseft het, zegt het me en klaagt, klaagt, klaagt. Ik heb dus al gelijk compassie met de man. Daarom blijf ik vooraan staan Ik vang de boze passagiers op, zodat ik als het ware een bumper ben tussen hen en de chauffeur. Hij heeft al verschillende keren scheldbuien moeten slikken en het gaat hem niet meer af. Hij barst van de hoofdpijn, voelt zich niet goed enz. Nu ik vooraan sta, voelt hij zich gesteund. Ik laat m'n andere collega weten dat we beter wat verder meerijden om te voorkomen dat hier wat uit de hand zou lopen. Er stapt een vrouw met kind op. Kind is totaal vrijgevochten, wat in dit geval ook een dégoutante houding meebrengt. De moeder laat het kind, zij heeft wel wat anders te doen. Sms-sen is immers veel belangrijker. Het vijfjarige kind breekt zowat de bus af vooraan. Dus ik moei me ermee. 'k Raad de vrouw aan, haar kleintje bij zich te nemen. Er is immers nog plaats naast de moeder. Moeder zegt dat aan dit kind niks te doen is en ondertussen is ze alweer met die verdomde gsm bezig. O, wat heb ik zin om dat mens bij het haar te sleuren tot bij het kind en haar op haar verantwoordelijkheid te wijzen. Maar ik beheers me. Het kleintje is effe stil, want niet voorzien op zo'n situatie. Ik heb haar natuurlijk ook verwezen. Maar het duurt niet lang of ze ligt plat op haar buikje op het verhoog achter de eerste zetel. Ze krijst, overstemt met haar schelle stemmetje, de bus. Ik merk dat de chauffeur zich wil omdraaien naar haar. Dus neem ik haar vast en zet haar vermanend op de grond bij haar moeder. Moeder boos op mij, roept dat ik niet moet roepen. 't Is weer zo'n situatie die lekker uit de hand kan lopen. Maar... Ik... roep niet naar kinderen, want roepen is onmacht. Ik ben wel zeer kordaat, da's heel wat anders. Doch, met de moeder valt niet te praten. Ze verwijt me 't één en ander met stemverheffing natuurlijk. Enfin, er is wat te beleven op de bus, want de verveling slaat wel toe als je een uur nodig hebt om van het centraal station tot aan Schijnpoort te geraken. Dat doe je normaal gezien in 10 minuten. Ik zie maar één oplossing om dit te klaren en maan de moeder aan te zwijgen. Ook dàt doet ze niet natuurlijk, 't zou mooi geweest zijn. Dus herhaal ik heel kort in één woord, telkens als ze weer begint te zanikken: Zwijg!!! Tot ze op de duur wel moet, want ook dit wordt lachwekkend...
We blijven op de bus. Oké, het is niet het vooropgestelde traject dat we moeten volgen, maar nu kunnen we op z'n minst toch één chauffeur wat ontstressen. De volgende haltes stappen mensen zuchtend, of lichtjes verwijtend op, maar wij vangen hen op, zodat de chauffeur zich bij het rijden kan houden. Da's vandaag meer dan genoeg.
Later op de avond regent het. En het is wrééd rustig.
'k Schreef het al meerdere malen... Met regelmaat krijgen we complimentjes. Wanneer we die van onze collega's krijgen, is het dubbel zo leuk. Dàt wil namelijk zeggen dat we een waardering krijgen voor wat we doen vanuit een professioneel standpunt bekeken. Het is erg plezierig wanneer een chauffeur ons bedankt wanneer we hem nog groeten alvorens af te stappen. Wanneer het druk is geweest en er moet gedirigeerd worden door de vele buggy's of caddy's en rollators waarmee de reizigers onderweg zijn, doen we dat ook natuurlijk. Zo is de kans op ruzieën onderling miniem, plus, de deuren kunnen vlugger gesloten worden en daardoor blijft het tijdverlies zo klein mogelijk. Dat wordt uiteraard geapprecieerd door onze collega's.
Maar andersom gebeurt ook. Wat heb ik een respect voor de chauffeur die z'n kalmte weet te bewaren als hij of zij verschillende keren de drukke stad door moet. Egoïstische automobilisten sluiten nog snel aan op het kruispunt. Die bus zou er zo eens tussen moeten komen te staan... Daardoor blokkeren ze het hele kruispunt en staan gelede bussen tergend lang te wachten alvorens ze hun bocht over het kruispunt centrum stad kunnen nemen. Die bewuste automobilisten kijken dan -terwijl ze evengoed stil staan te wachten- naar overal, maar zeker niet richting buschauffeur. Ze durven het oogcontact niet aan, want weten dat ze foutief deden. Tergend is dat toch, als je al een kwartier -of nog meer- te laat bent en direct terug een lange rit moet aanvangen. Daardoor is de kans om eventjes je benen te strekken aan de eindhalte helemaal verdwenen natuurlijk.
We maakten het maar weer eens enkele keren mee, de afgelopen week. Omdat het tegenwoordig zo dikwijls voorvalt, heb ik des te meer respect voor collega's die hun kalmte weten te bewaren. Dat de lach wel eens van het gezicht verdwijnt kan ik maar als normaal aannemen...
Gelukkig verschijnt die al snel weer, wanneer ik hen daarover aanspreek en hen prijs...
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 67 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.