Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
30-04-2011
controle???
Een dagje vrij. Niet dat ik bepaald bezeten ben door het openbaar vervoer, maar ik kan het ook niet helpen. In zekere zin heeft het een grip op m'n lieve leven. Ik rij al jaren niet meer met de auto naar onze koekenstad. Ik spreek niet enkel voor mezelf, want ook mijn allerbeste vriend heeft al een hele tijd geleden deze beslissing genomen. Waarom ons druk maken en confrontatie aangaan met nodeloze, onverwachte en gevaarlijke manoeuvers van sommige weggebruikers? Waarom een half uur in lange rijen file aanschuiven om 500m verder te raken? Waarom tergend lang moeten zoeken naar een dikwijls dure parkeerplaats in de omgeving van onze bestemming? Nee hoor, Wij Zijn Niet Gek!!! Laat tram of bus ons maar brengen. Wij zetten ons lekker naast mekaar en maken een gezellig praatje over koetjes en kalfjes of dingen die ik hier niet beschrijf (...)
Zo komt het dus dat we de tram, dicht bij huis opstappen. Het is nog redelijk vroeg. Veel volk zit dus nog niet op het voertuig, maar er zijn al wel een tiental plaatsen bezet. M'n man, zegt terwijl hij zich naar een zitplaats begeeft luidop: 'Goeie morgen allemaal!' Ik vind het uitermate grappig. Niemand antwoordt, zoals eigenlijk verwacht... Vòòr ons, zit nog een koppel. De vrouw kijkt achterom, kijkt eventjes vertwijfeld en ziet ons lachen. Daarom vraagt ze: 'Was het meneer die dat zei?' Waarop ik, nog steeds lachend, beaam. Ze antwoordt dat ze dacht dat er controleurs waren opgestapt. Ze vinden het ook wel grappig. Ze knikken ons vriendelijk toe. Ondertussen zijn er al wel enige minuten verlopen. Ik, geniet alleszins enorm van deze situatie. Het was helemaal m'n ega z'n bedoeling niet de mensen in het ootje te nemen. Het was zuiver z'n bedoeling om gewoon iedereen te begroeten, zoals we niet gewend zijn, maar zouden moeten doen. 't Zou toch leuk zijn, zowiezo.
Toch, zegt het genoeg, dat, als mensen een luide groet horen op tram of bus, denken dat er controleurs zijn opgestapt. Het siert hen (de ticketcontroleurs) toch...
We staan te wachten op de bus aan een halte bij een hospitaal. Een vrouw die ook komt aangestapt, valt. Ik snel haar te hulp om haar, samen met een andere vriendelijke man die op de bus staat te wachten, recht te helpen. Ze kreunt erg, haar knieën zijn kapot. Ik laat haar daarom op het zitbankje in het wachthokje plaats nemen. Na een tijdje hoor ik haar iets in 't Spaans zeggen en eindelijk heb ik door hoe ik met haar kan converseren, want eerder lukte het niet. Ze is diabeet en was draaierig, kom ik te weten. Ze komt net van een onderzoek komt in het hospitaal, in verband met haar ziekte. Daarom stel ik haar voor om terug te gaan, onder onze begeleiding. Mijn makkelijke collega is daar natuurlijk mee akkoord, en de dame ook. We laten haar achter onder goede medische zorgen en de nodige informatie, nadat ik ook daar nog effe tolk heb gespeeld.
Het is druk in de stad. Zowel op de bussen en trams als het verkeer. Zolang er geen scholenspits is, gaat het nog wel, maar we merken dat er toch al lijnen zijn die vertraging oplopen. Niks aan te doen. Onze stad kan maar verkeer slikken naargelang er plaats is in straten. Er zullen nog meer zulke dagen komen, tenzij de mensen eindelijk es met de fiets of het openbaar vervoer willen naar de Koekenstad komen. En, wanneer men eindelijk door wil hebben dat er echt wat moet ondernomen worden aan verkeersknelpunten en -overlast, net als het gedrag in het verkeer.
Op een ander moment; Een groepje meisje snoepen koekjes op de bus. Rustig stap ik naar hen toe om hen duidelijk te maken dat ze hiermee beter effe wachten. Eéntje van hen antwoordt me nogal bot en ik wijs haar hier op. Natuurlijk doe ik dit rustig. Mijn bedoeling is heus niet om te gaan ruzieën, maar eerder iets te bereiken. Of ik haar echt heb kunnen bereiken, weet ik zo niet, maar haar vriendinnen toomden haar wel in, dus hen had ik dan toch mee. Door haar verder in haar roes te laten, waren er ook geen problemen. Pubers, pubers laten, denk ik maar zo. De koekjes waren toch al lang weggeborgen en werden niet meer boven gehaald.
Even later komen drie jongens aan een halte aangelopen, en de bus waarop we zitten rijdt net door. Eén van hen was net aan de voordeur. De chauffeur was een passagier aan het duidelijk maken dat ze met gepast geld moet betalen en niet met hopen centjes. Ik geef dus toe dat er enige afleiding aan de chauffeurspost (of -loge) was. De jongens boos, kloppen, stampen en bonken hard op de bus. Daarom vraag ik de chauffeur, eens twintig meter verder, ons te laten afstappen, zodat we met de jongens kunnen gaan praten. Zij, de jongens dus, denken dat ze toch nog op de bus kunnen en komen ons zo zelfs tegemoet ipv te gaan lopen. We hebben een goed gesprek met hen over 'wat wel en niet kan'. Eigenlijk ben ik erg blij, dat deze jongeren dit gesprek willen aangaan. Heel dikwijls is het anders. We zijn met goed gemoed uit mekaar gegaan, met een vriendelijke knik, zoals het hoort. Zij hebben hun hart gelucht, wij geluisterd. Wij hebben hen uitgelegd waarom ze dit toch maar beter laten en zij hebben zich verontschuldigd.
Een zat kanon komt voor me staan, terwijl ik op straat in de zalige zon sta te wachten op de bus om mijn ding te doen (werken heet dat). Ik merkte hem al op. 'k Had hem in 't vizier, maar hij weet het niet. Hij gebruikte de flauwe truuk om twee vrouwen aan te spreken (pappen) door een vuurtje te vragen. Ik dacht nog hé: 'Dat komt er maar van als je persé een stinkstok wil roken. De gevolgen moet ge'r maar bij dragen'. Maar, daar dit gebeurt op 'ons' terrein, een halteplaats, voel ik me (zo ben ik nu eenmaal) verantwoordelijk. De dames zijn heus geen kindjes, dus ik veronderstel dat ze hun vrouwtje wel zullen staan. Niettegenstaande wil ik er direct bij zijn als het kanon onnozele dingen zou willen gaan uitsteken. Want... dàn, moet ie mij nog leren kennen hoor... denk ik bij mezelf met haar op m'n tanden.
Een andere vrouw, vroom met hoofddoek, zet zich aarzelend enkele stappen opzij en beschermt haar gezicht met haar hand. Ik merk haar blik, afwachtend, wat onzeker, flitsen haar ogen met tussenpozen mijn richting uit. Ik laat haar, want het heeft geen zin, mensen overdreven te gaan bemoederen, maar geef haar een bemoedigend knikje. Ik ben Ma Kloek nu ook weer niet hé, dus dat lijkt me wel voldoende om een veilig gevoel op te roepen in dit geval. Het is trouwens beter, niets opvallend te ondernemen, anders heet het provoceren.
Kanon wandelt weg van de dames. Ze hebben dat fijntjes aangepakt. Hij heeft blijkbaar geen wroeging. Goed zo! Hij ziet ons dan staan. Mijn beste collegavriend staat naast me. Die wordt genegeerd, maar mij heeft ie in't vizier. Den ambetanterik. Hij komt naar mij en lult wat, zoals zatte kanonnen altijd doen. Resultaat, één oor in, ander uit. Ik maak me aan zulk individu niet moe. Hij komt vlak voor me staan en laat me z'n vervoersbewijs zien en schampt nog wat op al wat met één of andere instantie te maken kan hebben, om maar niet te zeggen 'De Lijn'. Ik zeg daarop: 'Goed kerel, dàt weet ik dan, en nu dìe kant uit!' Kort en bondig. En, geloof het of niet. Ik lach niet... heus, lees: NIET. Hij laat z'n portefeuille vallen, waar hij blijkbaar wat mee wilde uithalen. Ik kijk naar het namaakleren ding, krak voor m'n voeten, op de grond. Hij kijkt naar mij, lichtjes uitdagend, bukt zich dan toch maar zelf om z'n eigendom veilig onder te brengen in vest- of broekzak. Dan zegt hij: 'I don't like your glasses.' ...en ik: 'That's why I'm wearing them, not you.'
Wat heb ik for heavens sake verkeerd gezegd??? Hij maakt zich kwaad vloekend uit de voeten.
En ik denk: Goed zo, hoe verder hoe beter!!! en...
De sfeer hangt in de stad. In de straten, op het voetpad, in de trams en bussen, aan de kruispunten en vooral in parken, pleintjes, speeltuinen. Grote kindjes stuiven zowat de schoolpoorten uit. De vakantie kan niet zonniger beginnen dan wanneer de zon er echt bij is. Ze voelen zich uitgelaten blij, wat zich wel durft weerspiegelen in hun vrijgevochten gedrag. Nu is er geen juf, meneer of moeder noch vader bij die hen begeleidt en ze voelen zich toch zoooo vrij van verplichtingen. Je zou voor minder vergeten beleefd te zijn, want da's nu toch niet zo belangrijk. Regeltjes komen nog wel terug in het leven, maar nu eerst alle regeltjes vergeten. Effe het IK BEN VRIJ DUS IK BEN BLIJ-gevoel laten gelden. Voor zover ik het zie, blijft het allemaal onschuldig pubergeluk en is het best prettig.
De kleinere kindjes, worden nog wel begeleid door een ouder, grotere broer of zus, of gewoon, een volwassene. Zij lopen, springen, zitten, hangen, leunen er allemaal even stralend bij. Het knutselwerkje in de hand. Het ene al wat creatiever dan het andere. Dàt hangt niet af van het kleintje, maar van de juf of meneer die hen het werkje liet maken. Paaseitjes in mandjes durven al beginnen smelten in een tram die al een beetje warm wordt in de voorjaarszon, ook al staan alle kleine raampjes open. Maar da's niet erg, want vele van die paaseitjes mogen daardoor vroeger opgesmikkeld worden. Dit is immers een goei reden om ze niet te moeten bewaren tot thuis. Een ander kindje heeft een ware paasklok mét klepel. Gelukkig in karton, zodat er niet doordringend luid kan getingeld worden in de tram. Het kind blijft aldoor fier staren naar het kunstwerk in z'n kleine handje. Mama màg het absoluut niet dragen, niks van. En dan is er het meisje dat haar armpje rond de paal heeft geslingerd. Het danst en draait rond die paal, zonder ophouden. Mama heeft al enkele malen gezegd dat het kleine danseresje maar beter kan zitten, maar nee, daar heeft ze geen zin in. Ze blijft draaien en vrolijk een deuntje zingen. Ze heeft een paashoedje op haar hoofd. De helft van een eierschaal, siert haar hoofdje. Ze heeft iets van Calimero, maar beseft het wellicht niet.
Ik kom net van een bezoekje aan mijn eigen kleine-kindjes. Fier toonden ze me hun knutselwerkjes. M'n haar'tje met een paasstrikje in haar paardestaartje. M'n hij'tje met een mooi geschilderd paaseitje. Zij vraagt wanneer het nu eindelijk Pasen is. Hij beseft het allemaal nog niet.
O, wat ben ik blij, dat ik niet werk vandaag.
Ik ben passagier en geniet van het paasplezier én de zon!
Men vindt zowat allerhande op bus en tram, omdat mensen zowat allerhande verliezen op bus en tram. 'k Denk dat ik er al wel eerder over geschreven heb, want ooit vond ik een damesslipje achteraan in de bus. 'k Ben er toen maar af gebleven. 't Leek me wat te gortig dàt aan te raken, hoewel het tot veel mannen hun verbeelding zal gesproken hebben dit kledingsstuk in de bus te zien liggen. 't Lag wat verdoken, dus niet echt op een zetel, anders had ik het wel weg moeten nemen hé... Er zijn immers grenzen... Zo vond ik gisteren een papierke. Nou, ja een papierke, zou je zeggen, zulks vind je beslist toch alle dagen op de voertuigen. Dit echter, was een handleiding, mét tekeningetjes. Het kwam uit een verpakking voor condooms. De tekeningetjes waren dus ook tot de verbeelding sprekend voor heel wat jongeren... denk ik zo. Daarom heb ik dat toch maar weggenomen. Toen ik het aan m'n collega liet zien, vond hij laconiek dat het gelukkig maar het papiertje was. (...) Ik... gaf hem prompt gelijk!
En dan iets anders... Toen ik vandaag naar huis ging van 't werk stapte een man op die m'n aandacht trok. Een grote zeventiger met loshangende lange, verzorgde witte haren en een grijswitte baard. Ik dacht dat hij de man kende waar hij bij was gaan staan, omdat hij er gemoedelijk mee praatte. M'n aandacht gleed weer naar gevels, straten, kruispunten en verkeer. Je kent dat wel, aandacht die er geen is. Tot ik het begin van een gedicht hoorde oreren: - O, krinklende, winklende waterding, met 't zwarte kabotseken aan... Al direct gingen m'n antennekes op. Ik hoor Guido Gezelle!!! Juichte ik heel stillekes. Ik keek dus op naar de grijsaard, die het spijtig genoeg enkel bij deze woorden hield. Hij was blijkbaar weer in gesprek met de andere man, heerlijk rustig. Hij sprak ook een vrouw aan, die hem antwoordde. Ik kòn het niet laten, ik bleef hem bekijken, ik vond hem gewéldig op een speciale manier. Toen ie me in't vizier kreeg, zei hij: "'t Is toch zo hé, een beetje cultuur op de tram kan nooit kwaad". Ik beaamde natuurlijk, "enòf datdà geen kwaad kan! Ga gerust verder meneer, gij doet dat goed". Maar de man ging niet verder met het gedicht. Hij zei: " We praten een hele dag, allemaal. Alleen zeggen we't niet hardop, maar hierboven, die grijze massa is altijd maar bezig en sommigen zeggen niks. Zielig toch hé. Al die energie! Beeld je dat in zeg, hoeveel energie er op die manier verloren gaat. Da's toch zonde. 't Is op de tram altijd zo stil, dat ik wel iets moet zeggen. 't Kan toch niet dat zovele mensen samen zitten, aan vanalles denken en dan niet praten met mekaar". Ik hield direct van deze man. Een filosoof weliswaar... Uiteraard moest ik lachen en terwijl hij maar bleef praten, kòn niemand iets zeggen, maar dàt had hij dan niet echt door. Ondertussen kwamen we aan een halte dicht bij een café. Waarop hij zeide: "Ha... een café! Ik denk da'k er nog eentje ga pakken en daar wat de beest uithangen". Zo gauw de tram stil hield, daalde hij kwiek van de tredes om zich te gaan amuseren met het rijke gegiste vocht. De man achter me had er duidelijk ook pret in. En ik besloot naar hem toe met de wijsheid: "Als de mensen allemaal op die manier dronken zouden zijn, zou 't leuk zijn, toch...?
Leuke opdracht vandaag!!! We gaan een groep kinderen ophalen om hen te begeleiden. Vanmorgen kregen ze begeleiding van collega's, maar men had vergeten deze ook te vragen om huiswaarts te keren. De groep is groot en de eigen begeleiding volstaat niet om moegespeelde kleintjes op een veilige manier naar huis te verzekeren. Dat is nochtans zéér belangrijk, zal elke volwassene met wat verantwoordelijkheidsgevoel in ons toegeven.
We zorgen er dus voor dat we goed op tijd ter bestemming zijn. Dichtbij het bos, dààr waar ze vanmorgen zijn afgestapt, om hen op te halen. We zijn een klein half uurke te vroeg, maar da's niks. Stel dat ze wat vroeger zouden komen hé. Trouwens het regent (nu) niet. Er staat wel een frisse wind en veel beschutting hebben we niet, maar er is toch een bushokje waar we een beetje uit de wind kunnen gaan staan. Het ruikt hier verfrissend zalig. Zo ver zijn we niet uit de stad, maar ik geniet van de humusgeur door de natte grond. Hier fluiten vogels luider en klaarder dan in de stad. Alleen, is er de grote baan waarlangs het verkeer onherroepelijk met de nodige decibels voorbij zoeft. Het lijkt me een monster dat niks ontziet. Ik zeg tegen m'n collega dat we maar best de groep al bijstaan als ze de drukke baan moeten oversteken, want dat lijkt me niet echt een sinecure. Hij gaat hier gretig mee akkoord. En we wachten geduldig. Maar wanneer ze een kwartier te laat zijn en nog niks in zicht is, besluit ik om m'n baas op te bellen. Misschien kan hij stappen ondernemen om te achterhalen of ze gewoon 'te laat' zijn, of er iets misgelopen is...? Hij doet z'n best maar kan helaas geen verantwoordelijke bereiken. Na nòg en kwartier zien we de groep in de verte. We helpen hen de drukke baan veilig over te steken. Ze kunnen niet met z'n allen in het wachthokje, enkele kinderen blijven dus op de berm onder ons wakend oog in de koude wind staan. De allerkleinsten zijn erg moe, maar het is mooi om te zien hoe de grotere kinderen over hen waken. Er zitten natuurlijk ook deugnieten tussen, maar ze zijn braaf.
Op de bus is het een drukte van belang. Vrije zitplaatsen vinden we niet, dus moeten we (spijtig genoeg) de kinderen her en der verspreiden en vooral in de tussengang laten plaats nemen. Sommige volwassenen kijken stuurs en vinden het kindergeweld maar niks, lees ik zo af van hun gelaat. Anderen zie ik pretlichtjes in de ogen krijgen en glimlachen wanneer ze gesprekjes opvangen. Enkele kinderen vinden het haar maar vies van een koppeltje met dreadlocks. Ze drukken zich ludiek uit en ook ik heb pret. Enkele jongetjes verdedigen hun kennis over trams en bussen. Wat is het snelst? Ze geraken er niet uit en vragen het dan maar aan mij. De twee tegenpartijen willen natuurlijk gelijk krijgen, dus los ik dit zo diplomatisch mogelijk op. Op de snelweg is de bus het snelst... Op de trambedding is de tram het snelst, want je ziet altijd de bus achter de tram rijden... Ze lijken tevreden, een beetje in gedachten verzonken.
Ik zie een man met een stanleymes. Hij prutst aan z'n muts met dat mes. Ik hou hem in't oog. Ik kan maar beter eerst goed taxeren hoe hij zal reageren als ik iets zeg. Want wat eerder heb ik een klein kind naast hem gezet, zonder dat mes te zien uiteraard. Ik wil dit kind niet opschrikken, maar zolang die man een mes vast heeft, is het zeker niet veilig. Ik verwittig heel stilletjes een begeleider die dicht bij me staat. Dan vraag ik de man heel vriendelijk of hij dat mes niet zou wegsteken, voor de veiligheid, zie je. En oef... hij reageert niet boos en begrijpt de situatie. Hij blijft rustig zitten, het kind naast hem is in slaap gevallen.
In hartje stad stappen we af en moeten we nog een stukje te voet gaan om een metrolijn te nemen. Ik heb wel wat ervaring opgedaan wat dat betreft, en ik heb een duidelijke afspraak gemaakt met de erg jonge begeleiders van de groep. Alles loopt -of beter, wandelt- zoals het hoort. Haastig gaat het zeker niet, want de kleinsten zijn echt doodmoe. Een kind strompelt zowat slapend en ik neem hem op m'n arm. Een begeleider laat me weten dat het kleintje een ferme 'warme' broek heeft en dat ik dus maar beter kan uitkijken m'n kledij niet te bevuilen. Wwoepssss... en het kleintje mag dus weer stappen van mij... dan gaat het maar wat trager, niks aan te doen.
Ongeduldige ouders staan hun kinderen op te wachten, wanneer we weer terug zijn. Een man haalt direct z'n kinderen uit de groep, want hij staat slecht geparkeerd. Ik moei me niet, maar heb het altijd moeilijk met zo'n mensen. Eigenlijk moeten de ouders binnen in het gebouw een papier ondertekenen als ze hun kinderen ophalen. Maar deze verantwoordelijkheid is niet de mijne.
Met m'n hoofd nog vol kindergejoel keer ik weer naar kantoor en zet ik de avond verder rustig door.
Ik ben geen ijverMie, bijlange niet. Vroeger noemde m'n broer me terecht een 'dolle Mina', maar dat had meer met het ontwijken van huishoudelijke taken te maken en dus het ijveren naar meer vrije tijd binnen een groot gezin. Niettegenstaande vind ik het een goede zaak dat vrouwen dezelfde rechten moeten hebben (niet krijgen, maar hebben) als mannen. Da's maar normaal, elk mens is gelijk. Ook hier is er nog veel werk aan de winkel. Wees maar zeker, hierover heb ik een uitgesproken mening. Toch, die hou ik liever voor mezelf. Waarom ik er dan toch hier over begin? Weet ik veel of ook maar iemand zich die vraag stelt, maar ze is voor wie dit ook leest, vanzelfsprekend. Vandaar ook een antwoord. Namelijk, op het openbaar vervoer, ja ook daar, worden vrouwen geconfronteerd met een vorm van discriminatie. Niet door De Lijn, gelukkig maar. Ik schreef het heel veel vroeger al. Ik, ben maar al te blij met de kans die ik kreeg. Als vrouw, de veertig gepasseerd, kreeg ik een werkkans die ik maar al te graag met beide handen heb gegrepen. Spijt heb ik nog steeds niet in het minst.
Sommige passagiers kunnen soms aardig -waarmee ik niet aardig als lief bedoel- uit de hoek komen tegen vrouwen. 'Gij moet zwijgen!' 'Gij moet je niet moeien!' 'Kutwijf!' 'Trut!' 'Stom wijf!' Zijn enkele voorbeelden waarmee vrouwen regelmatig geconfronteerd worden. Dit niet omdat de vrouwen in kwestie moeilijk doen, maar omdat ze iemand wijzen op iets dat ongehoord is. Helaas word ook ik én m'n vrouwelijke collega's met een regelmaat op deze manier opzij gezet. Nou, opzij gezet, niet echt, omdat we dat zelf niet toelaten, maar da's toch de bedoeling van deze figuren. Echt druk maak ik me er niet om, want dit zijn meestal ofwel mensen uit andere culturen, die blijkbaar nog niet mee zijn met onze manier van gelijkstellen. Volgens mij zijn deze mensen nog niet helemaal geïntegreerd, want ook dàt is integratie als je't mij vraagt. De meerderheid echter, van mannen die zich zo uitlaten zijn nou net heren waarmee niet te praten valt. Ik laat het dus meestal achterwege om met zo'n kerels in discussie te gaan, want dat mondt gemakkelijk uit in verbale agressie.
Dit wil niet zeggen dat het getolereerd moet worden. Er is dus nog veel werk aan de winkel!
Kleine meisjes van nu, zullen er later -hoop ik- minder mee geconfronteerd worden. Zo zit er eentje vrolijke wijsjes te zingen, gewoon voor zichzelve, op de tram. Ik merk dat de mensen rondom glimlachen. Dezelfde glimlach als zou dit een klein jongetje zijn in dezelfde omstandigheden. Zonder het te beseffen spreekt het kleine wicht een waarheid om 'U' tegen te zeggen. Een meneer stelt haar de vraag waar papa is. Ze antwoordt dat hij uit werken is. De man wil het gesprek verder zetten over haar papa, maar ze onderbreekt hem met de woorden: 'Mama werkt ook. Mama werkt thuis.' Ik ken haar, haar mama is huismoeder.
En ik besef maar al goed dat dit kleine kind, een groOote waarheid vertelt!!!
Het grijze weer kruipt in de nu-grijze-mensen. Late wintertijd is het moment bij uitstek volgens mij, voor depressies en -gelukkig maar- ietwat minder erge grijze toestanden. Maar kleur is moeilijk te vinden in de mens, in deze tijd van het jaar. Gemakzuchtig als ik ben, wijt ik het maar aan het weer. Dra, wanneer de lentekriebels echt te voelen zijn, zullen we weer aan eenieder die het horen wil, opgewekt vertellen hoe leuk en stralend er iedereen weer bij loopt.
Maar eerst moeten we ons hier nog doorworstelen. Deze week vallen de zuurpruimen me op. Ik krijg te horen dat ik enkele weken geleden een man van de bus heb 'gesmeten'... Nou, daar wil ik van de man in kwestie zelf, die het me droogjes vertelt tijdens een rit, wel meer over weten. Hij zegt niet wanneer en niet waar, maar beslist, ik heb hem van de bus geduwd. Het is hem alleszins gelukt me versteld te laten staan voor een moment. Ik merk dat hij 'iets' gebruikt heeft, maar wil me er niet verder in verdiepen. Ach, hij kan maar best tegen mij tekeer gaan. Gelukkig laat hij anderen gerust. En, ook niet onbelangrijk, ik krijg geen scheldnamen naar m'n hoofd. Hij zou door die toestand eerder, een zak met 40 nieuwe cd's op de bus hebben moeten achterlaten. En die is hij nu kwijt, hoe moet hij daar nu terug aan geraken...? Enz... enz... Hij is ook gemakzuchtig merk ik, want ik draag van dit alles de schuld naar zijn mening. (...en mijn naam is Haas...) 'k Word 'm toch beu, want ik heb nog wel wat anders te doen dan een verdediging stand te houden tegen blaaskakerij. Ik geef hem nog kordaat de raad mee, dat, als hij van de bus stapt, maar beter zijn gerief kan meenemen. En dat, als hij wat achter laat, altijd contact kan opnemen met De Lijn en vragen naar de dienst 'verloren voorwerpen'. Verder gun ik hem geen grijze pleziertjes meer. Punt uit!
Tijdens een andere dienst staart een vrouw me aan. Pokerface. Ik knik. Pokerface, of nog wat zuurder als 't effe kan... Wat later staat ze klaar om af te stappen. Een dame met buggy wil op de bus, maar zij blijft in de deuropening staan. Net wanneer ik ernaartoe wil gaan, geraakt de dame met buggy op de bus. Daarna stapt de zuurpruim af, kijkt links en rechts en stapt weer op. Ik denk dat ze niet weet waarheen, dus blijf ik haar aankijken om eventueel oogcontact te krijgen. Dat lukt, maar ze werpt me een blik toe die ik best onaangenaam mag heten. Om die sfeer te breken, vraag ik haar of alles oké is... of ze misschien niet weet waar ze juist moet afstappen... of ik haar misschien kan helpen...? En, o jee... Ze reageert zeer verontwaardigd. Hoe haal ik het in m'n hoofd dat zij niet zou weten waar af te stappen, wie denk ik wel dat ik ben, ik hoef me helemaal niet te moeien. Voilà... 'wat is het leven schoon', denk ik... 'k Antwoord dan maar dat ik 'maar' een vraag stelde en het 'maar' goed bedoelde hoor. Een reactie komt niet meer.
Koude oorlogtoestanden op tram en bus, gebeuren natuurlijk regelmatig. Niettegenstaande is het echt niet moeilijk om wat je ook zeggen wil, op een vriendelijkere manier te uiten. Op weg naar huis, in de tram merk ik: Een man zet zich naast een vrouw, die haar tas naast zich op de bank heeft staan. Haar arm ligt er op. Hij zet zich te dicht tegen haar aan en ze reclameert. De man roept haar toe: 'Ja zeg, madam, doe dan in godsnaam die tas hier weg hé!' Zij knalt hem als antwoord: 'Jamaar, zie dan toch, dà kàn ni!!!' Hij kijkt en knikt haar dan wat ongemakkelijk toe. Het blijkt, dat ze met haar arm in het verband zit en haar schouder erg pijnlijk is... Domme toestanden die zo makkelijk te voorkomen zijn, gewoon door met mekaar te Praten... De sfeer tussen de twee blijft, zo lang ze op de tram zitten, ijskoud.
Maar, geloof het of niet... ik, heb toch een binnenpretje...
Op weg naar werk en naar huis, draag ik m'n eigen jas om een beetje incognito te zijn. Ik ondervind meermaals dat nogal wat mensen me herkennen. Men groet me dan en 't eerste dat wordt gevraagd: 'Niet aan't werk, want, niet in uniform?' Zo zie je maar... 'k Heb zo blijkbaar 'n heel klein eigen wereldje gecreëerd, dankzij m'n job. Een wereldje waarin respect naar mekaar toe normaal is -zoals ook echt normaal is, natuurlijk- en waar mensen dat maar al te graag tonen. 't Is altijd wel plezierig ermee te worden geconfronteerd.
Als er zich iets voordoet, op zo'n moment hou ik me liefst zolang het tolerabel is, buiten de situatie. Soms, kan het niet anders en moet ik me moeien, gewoonweg om het de chauffeur wat makkelijker te maken. 't Is niet altijd evident te discusiëren en ondertussen je weg verantwoord te banen in het stadsverkeer.
Een dame stapt in een lagevloerstram. De chauffeur vertrekt zachtjes en ze teent naar voor om een ticket te kopen. Ze heeft enkel groot geld bij en de chauffeur kan niet weergeven. Ik zit vooraan en volg het geheel. De chauffeur vriendelijk, zij ook, maar met het probleem dat ze niet kan betalen, daar ze niet genoeg klein geld heeft. In zo'n hermelijn (lagevloerstram dus...) is het niet makkelijk een gesprek te voeren terwijl je rijdt. De chauffeurscabine staat niet toe de klank goed te sturen wanneer je niet naar de pasagier (achteruit dus) kijkt. Dàt..., achteruit kijken dus, is dan weer ten volste af te raden natuurlijk. Daarom neem ik het effe over. Ook al draag ik m'n uniformjas niet. Da's wellicht de reden waarom de vrouw me raar aankijkt. Maar ze heeft snel door dat ik haar wil helpen. Het allergrootste probleem is echter dat ze geen woord Nederlands praat. Zij, praat Russisch. English...? Njet. Français...? Njet. Español...? Njet. Een 'Da' wil maar niet komen, ze praat dus enkel haar moedertaal. Ik wil haar laten begrijpen dat ze met de gsm ook een ticket kan bestellen. Gelukkig is het woordje, nou, de afkorting dan 'gsm' algemeen bekend. Zover zijn we dus... Ik geef de moed niet op, want heb infotickets, bij de hand. Ik geef haar eentje, maar ook dat begrijpt ze niet goed. Volhouder als ik ben, doe ik haar met hand en tand voor hoe ze een ticket kan bestellen. En na enkele moeizame yes, no, ja's en nee's... lukt het dan toch. Het infoticketje houdt de dame en tevreden gaat ze zitten.
Ondertussen ben ik halverwege de weg naar huis. Stel je voor dat de chauffeur zo lang had moeten blijven stil staan om haar deze uitleg te geven...
Ik bevind me aan de middendeur in de bus. Er stapt nogal wat volk op en op den duur staat men een ietsje 'meer' dan 'min' op mekaar gedrumd. De verwarming in het voertuig staat op en het wordt me een beetje onaangenaam. Een klein tekort aan frisse lucht doet m'n hart wat harder kloppen, ik krijg nog net geen zwarte vlekken voor m'n ogen en ik ben me ervan bewust dat ik niet meer zo vriendelijk kijk als ik wel zou willen wanneer ik m'n job doe. Daarenboven ruik ik een geurtje dat me ergert in redelijke mate. 'Tanden bijten' geef ik mezelf als oppepper. Maar, dit hou ik niet echt vol. Ik voel het in me opwellen. Het gaat niet lang meer duren voor ik m'n zelfbeheersing zal verliezen, vermoed ik, mezelf kennende. Als dat gebeurt, zal ik mogelijk een por geven aan diegene die weer eens tegen me aandrukt. En dàt... is natuurlijk niet goed. Maar die geur, die ontbrekende lucht...
Gelukkig bezit ik ook nog een portie zelfredzaamheid, wat zeer goed van pas komt op zulke momenten. We stoppen aan een halte en daar ik aan de deur sta, stap ik uit. Terwijl andere passagiers uitstappen, begeef ik me naar de voorste deur en stap weer op. Ik blijf vooraan staan en zeg verontschuldigend tegen de chauffeur: 'Kan het kwaad als ik even hier blijf staan? Het gaat me namelijk niet af, daar aan de middendeur. Hier is tenminste frisse lucht.' M'n collega-chauffeur vraagt of het te warm is op de bus. Ik beaam, maar voeg er aan toe dat een onfris lichaamsgeurtje als toemaatje, me tot deze beslissing bracht. Hij giert het uit van 't lachen en zegt dat ik maar beter even vooraan blijf. Ach, van hier kan ik ook best heel wat in 't oog houden. Maar m'n humeur, m'n longen en m'n glimlach werken alweer terug zoals het hoort.
Dit doet de chauffeur haast nostalgisch wederkeren naar annekdotes over stank- en viezighedenpraktijken op de bus. Hij vertelt het ene na het andere geval. Ik... ga het hier niet allemaal neerschrijven, maar wat ben ik blij dat ik toch weer die frisse lucht ter beschikking heb!
'k Ben wat plattekes, maar wijd het aan die 'stomme verkoudheid'. Maar ja, 'k bijt het wel door en na enkele dagen zal 't wel beter zijn zeker... Ik vertrek naar 't werk met de gedachte dat ik het rustig aan zal doen, zeker niet in discussie gaan, want het gonst in m'n hoofd. Enfin, dat probeer ik zowiezo altijd al te mijden. Soms echter, lukt dat niet zo goed. 't Jaar is nog erg pril, er zijn nog heel wat collega's die ik nog niet zag na nieuwjaarsdag, dus probeer ik het kussen te vermijden. Ook dat lukt niet altijd. Wanneer een collega me begroet met de beste wensen en hij aanstalte maakt om de drievoudige smakkerd te geven, antwoord ik telkens gestaag: 'Ik wens mezelf dit jaar een grote zakdoek toe. Liever geen kusjes, want... beestjes, beestjes, beestjes, atchoem'. De meesten bekijken me dan raar. Een enkeling begrijpt de boodschap en heeft door dat het wel grappend wordt gezegd maar ook gemeend is. Toch, de meerderheid trekt me dichterbij om toch maar die jaarlijkse dosis (dit jaar dan toch) bacteriën in ontvangst te nemen. Dom... dom... dom, ja toch. Maar oké, verder stoor ik me er niet aan. Uiteraard menen die gasten dat goed hé.
Gisteren, met onze late dienst, was het 2/1/11. Nogal wat mensen waren grimmig. De drank zat veel meer in de stadsbezoeker dan anders. Dat zorgde hier en daar voor vechtpartijen of een koele sfeer. Maar ook, voor hier en daar uitgelaten plezierige zwetserijen, wel of niet naar ons gericht. Dat laatste viel wel mee, want zolang het grappig blijft, is het makkelijk om in te spelen. Vandaag echter was de sfeer veel grijzer onder de mensen. De grimmigheden waren dan wel nooit tegen ons gericht, maar wanneer de confrontatie daar is, moet men als burger toch ingrijpen. Men gaat toch niet zomaar twee vechtenden voorbij, zonder deel te nemen, ttz in te grijpen...? Dàt, kan op verschillende manieren. Men hoeft bijlange niet mee op de vuist te gaan, maar ik hou er altijd rekening mee dat bij een gevecht tussen twee personen er altijd toch één van hen slachtoffer kan zijn. Waarmee ik bedoel, dat het niet altijd een confrontatie hoeft te zijn tussen twee agressievelingen, maar iemand kan gewoon lastiggevallen worden of erger. Zo iemand laat je niet aan zijn of haar lot over, vind ik. En, het toeval (...) wil, dat we aan de halte wachtend, zo'n situatie zien. Ik kan het er niet bij laten, maar hou me voorlopig op afstand. Langzaam stappend en de boel bestuderend (er is een stok te zien) nader ik. Een derde, gewoon een burger probeert tussenbeide te komen. Hij kan het niet alleen aan. De agressiefste wordt door deze jonge man wat opzij gedrukt en hij probeert hem te sussen door zo rustig mogelijk te praten. Hij doet het verdomd goed, maar de vechtersjas keert telkens weer naar z'n slachtoffer. Die, is een sukkelaar, met kruk (da's die bewuste stok, zo blijkt). Ik rep me naar hem en kalmeer hem, want hij antwoordt, telkens de vechtersbaas hem toesnauwt en net die reactie lokt de ander telkens weer. Op deze manier lukt het wel, de twee te scheiden. De jonge man met burgerzin bedank ik bij deze voor z'n moed. Er waren veel toeschouwers maar enkel deze jonge man durfde te handelen.
Voor de rest passeert deze namiddag rustig genoeg. Maar naargelang de avond vordert, voel ik me slechter. M'n toffe collega, steekt me een hart onder de riem met warme woorden. Zo is hij nu eenmaal. Het krikt me weer wat op, maar 'k ben blij als de werkdag voorbij is en ik naar huis kan. Wanneer ik op de tram sta te wachten, komen er meer mensen in het wachthokje staan. We zijn in hartje stad, dus staat er een heuse mensenmix allerhande dicht bij mekaar. Er komt een dronkaard bij, die gelijk twee mannen aanspreekt met de vraag: 'Wat doen jullie hier? Ga terug naar je eigen land' enz... Wat overrompeld reageert één van hen met vragen als: 'Wablief?' en 'Waarom?' De man z'n taal is redelijk explosief en ik verwacht moeilijkheden als hij doorgaat. Dus, grijp ik in, hoewel ik m'n uniformjas niet meer draag. Die laat ik immers achter op het werk. De confrontatie wordt redelijk lastig, want de dronken ambetanterik wil in discussie gaan, terwijl hij niet redelijk kan converseren in z'n toestand. Na een tijd zeg ik hem dat ie maar beter te voet kan gaan of een ander vervoersmiddel nemen, maar dat ie met deze houding absoluut niet welkom is op voertuigen van De Lijn. Wij doen immers niet aan racisme! Enfin, die laatste zin is de mijne, ik duld het niet en wil hierover dan erg duidelijk zijn naar zulke mensen toe.
'k Kon m'n eigen ogen en oren haast niet geloven toen de man na een tijdje aankondigde dat hij wel te voet zou verder gaan. De hele tijd had ik m'n telefoon in de hand, klaar om dispatching op te bellen indien het nodig zou zijn. Ik had een controlewagen in het zicht op het plein en wist dus dat binnen de drie tellen een controleur aanwezig zou zijn. Maar gelukkig was dat allemaal niet nodig. Enkele mensen in het wachthokje bedankten me, wanneer m'n tram er aan kwam en ik opstapte. Opgelucht kon ik naar huis. Zonder die helse hoofdpijn zou ik ervan genoten hebben...
Met het koude weer, komt het makkelijker voor. De blaas wil dan wel wat sneller geledigd. Op zo'n momenten ben ik nog steeds erg blij, dat ik geen chauffeur meer ben. In m'n rijperiode had ik het er toch regelmatig moeilijk mee, geen tijd te hebben om de natuur haar werk te laten doen. O, ja, natuurlijk heb ik dikwijls de wijze raad gekregen, zowel van collega's chauffeurs als van controleurs, dat, wanneer je moet, je de tijd ervoor moet nemen. Maar om één of andere reden (wellicht de aard van het beestje) lukte dat systeem niet voor mij. Als ik me wil reppen, wil het lichaam de geest niet altijd volgen. In détail ga ik niet treden, maar ik vermoed dat 'k toch duidelijk genoeg ben. Enfin, ik voelde me er helemaal niet lekker bij, me te moeten haasten en dat wreekte zich dan op een zodanige manier dat ik me nog ongemakkelijker voelde. Vicieuze-cirkeltoestanden dus, beter te vermijden, want moeilijk om er uit te raken...
Nu echter, wanneer m'n lichaam vraagt naar een beetje privacy, stap ik (wanneer de situatie het toelaat) van bus of tram in de omgeving van één van onze sanitaire accomodaties, om de natuur voorrang te verlenen. Wanneer Kees klaar is, hervat ik m'n job op de gewenste rustige manier, die iedereen maar ten goede kan komen. No pipi, no stress... als ik het zo mag stellen.
Dus kom ik af en toe op de Rooseveltplaats in de sanitaire voorzieningen terecht. Het was ondertussen enkele dagen geleden dat ik daar nog was geweest. Vandaag stel ik vast, dat de deuren van de toilethokjes weer zijn geschilderd. Het is amper een jaar geleden, misschien nog helemaal geen jaar (tijd vliegt zo hé, ik heb er geen vat meer op) dat ze werden geschilderd, in zwart. Toen vond ik dat een goed idee. Eerder waren ze in het wit. Men had er in gekrast tot mijn verbazing, naïef als ik ben. Ik kan me met de grootste inspanning niet inbeelden dat collega's met scherpe voorwerpen in deuren gaan kerven. En... dàt niet alleen, maar wàt men in die deuren kerft... Begot, dingen die je van puberkes in volle sexuele ontspruiting kan verwachten, maar die ik toch zeker niet zou verwachten van volwassen mensen die verantwoordelijkheid dragen in het verkeer, zowel over de reizigers als medeweggebruikers. Maar... tja, ik ben ook maar een mens, en vergis me dus bij deze. En, daar leg ik me bij neer, zonder boe of ba. Het is nou eenmaal zo en daarmee is de kous afgedaan. Bon, de deuren werden in een zwarte lak gezet en de boel was tijdens het intense zit-moment egaal om op te staren.
Het duurde echter niet lang, of de sex of pornogetinte boodschappen verschenen alweer op de deuren. Wie zin heeft in wat, in hoe en met wie, mocht elke vrouwelijke collega geweten hebben, met gsm nrs erbij. Je kan je al ontlastend zitten afvragen of er ooit iemand naar één van die nrs belt. Je kan de tekeningskes bewonderen of verafschuwen. Je kan je fantasie los laten bij de beschrijvingen van de nummerkes te beleven met Mie Katoen of Jef Den Brouwer. (alle mensen die zich herkennen in één van de namen of beschrijvingen hoeven me geen verantwoording te laten afleggen, het is fictie dus puur toeval)
Nu... zijn de deuren egaal grijs. Ik ben alleszins erg benieuwd voor hoelang...
Bijna kerstvakantie, of schrijf ik 'wintervakantie' zoals Patrick Jansens het voorstelt... Donderdag, de examenperiode is voorbij, nog één dag en de vakantie begint. Morgen, vrijdag zal het kerstavond zijn. In scholen wil men zich daar op voorbereiden. Scholieren mogen hun rapporten deze avond al komen halen. Kleuters zullen maar een halve dag school hebben. Misschien zijn er uitzonderingen, maar voor de meesten loopt het wel zo.
En, het is te merken. Tegen de middag lopen al heel wat jongeren door de stad. Een groepje lawaaierige jongens en meisjes, stappen op de bus. Ze hebben koeken en drankjes in de handen. M'n collega die vooraan staat, heeft hen gezegd de boel weg te steken. Ik weet dat niet, (naderhand vertelt hij het me) maar merk, wanneer ze achteraan in de bus plaats nemen dat ze aan't eten zijn en spreek er hen op aan. Ze steken de boel prompt weg in hun tassen en ondertussen gilt één van de meisjes: 'Mevrouw!!! Ik ben geslaagd!!!' De anderen van de groep reageren met veel lawaai. Ze zijn enorm uitgelaten. De spanningen van de afgelopen dagen worden duidelijk afgereageerd. 't Kan geen kwaad, ik ga met hen in gesprek en het is best aangenaam. Ze willen allemaal wel wat kwijt over de buizen of goede punten. Ik wens hen, wanneer ze uitstappen nog een fijne vakantie toe en krijg van hen ook de beste wensen voor een prettig kerstfeest.
Het valt me op dat veel mensen echt in de kerstsfeer komen, want nogal wat reizigers, wensen ons aangename dagen toe. En er loopt wat volk rond in Antwerpen. Het glazen huis van Studio Brussel trekt heel wat volk. Dan is er nog de kerstmarkt en de normale koopjesloop voor de pakjes onder de kerstboom natuurlijk. De sfeer is best aangenaam, hoewel we ook horen van agressie. Wij merken er alleszins niks van.
De sneeuw en gladde wegen zorgen voor een uitgesproken 'witte-kerstsfeer'. Niet dat ik er specifiek naar verlang. Ik besef dat het wit maar voor eventjes is. Maar al te snel ligt er een vuile moddersmurrie waarover je al even makkelijk uitglijdt, langs de wegen. Ik ben er niet bepaald gek van...
'Maar ach', pep ik mezelf op, 'de dagen worden alweer wat langer'.
Hoe zeiden "Ze" 't ook weer? We beleven nu (de tweede helft van december) al de meeste sneeuwdagen sinds 1945. Dàt jaar moet het vreselijk geweest zijn. De levensomstandigheden waren helemaal niet te vergelijken met nu. Ik denk dat ik het me kan voorstellen, maar waarschijnlijk zit ik er met die imaginatie nog heel ver naast, want, hoe stelt men zich ellende voor...? Maar, ja dus, we hebben al wat sneeuwdagen achter de rug en misschien nog voor de boeg. Toch, vind ik alle klaagredes overdreven. We zijn zo'n luxebeesten geworden hé. We willen alles altijd onmiddellijk en overal. We klagen als vliegtuigen niet kunnen opstijgen, maar vergeten dat veiligheid op de eerste plaats komt. We klagen als veldbedden niet direct geleverd worden, omdat we vastzitten op vlieghaven of ergens anders ten velde, maar vergeten dat een paar duizend veldbedden niet zomaar uit iemand z'n binnenzak kunnen getoverd worden. We klagen dat de bussen niet arriveren op het tijdschema, maar vergeten dat ook die bussen door de besneeuwde en ijzelwegen moeten gedirigeerd worden. We klagen dat we niet op tijd zijn, en vooral dàt, ligt altijd aan de andere. Wat maken we er ons toch makkelijk tussen uit hé...
Toch, zou het moeten kunnen... Als de bus niet rijdt, te voet naar je werk gaan, of een alternatief bedenken waardoor het vele verkeer niet vast komt te zitten. Oké, leuk is het niet, maar enkele kms te voet, is heus geen drama. Je geniet onderweg van de mooie besneeuwde taferelen en relaxeert meer dan je zou durven vermoeden. Al wat we moeten doen, is het gevecht met de tijd aan durven gaan. Da's de grootste zelf gecreëerde vijand van ons ego.
Trouwens, ook al doet tram of bus er langer over dan we zouden willen. Soms is het een geschenk... We moeten het enkel maar willen zien!
Wellicht omdat de trams meer het centrum van de stad aandoen, zie je daar een grotere variëteit aan mensen. Telkens weer geniet ik ervan om die grote verscheidenheid aan persoonlijkheden, uiterlijken, poses en kleuren te zien. Natuurlijk is dat geen constante. Maar op een weekenddag, wanneer velen -vooral met de nakende kerstperiode- naar de stad trekken, is het opvallend... nou, voor mij toch. De meeste mensen zijn relaxed, wat bijdraagt tot een aangename toets.
Wanneer iemand met kruk opstapt, zijn mensen niet verschillend, ook al is hun achtergrond heel anders. Men geeft zijn of haar plaats af. Ach ja, natuurlijk is er de jeugd. Die staan er niet altijd bij stil. Daarom zijn ze dus nog jeugd. De meesten onder hen veranderen heus nog wel, eens ze wat ouder worden. Vooral, wanneer wij, volwassenen hen het goede voorbeeld blijven geven. Er zijn niettegenstaande toch ook dikwijls jongeren die hun plaats wél afstaan. Geen uiterlijk of kleur verandert daar iets aan.
De sfeer zit goed, want er is vanalles te doen in de stad. En, gelukkig had men het voorzien. Alle trams rijden gekoppeld. Er moeten tot hier toe geen mensen blijven wachten omdat ze'r niet bij kunnen en rond het middaguur zijn de voertuigen ruim bezet door de passagiers. Er zal vertraging komen, peins ik. De weekenddiensten zijn niet allemaal goed voorzien van voldoende tijd, wanneer het zo druk is. Maar dat hoort er dan maar bij. Niemand klaagt... tot hiertoe...
Een man die ik ken als reiziger, die ook wegenwerker is en momenteel in de Carnotstraat aan de slag is, heeft vrij. Hij is onderweg en vertelt me ondertussen over de technische kantjes van zijn vak. De grond in Antwerpen schijnt zacht te zijn om in te graven. 't Is namelijk natte grond, vertelt hij me. 'k Vind het heus grappig dat een Kongolees me over de grondeigenschappen van Mijn Stad vertelt. Hij zal het wel weten! Ik geef toe, zelf nog nooit met m'n handen in de grond geploeterd te hebben in centrum stad.
De feestdagen nakend, zijn er natuurlijk ook acties van De Lijn. Men gaat zoals steeds, de hele nacht door voor vervoer zorgen tijdens oud-op-nieuw. Er zijn voordelen aan verbonden. Wanneer het district waar men woonachtig is, meewerkt, kan men zelfs gratis rijden. De folders zijn in de running. Ook op trams wordt reclame gemaakt, dat 'deze bus' je veilig naar huis brengt die avond... Nou, er kàn verwarring door ontstaan natuurlijk, over wàt tram of bus is... Langs de andere kant, is het misschien wel de bedoeling van de reclameleuzebedenker om op deze manier de aandacht te trekken. Grote letters op de tram, vertellen dat dit voertuig een bus is die je veilig thuis brengt...
Ik kan er alvast ferm om lachen!
ps: Fr. één van m'n collega's nam bijhorende foto voor me, waarvoor dank, kerel!!!
De laatste dagen genieten we van een vroege winter. Kou, sneeuw en ijzel zijn in't land, nog voor de Sint. Hoeraaa, hoezeee!!! Nu begin ìk zelfs te mijmeren over vroeger, toen de winters harder waren. Ik blijf me het jaar telkens, elke winter weer, te boven halen, dat ik met allerheiligen met bevroren tenen en knikkende knieën als klein chiromeisje naar het kerkhof moest, zoals het hoorde. We moesten de dode mensen op een vreemd kerkhof gaan eren. En daar stonden we dan. Een twintigtal kleine grutten temidden van een kerkhof te kleumen van de kou, met onze voetjes in de natte sneeuw. Stilstaan was de boodschap want anders hadden we blijkbaar niet voldoende respect voor mensen die geen mens meer waren en waarmee wij, ukken van een jaar of 9 niet in het minst een voeling konden krijgen op zulk moment. Dood, wat wist ik nu over dood? Ik was een gelukkig kind, grootouders, ouders, broers, zussen, tantes en nonkels. Iedereen omringde ons nog. Wat dus het meest daarover is blijven hangen door de jaren heen, is het gevoel dat ik had op dat moment en niet het gevoel dat ik had moeten hebben (volgens de toenmalige pedagogen). Men wilde ons blijkbaar leren meevoelen met anderen over de dood. In plaats daarvan, voelden wij ons enkel ellendig omdat we zo lange stil moesten blijven staan... in die ellendige (ja, dat meende ik toen al) koude, natte sneeuw.
En nu is het de laatste dagen, vroeg voor de tijd, al weer koning winter die heerst. 'k Vraag me af, waarom we dat zo noemen... We spreken toch ook niet over koningin zomer of prins lente of herfst? Enfin, hij heerst en we zullen het geweten hebben. Wat het openbaar vervoer betreft, mogen we blij zijn dat de treinen het tot hiertoe mooi blijven doen. Rijden, wil ik dan zeggen. Onze trams en bussen doen het ook niet slecht. Hier en daar zijn er plaatsen waar het rijden haast niet mogelijk is. Dan gaat het over de busroutes. Hier en daar is het spekglad en onze chauffeurs zijn ook 'maar' chauffeurs. Ze zijn geen tovenaars, beste mensen. Ga dus alstublieft ook geen toverkunsten verlangen van hen. De mensen die ik tot hiertoe zag, doen echt ferm hun best om iedereen veilig op z'n bestemming te brengen.
Ik werd geconfronteerd met Pieteman die wat onvoorzichtig was. Misschien is hij het ook niet meer gewoon om zich op een glad wegdek te begeven. Misschien zat hij nog met z'n hoofd vol zorgen, hoe hij alle cadeau'tjes tijdig moet bezorgd krijgen en was hij daarom niet genoeg geconcentreerd op het verkeer. Het scheelde maar een haar of hij reed of gleed prompt tegen de tram waarmee ik naar het werk op weg was. Zie je't me al vertellen tegen m'n baas? Sorry man, maar we liepen een heuse vertraging op door een ongeval met Zwarte Piet. Ik zie de heren dispatchers hun gezichten al, gefronst denkend dat dit maar een flauw excuus is. Langs de andere kant besef ik maar al te goed, dat ze wellicht al boeken kunnen schrijven over de als 'uitvluchten' klinkende verhalen die ze al hebben gehoord, als reden voor het te laat komen, of niet komen opdagen op het werk. Toch, wanneer we de zijstraat naderden zag ik de snuit van een prachtige oldsmobile. De tramchauffeur reed traag, het beeld vorderde dus ook in een min of meer slow motion. Beeld het je in. Je ziet de bumper, waaraan je direct opmerkt dat dit een oude wagen is. De voorwielen, de lange lage snuit van een museumstuk van zeker 80 à 90 jaar oud. Mooi groen, mooi onderhouden, een prachtige... décapotable. Je kan je ogen niet geloven, want het sneeuwt! Wanneer je die informatie net verwerkt, krijg je een beeld van de chauffeur. Een kleurrijk gekleed figuur met een knalrode ruime muts op pikzwart krulhaar. Een mooi zwarte persoon, piekfijn getooid. Alleen, lacht ie niet zoals verwacht wordt van Zwarte Piet. Maar hij is en blijft waardig. Vloeken doet hij ook niet. Gelukkig wordt een botsing net vermeden.
Het resultaat is prachtig. In eerste instantie merk je zowat bij iedereen in de tram die het ziet de angst voor een ongeval. Direct gevolgd door ongeloof voor wat de ogen waarnemen. Het kan natuurlijk niet anders of daarna volgt een lachsalvo voor de goede afloop, maar vooral voor het gehele beeld. De chauffeur blijft er redelijk stoïcijns bij.
Hij verwacht vandaag nog meer van deze toestanden wellicht...
Onopgemerkt stapt ze zeker niet op. Ze heeft haar gsm aan het oor en is in gesprek gewikkeld, met ik weet voorlopig niet wie. Zijzelf is een zeer opvallende vrouw. Haar roots, Afrikaans, geven haar zowiezo al een meer opvallende toets. Haar haren geblondeerd met mechen, een ietwat grijze tint tussen blonde haren, tot op de schouders, gecoiffeerd alsof ze een pruik draagt. Nou, misschien leunt m'n beschrijving wel naar een vleugje jaloezie, want de Afrikaanse haarkwaliteit, daar kan de mijne beslist niet aan toetsen. Ze is opgemaakt naar de klassieke normen, maar tot in de puntjes. Ze komt net van de voorpagina van één of ander vrouwenmagazine, zo lijkt het. Haar kledij is helemaal niet mijn stijl, maar schijnt te behoren tot het opgedirkte genre. Ze heeft een overmatige feminine look, om het met de nodige zwier uit te drukken.
Haar taal, door de telefoon tenminste, is ...Nederlands. Maar, ze heeft een zeer sterk opvallend accent. Ook heeft ze nog problemen met de juiste plaatsing van zelfstandige naamwoorden, vervoegingen, vrouwelijke of mannelijke lidwoorden en bezittelijke voornaamwoorden. Vloeken daarentegen, worden dan wel niet perfect uitgesproken, maar zijn zeer duidelijk herkenbaar. Gelukkig nog net niet té ordinair, maar een 'godverdoem' mogen we toch met een gemiddelde van twee keren per zin aanhoren. Ze koopt een ticket bij de chauffeur, zonder uiteraard de brave man aan te spreken. Eigenlijk heeft me zo'n gedrag steeds al gestoord, ook toen ik zelf reed. Het is onbeleefd, vind ik. Men werpe geld naar de chauffeur en verwacht het juiste ticket daarvoor te krijgen, terwijl men een gesprek voere met een onzichtbaar personage. Enfin, het zij zo, laat het niet aan je hart komen, lieve chauffeur, het is niet persoonlijk bedoeld... Daar een drukte over maken is gewoonweg te gek, want dan bekoop je't zelf door je humeur te diep onder te dompelen in een stoverij van negativiteit.
Even, kijken mensen haar aan, terwijl ze door de bus naar achteren stevent. Ook ik hoor bij die mensen. Ik wacht af, kijk ook naar de anderen en geef haar de kans het een beetje rustiger aan te doen. Heel even, denk ik dat ze dat ook zal doen. Ze zet zich neer naast een man van Marokkaanse origine. Even fronsen z'n wenkbrauwen, maar hij draait al snel z'n hoofd om en kijkt rustig naar buiten. Mijn aandacht is ook weg van haar. Maar het duurt echter niet lang. Ze verheft haar stem, vloekend, scherend tegen wiedanook aan de andere kant van de gsm. Het schijnt haar man te zijn, zo te horen. Ze vindt dat hij overdrijft. Ze vertelt waarheen ze gaat, wat ze gaat doen en dat ze vanavond niet naar huis komt. Ze maakt ruzie, geeft hem namen en is dan weer lief. Haar luide stem en accent trekken duidelijk de aandacht. Ik merk dat enkele mensen ongemakkelijk of zelfs boos kijken, dus weet ik dat het tijd is om op te treden. Naderend trek ik haar aandacht, en vraag haar stiller te praten. Ze is nog steeds in gesprek, maar onderbreekt dit om me te antwoorden: 'Jaja mevrouw, stiller spreek ga ni, wan ik ben boos op mijn man'. Dus raad ik haar aan wat stiller boos te zijn, want men kan haar verstaan tot vooraan in de bus. Daarop krijgt haar man weer een 'godverdoem, want iel de bus luister mee'.
Dit... is het keerpunt. Niemand kijkt nog verstoord. Mensen beginnen stilaan te gibberen. De Marokkaanse man, geeft haar zelfs de raad dat ze lief moet zijn voor haar man. Maar de dame laat zich niet van haar stuk brengen. Ondertussen luistert iedereen mee, jaaaa echt ie-de-reen, en iedereen heeft evenveel pret, zo te zien. We zijn nou toch al een aardig kwartier verder. Ze is gewoonweg een one-woman-show aan't opvoeren tijdens de rit. Wanneer we bijna aan het eindpunt van de rit zijn, eindigt ze haar gesprek. Ze geeft verder uitleg aan de mensen rondom haar. Uitleg waar niemand wat mee heeft te maken, maar iedereen mag het weten. Hoe haar man is. Wie hij wel denkt dat hij is. Dat ze wel van hem houdt, maar dat hij veel te jaloers is. Dat ze haar eigen boontjes wel kan doppen. En zo gaat het maar voort. Druk in de weer met zichzelve, stapt ze taterend af, want ondertussen zijn we aan de eindhalte. Lachend verlaat iedereen de bus.
Eerst geërgerd omdat de bus te laat was, nu alle onheil vergeten. Men verlaat de bus net als het theater. Maar hier aan de prijs van 2, of inbegrepen bij het abonnement.
Een avondje theater in het leuvense, moet kunnen. Daar ik zowat in volle spits daarheen zou moeten rijden, en er in Leuven -net als in Antwerpen- nogal wat wegenwerken zijn, besluit ik om met het openbaar vervoer te gaan. Ik ga niet alleen. Ik spreek af met m'n vriendin, dat ik langs haar thuis kom. Mijn zoon staat er op, dat hij ons daar komt afhalen met de auto, net na z'n werk. Het is niet ver om en hij gaat ook naar het toneel omdat zijn vrouw meedoet. Hij is extra gemotiveerd dus. Oké, geen openbaar vervoer dan maar, of toch... de terugweg zullen we met trein en tram doen.
Na er heel wat langer over gedaan te hebben dan normaal, vanwege de vroege-avondspits, komen we toch nog net op tijd aan het theater in Leuven. Tijd om iets te eten hebben we niet, een koffie of frisdrank kan nog op het gemak. Het is zowiezo zalig met familie en vrienden op pad te gaan, dus maakt het niet uit. Die maag wordt straks wel gevuld. Toch nog eventjes op m'n briefje met info ivm de treinmogelijkheden naar Antwerpen, gekeken. We zullen moeten rekening houden met het treinvertrek en dus, kunnen we het stuk niet helemaal uit zien. Spijtig, want het is heus niet slecht, we genieten. M'n schoondochter doet het knap, ik weet dat ze zal zingen, maar kan haar natuurlijk (thx Murphy) niet horen, want ze is nog niet aan bod gekomen wanneer ik echt moet vertrekken om de trein te halen.
Naar het station gewandeld, hoewel ik bij de routeplanner van De Lijn een busaanbod had gekregen voor de twee haltes die we ver moeten. Heus, voor twee haltes, ga ik niet staan wachten op een bus, die maar om het half uur komt. Te voet dus, taterend met vriendin. Voor we't goed beseffen arriveren we aan het in verbouwing zijnde leuvense station. Op zoek naar het juiste perron, verliezen we al gauw een tiental minuten. Gelukkig ziet vriendin waar perron A is, want ik zie enkel cijfers. Daarheen dus. Rennen moet niet, want een beetje tijdspatie was ingecalculeerd. Met een avondje uit, willen we absoluut onnodige stress vermijden. De trein (dank u) vertrekt mooi op tijd. We moeten overstappen in Brussel noord. We wisten het, dankzij onze info. We weten ook naar welk perron we moeten. Goed zo, want daar hebben we 'maar' min-of-meer 10 minuten voor onze overstap.
Maar... daar gaat het ietwat minder vlotjes, want de trein heeft 22 minuten vertraging. Pech dus... maar ach, we hebben mekaar en zo hebben we wat meer tijd om te kletsen. Wanneer de trein, zoals beloofd, 22 minuten te laat komt, stappen we in een volle wagon. Er wordt bier gedronken (of zou ik schrijven, gezopen...) en het is duidelijk te merken aan de sfeer. Er zitten veel rumoerige jongeren tussen 18 en 24, onnozele praat te verkopen om ter luidst. Oké, ook daaraan storen we ons niet. We vinden gelukkig nog een zitplaats. Zij laten ons gerust, en wij hebben mekaar. Hoewel ik af en toe stompzinnige opmerkingen hoor, die me even uit m'n lood slaan, ook al ben ik in gesprek met m'n vriendin, kan ik best genieten van de rit. De vrouwelijke treinbegeleidster komt de tickets controleren en vanuit m'n ooghoeken hou ik de boel in't oog. Zal wel beroepsmisvorming zijn zeker... Maar ze weet hoe ze de jongeren best benadert en doet dat perfect. Geen probleem dus.
Wanneer we eindelijk (het was een boemel) in Antwerpen komen, hebben we net onze tram gemist. Een klein half uurtje wachten is de boodschap. We gaan nog kijken of het mij bekende alternatief nog rijdt, maar dat wordt ons niet gegund. Die tram is al gaan slapen. Wanneer we dan (oef, eindelijk) bij m'n vriendin komen, is het bijna 2u. Gelukkig had ik de auto bij haar geparkeerd, anders had ik nog langer dan een uur moeten stappen om thuis te geraken.
Bijna vier uur deden we er over om van Leuven naar huis te geraken... En nou weet ik weer waarom zoveel mensen toch liever met de wagen...!?!?!? Maar toch hadden we een fijne avond.
Ik hoor het allemaal graag: integratie. Politiekers durven te menen dat de integratie zou mislukt zijn. Ik wind er geen doekjes om, ik ben het daar helemaal niet mee eens. Larie en apekool dus. Integratie is een proces en is volop bezig. We kunnen ons gewoonweg niet permitteren het te laten mislukken. Als het niet goed loopt, weten we dat er nog werk aan de winkel is. Werk waar iedereen moet aan deelnemen, want integreren doe je met z'n allen. Eigenlijk is het gewoon rekening houden met mekaar en geïnteresseerd zijn in mekaar. Open staan voor malkander... Eén ding weet ik zeker, het schrijven is niet moeilijk, het doen is wat anders.
Daar ik zowat alle dagen in het centrum van Antwerpen vertoef, ontmoet ik erg veel types mensen. Allerhande tiepetjes uit allerhande uithoeken in alle maten en gewichten. Dat geldt natuurlijk ook voor de 'oude' Belgen die ik ontmoet. Maar deze mix smaakt o, zo dikwijls naar meer. De dag voor het offerfeest volgens de islam, heb ik volgend gesprek met een jonge man met Marokkaanse roots. Met tintelende ogen vertelt hij me: - Morgen ga ik niet werken. - O, nee? Heb je een dagje vrij genomen? Heb je wat aan de hand dan, of neem je gewoon je laatste vakantiedagen op? - Ja, ik heb een dagje vrij kunnen nemen. Het zijn suikerfeesten morgen. Ik denk even na, want voel dat er wat niet klopt en zeg: - Suikerfeest? Volgt dat niet na de ramadan? De jonge man kijkt eventjes verstoord. Ik zie de vraagtekens in z'n ogen bij wijze van spreken. - ...??? Ooo, jaaa, da's waar. Geen suikerfeesten, nee... Euhhhh... morgen is het... feest, maarreuhhhh... Hij blijft aarzelen, dus vul ik aan: - Is het niet het offerfeest morgen? Hij lacht: - Ja, jaaaa, morgen is het offerfeest! ...glundert hij. Ik wens hem een prettig feest... waarna hij me met de hand op het hart bedankt.
Vandaag, stap ik achteraan op een tram. Er staan vier jonge kindertjes te trippelen helemaal achteraan. Ze zijn Roma, ongetwijfeld. Ze zijn armzalig gekleed, maar niet vuil. Hun haren zijn ooit gekamd geweest maar erg in de war. Het tiepe kindertjes waar ik dikwijls nogal wat mensen met een cirkel omheen zie gaan. Ze hebben alle vier een plaksnoepje vast, zo'n zoet of zoute ding, waarvan ze met veel smaak smakkend snoepen. Eén van hen heeft zo'n puntzak met nog meer snoep in de handjes. Mijn ogen gaan op zoek naar volwassenen waar deze kinderen bij horen en merk verder in de tram een vrouw met baby, die de moeder is en nog wat verder, de vader. Ik besluit om achteraan te blijven om de kleintjes in't oog te houden. Ze kijken me met grote ogen aan en ik lach hen toe. Ik zeg niks over het snoep, want ze morsen niet en ze mogen beslist wel opeten wat ze in de hand hebben hé. Wanneer het ene kind meer snoep wil nemen uit de puntzak, spreek ik het meisje aan. Eerst vraag ik of ze me verstaat, en ja hoor, dat is zo. Oefff, tevreden voor het gemak, leg ik het meisje vriendelijk uit dat ze eventjes moet wachten met verder snoepen. Ze knikt. Direct komen de andere zusjes haar vragen wat ik haar vertelde en ik merk dat ze haar zusjes op de hoogte brengt. Kleine broer z'n snoepje is nog niet op en zus spreekt hem aan in't Nederlands dat hij niet mag snoepen in de tram. Het valt me direct op, dat het meisje hem in't Nederlands aanspreekt. Ze doet dat echt omdat ik haar zou verstaan. Ik vertel hen dat kleine broer, net zoals zij deden, ook nog het snoepje in z'n hand mag opeten en daarna beter wacht om het volgende te verorberen. Hij, steekt prompt het hele restant van z'n snoep in één keer in z'n mondje. Uiteraard prijs ik hem tevreden. De kleine duts glundert.
Het ijs is gebroken. De kinderen beginnen me vragen te stellen en we krijgen een heerlijke kinderconverstatie waarvan ik merk dat de andere reizigers die ondertussen zijn opgestapt en achteraan zijn blijven staan, meegenieten. Er worden verstandelijke lachjes uitgewisseld onder hen. De ouders moeien zich niet, ze blijven waar ze zijn. Af en toe, loopt één van de kleintjes naar papa of mama om te vertellen waarover we't hebben, vermoed ik, om dan weer terug te keren naar achter. Zo gaat het een tijdje verder. De kinderen blijken ouder te zijn dan ik durfde denken, maar o, zo klein van lichaamsbouw. Het oudste meisje is negen, terwijl ik vermoedde dat ze 'maar' zeven was. Ze blijven heel beleefd maar spontaan.
En ik denk: Zie je wel. Integratie is echt nog wel in een proces. Ik ben er vrij zeker van, dat 'het' gaat lukken. Maar zeker niet vanuit onze luie zetel.
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 66 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.