Gullivers reis naar Lilliput,
Jona in de walvis, het paard van Troje, Ali Baba en de veertig rovers: allemaal
verhalen die we klassiek kunnen noemen. Mooie verhalen die we niet vaak genoeg
kunnen horen.
Behalve deze min of meer
internationale wereldverhalen bestaan er ook binnen onze kleine regionale
gezichtskring klassieke verhalen. Wanneer we op een winteravond bij kennissen
op bezoek zijn, luisteren we graag naar deze oude, bekende stories, ook al horen
we die voor de 102de keer. Verhalen waarin bekende mensen uit heden
en verleden spannende avonturen of iets grappigs ongewoons beleven. Weet je
nog van Karel Pardijs uit de Achterstraat die in de barre winter van 56 op
blote voeten over het ijs liep? Zon soort verhaal. We kennen het van haver
tot gort, maar we kunnen er altijd nog van genieten.
Een paar dagen geleden hoorde
ik voor de zoveelste keer het verhaal van Anna. Het verhaal speelt in de tijd
dat de moderne elektronica ook in de boerderij van Anna en haar man intree
deed. In dit geval was dat de komst van de telefoon. Hoe vreemd en beangstigend
was het voor Anna om de stem van haar dochter uit de stad te horen die zomaar
uit de hoorn tot haar kwam! Alles went, zei de man van de PTT (Post,
Telegraaf, Telefoon) die haar alles uitlegde, over een poosje weet je niet
beter.
Hij heeft makkelijk praten,
dacht Anna. Maar ik zit er maar mee. Hoe zeer ze ermee zat, bleek een dag later
toen de nieuwe telefoon plotseling met veel kabaal en gerinkel overging. Neem
hem maar op, zei haar man die blij was dat hij het zelf niet hoefde te doen.
Anna knikte en verdween meteen naar de keuken om gauw een schoon schort voor te
doen en om haar haar voor de spiegel nog vlug even te fatsoeneren. Waar blijf
je nou? vroeg haar man bij de twaalfde rinkel, schiet toch een beetje op!
Rustig maar, zei Anna, nog
even haar schort recht trekkend en met haar vingers een haartje gladstrijkend,
je weet immers niet wie er aan de andere kant van de lijn is. Het kan de
burgemeester wel zijn. En je weet dat ik er altijd piekfijn uit wil zien als er
bezoek komt!
Die verhalen bedoel ik.
Honderd maal gehoord en honderd keer verteld en iedere keer moeten we er
smakelijk om lachen. Als het ons zélf betreft als een boer met kiespijn.
Als u mij een 'ouwe snoeper'
zou noemen, zou ik zonder dralen antwoorden: als je 'ouwe' even weglaat en de
uitdrukking niet bedoeld als een verwijzing naar een oude bok die nog wel een
jong blaadje lust, dan heb je gelijk. Ik snoep al sinds de eerste dag die ik
mij herinner en ben dat mijn hele leven blijven doen. Tot op de huidige dag.
Niet dat ik overmatig véél
snoep. Of dat ik onmenselijk veel snoep met zakken tegelijk naar binnen werk. Want dat
is niet het geval. Maar als u een schoteltje versnaperingen neerzet op de tafel
waar ik iedere dag langs loop om ergens te komen waar ik moet zijn, hebt u
grote kans dat het schoteltje aan het eind van de dag leeg is. "In het
voorbijgaan nam hij telkens even een toffeetje," zou er in de krant kunnen
staan. En dat is ook zo. Binnen de snoeperij neemt het drop - zoet zowel als
zout - een prominente plaats in. Mijn favoriete kleur is natuurlijk zwart, maar
een kleurig Engels dropje is ook niet te versmaden.
Vroeger woonden we tegenover
een drogist annex schoenmaker. Onze buurman runde de drogisterij en een medewerker
met twee rechterhanden zorgde ervoor dat uw bijna versleten schoenen uitstekend
verzoold werden. In het straatgedeelte van de winkel rook het naar
apotheekspullen, lysol en dergelijke vreemdsoortige vloeistoffen, alsook naar
drop. Achter in de winkel, waar u de gerepareerde schoenen kon ophalen, rook
het naar lijm, bisonkit, leer en pikant zweet. Deze buurman/drogist verkocht
het drop waaraan ik alleen met de grootste achting kan terugdenken. Sterker,
als ik het woord 'kruisdrop' alleen al uitspreek, loopt mij het water in de mond.
In die dagen was ik tien en
kreeg iedere week (meestal op vrijdag of zaterdag) zakgeld van mijn moeder.
Voor het gemak een gemakkelijk te onthouden bedrag, namelijk precies één gulden.
Dat schreef je zó: f. 1,00 of soms fl. 1,--. Van die ene gulden werd
onmiddellijk na de ontvangst ervan 40 cent gebruikt voor het kopen van 100 gram
kruisdrop bij de drogist aan de overkant. Een kruisdropje is een smaakvol
vierkant dropje met de afbeelding van het Rode Kruis in plechtig zwart. Ik
hoefde bij binnenkomst nooit te zeggen waar ik voor kwam, want men was op de
hoogte. Met grote ogen keek ik naar de geoefende handen van de drogist die uit
een grote voorraadbus met een zilverkleurige schep een naar schatting ons drop
omhoog tilde en die liet verdwijnen in een bruingrauwe papieren puntzak. Ik
betaalde mijn vier dubbeltjes en verdween met mijn dropschat uit de winkel.
Buiten gekomen naam ik meteen een handjevol en stopte dat in mijn wachtende mond.
Soms was het zo veel dat ik er bijna in stikte. Het dropschuim omspoelde mijn
tanden en mengde zich met mijn speeksel tot een fluimende massa.
Nog altijd ben ik een
dropliefhebber. Hoe vaak anderen ook zeggen dat veel drop eten schadelijk is
voor je gezondheid, en dat geloof ik ook meteen, ergens in ons huis staat tot
op de dag van vandaag een keuls-aardewerken potje met drop. Soms katjesdrop,
vaak kruisdrop, meestal zout/zout gemengd. Een enkele keer Engels drop.
Heel soms, als vergeten is de
dropvoorraad te controleren en wij tegenover een lege droppot staan, nemen wij
onze toevlucht tot een noodoplossing. Dat is in ons geval een kristalglazen
kommetje gevuld met kleine chocolade-koffieboontjes. Bij gebrek aan beter.
Misschien weet u het nog, waarschijnlijk
heb ik het u al eens verteld, maar graag herhaal ik dat ik dol ben op kleine
audiospeeltjes. Een voorwaarde is wel dat ze van geen of weinig nut zijn en navenant
weinig of niets kosten. Ik heb zelfs een verzameling van onnutte dingen. Het
zal u niet verbazen dat ik het apparaatje dat ik u laat zien met alle geweld
aan mijn verzameling wilde toevoegen. Ik zag het in de speciale aanbiedingenkist
in het middenpad van een grote Duitse supermarkt, bij ons net over de grens,
waar mijn vrouw mij mee naartoe had getroond. Bij thuiskomst heb ik het terstond
gefotografeerd, anders had u mij wellicht niet geloofd. Kijk en verwonder u
over wat ik voor een habbekrats heb gekocht.
Om te beginnen zijn alle
ingrediënten zo luchtdicht en quasi-deugdelijk ingepakt (natuurlijk geseald),
voor de eeuwigheid verzegeld mag je wel zeggen, dat ik slechts met de grootste
moeite de verpakking kan verwijderen. Maar de inhoud maakt dat weer goed. In
het pakket zit/zitten:
·twee als aparte
koptelefoontjes vermomde luidsprekertjes die aan elkaar verbonden zijn (tot de
dood hen scheidt) met een zwartkleurig kabeltje; beide met afstelbare oorhaken;
·een linker
luidsprekertje met ruimte voor één AAA-alkaline batterijtje (niet bijgeleverd,
tot mijn spijt);
·een rechter speakertje dat een complete MP3-speler
(Flash Memory 256MB) herbergt, ook te gebruiken als USB-geheugenstickje. Op
de bovenkant in piepkleine nochtans duidelijke tekens een viertal
functieaanwijzingen: trackje vooruit-achteruit, volume plus/min, mode en een minuscuul
aan/uit- knopje;
·een smaakvol,
zwart stoffen opberghoesje;
·een clip om
loshangende draden op je mouw en aan je kraag te spelden;
·een USB-kabeltje om
geluiden vanuit je pc naar het apparaat te transporteren;
·een inlegvel in
rose met aanwijzingen om de levensduur van je batterij te verlengen;
·een extra
inlegvel in charmant crème om problemen met het clipje de baas te worden; en last
but not least
·een cd-rom met
daarop in niet minder dan acht talen de complete gebruiksaanwijzing. Plus een driver voor de prehistorische gebruikers
van Windows-98.
Ongelooflijk, maar alles is
nóg niet gezegd. De cd-rom biedt de mogelijkheid om spraakgestuurde instructies
te laden. Kunt u zich dat voorstellen? Een hoorbare
gebruiksaanwijzing! Je voert niet alleen alle aanbevolen handelingen uit, maar je
krijgt daar ook commentaar bij. Zoals een stem die zegt: De stroom is nu
afgesloten, als je het luisterdingetje uitzet. Of: Tijd om de batterij te
vervangen, vindt u ook niet?
U begrijpt dat ik met angst
en beven dit wonder der techniek heb uitgepakt, van haver tot gort heb
bestudeerd, heb aangesloten aan mijn pc, een nummertje sprankelende volksmuziek
heb gekopieerd naar mijn luisteroortjes, en daarna barstens vol spanning op het
vervolg heb zitten wachten, en Niet
wat u denkt: het apparaat werkt wel degelijk. Toen ik zover was dat de beide
kussentjes zich met behulp van de verstelbare oorhaken tegen mijn (flap)oren
vleiden en ik het apparaat aanzette, hoorde ik een stem van ergens tussen mijn
oren (daar zit het altijd) zeggen dat de stroom aangesloten was. Waarop
vervolgens sprankelende muziek weerklonk! Tweezijdig, in stereo.
Niet te geloven waarop de
nieuwe (digitale) hoor- en luistertechniek ons steeds weer opnieuw trakteert.
En dat alles (van een gerenommeerd merk bovendien) voor het luttele bedrag van
10.-- ! Tien euro voor zon grandioos ontwerp, dat kun je niet laten schieten.
Weliswaar draag je het ding niet, want wie loopt er nu te koop met zulke op den
duur knellende, achterlijke oordingen? Maar voor je verzameling onnutte dingen
van weinig waarde is het onbetaalbaar.
Het kan nog
net. Nu ons na een vorstperiode van veertien dagen strenge nachtvorsten en
matige vorst overdag door allerhande weerprofeten dooi wordt voorspeld, is het
goed nog even te kijken naar twee prachtige etsen van Rembrandt uit 1634. Hij ziet
- ergens in de weilanden rond Leiden - de eerste boer verkleumd uitroepen: "'t
Is vinnig koud!" Waarop de aangesproken tweede boer antwoordt met "Dat's
niet." (In de betekenis van 'helemaal niet!')
Je kunt de
twee juweeltjes (in het echt zijn ze beide ongeveer 4,5 bij 11 centimeter) ook naast elkaar laten zien. De dialoog wordt dan als volgt
gevoerd:
Nee, er is een fundamenteel verschil
tussen een huisnaam en de naam van een huis. Stel, u loopt door Velp, zoals u
weet het dorp van Jan Siebelink en een van Nederlands mooiste voorsteden, en u
loopt door de Veluwezoomallee met zijn prachtige lindendoorkijkjes. Een
verscheidenheid aan villas schuift aan uw oog voorbij. Huizen met namen als Erica of Carpe Diem. Dit zijn typische namen van huizen, namelijk van
toepassing op welk huis dan ook. Lindenallee 24 heet Fata Morgana, maar het adres had evengoed Bergweg 28 kunnen zijn. Casa Nostra woont aan de Hogeweg nummer
24, maar het had even goed nummer 36 kunnen zijn. Ik bedoel maar: de naam houdt
geen verband met adres, noch met bewoners, behalve dat enkele toenmalige,
toevallige adressanten dit huis deze naam hebben gegeven. En na hun verhuizing
hebben de nieuwe bewoners uit luiheid of gemakzucht de naam op de voorgevel
laten staan.
Huisnamen - de meeste staan
niet eens met letters op muren geschreven - daarentegen dragen sporen van het
verleden en van de bewoners. Het zijn bovendien tekenen des onderscheids, wat
handig is wanneer veel mensen in een bepaalde streek dezelfde naam dragen. En
dat is in onze Achterhoekse boerenstreek het geval. Mijn schoonvader heette
evenals mijn schoongrootvader Westerveld van zijn achternaam. Om het
onderscheid aan te geven zeg je dan bijvoorbeeld: ik bedoel niet de Westerveld
van de Terborgsestraatweg, maar de Westerveld van de Runderlaan.
Of je noemt de huisnaam.
Zoals bij ons. Ons huis heet Beesterni-jhuus
en mijn schoonvader was derhalve Hendrik Westerveld van Beesterni-jhuus. Ikzelf
ben dus eigenlijk Terra van Beesterni-jhuus. Hoewel, als
ik déze naam noem, weten zelfs mijn naaste buren niet wie ik bedoel. Dat is
maar goed ook, want Terra is immers een schuilnaam en een pseudoniem. Maar
Beesterni-jhuus bestaat echt.
Huisnamen komen niet uit de
lucht vallen. Ze vertellen iets over de kenmerken (bijvoorbeeld over de grondslag
waarop het huis is gebouwd,) over de vroeger bewoners (hun naam, hun bijnaam,
hun beroep) of over typische bijzonderheden in of rondom het huis. In het
rijtje huisnamen hieronder, allemaal boerderijen uit onze streek, kunt u soms ontdekken tot welke categorie de naam
behoort. Maar niet zelden is de huisnaam een groot vraagteken. Waarom heet dit
huis De Prange? Wie het weet mag het zeggen.
Het woord bestaat niet in ons dialect, anders had ik er een prangende vraag over
gesteld.
Hesselink, de Linde, de Steeg, de Hónke (Hónkerbós), De
Stand, De Kwerre, Gäönenhuus, De Riete, Schreur, Oldenhof, Raoterink, Ormel,t
Beester, Beesternijhuus, Fi-jenhuus, AorendterMaotshuus, de Welsker, de
Voornekamp, de Steengroeve, Geertshuus, t Barger, Garritshuus, Aaldershuus, de
Meijne, Olfjanshuus, de Klós, de Krul
De Krul, wie
bedenkt nou zoiets? En De Klos, wie
is op het idee gekomen zijn huis en erf zó te noemen? Heet het huis misschien
zo omdat een van de vroegere bewoners ooit domme pech heeft gehad? Vaak is de aanleiding om een huis zó te noemen- in tegenstelling tot de naam zelf - mettertijd
verdwenen. Neem nou De Klós. Een mooi huis, gebouwd in 1840 of daaromtrent. Het
heet misschien zo omdat de eerste bewoonster Hermina Klos heette. Zij is
overigens in 1855 tijdens de eerste emigratiegolf met negen gezinsleden naar
Amerika vertrokken. In die dagen een afscheid voor eeuwig. In ieder geval is
het een huisnaam om nooit te vergeten. Maar dat geldt ook voor de Krul.
Voor iedereen die zoiets leuk
vindt, volgt een kleine toegift. Het gaat over de huisnamen aan wat vroeger een
modderige zandweg was, tegenwoordig een keurig geasfalteerde straatweg. De
straat heet de Nijmansdijk (terwijl erzover het oog reikt geen water van betekenis te zien is).
Aan deze Nijmansdijk staan
veel boerderijen met echte, authentieke huisnamen. Ik noem ze u even: De Stand,
De Kwerre, Gäönenhuus, De Riete, De Hónke, Schreur. De bewoner: eigenaar of
huurder, werd vaak met zijn huisnaam aangesproken. Men zei bijvoorbeeld: Daar
komt De Riete aan. (En iedereen begreep dat de persoon in kwestie Arie
Gosselink was die in de boerderij met de huisnaam De Riete woonde.)
Ruim honderd jaar geleden is
een versje ontstaan dat mondeling is overgeleverd aan volgende generaties. Het
gaat zo:
Bi-j De Stand
hadden ze gebrek an brand;(brand = brandhout)
toem kwam Kwerren Jenne(boerin Jenne die op De
Kwerre woont)
met sprieken in de benne;(sprieken = aanmaakhoutjes;benne = mand)
toen kwam de Gäöne(de boer van Gäönenhuus)
en bracht een karre met späöne;(späöne
= spaanders)
daor kwam De Riete
en zei: dat grei is nat as driete;(drijfnat)
toen kwam De Hónke
en dén sloeg gauw een vónke;
en Schreur,
den hield de hand drveur.
Zo kwammen ze bi-j De Stand
toch weer an brand.
Hieronder twee boerderijen
met huisnamen:
boven 't Beester
(geheel herbouwd in 2003). Daaronder Beesterni-jhuus
(bouwjaar 1896).
Om de een of andere onnaspeurlijke reden heb ik iets met het woord taiga. Ik weet van school dat de taiga een landschapstype is dat veel in Rusland voorkomt. Ik denk dan aan reusachtige steppen met heidevelden en veel berkenbomen met hun slanke, witte stammetjes. Waar het 's winters landklimaat-koud kan worden. En waar je 's zomers van top tot teen door bloeddorstige muggen opgegeten en daarna leeggezogen wordt. Bij het woord 'taiga' denk ik ook aan naar het noorden stromende brede rivieren, zoals de Ob en de Lena, die marsmanniaans traag door oneindige laagvlakten gaan. Typisch dat alle landschappen die op de taiga lijken allemaal op een a eindigen, bedenk ik mij nu. In Hongarije heb je de poesta, in Argentinië de pampa. Dan is er natuurlijk ook nog de paloma, maar daar gaat het nu even niet over.
(1) Iets heel anders nu. Je had vroeger zogenoemde boekenseries. Per jaar verschenen vier prachtige romans, geïllustreerd, gebonden en voorzien van een hard kaft, waarop je een abonnement kon nemen. Bij ons thuis had men in een onoverdacht ogenblik gekozen voor de Spiegel-serie die Zomer & Keuning te Wageningen uitgaf. Ik weet het niet zeker, maar mijn geheugen zegt mij dat het tweede boek dat de postbode ons helemaal vanuit Wageningen bracht de titel Taiga droeg. De rode draad uit het verhaal ben ik kwijt geweest, evenals het boek zelf, maar ik herinner mij de beschrijving van Russische strafkampen en bar koude winters. Naar de auteur heb ik heel internet afgezocht, maar die bleek spoorloos verdwenen, waarschijnlijk in een taigaans moeras verzand. Totdat ik hem onlangs terugvond, net als het boek dat hij schreef. Zijn naam was Hendrik Koster.
(2) Waaraan denkt ú bij het lezen van het woord taiga? Je kunt je er ook een beeld bij voorstellen, zoals deze Sovjet-tankbrigade die herdenkt dat morgenstond goud in de mond heeft en dat viert met een feestelijk bad. Het is een schilderij van Boris Fedorow uit 1952, dus midden uit de Koude Oorlog. Als u het mij vraagt een prachtig tijdsbeeld en magnifiek op canvas gezet. De schilder hoort trouwens tot de Socialistische Realistische School, te vergelijken met de Bergense School, maar dan geheel anders. (Nu begrijpt u natuurlijk ook waar Willink zijn Magisch Realisme vandaan heeft.)
(3) Een vijftal jaar geleden liet mijn jongste zoon zich bij een van zijn schaarse thuisbezoeken ontvallen dat hij het dienstverband bij het ICT-bedrijf waar hij werkte, had opgezegd. Samen met een collega was hij van plan om voor zichzelf te beginnen. Hoewel je dat natuurlijk nooit van tevoren met stelligheid kunt zeggen, dacht ik toen al (en naar nu blijkt terecht) dat ze het wel zouden rooien. Dat kan ook moeilijk anders gezien de naam van het bedrijf. Het heet Taiga.