Ik haat het om poezen te verpletteren.Wat zeg ik, poezen ... Zelfs het
vooruitzicht van één enkele platte poes gaat me al te ver. Mijn kont
weet dat van me. Wij corresponderen dagelijks, mijn kont en ik, meestal
in verband met een op handen zijnde stoelgang, maar ook wel eens om
over de diepere dingen des levens van gedachten te wisselen, zoals mijn
huiver voor het verpletteren, ik noem maar wat. Ik prijs me gelukkig
met mijn meegaande kont. Je hebt mensen wiens kont niet voor rede
vatbaar is, die zo op gespannen voet leven met hun achterwerk dat zij
zich soms genoodzaakt voelen tijdelijk alle diplomatieke banden ermee
te verbreken. Zo niet het mijne. Als ik een kwestie aankaart met mijn
kont, dan wordt er naar me geluisterd. Neen, over mijn kont kan ik niet
klagen. Het kwijt zich vlijtig van zijn taken, hoe nederig die ook
mogen zijn. Sinds het bijna-ongeluk staat het me bij in mijn strijd
tegen het verpletteren van poezen. In een ideale wereld zou ik nooit
gaan zitten. Ik zou me mijn ganse leven staande houden op een veilig
plekje terwijl de poezen naar hartelust van het zitmeubilair gebruik
zouden kunnen maken, zonder zich door mij in hun bestaan bedreigd te
voelen. Mijn pijnlijke rug maant me tot een meer pragmatische houding,
een zittende met name. Dit echter niet zonder een voorafgaande visuele
inspectie. Ontwaar ik een felien schepsel op het in bezit te nemen
oppervlak ? Ook niet onder het kussen ? Ook niet op een plek vanwaar
dit wezen zich in de korte tijdspanne lopende van mijn beslissing tot
neerzijgen tot het bereiken van de totale neergezegenheid onder mijn
kont kan manoeuvreren ? Meer kan ik niet doen. De rest laat ik aan mijn
kont over. Het is mijn laatste verdedigingslinie. Bij het minste
vermoeden van een poezenvacht stuurt het mij een e-mail: "Stilleggen
dat neerzijgen ! Of zag u graag een poes tot moes ? Hoogachtend, Uw
toegenegen Kont . Weet u wat ik ook haat ? Ik haat het om poezen te
bevriezen.
Zoals hij daar zat had hij daar de hele dag gezeten. Onder een
dekentje. Want dat had hij zo beslist vanmorgen. Hij zou een dagje
uittrekken voor denkwerk. Door niks zou hij zich laten afleiden. Door
niks behalve koffie zetten, plaspauzes en af en toe een warme hap. Hij
zou het allemaal eens keurig op een rijtje zetten, alles wat hem de
laatste tijd was overkomen. Veel was dat niet. Zijn leven had het
sensatiegehalte van vooroorlogse voorlichtingsfilmpjes. Voor een
buitenstaander ! Hijzelf stond bij de minste deining al met een
reddingsvest op het dek. En maar zoeken naar een sloep, zeeziek van
onzekerheid. Zielig. Speuren naar vastigheid, dat was het devies.
Vandaar deze mentale time-out. Hoe zag hij zijn toekomst ? Stap terug.
Zag hij een toekomst ? Stap terug. Zag hij überhaupt wel wat ? Ja, zijn
ogen functioneerden . Niet uitstekend, twee maal - 2.25, knap bijziend
of kippig zoals zijn conditie ook bekend stond. Die term beviel hem
wel: kippig. Het had iets verschonend, iets van, excuseert u mij dat
het lijkt alsof ik een beetje op de dool ben. Niets van dat alles
echter, ik scharrel maar wat. Laat mij ongemoeid in mijn wankele tred
en heel misschien verras ik u morgenvroeg met een kakelvers eitje op uw
dorpel. Het artefact dat hem van zijn visuele beperking vermocht te
bevrijden bewaarde hij in een stijlvol zwart foedraal, voor absolute
noodgevallen. Hij zou zijn kippigheid met ere dragen ... Zij die zich
met hoenderogen tevreden moeten stellen verdragen geen verre
horizonten. Ze graven liever diep in hun verleden. Het geheugen
projecteert ragfijn de rijkste panorama's. Neen, dus, voor een visie op
de toekomst kon je niet bij hem terecht. Maar vandaag zou daar
verandering in komen. Hij had er zelfs een dag voor uitgetrokken ...
Daar krijg ik dus hoorns van. Reist die Al Gore de halve wereld rond
met zijn film, hoe heet hij ook alweer, wacht ik google het even voor u
... "An Inconvenient Truth", ja, nu ik het zie herinner ik het me, komt
die Gore ons hier dus een beetje de daver op het lijf jagen met zijn
afkalvend poolijs, zijn verwoestijning en zijn kuststeden verzwelgende
zeespiegel en dan lees ik dit op teletekst: "Het is nog even wachten op
biodiesel." Een armzalige drie procent koolzaadolie roeren ze door het
klassieke energiedrankje en ze mogen het al biodiesel noemen. Dat
cilinderpapje haalt het kwa versnedenheid van mijn flauwste lijntje
cocaïne. En nog lukt het de producenten niet om het op tijd bij de pomp
te krijgen. Want vanaf vandaag 1 november mocht dat spul wel verkocht
worden aan de dieseltap. U zal er nog weken op mogen wachten. Het
enthousiasme spat er van af. Als ik het allemaal goed begrepen heb, dan
wordt de biodiesel geïntroduceerd op vrijwillige basis. Vrijheid,
blijheid en de chaos voor de milieubewuste consument. Want wie zijn met
CO2-schuld belaste geweten wat wil sussen moet zelf op zoek naar het
schonere spul. Vijfhonderd duizend groene jongens en meisjes ommetjes
rijdend voor het goede doel, dat zal zoden aan de dijk zetten met het
oog op het halen van de Kyoto normen. Of is het dat juist wat de
industrie wil ? Dat wij allen meer kilometers bollen. Tuurlijk, ik vond
die uitspraak van die FEBIAC-man al zo verdacht. "We moeten dringend
ons wagenpark vernieuwen. Belgen houden hun auto gemiddeld acht jaar
bij en dat is veel te lang", verklaart Peter Gemoets op vrtnieuws.net
Waarom verwondert me dat nou niets van een woordvoerder voor de
Federatie van de Belgische Auto- en Rijwielindustrie .... De man weet
ons ook nog te melden dat de productie van koolzaad voor de biodiesel
..."heel wat nieuwe jobs met zich mee " ... zal brengen. Leuk, mijn
beste, alleen, ik dacht het om het milieu ging, toch ? En als die
biodiesel zo'n weldaden verricht voor het klimaat, waarom wordt hij dan
niet goedkoper verkocht dan het viezere motorsap ? Waarom zou de
voorzichtige Belg zijn dure wagen onderwerpen aan het
biodieselexperiment als dat hem geen sikkepit oplevert ? Vanwege zijn
groene hart ? Sta me toe even te lachen, groen of zo u dat verkiest als
een koolzaad telende boer met kiespijn. Tot binnen een paar jaartjes
dan maar, dear Al ?
Zullen we spookje spelen, wij getweeën ? Of duveltje en heksemie ? Knusjes kindjes vierendelen, hun kwartjes grillen aan een spie. We spinnen garen van hun lokken, en naaien tassen van hun longen. We rollen rolmops van hun tongen, wijl we hun zoete hartjes wokken.
Ik draai mijn lievelingscd-tjes die met die schrille kinderkreetjes, en chill gezellig met mijn schatje in ons jongbloedbubbelbadje.
Wat mij ooit eens overkwam. Na herhaaldelijk aandringen van mijn naar
Zuid-Afrika emigrerende collega stemde ik toe als iets of iemand anders
op diens afscheidsdrink te verschijnen. Alzo gebeurde. Ik wurmde mij in
een pak. Wacht, het wordt nog pikanter. Want als ik gek doe, dan ken ik
geen genade. Ik toog Limburgwaarts, gekostumeerd en met een hoedje. Ja,
daar stoven weg, in een brave burgerwagen, vanuit de Zuiderkempen, één
man, een stijlrijk textiel smaldeel en een borsalino. Het geheel gaf
een enigszins Italiaanse indruk. Dat deed ook Beringen centrum, waar ik
die avond werd verwacht. En ik niet alleen zo bleek. Waar een
parkeerplaats gevonden ? Een kwartier verstreek. Daar dus. Ik vulde het
gat met gretigheid, zwaaide het portier open en stond oog in oog met twee
armen der wet die mij hevig gesticulerend op de hoogte brachten van
mijn niet gewenstheid. Iets met een op handen zijnd geldtransport, best
plausibel, zo pal voor een bankfiliaal. Neemt u even dit beeld voor
ogen : Een man in blauw, een bankfiliaal, poen op komst en een imitatie
dertiger jaren maffioso compleet met borsalino. Ik stond voor joker,
inderdaad, maar prees me tevens gelukkig dat ik had afgezien van mijn
eerder voornemen mij als bankovervaller te vermommen. Beter een
borsalino dan een zwarte muts in situaties als deze. De borsalino kan
uw leven redden, ruim een plaatsje voor hem in uw wagen, vandaag nog.
Die muts kan u dan weer uitstekende diensten bewijzen bij het scheren.
Daar kwam ik vanmiddag achter toen ik op zoek moest naar een methode om
mijn kinbegroeiing te kortwieken zonder m'n schedelspagetti in dit
proces te betrekken. Eureka ... zo ontdekte ik het haarinkapselend
vermogen van alleszins de 'zwarte' muts, ik wil niet voorbarig gaan
veralgemenen. Aanschouwen wij een man met een zwarte muts en een
kinnebakkes en wangen behangen met witte vlokken scheerschuim die
geeltandig zijn spiegelbeeld toelacht. Ik ben een oude scherende
kabouter met kuren , schoot me plots te binnen. Dat was wat mij
overkwam vandaag.