Ziet u hier staan, onnozelaar met uw artistiek montuur, uw pak van C&A couture en uw ééndags stoppelbaard, die Wim te zijn alleen om haar.
Omdat zij sinds die helse nacht, alleen nog naar zijn pijpen smacht te dansen, heeft zij mijn ganse aard verkracht, ze wil me slijpen naar zijn beeld, ik kan slechts doen wat zij beveelt, ik laat me stansen.
Tot ware Wim word ik gesmeed, tot op mijn slip word ik verkleed, ik moet zijn monologen leren, 's mans rare loopje imiteren. Zijn poëzie ken ik van buiten compleet met Wimse stijl van uiten.
Ja, zelfs als wij des nachtens vrijen, mag 'k mij niet als mezelf vermeien, want 't vrouwtje is pas echt content, als ze op zijn Helsens wordt verwend. Ik weet dat ze niet mij bemint, alleen van hem wil zij een kind. ach, kon 'k haar goud maar zelf ontginnen, maar zonder muts raak 'k niet meer binnen.
Zeg nu nog eens dat je van gokken niet rijk wordt ? Sheldon Adelson
bewijst het tegendeel. Hij katapulteerde zich al gokkend naar de derde
plek in de Forbes 400 , het rijkeluizenlijstje van het bekende
Amerikaanse tijdschrift. Adelson zette al zijn geld in op het vakje '
de mensen zijn stapel' en won. Twintig miljard dollar staat er al op
zijn teller, dan mag je met recht van 'het groot lot' gewagen, me
dunkt. De superpot die hij mocht binnenrijven dankt hij aan zijn
spelende medemens, die het gokken niet kan laten. En dat terwijl we
allemaal verdomd goed weten dat je statistisch gezien gegarandeerd
wordt geplukt. Kansrekening kan ons blijkbaar gestolen worden. Wij zijn
wezens van vlees en bloed, niet van statistiek. We klampen ons vast aan
dat waterkansje, die zeldzame speling van het lot die ervoor zal zorgen
dat wij ons een pauwenkleed kunnen shoppen met de uit de kont gerukte
pluimen van die andere waterkans-believers. Dom hè ! En toch doen we
het, met z'n miljoenen. We maken ons wat wijs.. Bijvoorbeeld dat er één
of ander goed doel is dat wint bij ons verlies. We maken ons wat wijs.
Kijk maar naar de Lotto. Ze sponsoren een wielerteam van
pillendraaiers. Die gasten verdienen kleerkasten van huizen. En leg me
eens uit wat het maatschappelijk nut is van de Memorial Ivo Van Damme
en waarom de Nationale Loterij de opwarmingskosten betaalt van het lijk
dat "F.C. De Kampioenen" heet ... Nog zo'n kirrewiet idee: de gedachte
dat dat gekruis, gekrab, geroulette en ge-éénarmig-bandiet ons
nauwelijks wat kost, dat het om klein geld gaat. Een miljardenbusiness
is het ! Of hoe dacht u dat Adelson aan zijn fortuin is geraakt ? Neen,
als uw hart op de goede plek zit en u wil dat tonen, gaat uw gang, maar
passeer dan beter niet langs de kassa van de Nationale Loterij. Aan
goede doelen geen gebrek. Kies er ééntje, desnoods door lottrekking als
u echt niet zonder kan, en laat uw portemonnee de naastenliefde
bedrijven. Verwater uw goedheid niet met nutteloos gekrab. En als u
denkt, ik heb geld teveel, laat ik de economie een beetje stimuleren
met een avondje geldverspillen in het casino. Ach, blijf toch lekker
thuis. De wereld draait ook zonder roulette en het croupierschap mag
dan wel in een bijzonder schoon kostuum worden uitgeoefend, de
maatschappelijke relevantie van het beroep ontgaat me tot op heden.
Besteed uw speelgeld aan een nobeler streven. Sponsor een
blindegeleidehond of koop kommetjes soep voor daklozen en dichters. Zij
zullen uw warmte ten zeerste waarderen.
Buizerds denken niet, dacht ik. Dus dacht ik voor hem of haar daarboven, die glijdend kwam vanuit het noorden.
Wat
een heerlijke dag voor een zweefvlucht. Blij dat ik een buizerd ben en
geen konijn, een egel, of erger nog een mens. Kijk daar heb je er twee.
Bedrijvig als altijd. Immer denkend aan later. God, wat heb ik
kompassie met die beesten. Zie ze zwoegen, slepend met takken, stammen
verzagend, verzamelend, stapelend. Geen grotere hel dan een
mensenleven. Volop zomer en ze lopen al met winter in hun kop. Die twee
zijn niet meer te redden. Gaf de schepper ze vleugels, ze zouden zich
diezelfde dag nog plukken om er hun hoofdkussen mee op te vullen. Welk
een triest bestaan werd hen toch toebedeeld. Zal ik even voor hen
bidden ? Later ... misschien. Beter nog wat klimmen, lijkt me, een
rondje of tien. Of elf, wat zou het ; mij kost het niets.
Hier radio België, ici radio Belgique, hier radio België, ici radio Belgique ...
Ontwaakt,
o trots volk der Belgen, ontwaakt toch uit uw lethargie. Ons land wordt
overrompeld en wat doet u ? Niets ! U staat daar maar te koekeloeren.
Is dan alles voor u slechts een spel ? Wordt het u niet zwaar ten moede
als u vreemde uniformen door onze straten ziet marcheren ? Ze zeggen
dat ze hier komen om vrede te stichten ; wel, ik vraag u: "Zag u hier
dan oorlog ? Neen, toch ?" Zij zijn het, die hier gewapend ons
grondgebied betreden, zogezegd in samenspraak met onze krijgsmacht, o
soepel is het woord van slangengebroed. Laat u niet misleiden,
landgenoten. België wordt onder de voet gelopen, bezet, geknecht. Gaan
wij dit zomaar laten geschieden ? Zullen wij het grondgebied waarvoor
zoveel onzer voorvaderen hun aderen hebben leeggebloed zonder één daad
van verzet aan de agressor prijsgeven ? Neen, dat zullen wij niet. Zulk
een lafheid past ons niet. Want wij zijn Belgen. Dit volk laat zich
niet knechten, dit volk buigt niet voor de dreiging van het zwaard. Dit
volk verzet zich. Met al wat het aan kracht in zich draagt, verzet dit
volk zich. Tegen iedere vreemde mogenheid die meent zich toe te mogen
eigenen wat onvervreemdbaar ons toebehoort: onze schone steden, ons
gulle akkerland, onze uitgestrekte wouden. Ja, weent gij maar een
wijlen, rechtschapen burger , plengt bittere tranen om de vernedering
die wij thans moeten verduren. Uw verdriet is oprecht, uw hart zuiver.
Maar verlies u niet in eeuwige droefheid. Treurnis heeft nog nooit een
land bevrijd. Dus droog nu uw tranen en vul uw hart met toorn. Verklaar
de oorlog aan het defaitisme. Zoekt gelijkgezinden. Observeer uw
vijand. Beschimp hem, besluip hem, vernietig hem. Drijf hem tot
wanhoop. Nog is de strijd niet gestreden. Nog is België niet verloren.
Wat een vreemd beestje toch, het geheugen. Hoe vaak overspoelt het
je niet met herinneringen waarvan je het bestaan niet meer vermoedde.
Om je even later boosaardig in de steek te laten. Het mijne vertoont
psychopathische trekjes. Het maakt mijn dromen tot een hel met immer
weerkerende nachtmerries, gebaseerd op waar gebeurde feiten, lichtjes
aangedikt, natuurlijk, de vrolijke fragmenten worden genadeloos
weggeknipt. Ik ben mijn geheugen niet, als dat nog bewijs behoefde.
Overdag vervolgt het booswicht zijn slopingswerk door me te pas en te
onpas voor schut te zetten. Wat was alweer de naam van die zangeres van
dat liedje ? Welk liedje ? Wel, dat liedje dat vroeger nog gezongen
werd door die chansonnier, die kerel met zijn afzichtelijk smoelwerk
waar voortdurend de zweetdruppels van af rolden, alsof hij een
sneeuwpop was die zich tot smeltwater bloosde, vervuld van schaamte om
zijn potsierlijk reukorgaan. Af en toe vliegt de welbespraaktheid mij
als vluchtgraag plombeersel uit de mond, excuses hiervoor. Me baserend
op vulgariserende therapeutische beschouwingen heb ik besloten mij daar
niet langer tegen te verzetten. Met als gevolg dat ik voordurend op
zoek moet naar de spreekwoordelijke draad die mijn verhaal naar
constructievere oorden zou moeten voeren. Als u er op dit ogenblik ook
geen touw meer aan vast kunt knopen, dan hoeft u zichzelf hieromtrent
niks te verwijten. Wanorde nestelt zich bij voorkeur onder argeloze
hyperrationele schedelpannen, daar waar het terrein er nog ongeschonden
bijligt, zodat het zijn collega's van het chaotische ambacht groen kan
schilderen van jaloezie tijdens excursies door het smeulende
puinlandschap. "Niks geen in-de-schoot-geworpenheid ! Alles wat u ziet
is eigen werk, kameraden chaotisten. " Ook mijn schedelinhoud was ooit
een toonbeeld van ordentelijkheid. Flarden van die ongerepte tijden
weten zich tot op heden bij tijd en wijlen aan de censuur van mijn
kwelgeest te onttrekken en dompelen mij dan onder in een stroom van
nostalgie. Ik waan me weer even de trotse bezitter van een pepermunten
bovenkamer, met een vlijmscherpe focus, moeiteloos navigerend tussen
kristalheldere inzichten. Dit is hetzelfde ik niet meer. Dit ik, dat ik
nu meetors, dat mij verveelt met muffe gedachten, dit ik met de inertie
van een arduinen grafsteen, grijs en gebonden. Geef mij m'n jonge ik
terug, gij bouwmeester van het eeuwig verval, gij doodgraver van
levenslust, gij TIJD.
Kan iemand mij de kogel geven, en van dichtbij als u wil : Ik houd niet van wachten ! Hij hoeft niet eens van zilver te zijn. Een stalen pil zal even goed mijn pijn verzachten.
Kom, haal snel de trekker over, je haar zit goed. Zijn dat de schoenen die je droeg die zomerdag toen je me zalfde ? Let op dat er geen bloed op spat. Ben je zover ? Toe, schiet nou,kat, we hoeven niet vaarwel te zoenen.
Hang eens een acteur te drogen, bij voorkeur aan een klif.
Toen de oude Grieken nog jong waren, lang geleden dus, moesten zij het
stellen zonder televisie. Oude Grieken die nood hadden aan vermaak,
gingen naar het theater. Om er naar een toneelstuk
te kijken. Aangezien u allen, lezers van mijn blogje, over een meer dan
gemiddelde intelligentie beschikt, zal geen van u twijfels hebben over
de betekenis van het woorddeel 'stuk' in 'toneelstuk'. U weet dat er
niks aan de hand is met het toneel, het is niet gebroken of zo. En al
evenmin begrijpt u 'stuk' hier als een deel van een geheel. Het 'stuk'
in 'toneelstuk' is een op zichzelf staand geheel, met een begin, een
middenstuk en een slot. Waarna iedereen zich naar de foyer rept om zich
daar een stuk in zijn kraag te zuipen. Dan poepeloere de auto in, wagen
uit de bocht, stuk ! Dit allemaal enkel om u ervan te overtuigen dat je
geen genie moet zijn om te begrijpen wat we bedoelen met het woord
'toneelstuk'. Dat begrepen ook de acteurs uit de tijd van Euripides en
zij spraken niet eens Nederlands, een typisch Grieks trekje. Geen van
hen zou het ooit in zijn hoofd gehaald hebben om een toneelstuk ergens
halverwege te onderbreken en het publiek naar huis te sturen. 'Wordt
vervolgd' was in die tijd nog 'not done'. Met dat soort komedie zou het
oud-Grieks publiek namelijk niet gelachen hebben, een publiek dat
levend was en akelig nabij. De televisie zou dat allemaal veranderen.
'Televisie' betekent: kijken vanop afstand. Dat er een omgekeerd
evenredige relatie bestaat tussen afstand tot een slachtoffer en
empathie, dat kan iedere 1ste jaars student psychologie je vertellen (
zie Milgram experimenten). Dat verklaart wellicht het verschijnsel
'cliffhanger' , de vervelende gewoonte van scenarioschrijvers om het
publiek op zijn honger te laten. De held hangt aan een klif en als wij
willen weten hoe het verder gaat dan moeten we volgende week weer
kijken. Die held hangt daar echter niet alleen. Ook wij kijkers hangen
daar te bungelen. Ik noem dat folteren. " ...no one shall be subjected
to torture or to cruel, inhuman or degrading treatment ... ", zo staat
geschreven in de conventie van Genève. 'Klifhangen' past geheel binnen
deze formulering. Kan iemand a.u.b contact opnemen met Amnesty
International ?