Zij, naast mij, liggend, met dat eitje in haar buik, en ik, met loense blik, ik had schik in dat meisje dat dommelde, met een pukkel op haar kin, en op de achtergrond, de zon, die onderging.
Zo zag 'k haar zinken, en haar eitje, zonk geborgen mee, in een zee van zilte dromen.