Mijn eerste gedacht: die twee willen te kaap'ren varen , vandaar dat
baardgeweld. Het was een flits, enkele seconden uit het VRT-journaal
van zeven uur. Ik zag twee politieke zwaargewichten in een lichtgewicht
programma. Debby en Nancy, twee heerschappen in vrouwenkleren, waren
er, flink geholpen door een stijgende verkiezingskoorts, in geslaagd
Johan Vande Lanotte en Yves Leterme te strikken. Ik heb de uitzending
van zondagavond gemist en ben daar echt niet rouwig om. Goed, ik mag
dan de context ontberen. En ja, ik vertrouw er blindelings op dat de
twee gasten hun politiek ei kwijt konden ergens temidden de
lachsalvo's. Mag ik er echter op wijzen dat politieke boodschappen
nogal eens de neiging hebben in valse baarden te blijven hangen. Met je
kop op tv komen, voor een zo groot mogelijk publiek, daar lijkt het
allemaal om te draaien. Wie al wat ouder is herinnert zich nog hoeveel
ophef er enige jaren geleden was over politici die hun opwachting
maakten in inhoudsloze amusementsprogramma's. Politici dienden zich in
de toekomst te onthouden van verkleedpartijtjes. Karnavalsmutsen en
clownsattributen brachten het politieke ambt in diskrediet. Het is
triest gesteld met het geheugen van onze politieke boegbeelden. Eerder
zag ik al hoe Johan Vande Lanotte zich liet omscholen tot een soort
varieté-artiest, vreemd, want de man scheen mij toch vrij goed mee te
kunnen in zijn vak. En nu dit: Vader Abraham maal twee. Enkel de
smurfen ontbraken op het appel. Maar ja, dat zijn dan ook blauwe
schepsels. Die staan reeds lang bekend om hun vrolijke inborst. Terwijl
de saaie top-pieten van rood en oranje zich aan een sinterklaasbaard
waagden om zich van hun vrolijkste kant te tonen, vond grote smurf het
de hoogste tijd om eens stevig te vergaderen. Want dit land heeft nood
aan degelijk bestuur. Toch ?
Wel, ik kan niet anders dan toegeven, het verschil met vroeger is
gigantisch. Voorheen sloeg ik steevast een rotfiguur op de dansvloer.
Een harde dobber voor mij, geloof me, want ik dans ontzettend graag.
Maar sinds ik Pantene gebruik hoef ik mij nergens meer voor te schamen.
Sindsdien swing ik de pannen van het dak. En o, wat een verrukkelijke
sensatie is dan keer op keer mijn deel. Zo gans anders voelt thans mijn
haartooi. Alsof mijn frisuur pas dezer dagen waarachtig deel van mij
geworden is. Eindelijk ben ik ten volle meester van mijn lokken. Zwenk
ik mijn hoofd, dan volgen ze. Toegegeven, dat deden ze vroeger ook al,
ze konden moeilijk anders. De meeste zitten nu eenmaal stevig aan mijn
kruin verankerd. Voor Pantene zat er echter bitter weinig lijn in. De
meeste haren deden maar wat. Terwijl de ene haarpijl reeds zijn
inhaalbeweging had ingezet, hing de andere nog wat te lummelen. Pijl X
die zich aanvankelijk links van pijl Y en onder pijl Z bevond, bleek na
enig schuddebollen een nieuwe stek te hebben uitgezocht, u raadt het
al: rechts van Y en boven Z. Niemand kon mij van mijn verwardheid
verlossen. Radeloos werd ik ervan. Tot mijn hartsvriendin mij vertelde
over Pantene. Eerst stond ik vrij kritisch tegenover haar advies. Ik
ben van nature erg nuchter, weet u. Een eenvoudige shampoo zou volstaan
om mijn onwillige hoofdhaar een gevoel voor esthetiek bij te brengen.
Ik kon het moeilijk geloven, deed er zelfs een beetje lacherig over.
Gelukkig hield mijn vriendin vol, ze overhaalde mij om het minstens één
keer te proberen. Zij was het die mij mijn eerste Pantene-ervaring
bezorgde. Nooit zal ik dat ogenblik vergeten. Pas nu besef ik dat dat
ogenblik, het kantelmoment werd van mijn bestaan. In mijn nieuwe leven
leid ik de dans. Ik ben mijn haren eindelijk de baas. Iedere beweging
van mijn hoofd wordt door hen op correcte wijze begeleid. Met de
geijkte hysteresis. Vol van gratie. Dienstbaar. Dank daarvoor, lieve
hartsvriendin van me. Merci, mille fois, Pantene.
Toen het eindelijk mijn beurt was, bleek de voorraad uitgeput. Geen
erg, gezond verstand vind je overal. Neem nu, Jean-Marie Dedecker: Als
u een bezoekje brengt aan de website van zijn politieke partij dan
merkt u meteen waar de man zijn mosterd haalt. Van onder zijn eigen
goed geschudde schedelpan. "Gezond verstand !", leest u onder het
schreeuwerige logo van 'Lijst Dedecker'. Wie het
gezond-verstand-gehalte van de Belgische politiek een boost wil geven
kan rekenen op Jean-Marie. Het van ziekte verstoken redeneervermogen
prijkt op één in de acht punten tellende beginselverklaring van zijn
partij. Het is een lovenswaardige betrachting het bestuur van dit land
bij voorkeur toe te vertrouwen aan individuen die over hun volle
geestelijke capaciteiten beschikken. Dat het steeds wassende volksdeel
dementerenden hierdoor onevenredig vertegenwoord is in 's lands
regeringen en parlementen, dat aanvaard ik gelaten als wissel voor een
verhoogde efficiëntie. Lees dit gerust als een pleidooi voor de
invoering van een attest 'gezond verstand', afgeleverd door een doctor
in de geneeskunde, als toelatingsvoorwaarde voor een politieke functie.
Ach, ik heb het weer niet begrepen. Als Dedecker het over
'gezond verstand' heeft dan heeft hij het over het verstand van de
gewone man, ja zelfs het boerenverstand. Common sense moet dit land
regeren ! Een interessante hypothese, ware het niet dat het zo geroemde
'gezond verstand' niet te vatten lijkt. Alle politieke partijen claimen
het patent. Van uiterst links tot uiterst rechts. Het begrip 'gezond
verstand' is vandaag de dag zo uitgehold dat het moeiteloos dienst kan
doen als echoput. Indien politiek slechts een kwestie zou zijn van het
volgen van je 'gezonde verstand', dan behoefden wij geen democratie.
Onze bevolking van gewone mannen en vrouwen zou ,geconfronteerd met
dezelfde problemen, beroep doend op zijn 'gezond verstand', tot
eensluidende conclusies komen. Verkiezingen zouden totaal overbodig
worden. De minderheid 'gezond verstand ontberenden' zouden immers nooit
de kiesdrempel halen. Eén partij zou volstaan: de partij van de grote
hoop, de Partij van het Gezond Verstand.
Ik kan niet voetballen. Het scoren zit mij echt niet in het bloed. Duid
het mij dus niet ten kwade dat ik mij in een moment van zwakheid niet
kon bedwingen. Want dit was werkelijk een bal voor open doel. Waals
minister van Milieu Benoît Lutgen vond het niet nodig
snelheidsbeperkingen op te leggen in zijn landsgedeelte. De aanpak van
de fijn-stof-problematiek is een werk 'op lange termijn', meent de man.
En daarin kan ik hem niet anders dan volmondig bijtreden. Maar wat hij
daarna aan hersenspinsels produceerde, daar mag ik in betere dagen
graag een wijlen om glimlachen.
"We rekenen op de intelligentie
van de chauffeurs om trager te rijden. De mensen weten dat snel rijden
vervuilend is. De dertig verkeersborden op de Waalse autosnelwegen
herinneren daar ook aan. We denken dat die veelvuldige herinnering zal
volstaan" (bron: www.hln.be)
Ziedaar een minister van het
zuidelijke landsgedeelte die een IQ-test definieert, toegespitst op de
populatie Waalse chauffeurs. Gisteren nog testte VTM de mentale
vermogens van de modale Vlaming, vandaag waren onze zuidelijke
landgenoten aan de beurt. En dan geven we nu het woord aan de dames en
heren van de jury.
"De hoogste waarden fijn stof in de lucht worden inmiddels gemeten in de omgeving van Luik en Charleroi." (bron: Vrtnieuws.Net)
Neen,
Walen zijn niet dom ! Toch niet significant dommer dan wij, Vlamingen.
Maar over hun ministers heb ik soms mijn twijfels. Erop vertrouwen dat
de automobilist uit bezorgdheid om het milieu zijn gaspedaal gaat
sparen, dat getuigt van een meelijwekkend gebrek aan psychologisch
inzicht. De doorsnee automobilist heeft slechts één doel voor ogen: Hoe
raak ik zo snel mogelijk op mijn bestemming ... Wat zich niet zelden
vertaalt in: Verdomme, lome sul in je Fiat Uno. Maak dat je als de
bliksem weer naar jouw rechterrijstrook terugkeert want als ik nog lang
mijn grote lichten in je achteruitkijkspiegel moet flashen dan krijg ik
kramp in mijn linkermiddelvinger. Ik weet, het is geen fijne boodschap
maar neem dit van mij aan: Als het niet moet, dan doet men het niet. En
controleren graag, minister Lutgen. Of dacht u dat de Waal wel zo
intelligent zou zijn, zich aan de 90 km per uur limiet te houden ?
Er zit meer wit besloten in dit vers, meer dan mensenbloed vermoedt, en in dit, en in dit, en in dit wit, alle andere kleuren, alle ziel en zaligheid, alle klanken, alle geuren, en de stille zekerheid, dat wat moet ook zal gebeuren.
En u dacht dat die van Rome allengs aan het eind van zijn Latijn
gekomen was. Vergeet het maar! Zijn brief "Sacramentum Caritatis" was
slechts een voorproefje. De ware revolutie moet nog komen. Via, via en
langs een omwegje kwam ik één en ander te weten.
U weet dat de
kerk aan priesterarmoede lijdt. Met als gevolg dat vele pastoors
tegenwoordig moeten pendelen tussen hun parochies. Toch wil Benedictus
XVI niet weten van een versoepeling van de toelatingscriteria voor het
beroep. Wie het priesterschap ambieert moet een piemel kunnen
voorleggen en wat meer is, de penisbezitter dient plechtig te beloven
dit orgaan enkel aan te wenden als urinegeleider. Want het celibaat
baat het priesterschap, zo meent de paus. In zaken van geloof en zeden
schijnt de paus onfeilbaar te zijn, dus houd ik wat dat betreft
wijselijk mijn mond. Maar dat het celibaat een rem zet op het aantal
roepingen, daar zou ik zo een dure eed op zweren. Dat is, ware ik niet
katholiek, want katholieken, dat weet u, die zweren niet ijdel. Nu is
er op zich geen tekort aan celibatair levende mannen, integendeel,
mannen die steevast door vrouwen gemeden worden, vind je overal. En met
dit statistisch gegeven als vertrekpunt kwam onze kerkvorst tot het
volgende verstrekkende besluit.
Vanaf 8 april 2007, kan iedere
celibatair levende katholieke man gevorderd worden voor de bekleding
van het priesterambt. Wie geen vrouw - echtgenoot of zondig wijf, dat
heeft geen belang - kan voorleggen is dus de pineut.
En zie mij
hier zitten, in mijn trieste staat van vrouwverlatenheid, met minder
dan een maand te gaan. Je kan wel raden dat ik op de shortlist sta. Nog
voor Pinksteren sta ik voor een bende gelovigen te transsubstantiëren.
Nu zijn er best een paar wiens bloed ik zou kunnen drinken. Een zekere
inwoner van het Vaticaan, bijvoorbeeld. Maar dit dient u
overdrachtelijk te begrijpen. Een job waarin van mij verwacht wordt dat
ik om de haverklap het bloed van Jezus Christus naar binnen giet ookal
om diens lichaam door te kunnen slikken, zo'n betrekking zie ik echt
niet zitten. Vleesgeworden godszonen consumeren valt bovendien
onmogelijk te verzoenen met mijn vegetarisch menu. Om van mijn
abominabele beheersing van het Latijn nog maar te zwijgen. Kortom,
vrouw, ontferm u over mij !
Hebt u ook zo met hen te doen ? Bij mij rollen inmiddels de tranen over de wangen. Wat een bitter lot is de Franstaligen in Vlaanderen beschoren. Ze leiden een leven in de schaduw. Enkel in besloten kring durven zij hun moedertaal nog te bezigen. Fluisterend, want je weet maar nooit of er een Vlaming meeluistert bij de deur. Angst voor de terreur van het taalextremisme. Overal heerst de taal der Nederlanden. Bij de bakker, op het gemeentehuis, zelfs de kleuter die toch geen schuld heeft aan zijn anderstalig zijn ontsnapt niet aan de indoctrinatie van het flamingante onderwijs. Het is godgeklaagd, maar wat doe je eraan. Ze zijn met velen, met honderduizenden, de Frans-Vlamingen, die in stilte lijden. En niet omwille van de gewone Vlaming, neen, de brave noorderling die zich dagelijks in het zweet werkt voor zijn huisje, boompje, beestje, hij ligt niet wakker van de staatsstructuur. Hem deert het niet dat een Franstalige Vlaming in zijn moedertaal wordt bediend aan het loket van zijn gemeentehuis. Het is de politieke klasse die voor ellende zorgt. Zelfs tegen de wil van hun kiezers in. Zo blijkt uit een enquête van La Libre Belgique. Een meerderheid van de Vlamingen wil een terugkeer naar een onverdeeld België. O, wat een zoete nostalgische gedachte. Hoe logisch ook dit verlangen van de doorsnee Jan en Pieter. Wie zou niet terug verlangen naar die schone dagen, toen de baas nog een patron was, meneer de juge de rechten van het keuterboerke behartigde en de jongste van de familie mocht gaan studeren aan de université de Louvain. En français, dat spreekt voor zich. Il faut être sérieux. De beoefening van de wetenschap vereist nu eenmaal het gebruik van een cultuurtaal. Ja, dat waren waarlijk schone tijden. Professor Barabas, dat tijdmachien van u, verhuurt gij dat nog ?
Er school belofte in het blauw, die dag in maart, het grijze staartje van de winter leek verdreven, en in het groen hernam het wild zijn zoute leven, zelfs tussen mensen werd er flink op los gepaard. Er school belofte in het blauw, die dag in maart.
Hijgend hotsend in de zon, de lusten lavend bij de bron, alsof er nooit een eind zou komen aan het jagen, de hele wereld werd een bed het lijf een broeierig banket, zolang de lentezon de schranspartij wou schragen, was er geen plaats voor koele honger in de magen.
Maar zie het grijze grijs, het paradijs omarmen, de wolken braken ijs, en mars verliest zijn charme.
Er lag een wensdroom in het blauw verscholen, doch die illusie werd ons gauw ontstolen.
Geef toe, u hebt hem ook gemist. Het leven was niet hetzelfde zonder
hem. Het leek bijna van tel. Alsof er ergens vaag aan de einder iets
van zinvolheid op ons lag te wachten. Een waanidee dat weer voor lange
tijd de kast in kan. Big Brother is terug. Leegte vult beter dan ooit
tevoren. En heeft zoals ieder jaar de gedaante van een mensenmeute
aangenomen. Met veertien zijn ze, de aspirant-bv's van Kanaal 2. Laat
gerust uw laatste zweem van twijfel varen. Vlaanderen barst van het
talent. Maar om dat nu zo plotsklaps op mij, arme kijker, los te laten.
Ik had het gewaardeerd mocht men de dosis geleidelijk hebben opgevoerd.
Welk een toekomst is er voor mij nog weggelegd op deze aarde, nu ik het
voortaan zal moeten opnemen tegen mannen en vrouwen die levende
exemplaren van menige vorm van ongedierte naar binnen spelen als waren
het m&m's. Ik moet dringend mijn verwachtingen bijstellen. Want
vrijpostig binnenshuis circulerende slangen collecteren, dat zie ik ook
al niet zitten. Mijn vervaldatum nadert met rasse schreden, je moet die
dingen onder ogen durven zien. Voorbij zijn de dagen dat ik mij
moeiteloos op een metalen frame zou hijsen om daar gelaten de obligate
stroomstootsequenties af te wachten. Zulk een gedrag past enkel
jongelieden. Vers bloed dat opgewassen is tegen de nieuwe noden van
onze samenleving. Ik verdraag geen schokken meer, ik ben uitgehold en
laat node de tijd los. Mij rest slechts het warme rood van de
avondschemering. Laat mij mijn wijntje, mijn leesbril en mijn blokjes
geitenkaas. Als ik verga dan mag de jeugd mijn wormen.
Soms zie je het bij kettingrokers. Na decennia van nicotineverslaving
winnen ze de strijd van de sigaret. En van de ene dag op de andere
verworden ze tot rabiate tabakinquisiteurs. Van de ene pool naar de
andere, alsof er geen duimbreed tussen zat. Ook gebeurt het dat
goddelozen plotseling het licht zien, dat de here Jezus hun leven
binnenwandelt, of diens moeder of één van die vele andere transcendente
figuren die zich in onze globaliserende samenleving graag aan éénieder
willen voorstellen. 's Maandags komt zo'n ketter nog lazarus de kroeg
uitgekropen, de zaterdag daarna staat hij bij je op de stoep, met een
preek over het einde der tijden en een Wachttoren onder zijn arm. Net
zoiets is Georgië overkomen. Toen het in 2003 na de Rozenrevolutie de
navelstreng met moedertje Rusland doorknipte had het geen vijf minuten
nodig om de nieuw ontstane situtatie te overpeinzen. Luid om zich heen
trompetterend snelde het land het andere kamp tegemoet. Van het magere
oosten naar het rijke westen. Als ware bekeerlingen vervielen de
Georgische bewindslieden meteen in het andere uiterste. Georgië brandt
van verlangen om lid te worden van de Navo. En om te bewijzen hoezeer
het land verknocht is aan de meester aller westerse staten, de VS,
etaleert het zijn opofferingsbereidheid. Georgië stuurt extra troepen
naar Irak. Waar belangrijke Nato-leden als Spanje en Italië hun
aanwezigheid in het tweestromenland tot quasi nul gereduceerd hebben,
ja zelfs Tony Blair spreekt van vertrekken, daar tonen de soldaten van
Saakashvili hun stoere natuur. Zij zullen niet versagen. Eén en ander
maakt meteen duidelijk dat gematigde landen binnen de Navo niet veel
goeds te verwachten hebben van Georgië. En dat is minder dan slim. Want
toen ik laatst op mijn wereldkaart keek lag Washington niet bij Tbilisi
om de hoek. Europa wel.
"Digitale informatie explodeert", zo kopte 'Het Nieuwsblad' vandaag.
Want vorig jaar kwam er maar liefst 161 miljard gigabyte aan digitale
informatie bij. Ik had me toch aan een wat kritischer oordeel verwacht
van mijn gelegenheidskrant. Volgens mij verwart 'Het Nieuwsblad' twee,
ofschoon verwant, evenwel niet synonieme begrippen: data en informatie.
Onze wereld propvol digitale camera's, mp3-spelers en fototoestellen
heeft er inderdaad geen moeite mee de ene na de andere harde schijf tot
de laatste bit te vullen met eentjes en nulletjes. Dat is een mooie
zaak, met name voor de producenten van harde schijven. Want wissen, dat
is uit de mode. Wissen kost immers tijd. Tijd om te beslissen wat de
moeite waard is om te bewaren en wat aan de vergetelheid mag worden
prijsgegeven. En dus laten we onze harde schijven vollopen. Eens vol
schaffen we ons simpelweg een ruimer exemplaar aan. Het wordt dan ook
als maar moeilijker om nog iets terug te vinden op die schijven. Wie
niet durft te wieden, verstikt onder het onkruid.
Informatie
heeft alles met wieden te maken. De camera ziet alles en vergeet niets.
Maar hij heeft er ook geen snars van begrepen. Toen de almachtige Mozes
naar de top van de berg Horeb sommeerde om er zijn morele wetten te
spellen, had zijn dienaar geen laptop bij de hand. Dat hoefde ook niet.
De Joodse god had genoeg aan 120 Hebreeuwse woorden. Twee goed gevulde
stenen tafelen, dat kon nog net. Met meer was Mozes trouwens nooit
levend weer beneden geraakt. Toen Albert Einstein in 1905 zijn speciale
relativiteitstheorie publiceerde had hij daar slechts enkele pagina's
voor nodig. Zijn meest beroemde conclusie E=MC2 schrijf je met vijf
karakters. Orde ontwaren in schijnbare chaos, dat is de boodschap ! De
rest mag je vergeten.
Zag u die babe in boerka met haar bordje passeren ? Ja, hoor, daar gaan
we weer: Rondje elfenveertig in de kamp Taliban-Navo. Ditmaal trekt de
bezoekende partij naar de provincie Helmand. Om er een dam te
bevrijden, ja dat leest u goed, een dam. Want eens die stuwdam weer
voor elektriciteit zal zorgen,hebben de Talibani het serieus vlaggen.
Dan zal het dynamisme weer hoogtij vieren, daar in het schone Helmand.
Dan danst de bevolking van vreugd en plezier bij het schijnsel van hun
elektrische peertjes. En de oogst wordt binnengereden ... De ganse
provincie zal worden ondergedompeld in een hoera-stemming. Stekker in
het stopcontact en weg, die boze Talibani ! 't Is een beetje sneu dat
het ruim vijf jaar geduurd heeft voor de westerse strijdkrachten met
zulk een briljant strijdplan voor de dag kwamen, maar laten we vooral
niet moeilijk doen, als dit werkt dan verdient de Navo meer dan een
bloemetje.
Hé, hé, komt het toch nog allemaal goed in
Afghanistan. Wie had zoiets nog voor mogelijk gehouden ... En dat
terwijl ik stellig de indruk kreeg dat het land schuifelend dezelfde
kant op ging als Irak: Steeds minder stroom in de huizen, steeds meer
spanning in de straten. Ik zal mijn mening drastisch moeten herzien.
'We' gaan winnen ! Al wordt het vast een zege zonder veel glans. Zeker
als je ze vergelijkt met de fabuleuze campagne 1941-1945 van onze grote
bondgenoot, de Verenigde Staten. Dientijds rolden de Amerikanen het
complete Japanse keizerrijk op in minder dan vier jaar. Van Jakarta tot
in Tokyo, een tocht van meer dan 4000 kilometer. Vandaag knokt de Navo
al bijna vijfenhalf jaar voor de controle over een gebied, niet veel
groter dan Frankrijk. Fijn dus, dat de eindoverwinning nu eindelijk in
zicht komt. Nog een jaartje of twee en het werk zit erop. Dan zullen
'onze jongens' ruim zeven jaar rondgehost hebben tussen de bergen en de
papavervelden. Al bij al nog een zeer behoorlijke prestatie. Want toen
de Russen in 1989 naar Moskou weerkeerden - jeetje, wat was dat een
feestje, de bloemen, de lauwerkransen, de erehagen van dankbare
inboorlingen - die heuglijke dag dus, toen hadden ze er tien jaar
oorlogje spelen opzitten. Maar het dient gezegd: De Afghanen kregen er
wel wat voor terug !
Niets is dommer dan goed zijn. Neem nu mij vanavond. In zeven haasten
bij de geldboer binnen. En wat tref ik daar aan ? Een toetende automaat
! Jawel, beste lezer. Stond daar één Alex en een in alle staten
verkerende geldspuwer. Een verstrooide klant had zijn bankkaart
vergeten. Wat doe ik ? Ik denk. Moet je nooit doen, denken. In
combinatie met een onsje goedheid gaat je kop daar lelijk van gisten.
En dan neem je verkeerde beslissingen. Zoals ik vanavond bij de
geldboer. De mens nam het over van de machine. Als klanten kaarten
achterlaten geraakt zo'n automaat lelijk in paniek. Wij mensen staan
daar boven, zo dacht ik toch. Soms ben je beter af als machine. Want,
wat moest ik nu aanvangen met die bankkaart ? Het kantoor was gesloten.
En nergens in de automatenruimte vond ik ook maar de minste instructie
over 'wat te doen als je een bankkaart vindt'. Ach, natuurlijk, er
staat een naam op zo'n kaart. 'Geerts Wilfried ', een aanknopingspunt,
how hard can it be, niet ? Nou, harder dan je denkt. Wel twintig Geerts
' Wilfrieds hier in België. En ik had ze allemaal gevonden. Ik kon die
G.W.'s toch niet allemaal gaan lastig vallen, alleen maar vanwege die
ene naamgenoot die even onoplettend was geweest. Hé, kijk nu, twee G.W.
's, woonachtig in W. , het dorp van mijn toetende automaat. Dat kon
nauwelijks toeval zijn.
Toeval neigt er naar zich op de meest ongepaste momenten van zijn slechtste kant te laten zien.
Ook
nu weer stak het zijn lelijke kop op: Jawel, u spreekt met Wilfried
Geerts, en nee ik heb mijn bankkaart niet verloren. Ik ben niet eens
bij bank F. Ik bleef zielig achter, met in mijn hand, de bankkaart van
Wilfried Geerts. Dan maar de klantendienst van F. gebeld. Die zouden
mij vast kunnen helpen. Helaas, alle medewerkers van F. waren reeds in
gesprek. Of ik later eens terug wou bellen. Ondertussen bekroop mij een
ongemakkelijk gevoel. Was ik nu een dief ? Had ik dan niet in mijn
bezit, de bankkaart van een mij totaal onbekend man, een kerel die op
dit eigenste moment misschien met de politie aan het bellen was om de
diefstal van zijn plastieken betaalwonder te rapporteren ?
Overduidelijk dat ik mij in een zeer penibele toestand bevond. Ik
diende onmiddellijk de politie te contacteren om hen te overtuigen van
mijn te goeder trouw zijn. 101 bellen leek me wat al te kras.
Uiteindelijk was er niets ernstigs aan de hand. Na een minuutje
googelen vond ik drie telefoonnummers voor mijn politiezone. Geen van
de drie brachten mij echter in contact met een man in uniform. De
politie sliep. Als ze morgen uitgeslapen zijn, in alle vroegte, dan
mogen ze mij komen halen. Ik zal me niet verzetten tegen mijn
arrestatie. Want ik ben totaal onschuldig.En u bent mijn getuige !
't Is even wennen in 't begin, een scherpe pijn, een emmer bloed, gereutel en een gore kuch maar plof toch maar die punt erin, het resultaat oogt beregoed, die dolk staat prachtig in mijn rug.
Zoiets, dat vergeet je niet, geloof me vrij, dra welt dat op, als tranen van een oud verdriet, de klanken van een kinderlied, de bloesems van die dag in mei toen hij jou kuste, en jij zijn tong niet lustte.
Je zal weer snel als vroeger zijn, als vroeger maar dan trager, wat minder fel, wat minder mager, met her en der een scheutje pijn.
't Is zeker dat de tijd verteert, maar hoe de slinger ook probeert, één drang kan zijn tand niet deren, ons verlangen naar begeren.
Marcel
Vanthilt verwoordde het zo krachtig in de jaren tachtig: "Jij verbruikt
te veel stroom." Vandaag zou hij een engelstalige versie van dit nummer
moeten uitbrengen , speciaal voor milieuprofeet en oscar-winnaar Al
Gore. Want wat lees ik vandaag op dat world wide web van mij : "Al Gore
is een energiegrootverbruiker en hypocriet." Al Gore, ooit nog
vice-president van de VS, de man die onze planeet poogt te behoeden
voor een overdosis CO2, jaagt zelf jaarlijks tonnen van dat spul de
atmosfeer in. Zijn energieverbruik is meer dan tien keer hoger dan dat
van het gemiddeld gezinnetje in Nashville Tenessee. En dan te weten dat
zo'n Nashvilliaans gezin nog altijd vier maal meer stroom tapt dan een
doorsnee Belgisch gezin. Het geeft een nuchter mens te denken.
Alleszins mijn voorhoofdsrimpels deden hun stinkende best. "Lead by
example, nooit van gehoord, Al ?", gonsde het achter mijn fronzen.
Anderen zullen wellicht nog scherper reageren. Als die Gore-familie
niet eens de moeite doet om naar hun eigen evangelie te leven, waarom
zou ik dat dan moeten doen ? En dat is nu net wat het 'Tennessee Center
for Policy Research' (TCPR), bron van de beschuldigingen aan het adres
van Gore, beoogt. Het TCPR is een conservatieve denktank van mensen die
menen dat het wel meevalt met de opwarming van onze aarde. Tegenwoordig
valt deze opinie nog nauwelijks te verkopen. Vandaar hun nieuwe
tactiek: De boodschapper in diskrediet brengen. De methode werkt,
anders zou men ze niet hanteren. Maar niet bij u ! Want uw hoofd blijft
lekker koel bij deze opwarmingsdiscussie. Wat kan het u schelen wat
voor een levensstijl Al Gore er op na houdt. Heeft de man gelijk, daar
gaat het u om ! Als conservatieve denktankers goede argumenten hebben
om het verhaal van Al Gore in twijfel te trekken, wel ik zou zeggen,
voor de draad ermee ! Een hele wereld van klimaatwetenschappers zal
zich met graagte op hun feitenmateriaal storten. Maar ik verwacht niet
dat ze veel interesse zullen tonen voor de elektriciteitsfaktuur van
een gewezen vice-president van de Verenigde Staten. Diens hoge
elektriciteitsrekening wijkt wellicht weinig af van deze van andere
vermogende Amerikanen met een kast van een huis en een verwarmd
zwembad, zij het conservatieve aardolieminnaars of progressieve
zonne-energiefanaten. Dus "foei, foei, foei, meneer de vice-president"
maar kunnen we het vanaf nu weer hebben over de kern van de zaak ?
Wat te
doen met Flahaut ? Weet u het ? We kunnen toch niet blijven
regionaliseren. Een land met twee onverzoenbare visies op buitenlands
beleid verliest al gauw zijn bestaansrecht. De minister van Defensie
gedraagt zich alsof hij ook Buitenlandse Zaken in zijn portefeuille
heeft. Maar wij hadden al een minister van Buitenlandse Zaken: Een man
met een blauwe pet op die De Gucht heet. En die heeft gans andere
ideeën over de Belgische politiek jegens Congo. 'Voorzichtigheid' lijkt
zijn boodschap: Goed, Congo heeft zijn eerste stapjes gezet richting
democratie. Het land organiseerde presidentsverkiezingen, niet
foutloos, maar wie maalt daar om, alle begin is moeilijk. Het resultaat
van de verkiezingen leidde bovendien niet tot het uitbreken van een
burgeroorlog. Voor het eerst in jaren kan de Congolese bevolking dromen
van een betere toekomst. So far so good. Maar niets garandeert dat die
droom ook uit zal komen. Heeft Kabila werkelijk zulk een democratische
inborst ? Voor wie de verkiezingen wint en zo de macht in handen krijgt
is het makkelijk de democraat uit te hangen. Hij - want het zijn o zo
zelden vrouwen - heeft de touwtjes in handen, en it's good to be the
king. Maar hoe zal Kabila reageren als hij in de toekomst de macht uit
handen zal moeten geven ? Omdat het volk hem beu wordt , of omdat de
wet het aantal ambstermijnen limiteert. Zal hij dan even veel respect
betonen voor de democratische rechtsstaat ? Of zal hij zich ontpoppen
als de nieuwe Mobutu ? Met een vrolijk hoedje op zijn schedel,
huizenhoge portretten van hem in de straten van Kinshasa en een
Belgisch eredoctoraat onder de arm. Hoe schoon voor het imago van ons
landje ... De Vlaamse kranten schieten in een kramp, de Waalse pers
geeuwt verveeld. Kan iemand even langs het frietkot voor een flinke
portie Belgisch buitenlands beleid a.u.b. ? En de stip van minister
Flahaut kan maar beter een tijdje niet meer op het radarscherm
verschijnen.
Oud is al jaren niet meer in. Ik vertel u vast geen nieuws. Wat grijs
is, is versleten. Niet meer mee, incompatibel. Alleen de combinatie oud
en zeldzaam ligt nog goed in de markt. Dat noemen wij dan antiek. Aan
oude mensen echter geen gebrek. De wereld wordt almaar tandenlozer, nog
een jaar of dertig en ook ik zal op mijn tandvlees zitten. Mijn
tandarts denkt, dat haalt ie nooit ...
Al
die kunstgebitten, die moeten op tijd en stond in een potje worden
gedeponeerd. Tabletje Steradent erbij en de volgende morgen weer in de
mond van de rechtmatige eigenaar. Ik weet het, het klinkt cliché maar
ik zal zeker niet de enige zijn die een droefniswekkend beeld heeft van
het rusthuis. Een kolonie met twee soorten bewoners. Een traag volkje,
ruim in de meerderheid, dat zijn dagen slijt met slappe koffie slurpen,
uit het raam staren, slurpen, staren, vragen naar de vergeten weg en
snurken en daarrond circulerend een ijverig clubje werkmieren dat dat
gestaar, geslurp, gedool en gesnurk in goede banen moet leiden. Niks
geen bedrijfswagen, snoepreisjes naar de Azoren, perspectieven op een
leidinggevende project management functie. Wel een zere rug, afstomping
en een salaris waarvan de gemiddelde woestijnbestendige koe zich
schuddebuikend tot dromedaris transformeert. Inderdaad, de jeugd staat
niet te trappelen om een carrière als verpleegkundige in het rusthuis.
Wat wil je ? Het rusthuis heeft niks blits. Bejaarden hebben niks
dynamisch. En geld valt er niet te rapen.
Wat zegt u ?
Verplegen is een roeping ? Die lokroep die u opving moet een echo zijn
uit een ver verleden. Uit een tijd voor het 'beyond ideology'-tijdperk.
Toen idealen nog van tel waren. Ze zijn er nog wel, de idealisten, maar
daar krijg je je vacatures al lang niet meer mee opgevuld.
Wat
nu gedaan ? Ik zie slechts twee mogelijkheden. Ofwel kies je ervoor je
personeel beter te betalen, als je maar genoeg betaalt, dan vind je
altijd wel kandidaten. Dat gaat ons vanzelfsprekend handen vol geld
kosten en het is zeer de vraag of wij dat voor onze oudjes over hebben.
Dan maar oplossing twee: We dwingen werklozen een baan in het rusthuis
te accepteren. Het rusthuis als oord van dwangarbeid. Mooi, het effect
dat zoiets zal hebben op het nu al zo fijne imago van de sector. O, u
bent humorist. U wou de maatschappij veranderen.
Wat hebben wij gelachen, en honderd meter verderop lag een man op sterven.
Niet onze schuld.
Gewoon het lot, het ongeluk, bij ons geluk.
Alsof ons vieren in de waagschaal met lijden moest gecompenseerd. Vier geuten vrolijkheid, één dosis rigor mortis.
We hebben nog een glas gedronken, en zalig in het pluche verzonken schonken wij meer aandacht aan het vonken van het vuur, dan aan het doodsuur van een onfortuinlijk man.