Ik kan niet voetballen. Het scoren zit mij echt niet in het bloed. Duid
het mij dus niet ten kwade dat ik mij in een moment van zwakheid niet
kon bedwingen. Want dit was werkelijk een bal voor open doel. Waals
minister van Milieu Benoît Lutgen vond het niet nodig
snelheidsbeperkingen op te leggen in zijn landsgedeelte. De aanpak van
de fijn-stof-problematiek is een werk 'op lange termijn', meent de man.
En daarin kan ik hem niet anders dan volmondig bijtreden. Maar wat hij
daarna aan hersenspinsels produceerde, daar mag ik in betere dagen
graag een wijlen om glimlachen.
"We rekenen op de intelligentie
van de chauffeurs om trager te rijden. De mensen weten dat snel rijden
vervuilend is. De dertig verkeersborden op de Waalse autosnelwegen
herinneren daar ook aan. We denken dat die veelvuldige herinnering zal
volstaan" (bron: www.hln.be)
Ziedaar een minister van het
zuidelijke landsgedeelte die een IQ-test definieert, toegespitst op de
populatie Waalse chauffeurs. Gisteren nog testte VTM de mentale
vermogens van de modale Vlaming, vandaag waren onze zuidelijke
landgenoten aan de beurt. En dan geven we nu het woord aan de dames en
heren van de jury.
"De hoogste waarden fijn stof in de lucht worden inmiddels gemeten in de omgeving van Luik en Charleroi." (bron: Vrtnieuws.Net)
Neen,
Walen zijn niet dom ! Toch niet significant dommer dan wij, Vlamingen.
Maar over hun ministers heb ik soms mijn twijfels. Erop vertrouwen dat
de automobilist uit bezorgdheid om het milieu zijn gaspedaal gaat
sparen, dat getuigt van een meelijwekkend gebrek aan psychologisch
inzicht. De doorsnee automobilist heeft slechts één doel voor ogen: Hoe
raak ik zo snel mogelijk op mijn bestemming ... Wat zich niet zelden
vertaalt in: Verdomme, lome sul in je Fiat Uno. Maak dat je als de
bliksem weer naar jouw rechterrijstrook terugkeert want als ik nog lang
mijn grote lichten in je achteruitkijkspiegel moet flashen dan krijg ik
kramp in mijn linkermiddelvinger. Ik weet, het is geen fijne boodschap
maar neem dit van mij aan: Als het niet moet, dan doet men het niet. En
controleren graag, minister Lutgen. Of dacht u dat de Waal wel zo
intelligent zou zijn, zich aan de 90 km per uur limiet te houden ?
Er zit meer wit besloten in dit vers, meer dan mensenbloed vermoedt, en in dit, en in dit, en in dit wit, alle andere kleuren, alle ziel en zaligheid, alle klanken, alle geuren, en de stille zekerheid, dat wat moet ook zal gebeuren.
En u dacht dat die van Rome allengs aan het eind van zijn Latijn
gekomen was. Vergeet het maar! Zijn brief "Sacramentum Caritatis" was
slechts een voorproefje. De ware revolutie moet nog komen. Via, via en
langs een omwegje kwam ik één en ander te weten.
U weet dat de
kerk aan priesterarmoede lijdt. Met als gevolg dat vele pastoors
tegenwoordig moeten pendelen tussen hun parochies. Toch wil Benedictus
XVI niet weten van een versoepeling van de toelatingscriteria voor het
beroep. Wie het priesterschap ambieert moet een piemel kunnen
voorleggen en wat meer is, de penisbezitter dient plechtig te beloven
dit orgaan enkel aan te wenden als urinegeleider. Want het celibaat
baat het priesterschap, zo meent de paus. In zaken van geloof en zeden
schijnt de paus onfeilbaar te zijn, dus houd ik wat dat betreft
wijselijk mijn mond. Maar dat het celibaat een rem zet op het aantal
roepingen, daar zou ik zo een dure eed op zweren. Dat is, ware ik niet
katholiek, want katholieken, dat weet u, die zweren niet ijdel. Nu is
er op zich geen tekort aan celibatair levende mannen, integendeel,
mannen die steevast door vrouwen gemeden worden, vind je overal. En met
dit statistisch gegeven als vertrekpunt kwam onze kerkvorst tot het
volgende verstrekkende besluit.
Vanaf 8 april 2007, kan iedere
celibatair levende katholieke man gevorderd worden voor de bekleding
van het priesterambt. Wie geen vrouw - echtgenoot of zondig wijf, dat
heeft geen belang - kan voorleggen is dus de pineut.
En zie mij
hier zitten, in mijn trieste staat van vrouwverlatenheid, met minder
dan een maand te gaan. Je kan wel raden dat ik op de shortlist sta. Nog
voor Pinksteren sta ik voor een bende gelovigen te transsubstantiëren.
Nu zijn er best een paar wiens bloed ik zou kunnen drinken. Een zekere
inwoner van het Vaticaan, bijvoorbeeld. Maar dit dient u
overdrachtelijk te begrijpen. Een job waarin van mij verwacht wordt dat
ik om de haverklap het bloed van Jezus Christus naar binnen giet ookal
om diens lichaam door te kunnen slikken, zo'n betrekking zie ik echt
niet zitten. Vleesgeworden godszonen consumeren valt bovendien
onmogelijk te verzoenen met mijn vegetarisch menu. Om van mijn
abominabele beheersing van het Latijn nog maar te zwijgen. Kortom,
vrouw, ontferm u over mij !
Hebt u ook zo met hen te doen ? Bij mij rollen inmiddels de tranen over de wangen. Wat een bitter lot is de Franstaligen in Vlaanderen beschoren. Ze leiden een leven in de schaduw. Enkel in besloten kring durven zij hun moedertaal nog te bezigen. Fluisterend, want je weet maar nooit of er een Vlaming meeluistert bij de deur. Angst voor de terreur van het taalextremisme. Overal heerst de taal der Nederlanden. Bij de bakker, op het gemeentehuis, zelfs de kleuter die toch geen schuld heeft aan zijn anderstalig zijn ontsnapt niet aan de indoctrinatie van het flamingante onderwijs. Het is godgeklaagd, maar wat doe je eraan. Ze zijn met velen, met honderduizenden, de Frans-Vlamingen, die in stilte lijden. En niet omwille van de gewone Vlaming, neen, de brave noorderling die zich dagelijks in het zweet werkt voor zijn huisje, boompje, beestje, hij ligt niet wakker van de staatsstructuur. Hem deert het niet dat een Franstalige Vlaming in zijn moedertaal wordt bediend aan het loket van zijn gemeentehuis. Het is de politieke klasse die voor ellende zorgt. Zelfs tegen de wil van hun kiezers in. Zo blijkt uit een enquête van La Libre Belgique. Een meerderheid van de Vlamingen wil een terugkeer naar een onverdeeld België. O, wat een zoete nostalgische gedachte. Hoe logisch ook dit verlangen van de doorsnee Jan en Pieter. Wie zou niet terug verlangen naar die schone dagen, toen de baas nog een patron was, meneer de juge de rechten van het keuterboerke behartigde en de jongste van de familie mocht gaan studeren aan de université de Louvain. En français, dat spreekt voor zich. Il faut être sérieux. De beoefening van de wetenschap vereist nu eenmaal het gebruik van een cultuurtaal. Ja, dat waren waarlijk schone tijden. Professor Barabas, dat tijdmachien van u, verhuurt gij dat nog ?
Er school belofte in het blauw, die dag in maart, het grijze staartje van de winter leek verdreven, en in het groen hernam het wild zijn zoute leven, zelfs tussen mensen werd er flink op los gepaard. Er school belofte in het blauw, die dag in maart.
Hijgend hotsend in de zon, de lusten lavend bij de bron, alsof er nooit een eind zou komen aan het jagen, de hele wereld werd een bed het lijf een broeierig banket, zolang de lentezon de schranspartij wou schragen, was er geen plaats voor koele honger in de magen.
Maar zie het grijze grijs, het paradijs omarmen, de wolken braken ijs, en mars verliest zijn charme.
Er lag een wensdroom in het blauw verscholen, doch die illusie werd ons gauw ontstolen.
Geef toe, u hebt hem ook gemist. Het leven was niet hetzelfde zonder
hem. Het leek bijna van tel. Alsof er ergens vaag aan de einder iets
van zinvolheid op ons lag te wachten. Een waanidee dat weer voor lange
tijd de kast in kan. Big Brother is terug. Leegte vult beter dan ooit
tevoren. En heeft zoals ieder jaar de gedaante van een mensenmeute
aangenomen. Met veertien zijn ze, de aspirant-bv's van Kanaal 2. Laat
gerust uw laatste zweem van twijfel varen. Vlaanderen barst van het
talent. Maar om dat nu zo plotsklaps op mij, arme kijker, los te laten.
Ik had het gewaardeerd mocht men de dosis geleidelijk hebben opgevoerd.
Welk een toekomst is er voor mij nog weggelegd op deze aarde, nu ik het
voortaan zal moeten opnemen tegen mannen en vrouwen die levende
exemplaren van menige vorm van ongedierte naar binnen spelen als waren
het m&m's. Ik moet dringend mijn verwachtingen bijstellen. Want
vrijpostig binnenshuis circulerende slangen collecteren, dat zie ik ook
al niet zitten. Mijn vervaldatum nadert met rasse schreden, je moet die
dingen onder ogen durven zien. Voorbij zijn de dagen dat ik mij
moeiteloos op een metalen frame zou hijsen om daar gelaten de obligate
stroomstootsequenties af te wachten. Zulk een gedrag past enkel
jongelieden. Vers bloed dat opgewassen is tegen de nieuwe noden van
onze samenleving. Ik verdraag geen schokken meer, ik ben uitgehold en
laat node de tijd los. Mij rest slechts het warme rood van de
avondschemering. Laat mij mijn wijntje, mijn leesbril en mijn blokjes
geitenkaas. Als ik verga dan mag de jeugd mijn wormen.
Soms zie je het bij kettingrokers. Na decennia van nicotineverslaving
winnen ze de strijd van de sigaret. En van de ene dag op de andere
verworden ze tot rabiate tabakinquisiteurs. Van de ene pool naar de
andere, alsof er geen duimbreed tussen zat. Ook gebeurt het dat
goddelozen plotseling het licht zien, dat de here Jezus hun leven
binnenwandelt, of diens moeder of één van die vele andere transcendente
figuren die zich in onze globaliserende samenleving graag aan éénieder
willen voorstellen. 's Maandags komt zo'n ketter nog lazarus de kroeg
uitgekropen, de zaterdag daarna staat hij bij je op de stoep, met een
preek over het einde der tijden en een Wachttoren onder zijn arm. Net
zoiets is Georgië overkomen. Toen het in 2003 na de Rozenrevolutie de
navelstreng met moedertje Rusland doorknipte had het geen vijf minuten
nodig om de nieuw ontstane situtatie te overpeinzen. Luid om zich heen
trompetterend snelde het land het andere kamp tegemoet. Van het magere
oosten naar het rijke westen. Als ware bekeerlingen vervielen de
Georgische bewindslieden meteen in het andere uiterste. Georgië brandt
van verlangen om lid te worden van de Navo. En om te bewijzen hoezeer
het land verknocht is aan de meester aller westerse staten, de VS,
etaleert het zijn opofferingsbereidheid. Georgië stuurt extra troepen
naar Irak. Waar belangrijke Nato-leden als Spanje en Italië hun
aanwezigheid in het tweestromenland tot quasi nul gereduceerd hebben,
ja zelfs Tony Blair spreekt van vertrekken, daar tonen de soldaten van
Saakashvili hun stoere natuur. Zij zullen niet versagen. Eén en ander
maakt meteen duidelijk dat gematigde landen binnen de Navo niet veel
goeds te verwachten hebben van Georgië. En dat is minder dan slim. Want
toen ik laatst op mijn wereldkaart keek lag Washington niet bij Tbilisi
om de hoek. Europa wel.
"Digitale informatie explodeert", zo kopte 'Het Nieuwsblad' vandaag.
Want vorig jaar kwam er maar liefst 161 miljard gigabyte aan digitale
informatie bij. Ik had me toch aan een wat kritischer oordeel verwacht
van mijn gelegenheidskrant. Volgens mij verwart 'Het Nieuwsblad' twee,
ofschoon verwant, evenwel niet synonieme begrippen: data en informatie.
Onze wereld propvol digitale camera's, mp3-spelers en fototoestellen
heeft er inderdaad geen moeite mee de ene na de andere harde schijf tot
de laatste bit te vullen met eentjes en nulletjes. Dat is een mooie
zaak, met name voor de producenten van harde schijven. Want wissen, dat
is uit de mode. Wissen kost immers tijd. Tijd om te beslissen wat de
moeite waard is om te bewaren en wat aan de vergetelheid mag worden
prijsgegeven. En dus laten we onze harde schijven vollopen. Eens vol
schaffen we ons simpelweg een ruimer exemplaar aan. Het wordt dan ook
als maar moeilijker om nog iets terug te vinden op die schijven. Wie
niet durft te wieden, verstikt onder het onkruid.
Informatie
heeft alles met wieden te maken. De camera ziet alles en vergeet niets.
Maar hij heeft er ook geen snars van begrepen. Toen de almachtige Mozes
naar de top van de berg Horeb sommeerde om er zijn morele wetten te
spellen, had zijn dienaar geen laptop bij de hand. Dat hoefde ook niet.
De Joodse god had genoeg aan 120 Hebreeuwse woorden. Twee goed gevulde
stenen tafelen, dat kon nog net. Met meer was Mozes trouwens nooit
levend weer beneden geraakt. Toen Albert Einstein in 1905 zijn speciale
relativiteitstheorie publiceerde had hij daar slechts enkele pagina's
voor nodig. Zijn meest beroemde conclusie E=MC2 schrijf je met vijf
karakters. Orde ontwaren in schijnbare chaos, dat is de boodschap ! De
rest mag je vergeten.
Zag u die babe in boerka met haar bordje passeren ? Ja, hoor, daar gaan
we weer: Rondje elfenveertig in de kamp Taliban-Navo. Ditmaal trekt de
bezoekende partij naar de provincie Helmand. Om er een dam te
bevrijden, ja dat leest u goed, een dam. Want eens die stuwdam weer
voor elektriciteit zal zorgen,hebben de Talibani het serieus vlaggen.
Dan zal het dynamisme weer hoogtij vieren, daar in het schone Helmand.
Dan danst de bevolking van vreugd en plezier bij het schijnsel van hun
elektrische peertjes. En de oogst wordt binnengereden ... De ganse
provincie zal worden ondergedompeld in een hoera-stemming. Stekker in
het stopcontact en weg, die boze Talibani ! 't Is een beetje sneu dat
het ruim vijf jaar geduurd heeft voor de westerse strijdkrachten met
zulk een briljant strijdplan voor de dag kwamen, maar laten we vooral
niet moeilijk doen, als dit werkt dan verdient de Navo meer dan een
bloemetje.
Hé, hé, komt het toch nog allemaal goed in
Afghanistan. Wie had zoiets nog voor mogelijk gehouden ... En dat
terwijl ik stellig de indruk kreeg dat het land schuifelend dezelfde
kant op ging als Irak: Steeds minder stroom in de huizen, steeds meer
spanning in de straten. Ik zal mijn mening drastisch moeten herzien.
'We' gaan winnen ! Al wordt het vast een zege zonder veel glans. Zeker
als je ze vergelijkt met de fabuleuze campagne 1941-1945 van onze grote
bondgenoot, de Verenigde Staten. Dientijds rolden de Amerikanen het
complete Japanse keizerrijk op in minder dan vier jaar. Van Jakarta tot
in Tokyo, een tocht van meer dan 4000 kilometer. Vandaag knokt de Navo
al bijna vijfenhalf jaar voor de controle over een gebied, niet veel
groter dan Frankrijk. Fijn dus, dat de eindoverwinning nu eindelijk in
zicht komt. Nog een jaartje of twee en het werk zit erop. Dan zullen
'onze jongens' ruim zeven jaar rondgehost hebben tussen de bergen en de
papavervelden. Al bij al nog een zeer behoorlijke prestatie. Want toen
de Russen in 1989 naar Moskou weerkeerden - jeetje, wat was dat een
feestje, de bloemen, de lauwerkransen, de erehagen van dankbare
inboorlingen - die heuglijke dag dus, toen hadden ze er tien jaar
oorlogje spelen opzitten. Maar het dient gezegd: De Afghanen kregen er
wel wat voor terug !
Niets is dommer dan goed zijn. Neem nu mij vanavond. In zeven haasten
bij de geldboer binnen. En wat tref ik daar aan ? Een toetende automaat
! Jawel, beste lezer. Stond daar één Alex en een in alle staten
verkerende geldspuwer. Een verstrooide klant had zijn bankkaart
vergeten. Wat doe ik ? Ik denk. Moet je nooit doen, denken. In
combinatie met een onsje goedheid gaat je kop daar lelijk van gisten.
En dan neem je verkeerde beslissingen. Zoals ik vanavond bij de
geldboer. De mens nam het over van de machine. Als klanten kaarten
achterlaten geraakt zo'n automaat lelijk in paniek. Wij mensen staan
daar boven, zo dacht ik toch. Soms ben je beter af als machine. Want,
wat moest ik nu aanvangen met die bankkaart ? Het kantoor was gesloten.
En nergens in de automatenruimte vond ik ook maar de minste instructie
over 'wat te doen als je een bankkaart vindt'. Ach, natuurlijk, er
staat een naam op zo'n kaart. 'Geerts Wilfried ', een aanknopingspunt,
how hard can it be, niet ? Nou, harder dan je denkt. Wel twintig Geerts
' Wilfrieds hier in België. En ik had ze allemaal gevonden. Ik kon die
G.W.'s toch niet allemaal gaan lastig vallen, alleen maar vanwege die
ene naamgenoot die even onoplettend was geweest. Hé, kijk nu, twee G.W.
's, woonachtig in W. , het dorp van mijn toetende automaat. Dat kon
nauwelijks toeval zijn.
Toeval neigt er naar zich op de meest ongepaste momenten van zijn slechtste kant te laten zien.
Ook
nu weer stak het zijn lelijke kop op: Jawel, u spreekt met Wilfried
Geerts, en nee ik heb mijn bankkaart niet verloren. Ik ben niet eens
bij bank F. Ik bleef zielig achter, met in mijn hand, de bankkaart van
Wilfried Geerts. Dan maar de klantendienst van F. gebeld. Die zouden
mij vast kunnen helpen. Helaas, alle medewerkers van F. waren reeds in
gesprek. Of ik later eens terug wou bellen. Ondertussen bekroop mij een
ongemakkelijk gevoel. Was ik nu een dief ? Had ik dan niet in mijn
bezit, de bankkaart van een mij totaal onbekend man, een kerel die op
dit eigenste moment misschien met de politie aan het bellen was om de
diefstal van zijn plastieken betaalwonder te rapporteren ?
Overduidelijk dat ik mij in een zeer penibele toestand bevond. Ik
diende onmiddellijk de politie te contacteren om hen te overtuigen van
mijn te goeder trouw zijn. 101 bellen leek me wat al te kras.
Uiteindelijk was er niets ernstigs aan de hand. Na een minuutje
googelen vond ik drie telefoonnummers voor mijn politiezone. Geen van
de drie brachten mij echter in contact met een man in uniform. De
politie sliep. Als ze morgen uitgeslapen zijn, in alle vroegte, dan
mogen ze mij komen halen. Ik zal me niet verzetten tegen mijn
arrestatie. Want ik ben totaal onschuldig.En u bent mijn getuige !
't Is even wennen in 't begin, een scherpe pijn, een emmer bloed, gereutel en een gore kuch maar plof toch maar die punt erin, het resultaat oogt beregoed, die dolk staat prachtig in mijn rug.
Zoiets, dat vergeet je niet, geloof me vrij, dra welt dat op, als tranen van een oud verdriet, de klanken van een kinderlied, de bloesems van die dag in mei toen hij jou kuste, en jij zijn tong niet lustte.
Je zal weer snel als vroeger zijn, als vroeger maar dan trager, wat minder fel, wat minder mager, met her en der een scheutje pijn.
't Is zeker dat de tijd verteert, maar hoe de slinger ook probeert, één drang kan zijn tand niet deren, ons verlangen naar begeren.
Marcel
Vanthilt verwoordde het zo krachtig in de jaren tachtig: "Jij verbruikt
te veel stroom." Vandaag zou hij een engelstalige versie van dit nummer
moeten uitbrengen , speciaal voor milieuprofeet en oscar-winnaar Al
Gore. Want wat lees ik vandaag op dat world wide web van mij : "Al Gore
is een energiegrootverbruiker en hypocriet." Al Gore, ooit nog
vice-president van de VS, de man die onze planeet poogt te behoeden
voor een overdosis CO2, jaagt zelf jaarlijks tonnen van dat spul de
atmosfeer in. Zijn energieverbruik is meer dan tien keer hoger dan dat
van het gemiddeld gezinnetje in Nashville Tenessee. En dan te weten dat
zo'n Nashvilliaans gezin nog altijd vier maal meer stroom tapt dan een
doorsnee Belgisch gezin. Het geeft een nuchter mens te denken.
Alleszins mijn voorhoofdsrimpels deden hun stinkende best. "Lead by
example, nooit van gehoord, Al ?", gonsde het achter mijn fronzen.
Anderen zullen wellicht nog scherper reageren. Als die Gore-familie
niet eens de moeite doet om naar hun eigen evangelie te leven, waarom
zou ik dat dan moeten doen ? En dat is nu net wat het 'Tennessee Center
for Policy Research' (TCPR), bron van de beschuldigingen aan het adres
van Gore, beoogt. Het TCPR is een conservatieve denktank van mensen die
menen dat het wel meevalt met de opwarming van onze aarde. Tegenwoordig
valt deze opinie nog nauwelijks te verkopen. Vandaar hun nieuwe
tactiek: De boodschapper in diskrediet brengen. De methode werkt,
anders zou men ze niet hanteren. Maar niet bij u ! Want uw hoofd blijft
lekker koel bij deze opwarmingsdiscussie. Wat kan het u schelen wat
voor een levensstijl Al Gore er op na houdt. Heeft de man gelijk, daar
gaat het u om ! Als conservatieve denktankers goede argumenten hebben
om het verhaal van Al Gore in twijfel te trekken, wel ik zou zeggen,
voor de draad ermee ! Een hele wereld van klimaatwetenschappers zal
zich met graagte op hun feitenmateriaal storten. Maar ik verwacht niet
dat ze veel interesse zullen tonen voor de elektriciteitsfaktuur van
een gewezen vice-president van de Verenigde Staten. Diens hoge
elektriciteitsrekening wijkt wellicht weinig af van deze van andere
vermogende Amerikanen met een kast van een huis en een verwarmd
zwembad, zij het conservatieve aardolieminnaars of progressieve
zonne-energiefanaten. Dus "foei, foei, foei, meneer de vice-president"
maar kunnen we het vanaf nu weer hebben over de kern van de zaak ?
Wat te
doen met Flahaut ? Weet u het ? We kunnen toch niet blijven
regionaliseren. Een land met twee onverzoenbare visies op buitenlands
beleid verliest al gauw zijn bestaansrecht. De minister van Defensie
gedraagt zich alsof hij ook Buitenlandse Zaken in zijn portefeuille
heeft. Maar wij hadden al een minister van Buitenlandse Zaken: Een man
met een blauwe pet op die De Gucht heet. En die heeft gans andere
ideeën over de Belgische politiek jegens Congo. 'Voorzichtigheid' lijkt
zijn boodschap: Goed, Congo heeft zijn eerste stapjes gezet richting
democratie. Het land organiseerde presidentsverkiezingen, niet
foutloos, maar wie maalt daar om, alle begin is moeilijk. Het resultaat
van de verkiezingen leidde bovendien niet tot het uitbreken van een
burgeroorlog. Voor het eerst in jaren kan de Congolese bevolking dromen
van een betere toekomst. So far so good. Maar niets garandeert dat die
droom ook uit zal komen. Heeft Kabila werkelijk zulk een democratische
inborst ? Voor wie de verkiezingen wint en zo de macht in handen krijgt
is het makkelijk de democraat uit te hangen. Hij - want het zijn o zo
zelden vrouwen - heeft de touwtjes in handen, en it's good to be the
king. Maar hoe zal Kabila reageren als hij in de toekomst de macht uit
handen zal moeten geven ? Omdat het volk hem beu wordt , of omdat de
wet het aantal ambstermijnen limiteert. Zal hij dan even veel respect
betonen voor de democratische rechtsstaat ? Of zal hij zich ontpoppen
als de nieuwe Mobutu ? Met een vrolijk hoedje op zijn schedel,
huizenhoge portretten van hem in de straten van Kinshasa en een
Belgisch eredoctoraat onder de arm. Hoe schoon voor het imago van ons
landje ... De Vlaamse kranten schieten in een kramp, de Waalse pers
geeuwt verveeld. Kan iemand even langs het frietkot voor een flinke
portie Belgisch buitenlands beleid a.u.b. ? En de stip van minister
Flahaut kan maar beter een tijdje niet meer op het radarscherm
verschijnen.
Oud is al jaren niet meer in. Ik vertel u vast geen nieuws. Wat grijs
is, is versleten. Niet meer mee, incompatibel. Alleen de combinatie oud
en zeldzaam ligt nog goed in de markt. Dat noemen wij dan antiek. Aan
oude mensen echter geen gebrek. De wereld wordt almaar tandenlozer, nog
een jaar of dertig en ook ik zal op mijn tandvlees zitten. Mijn
tandarts denkt, dat haalt ie nooit ...
Al
die kunstgebitten, die moeten op tijd en stond in een potje worden
gedeponeerd. Tabletje Steradent erbij en de volgende morgen weer in de
mond van de rechtmatige eigenaar. Ik weet het, het klinkt cliché maar
ik zal zeker niet de enige zijn die een droefniswekkend beeld heeft van
het rusthuis. Een kolonie met twee soorten bewoners. Een traag volkje,
ruim in de meerderheid, dat zijn dagen slijt met slappe koffie slurpen,
uit het raam staren, slurpen, staren, vragen naar de vergeten weg en
snurken en daarrond circulerend een ijverig clubje werkmieren dat dat
gestaar, geslurp, gedool en gesnurk in goede banen moet leiden. Niks
geen bedrijfswagen, snoepreisjes naar de Azoren, perspectieven op een
leidinggevende project management functie. Wel een zere rug, afstomping
en een salaris waarvan de gemiddelde woestijnbestendige koe zich
schuddebuikend tot dromedaris transformeert. Inderdaad, de jeugd staat
niet te trappelen om een carrière als verpleegkundige in het rusthuis.
Wat wil je ? Het rusthuis heeft niks blits. Bejaarden hebben niks
dynamisch. En geld valt er niet te rapen.
Wat zegt u ?
Verplegen is een roeping ? Die lokroep die u opving moet een echo zijn
uit een ver verleden. Uit een tijd voor het 'beyond ideology'-tijdperk.
Toen idealen nog van tel waren. Ze zijn er nog wel, de idealisten, maar
daar krijg je je vacatures al lang niet meer mee opgevuld.
Wat
nu gedaan ? Ik zie slechts twee mogelijkheden. Ofwel kies je ervoor je
personeel beter te betalen, als je maar genoeg betaalt, dan vind je
altijd wel kandidaten. Dat gaat ons vanzelfsprekend handen vol geld
kosten en het is zeer de vraag of wij dat voor onze oudjes over hebben.
Dan maar oplossing twee: We dwingen werklozen een baan in het rusthuis
te accepteren. Het rusthuis als oord van dwangarbeid. Mooi, het effect
dat zoiets zal hebben op het nu al zo fijne imago van de sector. O, u
bent humorist. U wou de maatschappij veranderen.
Wat hebben wij gelachen, en honderd meter verderop lag een man op sterven.
Niet onze schuld.
Gewoon het lot, het ongeluk, bij ons geluk.
Alsof ons vieren in de waagschaal met lijden moest gecompenseerd. Vier geuten vrolijkheid, één dosis rigor mortis.
We hebben nog een glas gedronken, en zalig in het pluche verzonken schonken wij meer aandacht aan het vonken van het vuur, dan aan het doodsuur van een onfortuinlijk man.
Of de wereld mij nog zou kunnen gebruiken. Daar draaide alles om
vandaag. Ter beoordeling verliet ik in alle vroegte de stille Kempen om
mij naar het trotse Gent, onomstreden baken van Vlaamse bedrijvigheid,
te begeven. Langs het slapende Olen, over het gonzende Antwerpen met
zijn wirwar van beton en zijn Kennedytunnel, tot bij het bedrijvenpark
waar ik verwacht werd. Verwacht maar niet welkom geheten. Alle
parkeerplaatsen bestemd voor bezoekers van bedrijf E bleken reeds
bezet. Nu ben ik de domste niet. Mij moet je die personeelsmanagers
niet leren kennen. Met hun doos vol lepe truken. Camera's zijn
spotgoedkoop, de dag van vandaag. Ik zou me niet laten kennen. Mijn
problem solving capabilities zouden daarbinnen van het scherm spatten.
Ik stalde mijn vehikel op een bezoekersplaats van naburig bedrijf A.
Weten die A'ers veel wat voor wagen hun gasten besturen. Tenzij ook zij
zich van camera's bedienen ... Wat mij noopte tot een schijnbezoek.
Even de lobby van A binnenwandelen. Daar vanop een afstand
vertrouwensvol de juffrouw aan de balie toelachen. Dan een
o-ik-ben-wat-in-mijn-auto-vergeten-gebaar ten tonele gebracht en weer
naar buiten. Niemand die er op toeziet dat vertrekkende bezoekers zich
ook werkelijk uit de voeten maken. De toekijkende jury kan niet anders
dan genoten hebben van mijn kundig manoeuvre. Doch mijn test was nog
niet volbracht. Hun afwezigheid op het afgesproken punt van treffen
sprak boekdelen. Men laat het subject wachten, sudderen en kijkt wat er
gebeurt. Het past in zulke situaties zich rustig schoon niet
onbetrokken te tonen. Men noteert dan: Subject is zichtbaar gemotiveerd
maar behoudt de controle. Zeker niet gaan ijsberen. Ik zag een stoel,
de enige in de gang, en nam deze in gebruik. Een vrouw kwam langs en
vroeg me of ik op de dokter wachtte. Die stoel fungeerde als wachtkamer
voor de bedrijfsarts wiens kabinet zich recht tegenover mijn
gezetenheid bevond. Ik moet er behoorlijk flets uitgezien hebben, zo
rondom negenen ... Mijn jury kwam tevoorschijn. Ik mocht hen volgen. Er
werd mij koffie aangeboden. Zij kliefden mij, doorboorden mij en
sloegen mij aan spaanders. Te vroeg gepiekt. Helaas.
Hebt u mij gemist ? Ja, dat hebt u vast. Tuurlijk hebt u mij gemist.
Nu, ik zal het u niet verhullen, ik u ook . Ik wat minder u dan u mij,
veronderstel ik, maar dat hoeft u niet te verdrieten, dat is heel
normaal. Want terwijl ik dag na dag de spots op mij gericht weet, kijkt
u toe vanuit het donker, daar waar voor mij het zwarte gat ligt. Geen
echt zwart gat, natuurlijk. Ware zwarte gaten werken als vergeetputten.
Alles wat erin terecht komt kent zijn toekomst in de dieperik. In
tegenstelling tot u, die er, na het consumeren van mijn stukjes, nog
steeds in slaagt monter uw persoonlijk leven te hervatten. Met niets
dan pretlichtjes in de ogen, ik gun ze u trouwens van harte. Soms zie
ik ze fonkelen, die lichtjes. Meest gebeurt dat wanneer mijn scherm op
zwart springt omdat het mijn dagdromerijen niet langer van stroom wil
voorzien. Dan zie ik sterretjes en denk aan u. Namen noemen hoeft hier
niet, u weet wel dat ik het over u heb. U, wiens namen mij als als
Gheorghe Zamfir in de oren klinken. Omdat u mij telkens weer weet te
verrassen met interessante standpunten, originele perspectieven of
loftuitingen zonder gelijke. Vooral u heb ik gemist. Gisteren nog. Het
moet zowat 7 uur geweest zijn toen ik mij rusteloos afvroeg : Hoe zou
het met Raf zijn ? Hij zal zich toch geen zorgen maken omwille van mijn
onaangekondigde afwezigheid. Ben ik niet onaanvaardbaar egoïstisch
bezig, ik die nu al meer dan 48 uur grenzenloos geniet van
voortreffelijk vrouwelijk gezelschap. Ik laat mij volop verwennen,
kusje hier, snoepje daar en Raf, die arme man, die moet het maar
uitzoeken. Geen sms-je, geen e-mailbericht. Wat moet die kerel nu wel
denken. Hoe onattent van mij. Ik moet het snel weer goedmaken.
Misschien met een blogje over sanitair. Daar houdt hij zo van. Ja, dat
heeft hij nog van mij tegoed. U leest het. Ik denk aan u.
Onder, dan weer boven water, snakkend. Beetje losser, beetje strakker, bange rimpels van verlangen. Wie de vis is, wie de vlotter. Waar is boven, wat is nat ? Wie wordt waar naartoe getrokken ? Lichte deining, zware snokken, harde dobber, tobber.