Iedereen
die wel eens met het openbare vervoer reist, kent de volgende situatie. Je zit
bij het raam (van de trein, van de bus) zittend in de rijrichting (dus niet met
je rug naar je bestemming) en kijkt naar het voorbijschuivende landschap. Je
ziet het landschap dichtbij veel vlugger voorbijschieten dan landschap verder
weg: het lijkt wel of dat laatstgenoemde landschap het landschap dichterbij aan
het inhalen is! (Dit even terzijde.)
Voor het
volgende is het nodig je even een dubbele persoonlijkheid aan te meten. Je ene
ik is degene die aan het raampje zit en naar buiten kijkt. Het andere ik
bevindt zich buiten de trein, evenwijdig eraan en staande op een vreemdsoortig
soort skis. U kent ongetwijfeld waterskiërs die, aan een lijn door een bootje
voortgetrokken, zich al wedelend over het water voortbewegen. Hetzelfde
gebeurt hier: uw andere ik zit met onzichtbare draden aan de trein verbonden,
niet erachter zoals bij het waterskiën, maar dwars erop. Uw ene ik (die binnen
zit) bestuurt met behulp van radiografische besturing uw andere ik (buiten) als
de trein zich in beweging zet. Uw andere ik heeft nagenoeg dezelfde snelheid
als de trein; dat kan dus een sukkeldrafje zijn van 10 km/uur, maar voor
hetzelfde geld een topsnelheid van 140. Uw andere ik staat op skis die zelf
weer boven het aardoppervlak zweven door middel van luchtdruk. Inderdaad, uw
andere ik is even een hovercraft. Hij kan zich voortbewegen op diverse
oppervlakken: water, weiland, een bospad, de spoordijk, alles is mogelijk. Vanuit
de trein bestuurt uw ene ik uw andere ik. U kunt de snelheid enigszins
manipuleren: even iets langzamer dan de trein en dan weer inhalen, dat kan. U
kunt ook variëren in de afstand tot de trein: dichtbij, dichterbij of verder
weg. De radiografische besturing reikt tot ongeveer 150 meter bezijden de
spoorbaan. Door te spelen met de afstand-tot-de-trein kunt u obstakels
vermijden en de juiste koers bepalen.
Kunt u
het tot dusver volgen? Dan is de rest een peulenschil. Drie zaken dienen nog te
worden genoemd. Allereerst de mogelijkheid sprongen te maken. U beschikt in de
trein over een joystick waarmee u uw andere-ik-buiten sprongen kunt laten maken
over dingen die in de weg liggen. Zoals omheiningen om weilanden, kruisende
verkeerswegen, walnotenhouten hekjes en afrasteringen. Denkt u eraan dat u
hoogstens anderhalve meter hoog kunt springen en dat de lengte van uw sprong
natuurlijk direct verband houdt met de snelheid van de trein. Met 100 km op de teller kunt u
in het weiland achter de Wieringermeerpolder sprongen maken van wel 40 meter! Ten tweede wil
ik u adviseren gebruik te maken van al aanwezige parallelwegen langs
spoorlijnen. Zoals een spoordijk, een bospad onderaan het talud of een autoweg
die evenwijdig aan de spoorlijn loopt. U kunt zich wellicht voorstellen hoe het
is over de A73 te skiën tussen alle autos-in-de-file door! Vaak zult u
verwezen worden naar de spoordijk zelf, bijvoorbeeld in de bebouwde kom waar
het ondoenlijk is fatsoenlijk over de weg mee te skiën. Tenslotte vraag ik u
als beginner de mogelijkheid te overwegen om te oefenen. Te beginnen in de
weilanden, bijvoorbeeld langs de route Wolvega-Heerenveen. U kunt vaart maken
op grasland, slootje springen en boerderijen links of rechts passeren. Past u bij dat laatste wel op dat u niet in
botsing komt met de boer die uitgerekend op dát moment met zijn trekker de hoek
om komt!
Wat deze
tak van sport extra interessant maakt is de mogelijkheid met jezelf in
competitie te gaan, vooral als u forenst. Wie herhaaldelijk hetzelfde traject aflegt,
kan proberen zijn eigen record: zo lang mogelijk te blijven skiën, te
verbeteren. Langzamerhand leer je de meest geschikte skiroute te vinden.
Aanvankelijk zult u misschien slechts enkele honderden meters kunnen afleggen
omdat u dan op een obstakel botst dat niet meegeeft. (Dat is overigens niet
erg: u kunt even later zo weer opstappen.) Na enige oefening is het mogelijk
kilometers af te leggen zonder noemenswaardige kleerscheuren.
Heb je
zelf ervaring op dit gebied? vraagt u. Kun je bogen op enkele succeservaringen
of was alles kommer en kwel? Uw vraagt wijst op enige twijfel over het
haalbaarheids- en waarheidsgehalte. Laat ik u dan vertellen dat ik de uitvinder
van deze tak van sport ben en noodgedwongen over de nodige ervaringen beschik.
Mijn grootste succeservaring dateert van september 2004. Ik heb toen praktisch
het gehele NS-traject Wehl-Didam (voor de Vlamingen onder ons: een klein
spoorlijntje in Oost-Nederland) zonder
haperingen, oponthoud of brokken meegeskied. Het grootste ongeluk dat mij ooit
is overkomen gebeurde op de overweg bij het station Driebergen-Zeist (in een
Intercity). Ik botste daar met een noodgang van 121 kilometer schoon
aan de haak tegen de oplegger van een reusachtige vrachtauto die voor het
andreaskruis met knipperlicht stond te wachten. Het was mijn eigen schuld. Ik
had immers kunnen weten dat de intercity naar Arnhem van 13.20 vanaf Utrecht CS
niet in Driebergen-Zeist stopt. Het zal niet meer gebeuren, dat beloof ik.

|