Niets is dommer dan goed zijn. Neem nu mij vanavond. In zeven haasten
bij de geldboer binnen. En wat tref ik daar aan ? Een toetende automaat
! Jawel, beste lezer. Stond daar één Alex en een in alle staten
verkerende geldspuwer. Een verstrooide klant had zijn bankkaart
vergeten. Wat doe ik ? Ik denk. Moet je nooit doen, denken. In
combinatie met een onsje goedheid gaat je kop daar lelijk van gisten.
En dan neem je verkeerde beslissingen. Zoals ik vanavond bij de
geldboer. De mens nam het over van de machine. Als klanten kaarten
achterlaten geraakt zo'n automaat lelijk in paniek. Wij mensen staan
daar boven, zo dacht ik toch. Soms ben je beter af als machine. Want,
wat moest ik nu aanvangen met die bankkaart ? Het kantoor was gesloten.
En nergens in de automatenruimte vond ik ook maar de minste instructie
over 'wat te doen als je een bankkaart vindt'. Ach, natuurlijk, er
staat een naam op zo'n kaart. 'Geerts Wilfried ', een aanknopingspunt,
how hard can it be, niet ? Nou, harder dan je denkt. Wel twintig Geerts
' Wilfrieds hier in België. En ik had ze allemaal gevonden. Ik kon die
G.W.'s toch niet allemaal gaan lastig vallen, alleen maar vanwege die
ene naamgenoot die even onoplettend was geweest. Hé, kijk nu, twee G.W.
's, woonachtig in W. , het dorp van mijn toetende automaat. Dat kon
nauwelijks toeval zijn.
Toeval neigt er naar zich op de meest ongepaste momenten van zijn slechtste kant te laten zien.
Ook
nu weer stak het zijn lelijke kop op: Jawel, u spreekt met Wilfried
Geerts, en nee ik heb mijn bankkaart niet verloren. Ik ben niet eens
bij bank F. Ik bleef zielig achter, met in mijn hand, de bankkaart van
Wilfried Geerts. Dan maar de klantendienst van F. gebeld. Die zouden
mij vast kunnen helpen. Helaas, alle medewerkers van F. waren reeds in
gesprek. Of ik later eens terug wou bellen. Ondertussen bekroop mij een
ongemakkelijk gevoel. Was ik nu een dief ? Had ik dan niet in mijn
bezit, de bankkaart van een mij totaal onbekend man, een kerel die op
dit eigenste moment misschien met de politie aan het bellen was om de
diefstal van zijn plastieken betaalwonder te rapporteren ?
Overduidelijk dat ik mij in een zeer penibele toestand bevond. Ik
diende onmiddellijk de politie te contacteren om hen te overtuigen van
mijn te goeder trouw zijn. 101 bellen leek me wat al te kras.
Uiteindelijk was er niets ernstigs aan de hand. Na een minuutje
googelen vond ik drie telefoonnummers voor mijn politiezone. Geen van
de drie brachten mij echter in contact met een man in uniform. De
politie sliep. Als ze morgen uitgeslapen zijn, in alle vroegte, dan
mogen ze mij komen halen. Ik zal me niet verzetten tegen mijn
arrestatie. Want ik ben totaal onschuldig.En u bent mijn getuige !
't Is even wennen in 't begin, een scherpe pijn, een emmer bloed, gereutel en een gore kuch maar plof toch maar die punt erin, het resultaat oogt beregoed, die dolk staat prachtig in mijn rug.
Zoiets, dat vergeet je niet, geloof me vrij, dra welt dat op, als tranen van een oud verdriet, de klanken van een kinderlied, de bloesems van die dag in mei toen hij jou kuste, en jij zijn tong niet lustte.
Je zal weer snel als vroeger zijn, als vroeger maar dan trager, wat minder fel, wat minder mager, met her en der een scheutje pijn.
't Is zeker dat de tijd verteert, maar hoe de slinger ook probeert, één drang kan zijn tand niet deren, ons verlangen naar begeren.
Marcel
Vanthilt verwoordde het zo krachtig in de jaren tachtig: "Jij verbruikt
te veel stroom." Vandaag zou hij een engelstalige versie van dit nummer
moeten uitbrengen , speciaal voor milieuprofeet en oscar-winnaar Al
Gore. Want wat lees ik vandaag op dat world wide web van mij : "Al Gore
is een energiegrootverbruiker en hypocriet." Al Gore, ooit nog
vice-president van de VS, de man die onze planeet poogt te behoeden
voor een overdosis CO2, jaagt zelf jaarlijks tonnen van dat spul de
atmosfeer in. Zijn energieverbruik is meer dan tien keer hoger dan dat
van het gemiddeld gezinnetje in Nashville Tenessee. En dan te weten dat
zo'n Nashvilliaans gezin nog altijd vier maal meer stroom tapt dan een
doorsnee Belgisch gezin. Het geeft een nuchter mens te denken.
Alleszins mijn voorhoofdsrimpels deden hun stinkende best. "Lead by
example, nooit van gehoord, Al ?", gonsde het achter mijn fronzen.
Anderen zullen wellicht nog scherper reageren. Als die Gore-familie
niet eens de moeite doet om naar hun eigen evangelie te leven, waarom
zou ik dat dan moeten doen ? En dat is nu net wat het 'Tennessee Center
for Policy Research' (TCPR), bron van de beschuldigingen aan het adres
van Gore, beoogt. Het TCPR is een conservatieve denktank van mensen die
menen dat het wel meevalt met de opwarming van onze aarde. Tegenwoordig
valt deze opinie nog nauwelijks te verkopen. Vandaar hun nieuwe
tactiek: De boodschapper in diskrediet brengen. De methode werkt,
anders zou men ze niet hanteren. Maar niet bij u ! Want uw hoofd blijft
lekker koel bij deze opwarmingsdiscussie. Wat kan het u schelen wat
voor een levensstijl Al Gore er op na houdt. Heeft de man gelijk, daar
gaat het u om ! Als conservatieve denktankers goede argumenten hebben
om het verhaal van Al Gore in twijfel te trekken, wel ik zou zeggen,
voor de draad ermee ! Een hele wereld van klimaatwetenschappers zal
zich met graagte op hun feitenmateriaal storten. Maar ik verwacht niet
dat ze veel interesse zullen tonen voor de elektriciteitsfaktuur van
een gewezen vice-president van de Verenigde Staten. Diens hoge
elektriciteitsrekening wijkt wellicht weinig af van deze van andere
vermogende Amerikanen met een kast van een huis en een verwarmd
zwembad, zij het conservatieve aardolieminnaars of progressieve
zonne-energiefanaten. Dus "foei, foei, foei, meneer de vice-president"
maar kunnen we het vanaf nu weer hebben over de kern van de zaak ?
Wat te
doen met Flahaut ? Weet u het ? We kunnen toch niet blijven
regionaliseren. Een land met twee onverzoenbare visies op buitenlands
beleid verliest al gauw zijn bestaansrecht. De minister van Defensie
gedraagt zich alsof hij ook Buitenlandse Zaken in zijn portefeuille
heeft. Maar wij hadden al een minister van Buitenlandse Zaken: Een man
met een blauwe pet op die De Gucht heet. En die heeft gans andere
ideeën over de Belgische politiek jegens Congo. 'Voorzichtigheid' lijkt
zijn boodschap: Goed, Congo heeft zijn eerste stapjes gezet richting
democratie. Het land organiseerde presidentsverkiezingen, niet
foutloos, maar wie maalt daar om, alle begin is moeilijk. Het resultaat
van de verkiezingen leidde bovendien niet tot het uitbreken van een
burgeroorlog. Voor het eerst in jaren kan de Congolese bevolking dromen
van een betere toekomst. So far so good. Maar niets garandeert dat die
droom ook uit zal komen. Heeft Kabila werkelijk zulk een democratische
inborst ? Voor wie de verkiezingen wint en zo de macht in handen krijgt
is het makkelijk de democraat uit te hangen. Hij - want het zijn o zo
zelden vrouwen - heeft de touwtjes in handen, en it's good to be the
king. Maar hoe zal Kabila reageren als hij in de toekomst de macht uit
handen zal moeten geven ? Omdat het volk hem beu wordt , of omdat de
wet het aantal ambstermijnen limiteert. Zal hij dan even veel respect
betonen voor de democratische rechtsstaat ? Of zal hij zich ontpoppen
als de nieuwe Mobutu ? Met een vrolijk hoedje op zijn schedel,
huizenhoge portretten van hem in de straten van Kinshasa en een
Belgisch eredoctoraat onder de arm. Hoe schoon voor het imago van ons
landje ... De Vlaamse kranten schieten in een kramp, de Waalse pers
geeuwt verveeld. Kan iemand even langs het frietkot voor een flinke
portie Belgisch buitenlands beleid a.u.b. ? En de stip van minister
Flahaut kan maar beter een tijdje niet meer op het radarscherm
verschijnen.
Oud is al jaren niet meer in. Ik vertel u vast geen nieuws. Wat grijs
is, is versleten. Niet meer mee, incompatibel. Alleen de combinatie oud
en zeldzaam ligt nog goed in de markt. Dat noemen wij dan antiek. Aan
oude mensen echter geen gebrek. De wereld wordt almaar tandenlozer, nog
een jaar of dertig en ook ik zal op mijn tandvlees zitten. Mijn
tandarts denkt, dat haalt ie nooit ...
Al
die kunstgebitten, die moeten op tijd en stond in een potje worden
gedeponeerd. Tabletje Steradent erbij en de volgende morgen weer in de
mond van de rechtmatige eigenaar. Ik weet het, het klinkt cliché maar
ik zal zeker niet de enige zijn die een droefniswekkend beeld heeft van
het rusthuis. Een kolonie met twee soorten bewoners. Een traag volkje,
ruim in de meerderheid, dat zijn dagen slijt met slappe koffie slurpen,
uit het raam staren, slurpen, staren, vragen naar de vergeten weg en
snurken en daarrond circulerend een ijverig clubje werkmieren dat dat
gestaar, geslurp, gedool en gesnurk in goede banen moet leiden. Niks
geen bedrijfswagen, snoepreisjes naar de Azoren, perspectieven op een
leidinggevende project management functie. Wel een zere rug, afstomping
en een salaris waarvan de gemiddelde woestijnbestendige koe zich
schuddebuikend tot dromedaris transformeert. Inderdaad, de jeugd staat
niet te trappelen om een carrière als verpleegkundige in het rusthuis.
Wat wil je ? Het rusthuis heeft niks blits. Bejaarden hebben niks
dynamisch. En geld valt er niet te rapen.
Wat zegt u ?
Verplegen is een roeping ? Die lokroep die u opving moet een echo zijn
uit een ver verleden. Uit een tijd voor het 'beyond ideology'-tijdperk.
Toen idealen nog van tel waren. Ze zijn er nog wel, de idealisten, maar
daar krijg je je vacatures al lang niet meer mee opgevuld.
Wat
nu gedaan ? Ik zie slechts twee mogelijkheden. Ofwel kies je ervoor je
personeel beter te betalen, als je maar genoeg betaalt, dan vind je
altijd wel kandidaten. Dat gaat ons vanzelfsprekend handen vol geld
kosten en het is zeer de vraag of wij dat voor onze oudjes over hebben.
Dan maar oplossing twee: We dwingen werklozen een baan in het rusthuis
te accepteren. Het rusthuis als oord van dwangarbeid. Mooi, het effect
dat zoiets zal hebben op het nu al zo fijne imago van de sector. O, u
bent humorist. U wou de maatschappij veranderen.
Wat hebben wij gelachen, en honderd meter verderop lag een man op sterven.
Niet onze schuld.
Gewoon het lot, het ongeluk, bij ons geluk.
Alsof ons vieren in de waagschaal met lijden moest gecompenseerd. Vier geuten vrolijkheid, één dosis rigor mortis.
We hebben nog een glas gedronken, en zalig in het pluche verzonken schonken wij meer aandacht aan het vonken van het vuur, dan aan het doodsuur van een onfortuinlijk man.
Of de wereld mij nog zou kunnen gebruiken. Daar draaide alles om
vandaag. Ter beoordeling verliet ik in alle vroegte de stille Kempen om
mij naar het trotse Gent, onomstreden baken van Vlaamse bedrijvigheid,
te begeven. Langs het slapende Olen, over het gonzende Antwerpen met
zijn wirwar van beton en zijn Kennedytunnel, tot bij het bedrijvenpark
waar ik verwacht werd. Verwacht maar niet welkom geheten. Alle
parkeerplaatsen bestemd voor bezoekers van bedrijf E bleken reeds
bezet. Nu ben ik de domste niet. Mij moet je die personeelsmanagers
niet leren kennen. Met hun doos vol lepe truken. Camera's zijn
spotgoedkoop, de dag van vandaag. Ik zou me niet laten kennen. Mijn
problem solving capabilities zouden daarbinnen van het scherm spatten.
Ik stalde mijn vehikel op een bezoekersplaats van naburig bedrijf A.
Weten die A'ers veel wat voor wagen hun gasten besturen. Tenzij ook zij
zich van camera's bedienen ... Wat mij noopte tot een schijnbezoek.
Even de lobby van A binnenwandelen. Daar vanop een afstand
vertrouwensvol de juffrouw aan de balie toelachen. Dan een
o-ik-ben-wat-in-mijn-auto-vergeten-gebaar ten tonele gebracht en weer
naar buiten. Niemand die er op toeziet dat vertrekkende bezoekers zich
ook werkelijk uit de voeten maken. De toekijkende jury kan niet anders
dan genoten hebben van mijn kundig manoeuvre. Doch mijn test was nog
niet volbracht. Hun afwezigheid op het afgesproken punt van treffen
sprak boekdelen. Men laat het subject wachten, sudderen en kijkt wat er
gebeurt. Het past in zulke situaties zich rustig schoon niet
onbetrokken te tonen. Men noteert dan: Subject is zichtbaar gemotiveerd
maar behoudt de controle. Zeker niet gaan ijsberen. Ik zag een stoel,
de enige in de gang, en nam deze in gebruik. Een vrouw kwam langs en
vroeg me of ik op de dokter wachtte. Die stoel fungeerde als wachtkamer
voor de bedrijfsarts wiens kabinet zich recht tegenover mijn
gezetenheid bevond. Ik moet er behoorlijk flets uitgezien hebben, zo
rondom negenen ... Mijn jury kwam tevoorschijn. Ik mocht hen volgen. Er
werd mij koffie aangeboden. Zij kliefden mij, doorboorden mij en
sloegen mij aan spaanders. Te vroeg gepiekt. Helaas.
Hebt u mij gemist ? Ja, dat hebt u vast. Tuurlijk hebt u mij gemist.
Nu, ik zal het u niet verhullen, ik u ook . Ik wat minder u dan u mij,
veronderstel ik, maar dat hoeft u niet te verdrieten, dat is heel
normaal. Want terwijl ik dag na dag de spots op mij gericht weet, kijkt
u toe vanuit het donker, daar waar voor mij het zwarte gat ligt. Geen
echt zwart gat, natuurlijk. Ware zwarte gaten werken als vergeetputten.
Alles wat erin terecht komt kent zijn toekomst in de dieperik. In
tegenstelling tot u, die er, na het consumeren van mijn stukjes, nog
steeds in slaagt monter uw persoonlijk leven te hervatten. Met niets
dan pretlichtjes in de ogen, ik gun ze u trouwens van harte. Soms zie
ik ze fonkelen, die lichtjes. Meest gebeurt dat wanneer mijn scherm op
zwart springt omdat het mijn dagdromerijen niet langer van stroom wil
voorzien. Dan zie ik sterretjes en denk aan u. Namen noemen hoeft hier
niet, u weet wel dat ik het over u heb. U, wiens namen mij als als
Gheorghe Zamfir in de oren klinken. Omdat u mij telkens weer weet te
verrassen met interessante standpunten, originele perspectieven of
loftuitingen zonder gelijke. Vooral u heb ik gemist. Gisteren nog. Het
moet zowat 7 uur geweest zijn toen ik mij rusteloos afvroeg : Hoe zou
het met Raf zijn ? Hij zal zich toch geen zorgen maken omwille van mijn
onaangekondigde afwezigheid. Ben ik niet onaanvaardbaar egoïstisch
bezig, ik die nu al meer dan 48 uur grenzenloos geniet van
voortreffelijk vrouwelijk gezelschap. Ik laat mij volop verwennen,
kusje hier, snoepje daar en Raf, die arme man, die moet het maar
uitzoeken. Geen sms-je, geen e-mailbericht. Wat moet die kerel nu wel
denken. Hoe onattent van mij. Ik moet het snel weer goedmaken.
Misschien met een blogje over sanitair. Daar houdt hij zo van. Ja, dat
heeft hij nog van mij tegoed. U leest het. Ik denk aan u.