Op een van de twee fotos
hieronder ben ik tussen vier en vijf jaar. Men heeft mij neergezet op een
schoolbankje dat voor deze gelegenheid buiten mag staan. Het is niet de
kleuterschool waar u mij vermoedt, het is zijn voorganger: de bewaarschool. Ja zo oud is deze foto al.
Het is aan het idyllische plaatje niet te zien, maar we zitten aan het eind van
de tweede wereldoorlog, het is najaar 1944. Een paar maand later is de halve
bewaarschool weggebombardeerd. Gelukkig was het schoolbedrijf al lang vóór die
tijd opgedoekt.
Welke herinneringen heb je
aan dit moment? Weinig. Ik heb een beertje in mijn rechterhand, maar dat zegt
mij niets. Evenmin de speelgoedhuisjes of de koddige slip-over die ik draag.
Eén bijzonderheid wil ik niet ongenoemd laten. Het lijkt er een beetje op dat
ik de bof of kiespijn heb met mijn dikke rechterwang, maar dat is niet het
geval. Het is mijn tong die van binnen uit tegen de wang duwt.
Uit de tijd waar we het nu
over hebben herinner ik mij ook het dekken van de tafel, thuis. U moet weten
dat mijn moeder, Ma dus, destijds met een wat we nu zouden noemen postnatale
depressie was opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. (Toen heette het nog
een inrichting.) Op een dag verscheen thuis een vreemde mevrouw die de tafel
anders dekte dan Ma gewoon was te doen. Veel mooier en deftiger. Het tafellaken
was spierwit en al het bestek werd gebruikt. We aten niet van één bord, maar we
hadden er soms wel twee of drie. Grote en kleine. En om je mond af te vegen
kreeg je een servet. En niet één voor allen, maar ieder had er één voor
zichzelf. Hoe de vreemde mevrouw er precies uitzag, weet ik niet meer. Haar
gezicht kan ik mij niet meer voorstellen. Wel zie ik haar gestalte rond de
tafel lopen om alles te ordenen. We noemden haar tante Rinie.
Om tante Rinie hing een wat
vreemde waas. Niemand wist er het fijne van en er was niemanddie je inlichtte. Ook mijn vader niet. Later
begreep ik dat hij daar zijn redenen voor had. Tante Rinie was een Joodse
onderduikster die door de plaatselijke huisarts zolang bij ons was
ondergebracht. Nota bene midden in het dorp! Tante Rinie is daarom ook niet
lang bij ons gebleven. Na een paar weken was zij plotseling verdwenen naar een
nieuw onderduikadres met medeneming van alles wat mij aan haar zou kunnen doen
herinneren. Behalve het ritueel van het tafeldekken natuurlijk. Vandaag de dag
zie ik het haar nog doen. Zo ver reikt mijn memorie.