Nu ik dit schrijf, is het
midden juni. Ik kijk met een los oog naar het tv-beeld waar het voetbalelftal
van Zuid-Afrika een wedstrijdje speelt tegen Irak. De uitslag wordt 0-0 en dat
kon je bijna op je vingers uitrekenen, want de Afrikanen kunnen goed
voetballen, maar minder goed doelpunten maken. Het voetbalelftal van ZA heet in
de volksmond bafana bafana en is
onder de zwarte bevolking immens populair. Dat weet ik niet alleen van horen
zeggen. Op 28 september 2002 zat ik met een aantal zwarte en witte vrienden in
het grote stadion in Durban, de hoofdstad van Kwazulu Natal, om de ZA-boys met
1-0 te zien winnen van Malawi. Daar heb ik deze foto gemaakt.
Horen en zien verging je.
Want hoewel het stadion nauwelijks voor de helft vol zat, maakten de aanwezigen
herrie voor tien. Veel supporters hadden hun gele en rode Zulu-hoorns
meegebracht en produceerden daarmee een continu geluidsgordijn dat leek op het
honderdvoudig versterkte gezoem van bijen en hommels.
Zuid-Afrikanen houden veel
van sport. Witte Afrikanen doen aan rugby - de Springbokken zijn wereldkampioen
geweest - en aan cricket. De zwarten houden meer van het edele voetbalspel.
Langzamerhand zie je dat ook witten gaan voetballen en zwarten gaan cricketen.
Kleurlingen deden dit al veel langer.
Zuid-Afrikanen kennen nog
meer spelletjes. Aan één ervan heb ik ooit meegedaan. Tijdens een ritje door
een van de talloze wildparken stopten wij om een potje keutelspugen te gaan doen. Het spel is even simpel als geniaal van
opzet. Op pleisterplaatsen in gameparken vind je overal droge keutels van de
vele fauna-achtigen: de reebokkies, de gazelles, de hyanas en hoe al die
antilopen mogen heten. De kunst is zon droge keutel in je mond te nemen,
eventjes laten rollen door je mondholte en dan maar spugen. Wie het verst komt,
wint. Its that simple.
Mijn buurvrouw won met glans.
Vrouwen waren trouwens toch veel beter. En ik? Als er een poedelprijs was
geweest, had ik die gekregen.