Twee keer per jaar, in het
voorjaar rond maart en eind oktober nog een keer, komt hij langs. De
tijdverzetter. Hij komt onherroepelijk, net als de Sint en de kerstman. Hij
spijbelt nooit eens een keer. Hij komt op vaste, gezette tijden. Je kunt er de
klok op gelijk zetten. Hij gaat van huis tot huis, van blad naar boom naar laan
naar bos en laat overal zijn sporen achter. Hij ontziet niets en niemand. Hij
is de gerechtigheid in eigen persoon en doet zulks allemaal in zijn eigen tijd.
Dezelfde twee keer per jaar
is mijn huis in rep en roer. Mijn tekstverwerker had eigenlijk willen schrijven
dat .. er de pleuris uitbreekt, maar dat vond zelfs ík te vergaand. Op de hoogte
gebracht door krant en tv-gids en gemaand door de zaterdagse nieuwslezer van
het 8-uur journaal trekken wij de ochtend erop door het gehele huis om alle
uurwerken de juiste tijd te laten aanwijzen. Wintertijd: dan moet de klok een
uur vooruit
of was het nu achteruit? Vroeger had je in ieder geval altijd nog
dat hilarische heerschap (pardon, die Heerschop) bij Kopspijkers dat ons uit de
droom hielp, maar nu moeten we het zonder hem stellen. Wat te doen als de
wintertijd aanbreekt? Óf je zet de klok een uurtje stil (om drie uur in de
nacht!) óf je draait alle wijzers een uurtje terug (wat je bij onze mechanische
klokken nooit moet doen!).
Wij weten niet hoe de
toestand bij u is, maar bij mij thuis wemelt het van uurwerken in alle mogelijk
denkbare maten en soorten. Bijna letterlijk ontelbaar. Van het historische
stukje vakwerk van een streekgebonden klokkenmaker tot digitale vlekjes
getallen op magnetrons, smartfoons en ipods. In iedere kamer is er wel iets dat
ons de tijd van de dag verraadt.
Genoeg. Genoeg over
uurwerken, over metingen van tijd, over pogingen de tijd te stabiliseren en
vast te houden in een opmerking als: bij de volgende piep is het precies zeven
voor half zes. Ja, en?
Als afbeelding toon ik u ook
nog even een mannenlinkerpols. Het is, met permissie, mijn eigen lichaamsdeel.
Ooit droeg het een polshorloge, maar nadat ik merkte hoezeer de tijd beslag
ging leggen op mijn leven, heb ik het horloge, inclusief de metalen
schakelarmband, voor eeuwig afgedaan. En u zult mij sindsdien nooit kunnen
betrappen op het dragen van een uurwerk. Waarom ook? Overal waar ik kom is met
een beetje goede wil een uurwerk te vinden waarop ik de tijd zou kunnen aflezen
als ik dat wilde. En voor sommige situaties, noodgevallen, waarbij ik absoluut
niet te laat mág komen, heb ik een klein smartfoontje in mijn broekzak. Ooit
was ik slaaf van de tijd. Nu is de tijd mijn dienaar.
Ondertussen ben ik nog geen
draad verder met het op wintertijd zetten van alle uurwerken. Wij denken ondertussen
wel aan een definitieve oplossing van het probleem. Ik schaf twee sets van uurwerken aan. Al onze klokken
en wekkertjes tezamen worden in twee groepen verdeeld. De ene groep noemen wij
de zomertijdwijzers. Zij doen dienst van eind maart tot eind
oktober. Dan worden zij één voor één van de wand gehaald om vervangen te worden
door een exemplaar uit de wintertijdcollectie. Geen gedoe meer
van het vooruit of achteruit zetten. Wij vinden het zelf een grandioos idee. De
eerbiedwaardige Chronos en zijn handlanger Tijdverzetter zullen dat met ons
eens moeten zijn.

|