Een Nederlandse
psychologiehoogleraar ik geloof dat het Draaisma uit Groningen was beweerde
eens dat, naarmate je ouder wordt, gebeurtenissen uit je allerjongste jaren
beter blijken te beklijven in je langetermijngeheugen dan situaties en
gebeurtenissen uit je middelbare leeftijd. Oude mensen, tachtigers, kunnen zich
vaak haarscherp dingen herinneren uit hun lagereschooltijd, terwijl zij zich veel
zaken uit de tijd toen ze vijftig waren niet goed meer voor de geest kunnen
halen.
Onlangs las ik ergens (of
hoorde ik ergens) het woord welbereid.
Prompt en spontaan zei ik: welbereid, zo
heet mijn meid.
Na een tijdje nadenken over
deze frappante aanvulling kwam ik tot de conclusie dat deze zin deel uitmaakt
van een vers dat wij op de lagere school tijdens de leesles moeten hebben
gelezen. Het stond in ons leesboekje. We lazen het zo vaak dat ik het
stapelvers want dat was het tenslotte uit mijn hoofd kende.
Het vers gaat over een
mannetje dat niet goed wijs is omdat hij zijn huisje op het ijs bouwt. Daarna
trekt hij de wijde wereld in om het huis vol te krijgen. Hij begint met een
hennetje, gevolgd door een haantje. Vervolgens een aantal (huis)dieren, een
paard-en-wagen, om tenslotte te eindigen met vrouw en kind.
De eerste twee regels kende
ik nog:
Er was eens een mannetje dat was niet wijs,
Dat bouwde zijn huisje al op het ijs.
Om te vervolgen met: En hij
wou dat hij een (
.) had.
De charme van het vers is dat
elke keer dat een dier of mens aan de menagerie wordt toegevoegd de hele rij
van de dan al aanwezigen wordt opgedreund. De rij die niet hoe langer hoe dikker,
maar langer wordt. Leuk is ook dat de laatst aangekomene het eerst wordt
genoemd.
Het laatste couplet meldt dat
het mannetje een kind krijgt.
En hij wou dat hij een kind had.
Welbemind, zo heet mijn kind,
Hou-en-trouw, zo heet mijn vrouw,
Welbereid, zo heet mijn meid,
Alberecht, zo heet mijn knecht,
Welbehagen, zo heet mijn wagen,
Vlasstaart, zo heet mijn paard,
Na-me-toe, zo heet mijn koe,
Ducdalf, zo heet mijn kalf,
Blè, zo heet mijn kalf,
Kokkelekaan, zo heet mijn haan,
Tjip, tjip, mijn hennetje,
s Avonds in de korte kooi,
En s morgens in het rennetje.
Het stapelvers stond oorspronkelijk
in het Nederlandsch Leesboek voor de Christelijke scholen; een uitgave van P.
Noordhoff (vierde druk, 1920).
De prachtige tekeningen waren
van Tjeerd Bottema.

|