Norberts ommekeer
Een verhaal uit de donkere
Middeleeuwen.
Voor alle niet-oudste zonen
uit adellijke geslachten blijft er weinig anders over dan een kerkelijke
loopbaan. Want er kan er maar één zijn vader opvolgen als landheer en rechter
en dat is de oudste zoon. Dat geldt ook voor de jonge Norbert van Gennep. Hij
is geboren in 1080 in
het nu noordlimburgse land aan de Maas, dat, zo stel ik mij voor, er verdronken
uitziet met al die jaarlijkse overstromingen. Zijn familie zorgt voor een
aangename kerkelijke functie: hij wordt kanunnik in de naburige dom te Xanten
dat u waarschijnlijk wel kent omdat hier een oude Romeinse legerplaats lag. Norbert
wacht een rijk rooms en weelderig leven, ware het niet dat aanstonds het licht
roet in het eten gooit. In ieder geval verwerft hij een zekere naam als losbol.
Het verhaal begint echt
wanneer hij te paard op weg is van Xanten naar Vreden, beide plaatsen gelegen
in Duitsland, in wat tegenwoordig Rijnland-Westfalen heet. Hier in het Stift van Vreden
leeft en woont een aantal vrouwen. Wat Norbert daar te zoeken heeft laten wij
over aan uw en onze verbeelding. Het is dat de uitdrukking nog niet bestaat,
anders hadden we gezegd: honi soit qui mal y pense, dat begrijpt u wel.
Norbert reist denkelijk via Kleef en Emmerik naar het noorden. Toen en nu een
afstand van hemelsbreed 60
kilometer. Vreden ligt in de buurt van Winterswijk, maar
een landsgrens is er nog niet en het is zelfs de vraag of Winterswijk (Wenters
zeggen wij) er wel is. En dan, op een kruispunt van zandwegen in de buurtschap
Gaxel, net buiten de poorten van Vreden, slaat het licht toe. Vlak voor het
hoofd van Norberts paard slaat de bliksem in.
Zon duizend jaar eerder wordt een zekere Saulus, een
Jood uit Tarsis met een Romeins paspoort, op reis van Jeruzalem naar Damascus
eveneens door het licht getroffen. Hij is met goedkeuring en papieren van de
hogepriester doende een aantal volgelingen van Jezus van Nazareth op te sporen
om hen gevankelijk terug te brengen naar Jeruzalem. Totdat hij, vlak voor de
poorten van Damascus, omstraald wordt door een fel licht. Hij hoort een stem
die hem vraagt: Saul, Saul, waarom vervolg je mij? Op de vraag van Saulus wie
het is die tot hem spreekt, komt het antwoord: Ik ben Jezus, die jij
vervolgt. De mensen die met Saulus
meereizen staan sprakeloos, want zij horen de stem wel, maar zien niemand.
Omdat Saulus verblind en nu blind is, moeten zijn reisgezellen hem aan de hand naar
de Rechte Straat in Damascus brengen.
Op de steen staat dat anno juni
1115, zo ongeveer rond de tijd van Sint Jan, Norbert hier zíjn Damascus heeft
beleefd. Dit is de plek waar het is gebeurd. Vanaf dit moment vindt de ommekeer
plaats. Norbert maakt stante pede rechtsomkeert,
gaat leven op water en brood, laat zich tot priester wijden, predikt voor ieder
die het maar horen wil, bekritiseert de levenswandel die hij zelf jaren heeft
geleid, gaat tekeer tegen de misbruiken in de toenmalige kerk, en sticht een
kloosterorde die opkomt voor de armen en rechtelozen. Kortom, hij is bekeerd.
De oudheidkundige vereniging uit
Vreden zet op 6 juni 1934, op de kop af achthonderd jaar na Norberts overlijden
op het kruispunt waar alles is gebeurd een grote zwerfkei neer. De plek is een
minuscuul vlekje op de landkaart, letterlijk in the middle of nowhere.
Als je niet precies weet waar je zoeken moet, vind je het nooit. Ik loop langs
de steen, lees de plaquette, en stel me voor hoe het was 873 jaar geleden. Het
land is woest en ledig: modderige zandwegen die dwars door het moeras naar het
Stift in Vreden lopen. Met af en toe een zware onweersbui waarbij
bliksemflitsen vervaarlijk langs het zwerk schieten en bekeringen schering en
inslag zijn.
Dit is de tekst op de
zwerfsteenplaquette, zoals het hoort geschreven in het platt-düütsch:
Hier hef Sunte Norbert anno 1115 um Sunte Jans sien Damascus belewet.
To gedachte is dussen Steen opgerichtet
up sinen 800sten Dodesdag
dor den Heimat- uns Alterstumsverein in
der Vredener Lande.
1134 * 6 Juni * 1934
Sünte Norbert, bidde vör Vredenske Land.


|