De door mij zeer heilig geachte
Nicolaas (in dit geval plaatsvervangen door mijn jongste broer) verraste mij op
5 december 2006 met een echte surprise: een stripalbum over een zekere meneer
Pimpelmans die met vakantie gaat. Geschreven en getekend door G. Th. Rotman en
(her)uitgegeven door een kwartet regionale dagbladen. De avonturen van meneer Pimpelmans stonden halverwege de vorige
eeuw in onder andere De Graafschapper,
een krant die wij thuis lazen. Het waren de dagen van Bulletje en Bonestaak die in Het
Vrije Volk furore maakten, maar het was uitgesloten dat een dergelijke rode
krant ooit bij ons op de mat zou vallen. Het was de tijd van de wederopbouw,
van de verstikkende bekrompenheid, van de desintegrerende verzuiling.
Mijnheer Pimpelmans is een veearts in ruste. Hij
geniet van een onbezorgde levensavond, samen met zijn vriendelijke en
hartelijke echtgenote. Hoe meneer Pimpelmans met zijn voornaam heet, weten we
niet. Misschien heeft hij die niet eens. Wel dat hij een ouderwetse monocle draagt,
zon bril zonder pootjes, aan een touwtje, die je op je neus klemt. Het
belangrijkste fysieke kenmerk van meneer Pimpelmans is ongetwijfeld zijn
omvang. Hij weegt schoon aan de haak minstens 250 pond. De eerlijkheid
gebiedt te zeggen dat zijn geliefde echtgenote hem daarbij op de voet volgt.
Maar dit valt allemaal volkomen in het niet als je oog
hebt voor het belangrijkste aan meneer Pimpelmans: hij trekt onheil aan en
roept het over zich af. Dat doet hij ongewild en nooit expres: het overkomt
hem. Het gebeurt per abuis. Hij is de levende Wet van Murphy: alles wat maar
fout kan gaan, gaat in de nabijheid van mijnheer Pimpelmans gegarandeerd fout.
Mijnheer Pimpelmans vervult zijn slachtofferrol met verve. Zijn zonnig gemoed
helpt hem er altijd weer bovenop, hoezeer het onheil hem ook treft.
In de tijd dat de verhalen
van mijnheer Pimpelmans in de krant te zien en te lezen waren, bevond ik mij in
een wat ontwikkelingspsychologen noemen rustige
periode. Tussen 5 en 11 jaar (om en nabij), tussen de eerste identiteitscrisis
en de woelingen van de opkomende puberteit. Een tijd waarin je de wereld om je
heen in je opzuigt, een tijd waarin je leert hoe de zaken zon beetje in elkaar
zitten. Een tijd ook waarin iets leren geen straf, maar een plezier is. Je luistert
met open oren naar de gesproken verhalen en overleveringen van mensen die het
kunnen weten. En omdat je het op school pas hebt geleerd, gebruik je die nieuwe
vaardigheid om alles te lezen wat los en vast zit. Wat een geluk dat je ouders
ook van die leesfanaten zijn en dat het huis wemelt van gevulde boekenkasten.
De kranten? Wij lazen Trouw. Voor het landelijke en
buitenlandelijke nieuws, gewoon omdat het toen ook al een van de betere kranten
was en niet te vergeten - omdat hij in de oorlog zuiver op de graat was
geweest. Het was immers een verzetsblad. Trouw lazen wij samen met een
buurvrouw, een lieve domineesweduwe die op 250 meter afstand woonde.
s Avonds tegen zevenen rende ik met Trouw naar de buurvrouw, niet zelden op
kousenvoeten omdat je dan ongekende snelheden kon bereiken. Voor de heen- en
terugweg had ik zon 35 seconden nodig. Dat weet ik, omdat ik soms de tijd
opnam en menig record heb verbeterd.
Voor het plaatselijke en
streeknieuws hadden wij De Graafschapper.
Deze krant, later tot ons verdriet omgedoopt tot Zutphens Dagblad (nu De
Stentor), had een grote concurrent, namelijk De Graafschapbode (nu De
Gelderlander). Als je De Graafschapbode zei, zei je ook meteen Misset in
Doetinchem. Daar werd de krant gemaakt. Bijna iedereen in ons dorp las De
Graafschapbode en ik weet nog dat mijn vriendjes raar opkeken toen ze merkten
dat onze krant een andere was dan die zij van thuis kenden. Aanvankelijk lazen
wij thuis ook De Graafschapbode, maar toen een correspondent van dit blaadje
een nogal negatieve recensie schreef over de uitvoering van het zangkoor
waarvan mijn vader voorzitter was, ontstak deze (vader) in woede en stapte over
op de concurrerende periodiek. Achteraf gelukkig, anders had ik nooit kunnen
smullen van mijnheer Pimpelmans escapades. Iedere dag knipten wij de strip uit
en plakten deze met gluton in een verzamelschrift. Het spijt me tot op de dag
van vandaag dat we op een of andere manier het Pimpelmansschrift zijn
kwijtgeraakt. Gelukkig hebben we nu een kopie.
Juist
had hij de koffer dicht, toen zijn vrouw binnen kwam. Ze bracht meteen nog wat
dingen mee, die er ook in moesten. Zelfs de fles hoeststroop, die nog op de
wastafel stond, ging er ook in. De koffer puilde naar alle kanten uit. Maar met
het sluiten hadden ze niet de minste last. Ze gingen er samen boven op staan.
Ik
zal wel zorgen dat ie beneden komt, sprak mijnheer Pimpelmans kordaat. Ga jij
maar vast. Inderdaad zorgde mijnheer Pimpelmans er voor dat de koffer beneden
kwam. Er klonk een hevig rommeldebommel op de trap en mevrouw werd bedolven
onder overhemden, jurken en sokken. Het goede mens wist niet hoe ze het had.
(Originele tekst)
Mijnheer Pimpelmans ten
voeten uit. Alles wat hij onderneemt, loopt verkeerd af. Wij allen thuis, Ma
niet in het minst, moesten hier vreselijk om lachen. Zelf vond ik het af en toe
de spuigaten uitlopen. Waarom moest die arme mijnheer Pimpelmans zo lijden
onder de grillen van het lot? Waarom vergat de schrijver van het verhaal die
dingen te noemen die wél goed gingen? Ik had medelijden met meneer Pimpelmans,
maar ik zag wel hoe zeer iedereen om mij heen genoot van Pimpelmans avonturen,
dus kon het niet anders dan grappig zijn. En dus lachte ik mee. Maar niet
altijd van harte.
Nu ik na zoveel jaar de
tekeningen terugzie en de strip nog weer eens lees, vier ik een feestje van
herkenning. Zoals bij de tekening van de hagelwitte kluit ijs die mijnheer
Pimpelmans, staande op het balkon, laat vallen op de blote rug van mevrouw
Ribbenspek die nietsvermoedend op het terras beneden een kopje thee drinkt. Het
gebeurt allemaal per abuis. En de herinnering aan haar wraak is springlevend:
ze slingert hem niet alleen de heftigste verwijten naar het hoofd, maar ook het
thonetstoeltje. Ook per abuis. Maar wat betekende, wist ik niet toen ik het
verhaal voor het eerst las. Nu nog niet precies, trouwens.



|