Bij het
rommelen in oude spullen vond ik ergens in een oude boekenkast dit boekje: een
bijna antiek poëziealbum. U weet wel, zon boekje vol met lieve versjes en dito
plaatjes die familieleden, vriendinnetjes, vrienden en bekenden erin hebben
geschreven. Ook de meesters en juffen van school werd gevraagd er een gedicht
in te schrijven. Vroeger had ieder meisje dat zichzelf respecteerde zon
poëziealbum (spreek uit: poeziealbum); voor jongens was zoiets niet weggelegd.
Het wat
beschimmeld ruikende poëziealbum dat ik vond stamt uit de jaren 20 van de
vorige eeuw. De eigenaresse was Johanna, die altijd Hanna werd genoemd. Hanna
was een Duits meisje, van bij ons net over de grens, dat dienstmeisje werd op
een Hollandse boerderij en daar verliefd werd op de buurjongen met wie ze in
1929 trouwde. Die buurjongen was mijn latere schoonvader. Het huwelijk heeft
niet lang standgehouden. Groot was het verdriet toen Hanna in 1936 na een
ernstige ziekte overleed. Later, in 1940, is mijn schoonvader opnieuw getrouwd,
ditmaal met mijn schoonmoeder. Bijzonder is dat die tweede echtgenote ook Hanna
heette.
Thuis doet
een aantal tastbare dingen ons nog steeds aan de eerste Hanna denken. Zoals een
ouderwetse lampetkan met dito nachtkastjes, een rood geverfde klerenkast en
enkele sieraden. De trouwbijbel uit 1929 is er nog en dan ook dit aandoenlijke
poëziealbumpje. Met allemaal versjes (geen plaatjes) in een taal die ik niet
kan lezen noch begrijpen. Het lijkt wel een geheimschrift met rune-achtige
tekens die iemand, zo mooi mogelijk schrijvend, met pen en inkt aan het papier
heeft toevertrouwd. Aan het eind van dit verhaal ziet u een voorbeeld.
De kwestie is
dat deze albumversjes in het zogenoemde Sütterlin-schrift zijn geschreven. Dat
schijnt in het Pruisen van 1900 de gewoonte te zijn geweest. Zó leerden daar
de kinderen op school dus schrijven. (Dat heeft geduurd totdat in de NS-tijd
rond 1930 dit Sütterlinschrift is afgeschaft. Sindsdien leren de Duitse
kinderen op school schrijven in het internationaal gangbare schrift dat wij ook
gebruiken.)
Om deze
poëziealbumversjes te lezen moet je dus twee dingen kunnen: je moet de
Duitse taal machtig zijn én je moet het Sütterlin-schrift beheersen. In
combinatie bovendien. Bovendien moet je wel erg nieuwsgierig van aard zijn om perse
te willen weten wat daar nu precies te lezen is. Dat laatste is bij mij het
geval.
Zo denk ik
dat in het eerste voorbeeld Hannas zuster Berta aan het woord is. Ze schrijft
(en ik vertaal het meteen even voor u) deze behartenswaardige woorden:
Liebe Schwester (Lieve zuster)
Wenn des Lebens Stürme toben (Als de levensstormen woeden)
Richte deinen Blick nach oben (richt je blik naar boven)
Geschrieben von deiner Schwester Berta (geschreven door je zus Berta)
Datum en
plaats worden ook genoemd: Wertherbruch, de 28ste december 1930.
Het lezen en
begrijpen van deze versjes kost dus enig hoofdbrekens. Zeer merkwaardig is dat
het schrijven van een tekst op de
Sütterlin-manier mij heel gemakkelijk afgaat. Aan u de opdracht te achterhalen
hoe het mogelijk is dat ik het tweede voorbeeld in luttele minuten klaar
speel.
Kijkt u maar.
Helemaal beneden staat een klassiek Nederlands poëziealbumvers, geschreven in
het Sütterlin-geheimschrift. Het luidt aldus:
Lieve Johanna,
Rozen verwelken,
schepen vergaan,
Maar onze vriendschap
zal eeuwig bestaan!
Je Terra

|