Wat
denkt u, kunt u zonder de computer? Kunt u zich een leven voorstellen zonder hard-
en software, zonder internet en email, zonder sms, getwitter, gechat en
gehyves, een bestaan zonder ipod, usb-stick, monitor, smartphone, ipad, externe
harde schijf en powerpoint? Ik vraag
maar. Kunt u nog een vulpen hanteren en daar een brief (in inkt op papier) mee
schrijven, of bent u helemaal overgeleverd aan uw Worddocumentje dat u net als ik - met twee vingers typt en
zodoende laat verschijnen op uw schermpje en dat u straks gaat printen en
versturen? Of meteen als bijlage in een mail meesturen, dat is natuurlijk nog
veel handiger. (Om uw vraag vóór te zijn: zelf ben ik langzamerhand
overgeleverd aan de digitaliteit. Behalve als het om het lezen van teksten
gaat, dat doe ik nog steeds het liefst van écht papier.)
De
eerste keer dat ik persoonlijk met een computer van doen kreeg, was eind jaren
70 van de vorige eeuw. Ik was tweedejaarsstudent aan de universiteit van
Nijmegen en zat af en toe in de computerzaal van het Erasmusgebouw. De computer
zélf (een bakbeest van een apparaat) stond in een aparte zaal op dezelfde
verdieping. Wij hadden alleen maar een toetsenbord onder onze vingers en een
monitor voor onze ogen. We hadden ook al een paar programmas: een ingewikkeld
mathematisch programma om nog
ingewikkelder rekensommetjes te kunnen maken. En een tekstverwerkingsprogramma
waarmee je een onderzoeksverslagje kon schrijven. Het besturingsprogramma was
te vatten in drie letters: DOS. Printers waren er niet. Als je wat te printen
had, gaf je het main-frame een
mysterieus printcommando en na een paar uur kon je in het grote universitair
rekencentrum (vijf minuten fietsen) uit een bak zon kettingformulier halen
waar je tekst op stond. Alsof het gedrukt was.
Niet
veel later had iedereen de beschikking over een personal computer, waardoor je onafhankelijk werd van de grote universiteitscomputer. De ontwikkeling verliep zo snel dat je
moeite had om alle vernieuwingen bij te houden. Maar nog steeds herinner ik mij
de Dell-laptop die ik op zeker moment op mijn bureau had staan. Met een
spreadsheat-programma CALC, een
tekstverwerker WordPerfect (versie
4.1) en Powerpoint versie Nul waarmee
je mooie presentaties kon maken. Bijzonder was dat de kleine laptop een
ingebouwde printer had met een rol thermisch papier.
In
diezelfde 80-er jaren viel mijn oudste zoon voor de Commodore 64 en mijn
jongste zoon voor diens opvolger: de Amiga. Fantastische apparaten waarmee je
uren, nee dagen zoet was. Zelf speelde ik er biatlon mee, een onderdeel van de
spelletjesreeks Olympic Winter Games.
(Ik kan virtuele kasten vullen met gouden medailles die ik daarmee heb
gewonnen.) Je kon de Commodore ook aansluiten op je tv-scherm beneden en daar
getweeën met joysticks goed zichtbaar op het tv-scherm ijshockey spelen.
Toen
al bleek dat de zonen computerdeskundigen in de dop waren. Binnen de kortste
keren wisten ze alles tien keer beter dan hun vader. Zo gaat dat meestal met
vaders en zonen.
Momenteel
barst het bij ons thuis van harde en softe waren. Veel te veel. Veel zaken die
helemaal niet zo onmisbaar zijn als ze lijken. En daar bovenop komt het gevoel
dat we, gezien de onophoudelijke snelle ontwikkeling, ergens toch de boot
missen. Misschien wordt het tijd voor een periodieke onthouding. Of een
retraite. Een digitale ramadan? Of schiet je daar ook niets mee op?

|