Dit jaar is
het honderd jaar geleden dat met de aanslag op de Habsburgse aartshertog Frans-Ferdinand
in Sarajevo een aanleiding gevonden werd de eerste wereldoorlog te beginnen. In
landen buiten Nederland vooral bekend als de Grote Oorlog. Af en toe kijk ik
naar een tv-uitzending waaraan aan dit feit aandacht wordt besteed: een film, een
documentaire op Canvas, BBC of NOS, of ik lees er een artikel over in mijn
favoriete ochtendblad. En steeds weer verbaas ik mij over twee zaken.
Allereerst het feit dat ik er zo weinig van weet. Terwijl ik mij toch verbeeld
over enige historische kennis te beschikken. In de tweede plaats constateer ik
telkens weer hoeveel mensenlevens deze gruwelijke oorlog gekost heeft. Lange
rijen kruisen in het Vlaanderenland rondom Yperen zeggen veel, net als de namen
in opgerichte gedenktekens. Maar dat, om een voorbeeld van onwetendheid te
noemen, zóveel Britten in de Belgische en Franse loopgraven hun leven verloren,
wist ik niet.
Wát ik weet
van WO-1 heb ik vooral uit boekjes. Vertelde verhalen zijn er echter ook. Zoals
die van mijn oudoom Wilhelm. Deze diende aan het oostfront, terwijl zijn oudste
broer, mijn opa, niet naar het front hoefde omdat hij met een Nederlandse boerin
was getrouwd, naar haar land was geëmigreerd (hemelsbreed hooguit een kilometer
van elkaar wonend in twee verschillende landen) en vervolgens genaturaliseerd
tot een echte Hollander. Oom Wilhelm vertelde van zijn gruwelijke ervaringen en
ziektes daar in het verre Polen en Roemenië. Ik begrijp eigenlijk nu nog niet
dat ik nog leef en je dit verhaal kan vertellen, sprak hij als hij vertelde
hoe zijn voeten bijna helemaal in zijn laarzen waren bevroren en hoe de
vliegende Schwindsucht (dysenterie) zijn lichaamsgewicht had teruggebracht
tot een schamelijke tachtig pond.
Toch komt mijn
WO-I kennis vooral uit boeken en documenten. Met als het kan veel plaatjes en
fotos, want die zeggen vaak meer dan woorden. Daarom ben ik blij dat mijn
broer, ooit werkzaam bij een Amsterdamse uitgeverij, een aantal fotos uit
WO-1, die tijdens een verwoede opruimbeurt bijna in de vuilnis waren beland,
heeft weten te redden. Twee daarvan wil ik U niet onthouden.
Op de eerste foto
troost Rijkspresident Hindenburg, getooid met ridderkruis en nog veel meer
blik, gewonde soldaten die het hebben overleefd. Een soldaat op de achtergrond
met zijn hoofd in verband dat zijn oor vrijlaat, is blij tenminste nog iets van
de maarschalk te kunnen horen. Een woord misschien, een excuus, een
verontschuldiging?
Let u ook
even op de helm van de rijksmaarschalk, Die, een zogenoemde pickelhaube, is
gehuld in een bruin-grijs camouflage overtrekje. Opdat hij door zijn glans niet
zou opvallen bij de vijand. Een bewuste poging van de legerleiding om zich
solidair te tonen met de soldaten aan het front. Maar daar kijken wij
natuurlijk doorheen.
De tweede
foto toont iets van het absurde van deze oorlog. Op de achterkant staat het
volgende geschreven: Bedrijvigheid aan de Yassyolda tusschen de Duitsche en
Russische stellingen. Duitsch militair concert aan het punt van samenkomst
tusschen stellingen. Het is 15 december 1917 en de Russische en Duitse troepen
hebben zojuist naast de verwoeste brug over de rivier de Yassyolda een
wapenstilstand gesloten. Een Duits militair muziekkorps speelt vrolijke
marsmuziek en iets verderop staan Russische militairen nog wat wantrouwend op
het ijs toe te kijken. Straks vragen ze misschien nog om een verzoeknummer. Alle
Menschen werden Brüder waarschijnlijk.

|