Voordat dit verhaal echt
begint, moeten mij twee dingen van het hart. Het zijn contextgegevens, niet
bijzonder belangrijk, maar nodig om het volgende verhaal te begrijpen: zure
appels waar u even doorheen moet.
1)
Ik speel een klein
beetje piano, met de nadruk op klein. Dat is geen onterechte over- of
onderschatting van eigen talenten, maar de waarheid. Met mijn rechterhand kan
ik een eenvoudig melodietje spelen, terwijl de linker de daarbij behorende
begeleiding vindt. Ik heb geen pianoles gehad wat mij spijt tot op de dag van
vandaag maar wanneer een vrolijk groepje Tulpen uit Amsterdam ten
gehore brengt, kan ik dat op de piano begeleiden zonder dat het veel afbreuk
doet aan het geheel. Het summum is de beroemde C-groot Preludium uit het
Wohltemperierte Klavier van Bach die ik na lang oefenen uit het hoofd en zonder
fouten speel.
2)
Een tiental jaren
geleden had ik het genoegen beroepshalve twee keer per jaar Zuid-Afrika te
bezoeken. Samen met drie Nederlandse collegas gaf ik daar workshops aan mensen
die op de provinciale Ministeries van Onderwijs werkten. De volgende
historische gebeurtenis heeft zich afgespeeld in 1998, toen wij in Pietersburg
(nu Polokwane geheten), de hoofdstad van de Noord-provincie (nu Limpopo), zon
workshop gaven. De Amos uit het verhaal is de assistent-concierge van de school
waar de workshop plaats vond. (Hij was de eerste zwarte leerling met een
einddiploma en daarnaast een groot Ajax-supporter.) Tot zijn taak behoorde
onder meer ons van hot naar her te vervoeren in het VW-schoolbusje.
Op dinsdagmiddag na afloop
van de workshop kwam Amos langs met de mededeling dat de chief ons de
volgende middag verwachtte. Hij keek daarbij heel gewichtig en liet
doorschemeren dat wij dat een audiëntie bij de chief himself - als een
buitengewoon grote eer dienden op te vatten. Waar hij, naar achteraf bleek, ook
gelijk in had. Immers, niet iedereen wordt door het stamhoofd ontvangen. En de
chief bleek in het Zuid-Afrikaanse locale maatschappelijke verkeer een zeer
grote rol te spelen. Voor mij had Amos nog een speciaal verzoek, of liever
gezegd een dringende, niet te ontlopen eis in petto. Of ik maar zo vriendelijk
wilde zijn de chief te vergasten op mijn pianospel. (Het was maar goed dat ik
dat verzoek per ongeluk opvatte als een grapje, anders had ik er s nachts niet
van geslapen.)
Hoe het ook zij, de volgende
middag reed Amos ons in zijn busje naar De Matoks, een streek zon 60
kilometer van Polokwane verwijderd, het gebied waar de chief de scepter
zwaaide. Terwijl de weg aanmerkelijk in kwaliteit inboette, vertelde Amos iets
meer over zijn stamhoofd. Hij is oud en ziekelijk, maar wordt nog steeds bijna
letterlijk op handen gedragen. Dit gezegd hebbend parkeerde hij het busje
achter een grote veekraal: de rest gaan we te voet. We liepen door de
avondzon tussen de lemen huizen van het dorp door totdat we een wat afgelegen
huis op een verhoging zagen: het huis van de chief. Amos en nog enkele andere
vrouwen en mannen uit het dorp die zich zwijgend bij de stoet aansloten, gingen
ons voor, de trap op naar boven. Daar verzocht een dienstdoende bewaker ons te
wachten.
Het was een groot,
kraakhelder huis en een grote ruimte waarin we uitgenodigd werden. De chief
bleek inderdaad een oude, zieke man te zijn. Hij zat in wit ondergoed gehuld in
een leunstoel en veegde af en toe met een witte doek langs zijn kin. Ik, die
precies tegenover hem kwam te zitten, zag dat er kleine bloedspoortjes in zijn
speeksel zaten. Zijn verzorgers hadden een oliegevulde radiator als
bijverwarming bij zijn stoel gezet. Desondanks hing er om deze gebrekkige oude
man een aureool van wijsheid en
soevereiniteit. De gasten namen plaats en werden getrakteerd op thee met
koekjes. In een naburig vertrek waren enkele vrouwen bezig. Er werd zacht
gesproken. De stemming was ietwat geheimzinnig, maar niet onaangenaam. De chief
onderhield zich met ons in de taal van zijn stam; zijn woorden werden door
behulpzame stamleden in het Engels vertaald. In een gesprekspauze keek ik de
kamer door en zag hem staan.
Zwart gepolitoerd was hij, de
piano, en van een onverwacht goede kwaliteit. Geen afgepeigerde tingel-tangel,
maar een klasse-instrument. Alle toetsen en pedalen waren aanwezig en zaten op
de goede plek. En nog belangrijker: de piano bleek gestemd en op toon. Niets
stond een grandioze performance in de weg. Toen kwam de vraag van de chief of
ik zo goed wilde zijn iets voor hem te spelen.
Door de opwinding en
consternatie het was dus geen grapje! weet ik nauwelijks meer wat en hoe ik
gespeeld heb. Ongetwijfeld heeft Bachs Preludium geklonken en dat moet in die
kamer in het Zuid-Afrikaanse bushveld iets bijzonders zijn geweest. Ik weet ook
niet goed of de chief het pianospel heeft gewaardeerd. Wel weet ik dat hij, aan
het eind van het recital, zich
rechtstreeks tot mij wendend, mij in vlekkeloos Engels overviel met de vraag:
Kunt u ook een stukje jazz spelen? Dat genoegen kon ik hem niet doen.
Ik kan immers maar een klein beetje piano spelen, met de nadruk op klein.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Op de fotos hieronder ziet u
om te beginnen een gezelschap te voet door het dorp lopen op weg naar het
huis-op-de-heuvel. Daaronder een plaatje van Amos met zijn moeder. Zij is de
directrice van de plaatselijke lagere school. Zij is ook degene die naast de
chief zit en zijn woorden voor ons vertaalt.


|