Wanneer voetbaltrainer Dick
Advocaat en hij is niet de enige ziet dat een van zijn spelers zijn
waarschuwingen in de wind slaat en dingen doet die hij beter kan laten, staat
hij (Dick) op en blaast even op zijn vingers. Zelfs in overbevolkte stadions
dringt dat snerpende fluitje tot ieders oor door. De betreffende speler hoort
het, bedenkt zich op tijd en keert op zijn schreden terug.
Velen kunnen dat: op hun
vingers fluiten. Je hebt er zelfs die hele opera-arias op hun vingers na
kunnen fluiten. Kunstfluiters noemen ze zich en mijn ontzag voor hen is
grenzenloos. Dat komt omdat ikzelf niet goed een deuntje, zelfs geen bekende
meezinger, tussen mijn tanden, laat staan op mijn vingers, kan meefluiten.
Wat ik wél kan, is blokfluiten.
En dat komt zó. Op mijn veertiende kwam ik op aandringen van mijn vater in de
dorpsfanfare terecht, waar ik bugel en saxofoon leerde spelen en een beetje
leerde hoe dat rare notenschrift met al die kruisen en mollen in elkaar zat. Op
mijn zestiende kreeg ik op de kweekschool pedagogische academie zeggen ze
tegenwoordig ten onrechte een blokfluit in mijn handen geduwd. Want een
beetje schoolmeester of schooljuffrouw werd in die tijd geacht een liedje te
kunnen blokfluiten waarna de hele klas het zou kunnen nazingen. Zon simpele
blokfluit zorgde ervoor dat er in de klas een absolute tweedeling ontstond.
Daar had je aan de ene kant
een paar studenten voor wie het blokfluiten een fluitje van een cent was. Tot
die groep behoorde ikzelf. Aan de andere kant bevond zich de grote groep jonge
dames en heren voor wie het wekelijkse blokfluitlesuurtje op de zaterdagmorgen
een kwelling, voor enkelen zelfs een drama was. Zij slaagden er - ook na veelvuldig oefenen - niet in hun
sierlijke vingers op de desbetreffende blokfluitgaatjes te zetten zodanig dat
er bij het blazen een door de leraar gewenste toon te horen viel. Voor veel
aankomende schooljuffrouwen en heren leraren, die later over uitmuntende
pedagogische kwaliteiten bleken te bezitten, was de fluit een struikelblok. Zo
niet voor mij. Op het examen speelde ik de sonatine in G-groot van als ik mij
niet vergis een zekere Frantiszek Unglaublich (met de delen allegro, andante en
allegro ma non troppo), daarbij op de piano begeleid door mijn muziekleraar.
Met als beloning een cijfer 9. Een tien kon er niet af. Want, zei men, daar
gaat ie van naast zijn schoenen lopen.
Hoewel ik tijdens en na mijn
schoolmeestertijd de blokfluit nauwelijks meer heb aangeraakt, houdt het
instrument tot op de dag van vandaag een bijzonder plekje in mijn fysieke en
mentale, muzikale omgeving. Zo heb ik een blokfluitenplankje gemaakt waarop al
mijn fluitjes (plus nog wat andere exotische muziekinstrumenten) kunnen worden
tentoongesteld. Mijn eigen blokfluiten kunt u daar zien, een gewone sopraanblokfluit,
maar ook een hogere, kleinere sopranino, en een groenmetalen Ierse folk-fluit.
Er zijn ook wat buitensporige exemplaren bij die ik op een of andere
buitenlandse reis als souvenir heb gekocht.
Met het ouder worden worden
de vingers strammer en de adem korter. Ik weet niet of ik het allegro uit de
sonatine van Unglaublich nog enigszins hoorbaar en genietbaar kan spelen. Maar
geef mij een week, en ik geef u op een briefje dat welluidende blokfluittonen
mijn huiskamer zullen vullen. Jammer natuurlijk dat verder niemand het hoort.


|