Wie veel loze ruimte heeft,
heeft veel rommel om te bewaren. Ik woon in een oude boerderij met veel
bijgebouwen: een grote schuur, voormalige kippenhokken en diverse ruimtes met
elk een eigen functie. Zoals een fietsenhok, een garage, een hobbyruimte, een winterbewaarplaats voor
overblijvende bloemen en planten, plus een hokken en schuurtjes inclusief
zolders die nergens meer voor worden gebruikt. Behalve natuurlijk om de antieke
kast van grootmoeder, zwaar onder invloed van de houtworm, in op te slaan. Want
één ding is zoals gezegd zeker: wie veel opslagruimte heeft, bewaart alles. Zo
iemand kan niets met de vuilnis meegeven. Want, zeg je, jammer om de antieke
wasmachine weg te doen. Weet je wat, we zetten hem zo lang in de oude
paardenstal. Daar staat hij niemand in de weg. Ja, als je zo redeneert, kom je
tenslotte om in je eigen overtolligheid.
Soms doe je vreemde
herontdekkingen. Je vindt dingen terug die je zo goed had opgeborgen dat je ze
bijna niet meer terug kunt vinden. Vroeger, zeg ik tegen mezelf, vroeger had jij
een donkere kamer, toen ontwikkelde jij zelf je fotos en vroeger had jij ooit
een vergrotingsapparaat. Daarmee maakte jij vergrotingen op Ilford fotopapier
van 24*36mm kleinbeeldnegatieven. Soms maakte jij een foto met grandioze
afmetingen, wel 30 bij 40
centimeter. Weet je dat niet meer? Lang geleden,
inderdaad, maar niet zo lang als de Gouden Eeuw verleden tijd is. Later, toen
het tijdperk van de kleurenfoto en de dia aanbrak, heb je de hele zwart-wit
ontwikkelarij inclusief het vergroten en afdrukken van negatieven aan de wilgen
gehangen. Je fotospullen heb je in een houten eierkist gestopt en die ergens op
een zolder weggeborgen. Ja, ergens, maar waar?'
In een hoekje van de
schuurzolder, op een schemerdonker, schimmig plekje de ramen zijn aan de
binnenkant bedekt met een laag stof en aan de buitenkant dreigt de klimop alles
te overwoekeren - zodat je geen hand voor ogen ziet, dáár tref ik na jaren mijn
vergroter aan. Toeval, want ik was op zoek naar heel iets anders.
Voorzichtig haal ik hem uit
de eierkist en zet hem voor deze gelegenheid even voor het open bovendeurtje,
in de frisse lucht. Een doosje waarin fotopapier heeft gezeten, een rubberen
gladstrijker waarmee je de luchtbellen uit het natte fotopapier rolde, een klokje
om de belichtingstijd tot op tienden van seconden in te stellen en een
slangetje om de ontwikkelaar in het bakelieten ontwikkeltankje te laten stromen
vergezellen hem.
Decennia oud stof bedekt het
apparaat. De houten bodemplaat is vroeger geel geweest, maar dat zie je er niet
van af. Schoonmaken zou kunnen, maar waarom zou je? Vroeger, toen de vergroter
in je donkere kamer stond, was stof volksvijand nummer één. Want elk stofje zag
je later als een vlekje of draadje op je vergroting terug. Nu kijk je met een
nostalgische blik naar je oude Opemus-vergroter
en ruik je in je gedachten de zure fixeer. Je vraagt aan jezelf: Zou hij het
nog doen?..
Met behulp van een
verlengkabel zorg ik voor 220 Volt. Snoeren, schakelaars en stekkers zijn zo te
zien in orde. Dat geldt ook voor de lamp boven in de vergroter. Routineus draai
ik een rood glaasje tussen de lichtbron met lens en de bodemplank. Met het
glaasje op rood zorgde ik er vroeger voor dat de beelden haarscherp op het
fotopapier - dat niet gevoelig was voor het rode gevaar - verschenen. (Bij de
definitieve belichting van het fotopapier draaide je dat rode glaasje decent
opzij.)
Ja hoor, de tijd heeft
stilgestaan. Het apparaat werkt. Het doet alsof
gisteren de laatste keer was dat hij gebruikt werd. Lichtstralen vallen
van boven af via de vergrotingslens op de rand van het afdekglaasje. In betere
tijden was dit rood, maar het stof verandert rood in oranje. Of is het de tijd
die verandert?

|