Vanaf
mijn 12de tot en met mijn 21ste heb ik schoolgefietst. Ik
bedoel: naar school gefietst. Aanvankelijk naar de Mulo te A. (afstand 10 kilometer vice
versa) gevolgd door de dagelijkse tocht naar de kweekschool in D. (20 km. heen en even ver terug).
We gingen niet alleen, we gingen in groepsverband. De samenstelling van de
groepen varieerde. Het hing er maar van af hoe laat iemand s morgens op school
werd verwacht en hoe laat de laatste les afgelopen was. Ik zal nog even in het
kort de strategie achter het schoolfietsen uit de doeken doen.
(1)Het
is om minstens tien redenen beter om samen met anderen te fietsen dan alleen.
Zoek daarom altijd fietsgenoten, desnoods uit andere klassen. Want het is
gezelliger, je hoort nog eens wat, en bij tegenwind heb je steun aan elkaar,
want je wilt je niet laten kennen en je doet net of de storm je niets doet.
Bovendien is het handig een fietsmakker c.q. fietsvriendin bij je te hebben als
je aartsvijand je onderweg staat op te wachten.
(2)Fiets
je in een groep, fiets dan altijd twee-aan-twee en blijf als groep bij elkaar.
Laat geen gaten in het peloton vallen. Want als je rustig midden in de groep
meepeddelt, voel je geen vermoeidheid en is de grootste tegenwind een fluitje
van een cent. Denk eraan dat je systematisch wisselt (zie ook puntje 3).
(3)De
grootste charme van het groepsgewijze schoolfietsen ligt in de wisselsystematiek. Want je kunt niet
twee dezélfde scholieren de héle weg voorop laten fietsen, dat is geen doen en
geen stijl. Verdeel de route in bijvoorbeeld tien even grote afstanden, zeg twee
kilometer. Het tweetal dat bij het vertrek de kop neemt, fietst de eerste twee
kilometer voorop en gaat vervolgens achteraan fietsen. Twee anderen rijden de
volgende twee kilometers op kop. Enzovoorts. Ieder schoolfietser kent het
systeem en kent ook de grote voordelen. Vooral bij slecht weer met de wind op
kracht tien vóór, en een sneeuwstorm in je gezicht.
Een onderwerp apart zijn de wisselpunten. Ik zal er enkele
noemen uit de herinnering aan mijn dagelijkse Mulotocht.
- Om kwart voor acht is het verzamelen geblazen bij De
Lindeboom, een markant punt in het dorp. Bij garage Bernard B., de meubelwinkel
van RW, de mooie villa De Polen het
postkantoor . Twee zestienjarige vierdeklassers die het klappen van de zweep
kennen, nemen het voortouw en tevens de kop. De rest fietst met zijn tweeën
naast elkaar achter hen aan. Na vijfhonderd meter, aan de Aaltenseweg, bij
Garage Heesen en schilder Veldhorst, heeft de groep zijn vaste formatie ingenomen.
Iedereen fietst in hetzelfde vrij hoge tempo: je moet wel als je ook mee wilt.
- Het eerste wisselpunt is de overgang op de Aaltensweweg.
We rijden de gemeente D. uit en de gemeente A. in. De twee voorfietsers
verdwijnen naar de achterhoede.
- Het volgende wisselpunt is het zogenoemde Prinsenbusken. De naam heeft niets met
het huis van Oranje te maken; het is een klein bosje waarvan boer Prinsen
eigenaar is.
- Wisselpunt vijf is de molen van Brunsveld. We zijn
ongeveer halfweg. De dochter van de molenaar voegt zich hier bij onze groep.
- Zo rijgen de markante wisselpunten zich aan elkaar. En
ieder koppel fietsers krijgt een keer de beurt met voorop fietsen. Wanneer je
de pech hebt in een kleine groep te rijden, kan het voorkomen dat je wel twee
keer voorop rijdt. Maar daarover treurt niemand.
Vergis ik mij of is het groepsgewijze schoolfietsen aan
het uitsterven? Op de grindweg voor ons huis rijden dagelijks veel scholieren.
Maar allemaal in groepen van twee of drie of alleen. En de hoogste-klassers
scheuren op hun brommer voorbij. Ja, zo kan ik het ook!