Mannen, zo zegt de
overlevering die ik tot voor kort zonder veel mitsen of maren voor waar heb
versleten, zijn van oudsher jagers en vissers. Daartoe bevaren zij de visrijke
wateren in de buurt van de Doggersbank of trekken jachterig door de bosrijke
dreven van de Kaukasische driehoek. Beide, wat ik zou willen noemen
lichaamsoefeningen, hebben geen of weinig sportieve waarde. Wil iemand de jacht
als een sport betitelen, dan kan dat natuurlijk, maar niet nadat men het hert,
de haas en/of het wilde zwijn eveneens van een dubbelloops jachtgeweer heeft
voorzien inclusief munitie, in dit geval hagel. Desnoods hagelslag. Voor de
visserij kunnen we eenzelfde redenering ophangen. Geen enkele vorm van visserij
is sportief, in ieder geval niet vanuit de vis bezien. Of het nu de Groenlandse
walvis, de zoute haring of de zalm met een kleine letter betreft.
Volgens dezelfde, door
sommigen als achterhaald betitelde overlevering deden vrouwen niet aan sport.
Zij werden geacht te zorgen voor de voedselwinning en voor de verwerking
daarvan tot eetbare waar. Vrouwen in de oudheid zorgden voor het zaaien en het
maaien, zij oogstten (met dubbel t) en transformeerden die oogst door middel
van kook- en braadactiviteiten in voedzame en smakelijke gerechten. In de
herfst waren zij het die bramen en paddenstoelen verzamelden en het waren (dezelfde)
vrouwen die tegen het einde van het jaar voor Sinterklaas speelden en drie
weken later de kerstboom optuigden. (Of is het optogen?) Mannen kwamen pas
terug van hun jachtige visserijen wanneer zij veronderstelden dat de vrouwen
intussen het meeste werk al wel zouden hebben gedaan, zodat zij thuis meteen
aan tafel konden.
Soms dwingt het zien van een
afbeelding je tot een innerlijke gedachtewisseling. Je bent immers tot in je
haartoppen geconditioneerd en gehersenspoeld. Het is je met de paplepel
ingegoten: mannen doen aan sporten als jagen en vissen en vrouwen koken de pot
en voeden kinderen op. Dat is de rolverdeling zoals wij die kennen en in stand
proberen te houden. Het zijn twee tamelijk recent aan het licht gekomen lichtbeelden
die aanleiding geven tot een heroverweging. Tenminste, als zij de waarheid en
niets anders dan de waarheid weergeven. Aan het eind van deze bijdrage staan de
plaatjes afgebeeld die mij in verwarring brengen.
De eerste, bovenste,
afbeelding laat zien waartoe een vrouw in staat is wanneer de man haar toestaat
sportieve prestaties te verrichten. Op professionele wijze, dat spreekt vanzelf. Dus om brood op de plank te verkrijgen. U ziet meteen dat zij erin slaagt het
houten balletje door het ijzeren poortje te slaan, wat trouwens ook de
bedoeling is. U ziet dat, ook al bent u volslagen a-sportief en een volkomen
ignorant als het gaat om kennis van en ervaring met het edele croquetspel. Zet
een aantal boogjes en poortjes op een grasparcours, geef een viertal vrouwen
ieder een hamer en een houten bal-om-te-meppen, en u zult versteld staan van de
sportieve prestaties die hier worden geleverd. Sterker: ieder vrouwenteam dat u
op de been brengt is in staat een vergelijkbaar mannenteam te verslaan. Dat déze mevrouw professioneel bezig is ziet men meteen aan de kleding.
Het tweede beeld is zo
frappant dat ik eerst eens goed door mijn ogen moest wrijven om de waarheid
onder die ogen te kunnen zien. Wij zien een vrouw aan het werk die op
wonderbaarlijke wijze sport en broodwinning combineert. Met een zogenoemde negenoog of rivierprik als aas aan de haak vist zij op tarbot. Jawel tarbot, een platte platvis, aan de ene zijde wit (de
onderkant), aan de andere kant versierd met een schutkleur. Groot, zwaar en berstensvol
eiwitten, vitamines en andere gezondhouders. Wij kunnen helaas niet zien of deze
dame beet heeft, maar haar houding en allure wijzen erop dat het in elk geval niet
lang meer zal duren of het is zover.
Beide voorstellingen zijn op
treffende wijze gemaakt aan het begin van de vorige eeuw. Zij zijn afkomstig
uit een wat wij tegenwoordig een meidenblad zouden noemen: een Duitstalig blad1)
voor jongejuffrouwen. Over het fraaie portret van de tarbotvisserin wordt
nog speciaal gezegd dat het afgebeelde meisje van Nederlandse komaf is.
Het is hoog tijd om onze
vooroordelen bij te stellen en onze rolpatronen te overdenken. Het eerste wat
ik nu ga doen is afbeeldingen zoeken van dames die in de Canadese wouden op
wisenten jagen en vrouwen die op Urker botters annex loggers haring en
kabeljauw vangen. Ze moeten er zijn, alleen heb ik ze nooit willen zien. De mannelijke partners
zijn intussen respectievelijk aan de Canadese afwas of, voor wat betreft de
mannelijke Urker bevolking, bij de Lidl om de wekelijkse boodschappen te doen. (Enkelen blijven thuis en
vouwen daar religieuze folders.)
1) Das Kränzchen Illustrierte
Mädchen Zeitung.
Fünfzehnte Folge Stuttgart, 1906.

|