Nee, ik bedoel niet die
vierkante, rechthoekige of ronde houten platen met vier poten eronder waar u
als kind zo lekker uw ellebogen op kon zetten onder het eten, waarop uw moeder
zei dat je dat moest laten omdat dat niet hoorde. Nee, ik bedoel ook niet de
tafel waar uw toetsenbord of monitor op staat, noch uw eetkamertafel,
salontafel, keukentafel met frutseltjes in de lade of uw ouderwetse
kloostertafel.
Ik bedoel het rijtje sommen
waarbij je een getalletje achtereenvolgens met 1 tot 10 vermenigvuldigt. Je
pakt een getal, zeg 17, en je begint met te zeggen dat één keer zeventien
zeventien is. In cijfers 1x17=17. Vervolgens schuif je een cijfer op en gaat
naar de twee. Inderdaad, 2x17=34. Sommigen zeggen in plaats van keer maal, (zeven maal acht
is zevenenvijftig,) maar dat is natuurlijk helemaal fout. Duitsers doen dat
ook: sieben mal sieben macht achtundvierzig. Fout dus.
Meester Konijnenberg, zijn échte naam zullen wij hier niet noemen, is de
meester van de zesde klas en tegelijkertijd het hoofd der school. Enkele keren
per dag zien wij hem naar de schoolgang lopen om met een grote pook tegen de
daar opgehangen grote metalen ring te slaan. Door de bakstenen muren en de
granieten gang klinkt dat zo hard dat het binnen en buiten, tot aan het
uiterste plekje van het schoolplein, te horen is: de school gaat aan! (Niet: de
school gaat eraan, maar de school begint.)
Meester Konijnenberg wordt
door ons stiekem Konienengert
genoemd, terwijl hij met zijn voornaam heel anders heet. Want meester Konijnenberg
is een Groninger en ik ken geen Groninger die Gert heet. Dat zegt zijn vrouw
ook, een vriendelijke matrone met een mannenstem, die zelf uit Friesland komt.
Meester Konijnenberg is gekleed in een vaal driedelig grijs. Hier en daar zit
een witgrijze vlek omdat de meester soms zijn krijthanden aan zijn pak afveegt.
Aan alles kun je zien dat hij niet voor zijn plezier op school is. Hoeveel
liever zou hij niet buiten gaan ploegen en zaaien of in de werkplaats houten
tafels maken, maar hij heeft nooit een echt vak geleerd.
Meester Konijnenberg bedoelt
het goed, maar zijn goede bedoelingen komen niet over. Hij heeft geen orde,
zeggen de grote mensen, maar wij, die bij hem in de zesde klas zitten weten
niet wat dat betekent. Af en toe wordt hij boos. Dan pakt hij de grootste
deugniet bij zijn oor en sleurt hem naar de gang opdat die daar een half uur
kan afkoelen. Het effect op de rest van de klas is nihil. Dan gaat meester voor
de klas staan, haakt zijn duimen in zijn vestje (weer een krijtvlekje er bij)
en maant iedereen vergeefs om stilte.
Soms combineert meester Konijnenberg
het nuttige met het leerzame. Dan geeft hij een speciale straf aan kinderen die niet doen
wat hij wil. Een straf waar zij eventueel ook nog iets van zouden kunnen leren.
Zo zegt hij tegen mij, die zich niets van de vraag van de meester aantrekt om
nu eens eindelijk mijn grote mond te houden: nablijven en beginnen met de tafel van 125!
Zo zit ik dan om half vier,
als de school is uitgegaan, met een aantal lotgenoten in de klas. Voor mij ligt
een maagdelijk wit papier. Ik doop mijn kroontjespen in de inktpot en schrijf
al zuchtend en steunend:
1 x 125 = 125
2 x 125 = 250
3 x 125 = 375
4 x 125 = 500
5 x
Denk niet dat ik klaar ben
wanneer ik opgeschreven heb dat 10 keer 125 gelijk is aan 1250. Want na de
tafel van 125 komt die van 126.