Het was maar een klein
eindje, van hier naar daar. Híer was de stoep voor mijn ouderlijk huis, in een
rustige Kerkstraat in het grensdorp. Dáár was Hotel t Wapen van Oldenburg, het enige fatsoenlijke hotel-café-restaurant
in het centrum van hetzelfde grensdorp. Ik liep altijd binnendoor van hier naar
daar. Oversteken, dan door het gangetje bij ons tegenover naast de Albino (een soort Spar in de jaren zestig van de vorige eeuw), een klimpartij over
een het hek met gaas, een klein stukje halfverhard zandpad en je was er. Je
stond voor de zij-ingang van het hotel, tevens de ingang van de enige echte
plaatselijke bioscoop. Hemelsbreed tweehonderd meter; ik deed er nog geen twee minuten over.
Op zaterdag en zondag kon je
naar de film. Aanvang der voorstelling 20.00 uur stond op het
aanplakbord-achter-glas bij de ingang naast een paar aantrekkelijke fotos van
de komende film. Ik ging bijna altijd op zaterdagavond. Dat wil zeggen: áls ik
ging en dat was misschien zon tien keer per seizoen. De kosten bedroegen twee
kwartjes, waarbij ik het geluk had dat de jongen achter de kassa (tevens de
filmvertoner) mij matste en mij toeliet tegen het kindertarief. De kwartjes
kreeg ik vaak van mijn vader, want die ging zelf ook. Pa was lid van de
commissie die er op toezag dat er bij een film van boven de achttien (of
veertien) geen personen die deze leeftijd nog niet hadden bereikt werden binnengelaten.
Als beloning voor dit veelomvattende werk had hij te allen tijde vrije toegang.
Daar zaten we dan met zijn
tachtigen. Er waren geen rangen en standen. Sommige groepjes jongens zaten
altijd helemaal vooraan op de eerste rij. Daarachter kwam een leeg tussenstuk
en achteraan, op wat men zei de beste plaatsen, zat de rest van het publiek.
Voor aanvang, in het schemerdonker, heerste er altijd een opgewonden sfeertje
waarbij iedereen zich even luidkeels liet gelden. Nadat de kassier zijn
schamele contanten in het sigarenkistje had weggeborgen, klom hij het laddertje
op naar boven waar de projector stond. Gelijktijdig met de muziek van het
Polygoonjournaal (k Heb u lief mijn Né-hé-der-land) stierf het zaallicht uit,
schoof het gordijn naar beide zijden opzij en vertoonden zich de eerste
flikkerende beelden. De volgorde was bijna altijd dezelfde: Nederlands nieuws,
wereldnieuws, een trailer (hoewel het woord trailer
nog niet bestond) van de film voor de komende week en dan een pauze. Soms werd
om onnaspeurlijke redenen een extra filmpje ingelast. Meestal een slechte oude
zwartwitkopie van Chaplin op de kunstijsbaan of het verhaal van Stan en Ollie
die pogingen deden een piano een trap op te zeulen. Ik moest er altijd
vreselijk om lachen, ook al was het de dertiende keer.
In de pauze moest iedereen
naar het toilet. De rest liet zich een Vami-ijsje tussen twee wafels of een
zakje pindas aansmeren door het hulpje van de bioscoopexploitant. Vijf minuten
later begon de hoofdfilm en gingen we er allemaal eens goed voor zitten.
Van de films die ik heb
gezien, zijn er me enkele tot op de dag van vandaag bijgebleven. De eerste film
die ik mij herinner gezien te hebben, was er een met de Engelse komiek Georg
Formby, die opviel omdat hij zo virtuoos op zijn banjo kon spelen. Dan
natuurlijk de Stan & Ollie-films, maar daar hebben we het al over gehad. Van
Chaplins City Lights blijft de scène
met het konijnenpootje (dat boksers untouchable
maakte) onvergetelijk.Verder vanzelfsprekend de klassieken: Casablanca, The third man, Citizan Cane
en Gone with the wind. En natuurlijk
niet te vergeten de onvergetelijke avonturen van het stel Don Camillo & Peppone en
de individualist Monsieur Hulot die tijdens
zijn vakantie en op Jours de fêtes
alles in zijn eentje probeert op te lossen. Nu ik films zit op te noemen die me
te binnen schieten, valt het op dat er weinig Duits bij is. Terwijl wij een
steenworp van de grens woonden.
Om kwart over tien kwam je
thuis. Dezelfde weg terug: over het hek met gaas, door het Albinosteegje en dan
de Kerkstraat overstekend naar huis. Ik liet meestal de voordeur openstaan voor
Pa die via de normale weg en in een bezadigd tempo huiswaarts keerde. Soms
glimlachte hij zachtjes voor zich uit. Nagenietend van een briljante Tati-scène
of nog steeds onder de indruk van de verblindende schoonheid van Sophia Loren. Want onder ons gezegd
Pa mocht graag een mooie vrouw zien, ook al was het op een filmdoek. Trouwens,
zijn zoon was geen haar beter.

|