Er was een tijd dat ik door
de tijd in gijzeling werd genomen. Ik bedoel: om de haverklap keek ik op een
van de vele klokken in huis; het werd een bijna pathologische gewoonte. Nou
nee, zó erg was het nu ook weer niet, maar ik betrapte mij er op zekere dag op
dat ik toch wel vaak naar de klok zat te kijken. Dat was op mijn werkkamer,
kamer 2.28, dus op de tweede van het zes verdiepingen tellende gebouw, waar ik
een riante ruimte bewoonde met een even riant bureau, waartegenover aan de muur
een smaakvol uurwerk haar dagen sleet. Iedere keer wanneer ik in gepeins
verzonk en daarna even het hoofd oprichtte, viel mijn blik op de klok. Zeker
zestig keer per uur en hoeveel dat per minuut is kunt u zelf wel uitrekenen.
Juist op tijd merkte ik dat
ik een slaaf van de tijd werd. Door dat nieuwe bewustzijn was het een eenvoudig
kunstje de klok van de muur te halen en hem te verstoppen in een van de vele
kasten, waar hij geen kwaad kon. De volgende stap was het verwijderen van mijn
polshorloge. Een fluitje van een cent, maar één met grote gevolgen. Niet langer
werd ik door de tijd opgejaagd. Niet langer was de tijd meester over mij: ik had
mijzelf van de tijdsdruk bevrijd en de tijdsboeien afgeworpen.
Nu, jaren later, leef ik in
een huis dat wemelt van het aantal klokken en uurwerken. In elk vertrek, in zowel
schuur, keuken als slaapkamer. Maar steeds tamelijk onopvallend. Erger zijn de
gebruiksvoorwerpen waar tegenwoordig ook altijd een klokje op dient te zitten. De
magnetron, de wasmachine, de laptop, overal zit een digitaal uurwerkje dat mij
wil vertellen hoe lang ik over iets doe en hoe lang dat duurt. Het mankeert er
nog maar aan dat je aan de nieuwe stofzuiger kunt zien dat het kwart voor vijf
is. Soeverein treed ik nu de tijd tegemoet. Met een air van: mij vertel je
niets meer. Blijvend heb ik de tijd overwonnen. Ik ben mijn eigen tijd de baas.
Een polshorloge bezit ik niet
meer. Noch aan mijn linker- noch aan mijn rechterpols. Soms vraagt men mij of
dat niet erg onhandig is. Want, stel dat je persé moet weten hoe laat het is,
bijvoorbeeld om de trein te halen, wat doe je dan? Ik antwoord daarop dat er veel
oplossingen denkbaar zijn. In het open veld en van ieder menselijk contact
verstoken, kijk ik naar de stand van de zon en weet op een kwartier nauwkeurig
hoe laat het ongeveer is. En, indien tussen de mensen verblijvend, vraag ik aan
de eerste de beste hoe laat het is. Die ander heeft ongetwijfeld de tijd op zak
en kan mij die meedelen. Terra, het is exact 6.45 uur! Te laat voor de trein van half zeven, denk ik
dan. Maar is dat nu zo erg?

|