Wanneer ik vroeger in mijn jonge
jaren, na uren in het bad of in het zwembad te hebben doorgebracht, op het
droge kwam, en ik keek naar mijn vingers, dan zag ik dat die helemaal vol
ribbels zaten. Langwerpige plooien zag ik, evenwijdig aan de vorm van de
vingers.
Nu ik iets ouder ben en nú
naar mijn vingers van mijn linkerhand kijk, zie ik allemaal barstjes en
piepkleine breuklijnen. Het lijkt wel op craquelé, u weet wel die barstjes in
de vernis op een achttiende-eeuws schilderij (een stilleven met citroenen,
bijvoorbeeld).
Vooral bij temperaturen in de
buurt van of ónder nul zijn de kloofjes duidelijk te zien. Ze zijn noch
pijnlijk, noch hinderlijk. Ze zijn er volgens mij alleen maar om je te wijzen
op de vergankelijkheid van het leven. Tegen de jongere lezers zou ik daarom ook
willen zeggen: lach niet te hard, straks heb je ze zelf ook. Niemand ontspringt
de dans.
Niet alleen op de linkerhand
zitten ze. Maar die heb ik gekozen vanwege fotografische redenen. Met mijn
rechterhand bedien ik de ontspanknop van mijn digitale camera die het beeld van
mijn linkerhand gevangen houdt. En je kunt geen twee dingen tegelijk. Noch met
je rechter-, noch met je linkerhand.

|