Onze Boeddha kent u wellicht
nog niet. Daarom zal ik hem aan u voorstellen. Hij deed zijn intrede bij ons in
het voorjaar van 2007. Hij stamt niet wat u zou denken uit zuidoostaziatische
keerkringen, maar uit de wereldwinkel bij ons in het dorp. Aanvankelijk recht
van lijf en leden, monter en gezond, maar door een ongelukkige samenloop van
omstandigheden is hij een medewerkster van de wereldwinkel uit handen gevallen,
waardoor zijn terracotta onderstel onherstelbare schade heeft opgelopen. Om die
reden heeft de winkel hem tegen gereduceerde prijs aangeboden. Mijn vrouw, die
hem zag en meteen verkocht was, kocht hem voor een prikje. Zij nam hem
voorzichtig op en vervoerde hem in de achterbak van haar auto net zo lang tot
hij bij ons op het erf aangekomen was. Ik heb een passende plek voor hem
gezocht en sedert dien verfraait hij de omgeving, mediteert wat stil voor zich
heen en vertelt aan iedereen hoe geweldig hij het hier getroffen heeft. Tot
zijn genoegen bloeien de bosanemonen en de winterjasmijnen aan zijn voeten.
Iedere morgen als ik naar
mijn kippen ga, begroet ik hem, want hij zit op mijn route. Ik verbeeld mij dat
hij vriendelijk glimlachend teruggroet. Hij is sowieso uiterst aangenaam in de
omgang en meegaand. U zult geen woord van protest of anderszins horen. Ook geen
klagen over het weer, wat wij huisgenoten vaak doen. En dan te bedenken dat hij
volledig aan de elementen is overgeleverd. Hij zit daar, weliswaar enigszins
beschut door de muur en de begroeiing, in weer en wind. Maar geen onvertogen
woord is ooit over zijn lippen gekomen.
Onlangs echter is hij zeer op
de proef gesteld. Immers, tijdens de adventstijd en met kerst en oud en nieuw lag
er een dik pak sneeuw en vroor het dat je het kon horen kraken. Toen had ik wel
eens medelijden met Boeddha. Een sneeuwdek beschermt tegen doorvriezen, maar ga
zelf maar eens in dergelijke omstandigheden drie weken buiten bivakkeren!
Binnen drie minuten sta je bibberend binnen. Ik had onze Boeddha natuurlijk
binnen een plekje kunnen geven, maar ik wilde hem niet losrukken uit zijn
bekende omgeving. En een nachtopvang bij het Leger des Heils kwam ook niet in
aanmerking.
Boeddha gaf geen krimp Hij
trotseerde bravoureus de ijzige kou. Alleen sloeg hij zijn ogen nog meer neer
dan anders en ook zijn gevouwen handen vertoonden witte plekjes door de
bevroren vingertoppen. Het ergst was de tweede kerstdag, Zo trof ik hem aan: half
weggeborgen onder het sneeuwpak, met een dot sneeuw in zijn oog en een toefje wit
op zijn smaakvolle hoofdbedekking dat bij nader inzien geen slagroom of
scheerschuim maar eveneens sneeuw bleek te zijn.
Nu de dooi inzet en stand
houdt komt onze Boeddha weer in zijn gewone doen. Hij mediteert als vanouds en
denkt zachtjes na over de zin van het leven. Als ik hem passeer glimlacht hij
als vanouds. Ik laat dan even mijn hand op zijn hoofd rusten. Tussen ons is een
band van begrip ontstaan die ook de strengste winter niet kan doorbreken.

|