Inhoud blog
  • Overlijden Robert De Telder
  • Corona
  • Chronologische schema's - afbeeldingen - vanaf de Grote Vloed tot de Spraakverwarring
  • Joeja
  • De eerste drieduizend jaar, hoofdstuk 1
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    KRONOS
    chronologie - archeologie - oudheid
    09-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JOZEF DE ONDERKONING VAN EGYPTE
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In mijn werk ‘Genesis versus Egyptologie’, hoofdstuk 6, plaatste ik de aartsvader Jozef, de zoon van Jakob, op de tijdsbalk ten tijde van de (gereviseerde) derde Egyptische dynastie. Jozef was hier de onderkoning of grootvizier van farao Zoser. De identificatie van Jozef met de Egyptische Imhotep ligt dan ook voor de hand. Imhotep was namelijk de grootvizier van farao Zoser. Dit is een identificatie trouwens die menig revisionist van de geschiedenis van de oudheid al maakte. De betekenis van de naam Imhotep is: ‘Hij die komt in vrede’. Imhotep was ook de ‘Opzichter over de Zieners’ wat hem verbindt met de ziener-priesters van On. En de Bijbelse Jozef wordt in Genesis 41:45 ook met de Egyptische plaats On of Heliopolis, in verband gebracht. Hij was namelijk getrouwd met de dochter van Potifera, de priester van On en overste van de lijfwacht van de farao. De plaats On was het centrum van de verering van de Egyptische god Ra, de zonnegod.

     

    Het Bijbelboek Genesis vermeldt dat Farao aan Jozef een nieuwe naam gaf: Safenat Paneach. De betekenis hiervan blijft onduidelijk maar meer dan waarschijnlijk betekende het “Behouder van het leven”. Hierna de geschiedenis van deze epoque in een notendop:

     

    Handelingen 7:8… en Isaak verwekte Jakob en Jakob de twaalf aartsvaders. 9 En de aartsvaders verkochten uit naijver Jozef naar Egypte, maar God was met hem, 10 en verloste hem uit al zijn verdrukkingen en gaf hem genade en wijsheid tegenover Farao, de koning van Egypte, die hem aanstelde tot hoofd over Egypte en over zijn gehele huis. 11 En er kwam hongersnood over geheel Egypte en Kanaän en grote verdrukking, en onze vaderen vonden geen voedsel. 12 Maar toen Jakob hoorde, dat er koren was in Egypte, zond hij onze vaderen de eerste maal daarheen; 13 en bij de tweede maal maakte Jozef zich aan zijn broeders bekend en Jozefs afkomst werd aan Farao openbaar. 14 En Jozef zond heen om zijn vader Jakob te laten komen en al zijn bloedverwanten, vijfenzeventig zielen. 15 En Jakob trok af naar Egypte, en hijzelf stierf, en onze vaderen; 16 en zij werden overgebracht naar Sichem en bijgezet in het graf, dat Abraham voor een som gelds van de zonen van Hemor te Sichem gekocht had.

     

    De grootvizier van farao Zoser bekend als Imhotep zou ook dezelfde persoon geweest zijn als de legendarische Ptah-hotep. De betekenis van de naam is: “Kom in vrede”. Van Ptah-hotep zijn er saga’s bewaard gebleven uit de derde dynastie. En Ptah-hotep werd 110 jaar oud wat dezelfde leeftijd is die de Bijbel aan Jozef toekent. Dit zijn allemaal puzzelstukjes die in het gereviseerde model mooi in elkaar passen.

     

    Imhotep was ook de architect van de eerste piramide in Egypte, de zogenaamde trap-piramide van Zoser die gebouwd werd te Sakkara. Deze piramide werd door de Egyptenaren met ‘ri’ aangeduid, wat ‘trap naar de hemel’ betekent. De gelijkenis met de droom van Jakob, de vader van Jozef in de Bijbel is treffend. Jakob droomde te Bethel in Kanaän een droom (Genesis 28:10-22) over een ladder waarvan de top tot aan de hemel reikte, met engelen die op en neder daalden.

     

    Over het tempelcomplex van Zoser te Sakkara kunnen we verder vernemen dat de Egyptologen (Margaret A. Murray, The Splendour that was Egypt, Chapter 5, Art & Science) vermoeden dat deze tempel en piramide zonder plan en dus experimenteel gebouwd werd. Geen enkele Egyptische bron stond model.

     

    In het orthodoxe model plaatst men Jozef op de tijdsbalk ten tijde van de heerschappij van de Hyksos over Egypte. De zogenaamde tweede tussenperiode, volgens de fabricatie van de Egyptoloog Eduard Meyer. Er is weinig informatie over de periode dat de Hyksos over Egypte heersten en men neemt aan dat er ten tijdens deze periode ruimte was voor iemand zoals Jozef. Deze plaatsing op de tijdsbalk geeft wel problemen met enkele historische feiten die nochtans gekend moeten zijn. Zo vereerden de Hyksos de afgod Seth (Alan Gardiner, Egypt of the Pharaohs, Chapter VII). De Hyksos verkozen deze godheid boven alle andere goden van Egypte wiens erediensten verboden waren.

     

    Het Bijbelboek Genesis 41:45 leert echter dat Jozef getrouwd was met Asnath, de dochter van Potifera, de priester van On. De plaats On, in de Griekse taal; Heliopolis genoemd, was het middelpunt van de Egyptische eredienst van de zonnegod Ra. En dit is een bewijsstuk tegen de plaatsing van Jozef op de tijdsbalk ten tijde van de Hyksos. Ik kan me geen eredienst van de Egyptische god Ra voorstellen ten tijde van deze niets ontziende vreemde heersers.

     

    Nog een bewijs dat Jozef geen onderkoning van een Hyksos-farao geweest kon zijn is het feit dat volgens de Bijbel de Israëlieten aan het hof van farao een tolk nodig hadden.

     

    Genesis 42:22 Toen antwoordde Ruben hun: Heb ik u niet gezegd: bezondigt u niet aan de knaap! Maar gij hebt niet geluisterd. Nu wordt zijn bloed van ons geëist. 23 Zij wisten echter niet, dat Jozef hen verstond, want zij gebruikten een tolk. 24 Toen wendde hij zich van hen af en weende. Daarna keerde hij tot hen terug en sprak met hen; hij nam Simeon uit hun midden en liet hem in hun bijzijn binden.

     

    De Hyksos stamden uit Klein-Azie. Zij zijn hetzelfde volk als de Bijbelse Amalekieten. En Amalek was een nazaat van Esau, de zoon van de aartsvader Isaak. Hun talen en/of dialecten waren aldus verwant en voor elkaar verstaanbaar. Net zoals men vandaag in eigen land van de Noordzeekust tot aan de Schelde, tot aan de Maas en zelfs tot aan de Rijn een serie dialecten kent van Vlaams, naar Brabants, naar Limburgs, naar Platduits, die (met wat begrip) voor elkaar verstaanbaar zijn.

     

    De Egyptische taal daarentegen was een vreemde taal (zie Psalm 114:1). Indien Jozef ten tijde van een Hyksos-farao onderkoning was, zou een tolk overbodig geweest zijn en zouden de broers niet onachtzaam met elkaar gecommuniceerd hebben.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    09-06-2014 om 12:37 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE JOODSE ANNO MUNDI JAARTELLING 5774
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het Jodendom rekent al sinds de tweede eeuw van de christelijke jaartelling met een jaartelling die gebaseerd is op de Schepping van de wereld. Zij noteren momenteel (okt2013/sep2014) het jaar 5774 sinds de Schepping. Deze berekening is terug te vinden in de zogenaamde Seder Olam wat betekent: De Orde van de Wereld. Het is een geschrift waarvan men aanneemt dat het samengesteld werd door Rabbi Jose Ben Chalafta en zijn tijdsconstructie loopt vanaf de Schepping tot Bar Kochba, een Joodse vrijheidsstrijder uit de tweede eeuw van de christelijke jaartelling. Maar hoe werd de berekening gemaakt? Welke bronnen werden gehanteerd zodat men terug tot de Schepping toe kon rekenen? Deze vragen wil ik proberen te beantwoorden in het hierna volgende artikel. Voor de samenstelling van dit artikel zocht ik eerst een bekende Joodse encyclopedie op; de Encyclopedia Judaica en hun commentaar:

     

    “Yose b. Halafta, the presumed author of Seder Olam Rabbah, probably had access to old traditions that also underlay the chronological computations of the Jewish Hellenistic chronographer Demetrius (third century B.C.E.). The most significant confusion in Yose´s calculation is the compression of the Persian period, from the rebuilding of the Temple by Zerubbabel in 516 B.C.E. to the conquest of Persia by Alexander (331 B.C.E.) to no more than 34 years.”

     

    Met het commentaar van de ‘Encyclopedia Judaica’ als start wil ik hierna een en ander vanuit de Bijbel vergelijken en uitspitten. De door de Seder Olam in de tijd ingekorte Perzische periode tot slechts 34 jaar houdt namelijk geen steek.

     

    De eerder vermelde Bar Kochba werd door vele Joden in de tweede eeuw van de christelijke jaartelling als de verwachte Messias aanzien. Zijn naam betekende: zoon van de ster. Na het neerslaan van zijn opstand door de Romeinen in het jaar 135 AD werd zijn naam door de Joden naar Bar Kozba gewijzigd: de zoon van de leugens. De anno mundi jaartelling zou echter in de periode voor zijn ontmaskering samengesteld zijn.

    In het jaar 70 AD was Jeruzalem en de Tempel door de Romeinen verwoest en Judea voor een groot gedeelte ontvolkt. Vijfenzestig jaar later in 135 AD werden alle nog resterende Joden die in het land Judea na het verslaan van Bar Kochba overbleven, definitief in ballingschap weggevoerd en werd de wereldwijde diaspora voor de Joden een feit.

    Voor het gebruik van de anno mundi-jaartelling door het Jodendom is er geen bewijs dat dit in de tweede eeuw na Christus al in gebruik was. Er zijn aanwijzingen dat men tot in de Middeleeuwen de Grieks-Syrische jaartelling hanteerde. Een jaartelling die we ook in de Apocriefe boeken zoals Makkabeeën gebruikt zien. Vanaf de twaalfde eeuw na Christus wordt de anno mundi-jaartelling gebruikt.

    Waarom werd in de berekening van de anno mundi jaartelling de Perzische periode verkort tot niet meer dan 34 jaar? Wat was het motief? Dit is namelijk een berekening die volledig in strijd is met de Bijbelse chronologische feiten voor deze periode. De Bijbel geeft namelijk voor de periode van de Perzische overheersing heel wat jaartallen en ankerpunten. En ook de oudheidhistorici Herodotos en Flavius Josephus vullen heel wat informatie voor deze periode in. Het is dan ook een periode in de wereldgeschiedenis die duidelijk beschreven staat en met een degelijke chronologie op de tijdsbalk bevestigd.

    De Perzische periode voor Israël begon met het eerste jaar van Kores in het jaar 535 v. Chr., exact zeventig jaar na de Babylonische Ballingschap (605 tot 535 v. Chr.). De Perzische periode liep tot op de tijd van Alexander de Grote in 334 v. Chr. met de slag bij Issos tegen het leger van Darius III. Dit geeft een totaal van 201 jaar voor de periode van de Perzische overheersing.

     

    Een verschil van 167 jaar met de Seder Olam. Daarenboven vermeldt de Encyclopedia Judaica: ‘the most significant confusion’ wat betreft de Perzische periode. Er zijn dus nog meer onduidelijkheden in de constructie te vinden.

     

    Ik heb een vermoeden dat de verkorting van de wereldgeschiedenis volgens de Seder Olam te maken had met de vierde dag en de verwachte komst toen van de Messias, de zon der gerechtigheid, zoals de profeet Maleachi Hem aankondigt. Als volgens een Rabbijnse traditie elke scheppingsdag voor duizend jaar staat en op de vierde dag de zon te voorschijn kwam, was rond het jaar 4000 anno mundi de komst van de Messias te verwachten. De era van Salomo zat al duizend jaar eerder op de tijdsbalk en de Tempel van Salomo was volgens de rabbijnen drieduizend jaar na de Schepping te plaatsen. De oorspronkelijke anno mundi-jaarrekening gaf alzo rond de tijd van de geboorte van Jezus van Nazareth het jaar vierduizend aan. De algemene verwachting in Israël toen was dat de komst van de Messias zeer nabij was. Het land was sinds 63 v. Chr. door de Romeinen bezet en door hen bestuurd en het verlangen bij de Joden naar bevrijding was groot.

     

    Rome was ook het vierde beest-rijk van de profeet Daniël. De profeet Daniël had de vier wereldrijken voorspeld die in opeenvolging over het gebied van Israël zouden heersen: namelijk Babylon, de Meden en de Perzen, de Grieken en de Romeinen. Sinds 63 v. Chr. was deze profetie dan ook vervuld en de verwachting was dat de komst van de Messias nu zeer nabij was. Het was dan ook een tijd van meerdere aspirant-messiassen, zoals ook blijkt uit het Bijbelboek Handelingen waar we enkele namen van aspirant of pseudo-messiassen voor deze periode vermeld zien.

     

    Handelingen 5:26 Toen ging de hoofdman met zijn dienaren erheen en nam hen mede, maar niet met geweld, want zij waren bevreesd, dat het volk hen stenigen zou; 27 en toen zij hen gebracht hadden, leidden zij hen voor de Raad. En de hogepriester ondervroeg hen, zeggende: 28 Wij hebben u nadrukkelijk verboden in deze naam te leren; en zie, gij hebt Jeruzalem vervuld met uw leer en gij wilt het bloed van deze mens op ons doen neerkomen. 29 Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen. 30 De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, die gij hebt gehangen aan een hout en omgebracht; 31 Hem heeft God door zijn rechterhand verhoogd, tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken. 32 En wij zijn getuigen van deze dingen en ook de heilige Geest, die God hun gegeven heeft, die Hem gehoorzaam zijn. 33 Toen zij dit hoorden, ontstaken zij in woede en wilden hen ter dood laten brengen.

    34 Maar een zeker Farizeeër in de Raad, genaamd Gamaliël, een wetgeleerde, in ere bij het gehele volk, stond op en verzocht de mensen een ogenblik buiten te doen staan, 35 en hij zeide tot hen: Mannen van Israël, overweegt wel, wat gij met deze mensen zult doen! 36 Want vóór deze dagen stond Teudas op, die beweerde, dat hij iets was, en een aantal van ongeveer vierhonderd man sloot zich bij hem aan; maar hij werd gedood en zijn gehele aanhang viel uiteen en verliep. 37 Na hem stond Judas de Galileeër op, in de dagen der inschrijving, en kreeg vele afvalligen op zijn hand, maar ook deze is omgekomen en zijn gehele aanhang is uiteengeslagen. 38 En nu zeg ik u: Laat u niet in met deze mensen en laat hen geworden; want indien dit streven of dit werk uit mensen is, zal het vernietigd worden, 39 maar indien het uit God is, zult gij hen niet kunnen vernietigen; het mocht eens blijken, dat gij tegen God strijdt. En zij lieten zich door hem gezeggen, 40 en na de apostelen voorgeroepen te hebben, lieten zij hen geselen en verboden hun te spreken in de naam van Jezus, en gaven hun de vrijheid. 41 Zij dan gingen uit de Raad weg, verblijd, dat zij verwaardigd waren ter wille van de naam smadelijk behandeld te zijn; 42 en zonder ophouden, iedere dag, leerden zij in de tempel en aan huis, en verkondigden het evangelie, dat de Christus Jezus is.

     

    Met de geboorte van Jezus Christus waren we aldus ongeveer vierduizend jaar na de Schepping. En wanneer in 25 AD Johannes de Doper in de geest en de kracht van Elia de nakende komst van de Messias voor Israël aankondigde had hij dan ook de aandacht van heel Israël, van hoog tot laag. In het najaar van 26 AD bij de doop van Jezus van Nazareth verkondigde Johannes de Doper het Messias-schap van Jezus.

     

    Johannes 1:29 De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. 30 Deze is het, van wie ik zeide: Na mij komt een man, die vóór mij geweest is, want Hij was eer dan ik. 31 En zelf wist ik niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik dopen met water. 32 En Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem. 33 En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt. 34 En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.

     

    De Heer Jezus Christus werd echter in 30 AD definitief door Israël afgewezen:

     

    Johannes 1:11 Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13 die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.

     

    Zo’ een honderd jaar later was er onder het restant van de Joden die in het land Judea, na de catastrofe van 70 AD met de vernietiging van de Tempel door de Romeinen, waren achtergebleven opnieuw een verwachting naar de komst van de Messias.

     

    Vermoedelijk heeft men in de tweede eeuw na Christus, in afwijzing van Jezus van Nazareth als de Messias, aan de anno mundi jaarrekening gesleuteld om een en ander met Bar Kochba als Messias te laten passen. De vierde scheppingsdag of het vierduizendste jaar na de schepping werd met ongeveer twee eeuwen verlengd. De vierde scheppingsdag viel via deze fabricatie gelijk met de tijd van Bar Kochba. En dit was het motief voor de drastische verkorting van de tijd van Perzische periode. En alhoewel de verwachtingen met Bar Kochba en vermoedelijk andere aspirant-messiassen niet werden ingevuld bleef men later toch aan de samengestelde anno mundi jaartelling vasthouden met als resultaat inmiddels het jaartal 5774 na de Schepping.

     

    Het is nochtans mogelijk om vanuit de Masoretische tekst van de Bijbel tot een meer aanvaardbare anno mundi berekening te komen.

     

    Ook het Nieuwe Testament lijkt trouwens de theorie te volgen dat elke Scheppingsdag voor duizend jaar staat. De apostel Petrus schreef in zijn tweede brief vanuit Babylon aan de Joodse diaspora het volgende:

     

    2 Petrus 3:8 “Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. 9 De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen. 10 Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden. “ (NBG Vertaling 1951)

     

    Als een gevolg van mijn chronologische herschikking van de koningen van Juda en Israël op de tijdsbalk op basis van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston, berekende ik het jaar van de inwijding van de tempel voor de maand oktober van het jaar 996 voor Christus. Met dit jaar als ankerpunt bekomt men oktober 2005 AD voor het begin van het zevende millennium. Dit alles op basis van de Masoretische tekst van de Bijbel.

     

    Ik vermeldde echter al eens eerder dat de Griekse Septuagint Bijbel (Oude Testament) uit de derde eeuw voor Christus hogere jaartallen voor bepaalde geslachtsregisters en tijdsperioden hanteert. Deze Griekse vertaling werd in het Bijbelboek Handelingen in het Nieuwe Testament gebruikt en toen al was dit probleem bekend. Bij het hanteren van bepaalde tijdsperioden werd dan ook het woordje ‘omstreeks’ of ‘ongeveer’ toegevoegd. Zie hierna bijvoorbeeld het volgend citaat:

     

    Handelingen 13:19 … en na zeven volken uitgeroeid te hebben in het land Kanaän, heeft Hij hun land hun ten erfdeel gegeven, 20 omstreeks vierhonderd vijftig jaren lang. En daarna gaf Hij hun richters tot op de profeet Samuël. 21 En van toen af vroegen zij om een koning en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin, veertig jaren lang;…

     

    De verschillen die er bestaan tussen de jaartallen van de Hebreeuwse grondtekst en die van de Griekse vertaling waren geen kopzorg omdat de handige Griekse vertaling in de eerste plaats gebruikt werd om het Evangelie aan niet-Joden te brengen. Voor Paulus was het eerste belang het brengen van het Evangelie en al het andere was hieraan ondergeschikt.

     

    Wat het onderzoek van de Bijbelse chronologie betreft volg ik het advies van Paulus aan Timoteüs:

     

    2 Timoteüs 3: 14 Blijf gij echter bij wat u geleerd en toevertrouwd is, wèl bewust van wie gij het hebt geleerd, 15 en dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus. 16 Elk van God ingegeven Schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, 17 opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.

     

    De verschillende Bijbelse geslachtsregisters zijn geen eenvoudige studie. Men moet iedere keer Bijbelboek met Bijbelboek vergelijken en in elke samengestelde chronologische constructie de harmonie tussen de verschillende lijsten zoeken. Dit is een moeilijke opdracht waar onder de verschillende onderzoekers al eens verschil van mening bestaat. Zo was het trouwens ook al het geval in de oudheid. Ik maak bijvoorbeeld dikwijls gebruik van de werken van Flavius Josephus, maar ook deze historicus uit de eerste eeuw van de christelijke jaartelling hanteert al eens afwijkende tijdsperioden.

     

    Het is alleen via het hanteren van de Masoretische tekst, wat de chronologie betreft, dat men een anno mundi jaartelling kan bekomen op basis van de zes scheppingsdagen. Wanneer men de jaartallen van de Septuagint hanteert gaat men een flink aantal jaren voorbij de zesduizend jaar sinds de Schepping. Een voorbeeld: de Masoretische tekst heeft een aantal van 1656 jaar vanaf Adam tot de Grote Vloed. De Septuagint daarentegen heeft een totaal van 2242 jaar voor dezelfde periode, of een verschil van 586 jaar. En na de Grote Vloed zijn er nog tijdsperioden die op de tijdsbalk dienen ingevuld.

     

    Wordt vervolgd….

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    02-06-2014 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE PROFEET JOEL EN DE TETRADE VAN BLOEDRODE MAANSVERDUISTERINGEN IN 2014/2015?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Joël 2:28 Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951 vertaling)

     

    %%%FOTO1%%%

     

    Er circuleert al enkele jaren een theorie op het internet dat de tetrade van maansverduisteringen met Pesach en Sukkot van 2014/2015 mogelijk de profetie van Joël zou zien uitkomen. We zijn inmiddels al vijf weken na de Pesachweek van 2014 met de vooraf aangekondigde bloedrode maansverduistering, die dit jaar exact gelijk viel met het Joodse Pesach. In oktober van dit jaar zal er opnieuw een bloedrode maan te zien (?) zijn die dan eveneens exact gelijk zal vallen met het Joodse Sukkot-feest op 8 oktober. En volgend jaar zal dit zich opnieuw herhalen op 4 april en 28 september 2015 en vandaar de uitdrukking: TETRADE.

     

    Ik schreef hiervoor ‘te zien’ tussen aanhalingstekens want het blijkt nu dat de maansverduistering van 14 april alleen goed te zien was over Noord- en Zuid-Amerika en de Stille Oceaan. Zoals ook het bekende National Geographic het te kennen gaf:

     

    The best views will be from the entire North and South American continents and much of the Pacific Basin, including Hawaii. Eastern Australia should get to see the second half of the show on the night of April 15, as the moon rises during totality. Europe, Africa, and central Asia, meanwhile, will miss the entire eclipse because it will be daytime in those regions at the time of the event.

     

    De meeste kranten (die ik online lees) berichtten over de maansverduistering van 14 april met de vermelding erbij dat het voor ons in dit gedeelte van de wereld niet te zien zou zijn, en dus ook niet over het gebied van Israël.

     

    Al sinds enkele jaren wordt regelmatig door geïnteresseerden naar mijn mening gevraagd in verband met de aangekondigde tetrade van maansverduisteringen door Amerikaanse auteurs van zogenaamde eindtijdboeken en de verwachting dat de Bijbelse Dag des HEREN dan zou aanbreken. De reden voor het vragen naar mijn mening is vermoedelijk omdat ik auteur ben van verschillende Eschatologische boeken. De bekendste is de bestseller ‘De Nieuwe Orde in Opkomst’ waar dertig jaar geleden 5000 exemplaren van verkocht werden.

     

    %%%FOTO2%%%

     

    Toen ik dan voor de eerste maal met een vraag naar mijn mening over de aangekondigde tetrade voor 2014/2015 geconfronteerd werd, luisterde ik aanvankelijk nog met het nodige respect. Het fenomeen van een tetrade van maansverduisteringen in het verleden en voor de toekomst was mij toen onbekend. Men haalde er ook tetraden uit het verleden bij, zoals die van 1949/1950 en 1967/1968 toen deze maansverduisteringen ook gelijk vielen met de Joodse feesten van Pesach en Sukkot.

     

    Maar het blijkt nu dat de meeste verklaringen/invullingen betreffende de historische tetrade van 1949/1950, na onderzoek geen steek houden. Daarbij moeten we bedenken dat religieus Israël een maankalender volgt en het haast logisch is dat er al eens een maansverduistering met Pesach of met Sukkot voorkomt.

     

    Ik maak van deze blog nu gebruik om een en ander recht te zetten. Het citaat van de profeet Joël dat ik bovenaan dit artikel zette leert geen tetrade van maansverduisteringen. Er staat geschreven: “De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt”. Van een specialist met astronomische kennis kreeg ik het volgende commentaar:

    “Een zonsverduistering valt per definitie samen met de nieuwe maan, als de maan tussen de zon en de aarde staat. Een maansverduistering valt samen met een volle maan, als de aarde tussen de zon en de maan staat. De profeet Joël spreekt dus over iets buitengewoons, iets dat niet 'natuurlijk' is, iets 'bovennatuurlijks', een ingrijpen van God.”

     

    Ik had al veel eerder iemand met kennis van astronomie moeten raadplegen toen ik voor het eerst met de theorie van de aangekondigde tetrade in hun relatie tot de Dag des HEREN in aanraking kwam. Maar helaas; gedane zaken nemen geen keer.

     

    De tetrade van 2014/2015 heeft geen invloed op de vervulling van de profetie van Joël. Op God ‘s tijd echter en op een dag door een astronoom niet te berekenen, zal deze profetie pas uitkomen.

     

    Aan ‘die Dag’ gaan trouwens heel wat dagen en tijden en tekenen vooraf. Lees hierna een volgend relevant hoofdstuk van de profeet Joël:

    Joël 3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, 2 zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar het dal van Josafat, en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake van mijn volk en van mijn erfdeel Israël, dat zij onder de volken verstrooid hebben, terwijl zij mijn land verdeelden, 3 en over mijn volk het lot wierpen, en een jongen gaven voor een hoer en een meisje verkochten voor wijn, opdat zij konden drinken. (NBG 1951 vertaling)

     

    De periode van de profeet Joël ’s bediening exact op de tijdsbalk plaatsen is moeilijk. Het Bijbelboek verwijst naar geen enkele regerende koning in Israël of Juda waarmee het optreden van de profeet gedateerd zou kunnen worden. De profeet Joël verwijst ook nergens in de drie hoofdstukken naar de grote mijlpalen in de Joodse geschiedenis; namelijk noch naar de Babylonische ballingschap en noch naar de wereldwijde ballingschap die volgde na 70 AD toen de Romeinen de stad Jeruzalem en Tempel vernietigden, en de Joden in krijgsgevangenschap wegvoerden. Het onderwerp van heel het Bijbelboek Joël is ‘de dag des HEREN’ of de oordeelsdag. Het boek is gericht aan het Juda van de eindtijd.

     

    Joël 1:15 Wee die dag, want nabij is de dag des HEREN; als een verwoesting komt hij van de Almachtige.

     

    Het is aanvankelijk een oordeelaanzegging tegen een nationaal hersteld Israël maar dat geestelijk gezien zijn eigen weg gaat.

     

    Joël 3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, …

     

    Het hiervoor vermelde profetische Bijbelgedeelte werd niet vervuld in 1948 toen de Joden in mei van dat jaar hun staat Israël uitriepen. Noch in juni 1967 toen Oost-Jeruzalem met de Tempelberg op het Jordaanse leger veroverd werd. Maar zal pas vervuld worden in de tweede helft van de zevenjarige eindtijdperiode, de zeventigste jaarweek van de profeet Daniël. De tetrade van maansverduisteringen in 1949/1950 was aldus niet van tel. De belangrijkste jaren voor Israël tijdens deze periode waren de jaren 1947/1948 en dit zonder tetrade. In november 1947 sprak de VN zich uit voor de deling van het Britse mandaatgebied Palestina in een Joodse en een Arabische staat. En in het jaar daaropvolgend in mei 1948 werd de staat Israël afgekondigd. De tetrade van 1949/1950 kwam hier te laat. Tenzij men bedenkt dat tussen de Joodse feesten van Pesach en Sukkot in 1949 de VN-vredesconferentie te Lausanne plaatsvond. De jonge staat Israël weigerde daar alle 700.000+ Arabische vluchtelingen (vrouwen, kinderen, grijsaards) als gevolg van de onafhankelijkheidsoorlog opnieuw binnen te laten. Het begin van alle miserie sindsdien en een overtreding van de Thora (Exodus 22:21). Deze vaststelling werpt dan ook een heel ander licht op de seculiere staat Israël en hun houding naar het Woord van God toe.

     

    De tetrade van 1967/1968 viel gedeeltelijk correct volgens profetische lijnen. In juni 1967 overwon Israël een overweldigende Arabische coalitie in zes dagen tijd en nam alle Bijbelse gebieden in bezit met als hoofdprijs Oost-Jeruzalem en de Tempelberg. De toenmalige regering van Israël had na de drie Arabische nee ’s van Khartoem heel het gebied moeten annexeren en de Arabische bevolking aldaar burgerrechten geven. De jonge staat Israël koos een andere weg. Zes jaar later in 1973 volgde de Jom Kippoeroorlog. De grote verzoendag, een dag waarop ze veilig van enige agressie hadden moeten zijn. Men kan stellen dat het vanaf 1967 definitief fout is gegaan en er sindsdien andere wetmatigheden spelen uiteindelijk uitmondend in Jacob ’s benauwdheid, de grote verdrukking, de zeventigste jaarweek van de profeet Daniël.

     

    Aan het einde van de zevenjarige eindtijdperiode, de dag des Heren, gaat het vervolg van Joël 3:1 in vervulling:

    Joël 3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, …

    … 2 zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar het dal van Josafat, en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake van mijn volk en van mijn erfdeel Israël, dat zij onder de volken verstrooid hebben, terwijl zij mijn land verdeelden, 3 en over mijn volk het lot wierpen, en een jongen gaven voor een hoer en een meisje verkochten voor wijn, opdat zij konden drinken.

     

    Dit vers sluit aan bij het laatste Bijbelboek Openbaring of Apocalyps dat een Nieuwtestamentisch profetisch Boek is en het sluitstuk van alle Oudtestamentische profetieën wat het herstel van de Joden betreft, nationaal en geestelijk gezien in het oude land der vaderen: Israël. Het dal van Josafat bij de profeet Joël is in het Boek Openbaring, het gebied van Harmageddon. En de vermelding ‘alle volken’; dat zijn in deze tijd ‘de Verenigde Naties’ die aldus eens in de toekomst naar het land Israël getrokken zullen worden.

     

    %%%FOTO3%%%

     

    Het chronologische eindtijdkader van de profeet Joël stemt niet alleen overeen met dat van het Bijbelboek Openbaring, maar ook met het eindtijdkader dat de profeet Ezechiël schilderde. In hoofdstuk 36 van de profeet Ezechiël, beloofd God een terugkeer van de Joden uit de wereldwijde verstrooiing en het herstel van Israël in het oude land der vaderen. In hoofdstuk 37 van de profeet Ezechiël worden de chronologische details ingevuld en kan men een chronologie van toekomstige gebeurtenissen herkennen. Eerst een on-geestelijke terugkeer naar het oude land der vaderen gevolgd door een geestelijk herstel. In de hoofdstukken 38 en 39 van de profeet Ezechiël wordt de oorzaak en het chronologisch tijdstip van het geestelijk herstel gegeven, namelijk een aanval van een geweldig leger uit het verre noorden beschreven. Een leger dat aangevoerd wordt door Gog uit het land Magog en mét hem vele bondgenoten, die door de HERE God naar het land Israël getrokken worden. Deze legermassa wordt volgens de profetie, op de bergen van Israël verslagen en van die dag af, zal Israël de HERE God kennen, en zo volgt aldus het geestelijke herstel. In hoofdstuk 40 van Ezechiël tot en met hoofdstuk 48 wordt de verdeling van het land beschreven, nadat alles hersteld is én de Tempel herbouwd, maar ditmaal noordelijk van de stad Jeruzalem. Vanuit de nieuwe Tempel zal een nieuwe waterbron ontspringen en het water daarvan zal naar de westelijke en de oostelijke zee vloeien. De oostelijke zee is de huidige Dode Zee die dan gezond zal worden en alwaar vis in gevangen zal worden.

     

    Wanneer men de hiervoor beschreven hoofdstukken van Ezechiël met de profeet Joël vergelijkt zien we enkele raakpunten. Ook Joël ziet een on-geestelijk Israël dat tot bekering opgeroepen wordt. Ook Joël ziet in zijn tweede hoofdstuk een invasie vanuit het noorden gebeuren:

     

    Joël 2:20: Ik zal van u wegdrijven die uit het Noorden en hem verjagen naar een dor en woest land, zijn voorhoede naar de oostelijke zee en zijn achterhoede naar de westelijke zee, en zijn stank zal opstijgen en zijn vuile lucht zal opstijgen, want hij heeft grote dingen gedaan.

     

    Ook Joël ziet het geestelijk herstel van Israël na de invasie uit het noorden:

     

    Joël 2:28 Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951 vertaling)

     

    En ook de profeet Joël ziet het wonder van het gezond worden van het water van de Dode Zee dat daarna de vergrote oostelijke zee vormt.

     

    Joël 3: 18 Te dien dage zal het geschieden, dat de bergen van jonge wijn zullen druipen en de heuvelen van melk zullen vloeien en alle beken van Juda van water zullen stromen; een bron zal ontspringen uit het huis des HEREN en zal het dal van Sittim drenken.

     

    Het dal van Sittim ligt zuidelijk van de huidige Dode Zee, een zee die aldus naar alle kanten uitgebreid zal worden. Eén van de herstelde stammen van Israël: Zebulon, zal in het vrederijk zijn gebied in het zuiden van het land toegezegd krijgen en in het oosten aan deze beschreven nieuwe oostelijke zee grenzen. Aldus wordt een oude profetie van de aartsvader Jakob vervuld:

    Genesis 49:13 Zebulon zal wonen aan het strand der wijde zee, ja, hij zal wonen aan het strand bij de schepen, en zijn zijde zal naar Sidon gekeerd zijn.

     

    %%%FOTO4%%%

     

    Ik geef deze summiere beschrijving van toekomstige gebeurtenissen om aan te tonen dat de tetrade van 2014/2015 en de (door sommigen) daarmee verbonden verwachte dag des HEREN, chronologisch gezien, moeilijk in het eindtijdkader van de profeten ingepast kan worden.

     

    Het eindtijdbeeld dat de Bijbel voor het begin van de zevenjarige periode van het Bijbelboek Daniël en Openbaring schetst is een periode van (schijn)vrede. De eerste apocalyptische ruiter die op het witte paard uitrijdt brengt ogenschijnlijk vrede. Het tweede paard in het Boek Openbaring neemt deze vrede weg, staat er geschreven. Wanneer Gog uit het land Magog naar Israël getrokken wordt, dan rukt dit geweldige leger uit het noorden op tegen een land en een volk dat in ‘gerustheid’ woont.

     

    Ezechiël 38:8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw krijgsbenden, en vele volken met u. 10 Zo zegt de Here HERE: Te dien dage zullen er plannen in uw hart opkomen; gij zult een boze aanslag beramen, – 11 gij zult zeggen: ik zal optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen op vreedzame lieden, die in gerustheid wonen, allen zonder muur, grendels of poorten – 12 om buit te maken en roof te plegen, om uw hand te keren tegen de weer bewoonde puinhopen en tegen een natie die uit het gebied der volken bijeengebracht is, die have en goed heeft verworven, die op de navel der aarde woont. (NBG 1951 vertaling)

     

    De huidige toestand in Israël en de buurlanden geeft een totaal ander beeld. Het is momenteel nog wachten op een algemene vrederegeling voor het Midden-Oosten. Op basis van wat de profetische boeken van de Bijbel voorzeggen zal er nochtans in de toekomst een algemene (schijn)vredesregeling komen. De huidige burgeroorlog in Syrië zal eens ophouden en tot een oplossing komen. De profetische boeken van de Bijbel plaatsen het Assyrië van de oudheid opnieuw op de landkaart ten tijde van de zevenjarige eindtijdperiode. Men kan op basis van dit Schriftwoord aldus nog een aantal drastische grenswijzigingen van de landen in het Midden-Oosten verwachten. De huidige grenzen van de landen in het Midden-Oosten werden trouwens na de eerste wereldoorlog, door Britten en Fransen getrokken, die het Arabische gebied van het Ottomaanse Rijk opdeelden. Uiteindelijk zullen alle landen binnen de grenzen van het voormalige Oost-Romeinse Rijk, zich verenigen en een Unie vormen van vijf koningen of leiders. Zij verenigen zich met vijf leiders uit het gebied van het voormalige West-Romeinse Rijk en zetten alzo het vierde Beestrijk van de profeet Daniel opnieuw op de landkaart. Deze tien leiders geven in een later stadium hun macht af aan een elfde leider.

     

    Dit is in een notendop wat de toekomst nog brengen zal. Het zal echter ook een tijd van misleiding worden. Op religieus gebied leert het Boek Openbaring zal er een samengaan komen van alle religies. Tijdens de eerste helft van de eindtijdperiode treden in Jeruzalem twee getuigen van de HERE God op die tegen de herstelde offerdienst in Jeruzalem spreken. Zie het artikel op deze blog van 15-03-2014: de twee getuigen te Jeruzalem. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1394406000&stopdatum=1395010800

     

    In de helft van de zevenjarige eindtijdperiode worden de twee getuigen te Jeruzalem door het Beest alias de elfde horen alias de koning van het noorden, gedood en vlucht een tot geloof gekomen overblijfsel van Israël naar de over-Jordaanse woestijn waar zij door de HERE God bewaard zullen worden tot op het einde van de slag bij Harmageddon. De berg Sion bevindt zich ook in dit gebied. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 113, hoofdstuk: de ligging van de berg Gods in Arabië. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    Aan het einde van de zeventigste jaarweek van Daniël en/of de eindtijdperiode van het Bijbelboek Openbaring keren de stammen van Israël naar hun gebied terug; het overblijfsel van de gevluchte Israëli ’s vanuit het Over-Jordaanse gebied en de overige stammen vanuit hun gebieden. Zie het artikel van 24-04-2014: De verloren tien stammen. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1398031200&stopdatum=1398636000

     

    Hier weer in een notendop gestopt wat in de toekomst nog te gebeuren staat. Aan het einde van dit artikel vindt u een boeken- en auteur-lijst die diepgaander over dit thema handelen.

     

    De bedoeling van dit artikel is om aan te tonen dat het profetisch-chronologisch gezien moeilijk is, de dag des HEREN van de profeet Joël in het jaar 2014/2015 te zien aanvangen.

     

    De drang tot het berekenen van het tijdstip voor de dag des HEREN is bij meerdere onderzoekers van het Profetische Woord van de Bijbel aanwezig. Men laat zich ook leiden door een Rabbijnse overlevering dat leert dat God Zijn vrederijk zal oprichten aan het einde van zesduizend jaar mensengeschiedenis. Elke scheppingsdag uit Genesis staat dan voor duizend jaar. De zevende sabbatdag volgens deze theorie stelt eveneens duizend jaar voor, het aantal jaren dat we ook in het boek Openbaring vinden als periode voor de gevangenschap van de oude slang, de duivel of diabolos. Het is de periode van het Messiaanse Vrederijk.

     

    Over het onderwerp van de anno mundi jaartelling ben ik ook meerdere malen aangesproken vanwege mijn studie van de Bijbelse chronologie. Mijn bekomen jaartallen weerleggen namelijk de rekensom dat het anno mundi 6000 nog in de toekomst zou liggen. Daar zijn we inmiddels al een tijd voorbij. We leven al in geleende tijd. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 477, appendix 5: de anno mundi jaartelling van Genesis.

     

    Ik merkte ook dat Amerikaanse Bijbelvorsers de jaartallen voor de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda van Edwin E. Thiele gebruiken om naar de toekomst toe berekeningen te maken. Over het gefabriceerde jaartal 931 v.Chr. door Thiele voor de splitsing van het Verenigd Koninkrijk van Salomo schreef ik een hoofdstuk in TIJD en TIJDEN, 2015, appendix 4, blz. 471: 931 v. Chr. het jaartal van de deling van het verenigd koninkrijk van Israël?

     

    Wanneer men de jaartallen van Thiele hanteert om naar voor of naar achter in de tijd te rekenen bekomt men altijd foutieve uitkomst-jaartallen. Men kan bijvoorbeeld niets aanvangen met de tijdsperiode van 390 jaar en 40 jaar voor de duur van Israël ’s ongerechtigheid volgens de profeet Ezechiël. Het probleem is dat de herkenbare navigatiepunten verdwenen zijn sinds Thiele de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda verkort heeft om ze te laten passen met de Assyrische koningslijst. Alle mij bekende geleerden volgen de gefabriceerde jaartallen van Thiele. Het is alleen wanneer we terugkeren naar de normale Bijbelse regeerperioden voor de koningen van Israël en Juda dat de tijdsperiode van bijvoorbeeld de ‘390 jaar’ zin krijgt.

     

    Hierna de auteur-lijst waar ik mijn laatste uitgave van 2013: ‘Apocalyps; de zeventigste jaarweek van Daniël’ mee afsluit:

    Alexander Hislop, THE TWO BABYLONS, 1916

    Clarence Larkin, DISPENSATIONAL TRUTH, 1920

    Dr. F. De Graaff, ALS GODEN STERVEN, 1969, ANNO DOMINI 1000 2000

    Hal Lindsey, De planeet die aarde heette, 1970

    B. Reinders Sr., ISRAEL EN HET MESSIAANSE VREDERIJK, 1971

    Roeland Klein Haneveld, www kleinhaneveld, nl/notities/index.html

    Huib Verweij, DE TERUGKEER VAN JEZUS CHRISTUS, 1978, GRENZEN DER VOLEINDING, 1984, IK BEN DIE IK BEN, 1968, DE BOOM DER KENNIS, 1973

    Jb. Klein Haneveld, De Openbaring aan Johannes, 1981

    Huib Verweij & Ds. Willem Glashouwer Sr., DE KOMST VAN JEZUS CHRISTUS, 1985

    Arie Kleijne, JEZUS KOMT, 1989

    A. Keizer, De komende reformatie van de eindtijd - wat de kerken niet zien, 1996, De komende dertig jaar, 1997, De almachtige is de vader van alle mensen, 2003,

    Dr. Piet Borst, LIJNEN NAAR DE EINDTIJD, 2004

    Ds. Dick M. Stichter & Jeep van der Schoot, DANIEL, Gods weg met Israël en de Volken, 2012

     

    Enkele titels van de lijst zullen alleen nog in gespecialiseerde antiquariaatzaken te vinden zijn. En enkele studies zijn ook al op het www online te lezen. Het laatst vermelde boek is bij het Zoeklicht verkrijgbaar.

     

    Wordt vervolgd..

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    Bijlagen:
    %%%FOTO1%%%.jpg (12.6 KB)   
    %%%FOTO2%%%.jpg (25.4 KB)   
    %%%FOTO3%%%.jpg (133.2 KB)   
    %%%FOTO4%%%.jpg (387.4 KB)   

    20-05-2014 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VERVOLG VAN DE ASSYRISCHE CHRONOLOGIE GEREVISEERD

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    HIAAT VAN TIEN JAAR IN DE EPONIEMLIJSTEN

    Salmaneser V regeerde langer dan de eponiemlijst opgeeft. De belegering van Samaria/Samerinaja duurde drie jaar van 720 tot 717 v. Chr. en is te onderscheiden van het Shamarain in de Eponiemlijst. Na de val van Samaria begon Salmaneser V aan de belegering van Tyrus dat vijf jaar in beslag nam. Zie Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek IX,xiv.1

    722 v. Chr.: meganatuurcatastrofe

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [719/718] Tijdens het eponiem van Sargon [II], de koning van Assyrië ging binnen [...].

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [718/717] Tijdens het eponiem van Zeru-ibni, de gouverneur van Rasappa, veldtocht tegen Tabal.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [717/716] Tijdens het eponiem van Tab-šar-Aššur, de maarschalk, Dur-Šarruken [] werd gegrondvest.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [716/715] Tijdens het eponiem van Tab-sil-Ešarra, de gouverneur van Libbi-ali, veldtocht tegen Mannea.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [715/714] Tijdens het eponiem van Taklak-ana-bêli, de gouverneur van Nisibis, gouverneurs werden aangesteld.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [714/713] Tijdens het eponiem van Ištar-duri, de gouverneur van Arrapha, veldtocht tegen Urartu en Musasi; [] Haldi werd weggevoerd.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [713/712] Tijdens het eponiem van Aššur-bani, de gouverneur van Kalhu, de edelen vochten te Ellipi; de god [...] ging zijn nieuwe tempel binnen, naar Musasir.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [712/711] Tijdens het eponiem van šarru-emuranni, de gouverneur van Mazamua, de koning bleef in het land.

     

    Commentaar: inval zeevolken in de Levant! Zie het artikel op deze blog van 22-03-2014: de zeevolken

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [711/710] Tijdens het eponiem van Inurta-alik-pani, de gouverneur van Si'immel, veldtocht tegen Mar'aš.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [710/709] Tijdens het eponiem van Šamaš-bêla-usur, de gouverneur van Ahizuhina, veldtocht tegen Bit-zeri []; de koning bleef in Kiš.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [709/708] Tijdens het eponiem van Mannu-ki-Aššur-le'i, de gouverneur van Tille, Sargon nam de hand van Bêl [en werd koning van Babylon].

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [708/707] Tijdens het eponiem van Šamaš-upahhir, de gouverneur van Habruri, Kummuhu werd veroverd, een gouverneur werd aangesteld.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [707/706] Tijdens het eponiem van Ša-Aššur-dubbu, de gouverneur van Tušhan, de koning keerde weer van Babylon; de onderkoning, de edelen, de buit voor Dur-Yakin werd weggedragen; [...] Dur-Yakin werd vernietigd; in Tašrîtu, de tweeëntwintigste, de goden van Dur-Šarruken gingen in hun tempels.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [706/705] Tijdens het eponiem van Mutakkil-Aššur, de gouverneur van Guzana, de koning bleef in het land; de edelen waren in Karalla; in Ajaru, de zesde, Dur-Šarruken werd afgewerkt; [...] ontvangen.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [705/704] Tijdens het eponiem van Nashru-Bêl, de gouverneur van Amedi, de koning marcheerde tegen Tabal; tegen Gurdi, de Kulummaean, [...] de koning werd gedood; het kamp van de koning van Assyrië [...] In Abu, de twaalfde, Sanherib, de koning [?].

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [704/703] Tijdens het eponiem van Nabû-deni-epuš, de gouverneur van Nineveh, naar Larak en Sarrabanu; het paleis van Kalizi werd hersteld, in [...] de edelen tegen de Kulummaean.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [703/702] Tijdens het eponiem van Nuhšaya, de gouverneur van Kalizi, veldtocht tegen [?].

    ********************************************************************

    [702/701] Tijdens het eponiem van Nabû-le'i, de gouverneur van Arbela, veldtocht tegen [?].

    *******************************************************************

    [701/700] Tijdens het eponiem van Hananu, de goeverneur van Til-Barsip, [...] van Halzi [...]

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [700/699] Tijdens het eponiem van Metunu, de gouverneur van Isana, Aššur-nadin-šumi, de zoon van Sanherib, [] van het paleis, in de stad [...], grote ceder balken, alabaster in Ammananum [...], in Kapri-Dagili [...] voor [...] de koning [...].

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [699/698] Tijdens het eponiem van Bêl-šarrani, gouverneur van Kurba'il,

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    afgebroken - HIAAT

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

     

    Conclusie: De aandachtige lezer moet gemerkt hebben dat de lijst heel summier historische informatie doorgeeft en er meermaals wegens beschadiging informatie ontbreekt. Aan deze gefragmenteerde Eponiemlijst heeft Thiele via drie eerder beschreven ankerpunten de Bijbelse koningslijst bevestigd en gemeend te mogen corrigeren. Een oefening die nochtans met een beetje studie weerlegd kan worden. Het is de Eponiemlijst die op gebreken onderzocht moet worden en her-gedateerd aan de hand van de Bijbelse historische boeken.

     

    In mijn boek ‘DE ASSYRIOLOGIE HERZIEN’ breng ik een alternatieve chronologie van de Bijbelse koningen en een alternatieve chronologie voor de koningen van Assur. Tot eind dit jaar kan het boek gratis gedownload worden van de website: http://www.chronology.be/pdfboeken/De%20%20Assyriologie%20herzien.pdf

    En voor wie graag een tastbaar boek in de hand neemt is er de volgende website:

    http://www.shopmybook.com/nl/Robert-De-Telder/DE-ASSYRIOLOGIE-HERZIEN

     

    wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    19-05-2014 om 14:22 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE ASSYRISCHE CHRONOLOGIE GEREVISEERD
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Met dit artikel wil ik verder aandacht geven aan de Assyrische Eponiemlijst en de noodzakelijk chronologische rechtzetting in het licht van de historische boeken van de Bijbel en andere werken zoals die van o.a. de historicus Flavius Josephus. Op deze blog schreef ik op 12-01-2014 al eerder een artikel: De Assyriologie herzien.

     

    Het gedeelte van de Eponiemlijst vanaf het Eponiem van Dayan Assur tot aan de derde geregistreerde veldtocht Sanherib gaat met dit artikel onze aandacht krijgen. Volgens de orthodoxie zitten we hier op de tijdsbalk tussen het jaar 853 v. Chr. en het jaar 701 v. Chr. In 853 v. Chr. vond de slag bij Karkar plaats en in 701 v. Chr. zou Sanherib Jeruzalem belegerd hebben.

     

    Het ankerpunt van de orthodoxie ter verankering van de lijst op de tijdsbalk werd de geregistreerde zonsverduistering over Nineveh tijdens het eponiem van Bur Sagale. Het jaartal 763 v. Chr. werd het jaar dat astronomen bepaalden dat terugrekenend boven Nineveh inderdaad een zonsverduistering had plaatsgevonden. Vanaf dit jaar werden de overige Eponiemen naar voren en naar achteren op de tijdsbalk gerangschikt. Men ging er hierbij vanuit dat alle opgegeven regeerperioden van de vermelde Assyrische koningen correct zijn en er geen koningen ontbreken.

     

    Ik zal hierna aantonen dat er in de oudheid wel degelijk koningen uit de lijst verwijderd werden en meerdere hiaten aangewezen kunnen worden.

     

    De onderzoeker Edwin E. Thiele ging er van uit dat de lijst compleet was en heeft de regeerperioden van de Bijbelse koningslijst aan de Assyrische aangepast. Zie het artikel op deze blog van 03-05-2014: 931 v. Chr.: HET JAARTAL VAN DE DELING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN ISRAEL?

     

    Voor Thiele waren er drie ankerpunten uit de Eponiemlijst waar hij de regeerperioden van de contemporaine koningen van Israël en Juda mee verankerde. Deze drie ankerpunten zijn: Het eponiem van Dayan Assur met de slag bij Karkar waar volgens de Assyriërs Achab van Israël aan deelgenomen zou hebben (de Bijbel zwijgt over de slag bij Karkar). Vervolgens het eponiem van Adad Rimani waar melding wordt gemaakt van Jehu van het huis van Omri die schatting aan Salmaneser III betaald (de Bijbel is stil rond het betalen van schatting door Jehu). En ten derde het jaar 701 v. Chr. waar de Assyriër Sanherib opgeeft tegen het Jeruzalem van Hizkia gemarcheerd te hebben.

     

    Om de regeerperiode van de contemporaine Bijbelse koningen binnen deze ankerjaren te kunnen pressen diende Thiele sommige regeerperioden van koningen van Israël in te korten.

     

    Hierna volgt de Eponiemlijst. Ik heb de drie Eponiem-ankerpunten blauw gemarkeerd. Telkens er in de lijst een nieuwe Assyrische koning opduikt heb ik dit ook met blauwe kleur gemarkeerd. Daar waar er duidelijk hiaten in de lijst zitten heb ik dit met vette letters gemarkeerd. Links tussen rechte haken staan de orthodoxe jaartallen en rechts daarvan in het vet gedrukt, de gereviseerde jaartallen volgens mijn herziening van de Assyrische koningslijst.

     

    ******************************************************************

    [853/852] 891/890 Tijdens het eponiem van Dayan-Aššur, de opperbevelhebber, [...]
    ********************************************************************

    [852/851] 890/889 Tijdens het eponiem van Šamaš-abua, gouverneur van Nisibis, [...]
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [851/850] 889/888 Tijdens het eponiem van Šamaš-bêla-usur, gouverneur van Kalhu, [...].
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [850/849] 888/887 Tijdens het eponiem van Bêl-bunaya, de paleis maarschalk, [...]
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [849/848] 887/886 Tijdens het eponiem van Hadi-lipušu, gouverneur van Na'iri, [...].
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [848/847] 886/885 Tijdens het eponiem van Nergal-alik-pani, gouverneur van [...]
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [847/846] 885/884 Tijdens het eponiem van Bur-ramman, gouverneur van [...].
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [846/845] 884/883 Tijdens het eponiem van Inurta-mukin-niši, de paleis maarschalk, [...].
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [845/844] 883/882 Tijdens het eponiem van Inurta-nadin-šumi, gouverneur van [...].
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [844/843] 882/881 Tijdens het eponiem van Aššur-bunaya, gouverneur van [...].
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [843/842] 881/880 Tijdens het eponiem van Tab-Inurta, gouverneur van [...].
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [842/841] 880/879 Tijdens het eponiem van Taklak-ana-šarri, gouverneur van Nemed-Ištar, [...].
    *******************************************************************

    [841/840] 879/878 Tijdens het eponiem van Addad-remannii, gouverneur van Guzana, [...].
    ********************************************************************

    [840/839] 878/877 Tijdens het eponiem van Šamaš-abua, governeur van Rasappa, veldtocht tegen de cederberg.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [839/838] 877/876 Tijdens het eponiem van Šulma-bêli-lamur, gouverneur van Ahuzuhina, veldtocht tegen Qu'e. ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [838/837] 876/875 Tijdens het eponiem van Inurta-kibsi-usur, gouverneur van Rasappa, veldtocht tegen Malahi.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [837/836] 875/874 Tijdens het eponiem van Inurta-ilaya, gouverneur van Ahizuhina, veldtocht tegen Danabu.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [836/835] 874/873 Tijdens het eponiem van Qurdi-Aššur, gouverneur van Raqmat, veldtocht [...].
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [835/834] 873/872 Tijdens het eponiem van Šep-šarri, gouverneur van Habruri, veldtocht tegen Milidu.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [834/833] 872/871 Tijdens het eponiem van Nergal-mudammiq, gouverneur van Nineveh, veldtocht tegen Namri.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [833/832] 871/870 Tijdens het eponiem van Yahulu, de maarschalk, veldtocht naar Qu'e.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [832/831] 870/869 Tijdens het eponiem van Ululayu, gouverneur van Kalizi, veldtocht tegen Qu'e.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [831/830] 869/868 Tijdens het eponiem van Šarru-hatta-ipe, gouverneur van [...], veldtocht tegen Qu'e; [de god] Anu de grote verliet Der.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [830/829] 868/867 Tijdens het eponiem van Nergal-ilaya, gouverneur van Isana, veldtocht tegen Urartu.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [829/828] 867/866 Tijdens het eponiem van Hubaya, gouverneur van [...]hi, veldtocht tegen Unqu.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [828/827] 866/865 Tijdens het eponiem van Ilu-mukin-ahi, gouverneur van [...]ha, veldtocht tegen Ulluba.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [827/826] 865/864 Tijdens het eponiem van Šalmaneser, de koning van Assyrië, veldtocht tegen Mannea.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [826/825] 864/863 Tijdens het eponiem van Dayan-Aššur, de opperbevelhebber, opstand.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [825/824] 863/862 Tijdens het eponiem van Aššur-bunaya-usur, de opperdienaar, opstand.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [824/823] 862/861 Tijdens het eponiem van Yahalu, de opperbevelhebber, opstand.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [823/822] 861/860 Tijdens het eponiem van Bêl-bunaya, de paleis maarschalk, opstand.
    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    Oktober 860 v. Chr.  Meganatuurcatastrofe. Einde van Salmaneser III

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [822/821] 860/859 Tijdens het eponiem van Šamši-Adad [V], de koning van Assyrië, opstand.
    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [821/820] 859/858 Tijdens het eponiem van Yahalu, de opperbevelhebber, opstand.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [820/819] 858/857 Tijdens het eponiem van Bêl-dan, de paleis maarschalk, de opstand werd neergeslagen

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [819/818] 857/856 Tijdens het eponiem van Inurta-ubla, gouverneur van [...], veldtocht tegen Mannea

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [818/817] 856/855 Tijdens het eponiem van Šamaš-ilaya, gouverneur van [...], veldtocht tegen [...]šumme

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [817/816] 855/854 Tijdens het eponiem van Nergal-ilaya, gouverneur van Isana, veldtocht tegen Tille.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [816/815] 854/853 Tijdens het eponiem van Aššur-bunaya-usur, de opperdienaar, veldtocht tegen Tille.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [815/814] 853/852 Tijdens het eponiem van Šarru-hattu-ilpe, gouverneur van Nisibis, veldtocht tegen Zaratu.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [814/813] 852/851 Tijdens het eponiem van Bêl-lu-ballat, de opperbevelhebber, veldtocht tegen Der; Anu de Grote ging naar Der.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [813/812] 851/850 Tijdens het eponiem van Mušekniš, gouverneur van Habruri, veldtocht tegen Ahsana.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [812/811] 850/849 Tijdens het eponiem van Inurta-ašared, gouverneur van Raqmat, veldtocht tegen Chaldaea.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [811/810] 849/848 Tijdens het eponiem van Šamaš-kumua, gouverneur Arrapha, veldtocht tegen Babylon

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [810/809] 848/847 Tijdens het eponiem van Bêl-qate-sabat, gouverneur van Mazamua, de koning bleef in het land.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [809/808] 847/846 Tijdens het eponiem van Adad-Nirari [III], de koning van Assyrië, veldtocht tegen Medië

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    Over Adad Nerari III schreef ik al eerder op 09-03-2014 een artikel op deze blog: ADAD NERARI REVISED

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [808/807] 846/845 Tijdens het eponiem van Nergal-ilaya, de operbevelhebber, veldtocht tegen Guzana.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [807/806] 845/844 Tidens het eponiem van Bêl-dân, de paleis maarschalk, veldtocht tegen Mannea.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [806/805] 844/843 Tijdens het eponiem van Sil-Bêli, de opperdienaar, veldtocht tegen Mannea.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [805/804] 843/842 Tijdens het eponiem van Aššur-taklak, de maarschalk, veldtocht tegen Arpad.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [804/803] 842/841 Tijdens het eponiem van Ilu-issiya, gouverneur van Aššur, veldtocht tegen Hazazu.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [803/802] 841/840 Tijdens het eponiem van Nergal-ereš, gouverneur van Rasappa, veldtocht tegen Ba'alu.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [802/801] 840/839 Tijdens het eponiem van Aššur-balti-ekurri, gouverneur van Arrapha, veldtocht tegen het Zeeland, pest

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [801/800] 839/838 Tijdens het eponiem van Inurta-ilaya, gouverneur van Ahizuhina, veldtocht tegen Hubuškia.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [800/799] 838/837 Tijdens het eponiem van Šep-Ištar, gouverneur van Nisibis, veldtocht tegen Medië.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    800/799] 837/836 Tijdens het eponiem van Šep-Ištar, gouverneur van Nisebis, veldtocht tegen Medië.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [799/798] 836/835 Tijdens het eponym van Marduk-išmanni, gouverneur van Amedi, veldtocht tegen Medië.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [798/797] 835/834 Tijdens het eponiem van Mutakkil-Marduk, de opperste eunuch, veldtocht tegen Lušia.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [797/796] 834/833 Tijdens het eponiem van Bêl-tarsi-iluma, gouverneur van Kalhu, veldtocht tegen Namri.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [796/795] 833/832 Tijdens het eponiem van Aššur-bêla-usur, gouverneur van Habruri, veldtocht tegen Manduate.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [795/794] 832/831 Tijdens het eponiem van Marduk-šaduni, gouverneur van Raqmat, veldtocht tegen Der.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [794/793] 831/830 Tijdens het eponiem van Kinu-abua, gouverneur van Tušhan, veldtocht tegen Der.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [793/792] 830/829 Tijdens het eponiem van Mannu-ki-Aššur, gouverneur van Guzana, veldtocht tegen Medië.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [792/791] 829/828 Tijdens het eponiem van Mušallim-Inurta, gouverneur van Tille, veldtocht tegen Medië.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [791/790] 828/827 Tijdens het eponiem van Bêl-iqišanni, gouverneur van Šibhiniš, veldtocht tegen Hubuškia.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [790/789] 827/826 Tijdens het eponiem van Šep-Šamaš, gouverneur van Isana, veldtocht tegen Itu'a.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [789/788] 826/825 Tijdens het eponiem van Inurta-mukin-ahi, gouverneur van Nineveh, veldtocht tegen Medië.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [788/787] 825/824 Tijdens het eponiem van Adad-mušammer, gouverneur van Kalizi, veldtocht tegen Mdia; grondvesten van de tempel van Nabû in Nineveh gelegd.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [787/786] 824/823 Tijdens het eponiem van Sil-Ištar, gouverneur van Arbela, veldtocht tegen Medië; Nabû ging in zijn nieuwe tempel.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [786/785] 823/822 Tijdens het eponiem van Nabû-šarra-usur, gouverneur van Talmusu, veldtocht tegen Kisku.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [785/784] 822/821 Tijdens het eponiem van Adad-uballit, gouverneur van Tamnuna, veldtocht tegen Hubuškia; [de god] Anu de Grote ging naar Der.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [784/783] 821/820 Tijdens het eponiem van Marduk-šarra-usur, gouverneur van Arbela, veldtocht tegen Hubuškia.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [783/782] 820/819 Tijdens het eponiem van Inurta-nasir, gouverneur van Mazamua, veldtocht tegen Itu'a.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [782/781] 819/818 Tijdens het eponiem van Iluma-le'i, gouverneur van Nisibis, veldtocht tegen Itu'a.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [781/780] 818/817 Tijdens het eponiem van Šalmaneser [IV], de koning van Assyrië, veldtocht tegen Urartu

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [780/779] 817/816 Tijdens het eponiem van Šamši-ilu, de opperbevelhebber, veldtocht tegen Urartu.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [779/778] 816/815 Tijdens het eponiem van Marduk-remanni, de opperdienaar, veldtocht tegen Urartu.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [778/777] 815/814 Tijdens het eponiem van Bêl-lešer, de paleis maarschalk, veldtocht tegen Urartu.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [777/776] 814/813 Tijdens het eponiem van Nabû-išdeya-ka'in, de maarschalk, veldtocht tegen Itu'a.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [776/775] 813/812 Tijdens het eponiem van Pan-Aššur-lamur, gouverneur van Aššur, veldtocht tegen Urartu.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [775/774] 812/811 Tijdens het eponiem van Nergal-ereš, gouverneur van Rasappa, veldtocht tegen de cederberg.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [774/773] 811/810 Tijdens het eponiem van Ištar-duri, gouverneur van Nisibis, veldtocht tegen Urartu en Namri

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [773/772] 810/809 Tijdens het eponiem van Mannu-ki-Adad, gouverneur van Raqmat, veldtocht tegen Damascus.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [772/771] 809/808 Tijdens het eponiem van Aššur-bela-usur, gouverneur van Kalhu, veldtocht tegen Hatarikka.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [771/770] 808/807 Tijdens het eponiem van Aššur-dan [III], koning van Assyrië, veldtocht tegen Gananati.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [770/769] 807/806 Tijdens het eponiem van Šamši-ilu, de opperbevelhebber, veldtocht tegen Marad.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [769/768] 806/805 Tijdens het eponiem van Bêl-ilaya, gouverneur van Arrapha, veldtocht tegen Itu'a.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [768/767] 805/804 Tijdens het eponiem van Aplaya, gouverneur van Mazamua, de koning bleef in het land.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [767/766] 804/803 Tijdens het eponiem van Qurdi-Aššur, gouverneur van Ahizuhina, veldtocht tegen Gananati.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [766/765] 803/802 Tijdens het eponiem van Mušallim-Inurta, gouverneur van Tille, veldtocht tegen Medië.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [765/764] 802/801 Tijdens het eponiem van Inurta-mukin-niši, gouverneur van, veldtocht tegen Hatarikka; pest.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [764/763] 801/800 Tijdens het eponiem van Sidqi-ilu, gouverneur van Tušhan, de koning bleef in het land.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [763/762] 800/799 Tijdens het eponiem van Bur-Saggile, gouverneur van Guzana, opstand in Libbi-ali; in Simanu eclipse van de zon.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    COMMENTAAR: verduistering van de zon. Zie het artikel van 20-01-2014 op deze blog: De profeet Amos en het dateren van de meganatuurcatastrofe.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [762/761] 799/798 Tijdens het eponiem van Tab-bêlu, gouverneur van Amedi, opstand in Libbi-ali.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [761/760] 798/797 Tijdens het eponiem van Nabû-mukin-apli, gouverneur van Nineveh, opstand in Arrapha.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [760/759] 797/796 Tijdens het eponiem van La-qipu, gouverneur van Kalizi, opstand in Arrapha.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [759/758] 796/795 Tijdens het eponiem van Pan-Aššur-lamur, gouverneur van Arbela, opstand in Guzana; pest.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [758/757] 795/794 Tijdens het eponiem van Ana-bêli-taklak, gouverneur van Isana, veldtocht tegen Guazana; vrede in het land.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [757/756] 794/793 Tijdens het eponiem van Inurta-iddin, gouverneur van Kurba'il, de koning bleef in het land.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [756/755] 793/792 Tijdens het eponiem van Bêl-šadua, gouverneur van Tamnuna, de koning bleef in het land.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [755/754] 792/791 Tijdens het eponiem van Iqisu, gouverneur van Šibhiniš, veldtocht tegen Hatarikka.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [754/753] 791/790 Tijdens het eponiem van Inurta-šezibanni, gouverneur van Talmusu, veldtocht tegen Arpad; terugkeer van Aššur.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [753/752] 790/789 Tijdens het eponiem van Aššur-nirari [V], koning van Assyrië, de koning bleef in het land.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [752/751] 789/788 Tijdens het eponiem van Šamši-ilu, de opperbevelhebber, de koning bleef in het land.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [751/750] 788/787 Tijdens het eponiem van Marduk-šallimanni, de paleis maarschalk, de koning bleef in het land.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [750/749] 787/786 Tijdens het eponiem van Bêl-dan, de opperdienaar, de koning bleef in het land.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [749/748] 786/785 Tijdens het eponiem van Šamaš-kenu-dugul, de maarschalk, veldtocht tegen Namri.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [748/747] 785/784 Tijdens het eponiem van Adad-bela-ka'in, de gouverneur van Aššur, veldtocht tegen Namri.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [747/746] 784/783 Tijdens het eponiem van Sin-šallimanni, de gouverneur van Rasappa, de koning bleef in het land.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [746/745] 783/782 Tijdens het eponiem van Nergal-nasir, de gouverneur van Nisibis, opstand in Kalhu.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    Tussen het eponiem van Nergal-nasir en dat van Nabu bela usur zit een hiaat van 22 jaar. Hier dient de Bijbelse Assyrische koning JAREB ingevuld te worden. JAREB is in andere bronnen bekend als Sardanapallos en Artatama. Het is tijdens de regeerperiode van deze koning dat de profeet Jona rond het jaar 776 v. Chr. Nineveh moest opzoeken en oproepen tot bekering. Zie het artikel van 29-01-2014 op deze blog: De profeet Jona te Nineveh.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [745/744] 761/760 Tijdens het eponiem van Nabû-bela-usur, de gouverneur van Arrapha, in Ajaru, de dertiende, Tiglath-pileser [III] beklom de troon. In Tašrîtu, hij naar Mesopotamia.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [744/743] 760/759 Tijdens het eponiem van Bêl-dan, de goeverneur van Kalhu, veldtocht naar Namri.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [743/742] 759/758 Tijdens het eponiem van Tiglath-pileser, de koning van Assyrië, daar gebeurde een bloedbad onder de Urarturieten in Arpad.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [742/741] 758/757 Tijdens het eponiem van Nabû-da'inannil, de opperbevelhebber, veldtocht tegen Arpad.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [741/740] 757 /756 Tijdens het eponiem van Bêl-Harran-bêla-usur, de paleis maarschalk, veldtocht naar hetzelfde; de stad werd genomen na drie jaar.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [740/739] 756/755 Tijdens het eponiem van Nabû-etiranni, de opperdienaar, veldtocht tegen Arpad.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [739/738] 755/754 Tijdens het eponiem van Sin-taklak, de maarschalk, veldtocht tegen Ulluba; Birtu werd ingenomen

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [738/737] 754/753 Tijdens het eponiem van Adad-bêla-ka'in, de gouverneur van Aššur, Kullania werd ingenomen.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [737/736] 753/752 Tijdens het eponiem van Bêl-emuranni, de gouverneur van Rasappa, veldtocht tegen Medië

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [736/735] 752/751 Tijdens het eponiem van Inurta-ilaya, de gouverneur van Nisibis, veldtocht tegen de voet van de berg Nal.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [735/734] 751/750 Tijdens het eponiem van Aššur-šallimanni, de gouverneur van Arrapha, veldtocht tegen Urartu

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [734/733] 750/749 Tijdens het eponiem van Bêl-dan, de gouverneur van Kalhu, veldtocht tegen Filistea

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [733/732] 749/748 Tijdens het eponiem van Aššur-da'inanni, de gouverneur van Mazamua, veldtocht tegen Damascus.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    [732/731]  748/747 Tijdens het eponiem van Nabû-bêla-usur, de gouverneur van Si'imme, veldtocht tegen Damascus.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    HIAAT IN DE EPONIEMLIJSTEN VAN NEGEN JAAR

    Tiglath Pileser III regeerde langer dan de eponiemlijsten laten verstaan en had als co-regent de Bijbelse Assyrische koning Pul.

    1 Kronieken 5:26 Zo verwekte de God Israëls den geest van Pul, den koning van Assyrië, en den geest van Tiglath-Pilnéser, den koning van Assyrië, die voerde hen gevankelijk weg, te weten de Rubenieten, en de Gadieten, en den halven stam van Manasse; en hij bracht hen te Halah, en Habor, en Hara, en aan de rivier Gozan, tot op dezen dag. (Statenvertaling)

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [731/730] 739/738 Tijdens het eponiem van Nergal-uballit, de gouverneur van Ahizu-hina, veldtocht tegen Šapiya.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    19-05-2014 om 11:26 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET CHRONOLOGISCHE OPENBAAR OPTREDEN VAN JEZUS CHRISTUS IN DE EVANGELIEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mijn inspiratie voor dit artikel haalde ik uit de N.I.V. Study Bible, New International Version, 1985, by The Zondervan Corporation. Deze Amerikaanse studiebijbel levert een tijdsbalk met de belangrijkste gebeurtenissen van Jezus’ bediening vanaf 26 AD tot aan zijn kruisdood, Opstanding en Hemelvaart in 30 AD. De afgebeelde tijdsbalk wordt weergegeven met een ‘Year of Inauguration’: zomer 26 AD tot zomer 27 AD, ‘Year of Popularity’: zomer 27 AD tot late herfst 28 AD, ‘Year of opposition’: late herfst 28 AD tot lente 30 AD. Goed overzichtelijk worden op het schema de geschiedenis van Jezus’ openbaar optreden vanuit de vier evangelisten aangebracht, beginnend met de ‘the year of Inauguration’ en de doop van Jezus door Johannes de Doper. Bij de doop worden de relevante Bijbelgedeelten aangegeven: Matteüs 3:13-17, Markus 1:9-11, Lukas 3:21-23, Johannes 1:29-39. En zo gaat dit schema chronologisch verder met iedere keer de Bijbelteksten die we bij de vier evangelisten voor elke gebeurtenis in het openbaar leven van Jezus terugvinden.

     

    Wat de samensteller(s) van het schema niet gezien hebben, en de aanzet tot het schrijven van dit artikel was, is het dertigste Jubeljaar van 27/28 AD en het chronologisch belang van dit feest tot het schikken van alle gebeurtenissen, voor en na dit feest, die de evangelisten opgetekend hebben. Het Jubeljaar 27/28 AD is aldus een ankerpunt op de tijdsbalk waarvan we naar voor en naar achter in de tijd navigeren.

     

    De Heer Jezus Christus maakte zich bij de aanvang van het 30ste Jubeljaar in oktober 27AD als Messias aan de Joden in de synagoge te Nazareth bekend. Bij de evangelist Lucas’ vierde hoofdstuk lezen we dat de Heer Jezus in de synagoge de boekrol van de profeet Jesaja werd overhandigd en de plaats opzocht waar geschreven stond:

     

    “De Geest des HEREN is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des HEREN. Daarna sloot Hij het boek, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten. En de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is dit Schriftwoord voor uw oren vervuld.”

     

    Het is met het voorlezen van dit gedeelte uit de Jesaja-rol dat Jezus ‘het aangename jaar des HEREN’ en zichzelf als de Gezalfde of Messias aan de Joden daar bekendmaakte.

     

    De gebeurtenissen van Lukas 4:16-31 dienen aldus in oktober 27 AD op de tijdsbalk ingevuld te worden. De N.I.V. Bijbel plaatst dit Bijbelgedeelte op het tijdsschema in de lente van 27 AD en heeft aldus geen oog voor de betekenis van het Jubeljaar. Als een gevolg van het geen rekening houden met het Jubeljaar krijgen vele andere beschreven gebeurtenissen door de evangelisten een verkeerde plaats op de tijdsbalk van de N.I.V. Wat ik behouden heb van de N.I.V.-tijdsbalk zijn de opgegeven Bijbelgedeelten van de evangelisten bij iedere gebeurtenis. De jaartallen en maanden op de tijdsbalk echter werden aangepast.

     

    Het Jubeljaar van 27/28 AD heb ik van William Whiston. Zie link: http://www.creabel.org/uploads/media/Bib-Egypt-Hfdst_1_03.pdf blz.35

     

    Het jaar van het begin van Jezus’ optreden liep van april 26 AD tot maart 27 AD en was volgens de sabbatjaarcyclus het zesde jaar en een jaar van dubbele zegening over het land. Het land gaf onder het oude verbond dan dubbel zoveel oogst zodat twee jaar overbrugd kon worden. Geestelijk gezien merken we de dubbele zegening in de komst van de Messias. Zijn doop plaatsen we in de zomer van 26 AD. Johannes de Doper was zijn bediening als heraut van de komende MESSIAS, het jaar eerder in 25 AD begonnen. Zie het artikel op deze blog van 04-04-2014 De zeventig jaarweken.

     

    De verzoeking in de woestijn door satan volgde kort na de doop, nog altijd in de zomer van 26 AD en wordt door drie evangelisten vermeld: Matteüs 4:1-11, Markus 1:12-13 en Lukas 4:1-13

     

    Het eerste wonder of teken van Jezus verhaalt de evangelist Johannes 2:1-11. De bruiloft van Kana in Galilea geschiedde in de herfst van 26 AD. Het was het begin van Zijn tekenen die zijn Messias-schap bevestigden. Dat de evangelist Johannes dit leerstellig als het eerste teken neerzet betekend dat alle legendes van Jezus die als kind zijnde al wonderen deed, niets anders dan legendes blijken te zijn en onwaar.

     

    Johannes 2:11 Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem. (NBG Vertaling 1951)

     

    De N.I.V. laat vervolgens het gesprek van Nicodemus met Jezus zoals door de evangelist Johannes 3:1-21 opgetekend, plaatsvinden in de winter van 26/27 AD, maar dit is fout. Het Johannesevangelie vermeldt namelijk het eerste Pesachfeest in Joh. 2:13 en dit vond plaats in het jaar volgend op de zomer van 26 AD: in april 27 AD. Het is het Pesachfeest dat het zevende jaar in de sabbatcyclus zag aanvangen. Het dertigste jubeljaar zou in oktober van dat jaar aanvangen. De spanning in Israël betreffende de verwachte komst van de Messias was te snijden. Daarom ook het gesprek van Nicodemus met de Heer Jezus. Het is het Pesachfeest ook waar het twistgesprek met de Farizeeën plaatsvond betreffende de Tempel te Jeruzalem. Jezus sprak van zichzelf dat Hij de Tempel in drie dagen zou herbouwen. De Farizeeën dachten dat Hij over het stenen gebouw sprak, maar Jezus had het over Zijn lichaam. Aan de Tempel werd toen al 46 jaar gewerkt. Vanaf april 27 AD zijn het 46 jaar terug tot het 18de regeringsjaar van Herodes de Grote. Zie het artikel op deze blog van 05-03-2014 De regeerperiode van Herodes de Grote.

     

    Na het Pesachfeest van de lente van 27 AD te Jeruzalem trok Jezus met zijn discipelen naar Judea:

    Johannes 3:22 Daarna ging Jezus met zijn discipelen naar het land van Judea en Hij vertoefde daar met hen en doopte.

     

    Na een korte tijd (nog altijd in de lente van 27 AD) ging het opnieuw richting Galilea doorheen Samaria waar in Sichar het gesprek met de Samaritaanse vrouw plaatsvond zoals in Johannes 4:1-42 verhaalt.

     

    Het was in de zomer van 27 AD wanneer Jezus opnieuw in Galilea te Kana volgens Johannes 4:43-54 zijn tweede teken verrichte: de genezing van de dodelijk zieke zoon van een hoveling uit Kafarnaüm.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    De evangelist Johannes gaat na het beschrijven van de terugkeer van Jezus naar Galilea over naar het volgende feest der Joden en slaat aldus twee seizoenen over:

     

    Johannes 5:1 Daarna was er een feest der Joden en Jezus ging op naar Jeruzalem.

     

    Dit is het tweede Pesachfeest dat de evangelist Johannes vermeldt, een pelgrimsfeest dat alleen aangegeven wordt als ‘een feest der Joden’ wat tot discussie onder Bijbelvorsers geleidt heeft. In het licht van sabbat- en jubeljaartelling was het nochtans een bijzonder feest toen. Het Jubeljaar was het jaar daarvoor in oktober 27 AD begonnen en liep nog tot september 28 AD. En met Pesach 28 AD begon het eerste jaar in een nieuwe sabbatjaarcyclus. De algemene verwachting in Israël was dat de Messias zich spoedig zou openbaren.

    ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^

    Maar eerst verder met de gebeurtenissen van de zomer van 27 AD. De evangelist Matteüs 4:12-25 beschrijft de roeping van de eerste apostelen en de verkondiging van het evangelie van het koninkrijk. Wat ook de evangelist Lukas 5:1-11 beschrijft en Markus 1:16-20. De evangelist Lucas schrijft in zijn evangelie echter niet lineair-denkend want de gebeurtenis van Lucas 4:16-31 gaat hieraan vooraf.

     

    De belangrijkste gebeurtenis is de aanvang van het Jubeljaar in de herfst van 27 AD met de Heer Jezus Christus in de synagoge te Nazareth waar hij zich als de verwachte Messias bekend maakt, maar afgewezen wordt.

     

    De Bergrede waar Jezus Christus de grondwet van het komende koninkrijk Gods afkondigt plaatsen we in oktober 27 AD. Gedurende het ganse dertigste Jubeljaar wordt Israël dit Koninkrijk en zijn Koning aangeboden. De Bergrede in de hoofdstukken 5 tot en met 7 bij de evangelist Matteüs handelen over de Thora en haar correcte uitlegging door de Messias in tegenstelling tot de menselijke traditie-uitlegging.

     

    Matteüs hoofdstuk 8 en de genezing van de knecht van de honderdman plaatsen we op de tijdsbalk onmiddellijk na het verlaten van de berg in oktober 27 AD. Het schijnbaar identieke verhaal bij de evangelist Lucas 7:1 gebeurt echter een jaar later. Zie het artikel op deze blog van 23-01-2014: De Centurion.

     

    Matteüs 8:14 met de geschiedenis van de genezing van de schoonmoeder van Petrus plaatsen we onmiddellijk na de genezing van de knecht van de Centurion op de tijdsbalk. Ook de evangelisten Markus 1:29-34 en Lucas 4:38-41 brengen de geschiedenis van de genezing van de schoonmoeder van Petrus.

     

    Gedurende het gehele Jubeljaar van oktober 27 AD tot september 28 AD zou het aanbod van de Heer Jezus Christus gelden. De hoofdstukken 8 tot en met 12 bij de evangelist Matteüs gaan over deze periode. Matteüs 10 met de berichtgeving over de uitzending van de twaalf apostelen plaatsen we op de tijdsbalk in de herfst van 27 AD bij het begin van het Jubeljaar:

     

    Matteüs 10:5 Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; 6 begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls. 7 Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. 8 Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet.

     

    Messias Jezus van Nazareth wordt echter afgewezen en in Matteüs 11:16 en verder volgt de zogenaamde strafrede tegen de Joden die Hem afgewezen hebben. Dit Bijbelgedeelte plaatsen we aan het einde van het dertigste Jubeljaar in de herfst van 28 AD:

     

    Matteüs 11:16 Doch waarmede zal Ik dit geslacht vergelijken? Het is gelijk aan kinderen, die op de markten zitten en de anderen toeroepen:

    17 Wij hebben voor u op de fluit gespeeld en gij hebt niet gedanst; wij hebben klaagliederen gezongen en gij hebt geen misbaar gemaakt.

    18 Want Johannes is gekomen, niet etende en niet drinkende, en zij zeggen: Hij heeft een boze geest. 19 De Zoon des mensen is gekomen, wèl etende en drinkende, en zij zeggen: Zie, een vraatzuchtig mens en een wijndrinker, een vriend van tollenaars en zondaars. En de wijsheid is gerechtvaardigd op grond van haar werken.

     

    Nadat de Joden het aanbod van het Koninkrijk en de Messias afgewezen hebben spreekt de Heer Jezus vanaf Matteüs 13 alleen nog in gelijkenissen tot hen.

     

    Matteüs 13:10 En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen? 11 Hij antwoordde hun en zeide: Omdat het u gegeven is de geheimenissen  van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven. 12 Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. 13 Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen. 14 En aan hen wordt de profetie van Jesaja  vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken; 15 want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen, en met hun oren niet horen, en met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen. 16 Maar uw ogen zijn zalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen. 17 Voorwaar, Ik zeg u: Vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat gij ziet, en zij hebben het niet gezien, en te horen wat gij hoort, en zij hebben het niet gehoord.

     

    De dood van Johannes de Doper volgt bij Matteüs 14:1-12 na het hoofdstuk over de gelijkenissen en plaatsen we op de tijdsbalk in de winter van 28/29 AD. De evangelisten Markus en Lucas vermelden ook beide deze dramatische gebeurtenis: Markus 6:14-29 en Lucas 9:7-9

     

    Met de lente van 29 AD begint het laatste jaar van Jezus’ optreden in Israël. Alle vier evangelisten vermelden het wonder van de spijziging van 5000 mensen: Matteüs 14-13-21, Markus 6:30-44, Lucas 9:10-17 en Johannes 6-1-14. Zo ook de demonstratie van Jezus’ macht en autoriteit over de natuurelementen aan het meer van Galilea waar zij verbijsterd uitroepen: Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon! Matteüs 14:22-23, Markus 6:45-52 en Johannes 6:16-21.

     

    Alle gebeurtenissen beschreven bij Matteüs vanaf hoofdstuk 14:13 tot 17:27 plaatsen we op de tijdsbalk tot aan de herfst van 29 AD. Het zijn gebeurtenissen waar ook Markus en Lucas over verhalen.

     

    Het is de evangelist Johannes die voor deze periode weer een duidelijk navigatiepunt op de tijdsbalk opgeeft door zijn verwijzing naar het Loofhuttenfeest of Sukkot van oktober 29 AD. In Johannes 7:11-52 wordt deze gebeurtenis beschreven. Volgend met de genezing van de blindgeborene in Johannes 9:1-41 in de winter van 29 AD. Het bezoek van Jezus aan Maria en Martha in Bethanië zoals door de evangelist Lucas 10:38-42 gebracht zit eveneens op de tijdsbalk verankerd in het begin van de winter van 29 AD.

     

    Een volgend duidelijk navigatiepunt op de tijdsbalk levert weer de evangelist Johannes in het hoofdstuk 10:22 met de vermelding van het Chanoekafeest, ook het Tempelvernieuwingsfeest genoemd, van december/januari 29/30 AD waar Jezus toen in Jeruzalem was.

     

    Vandaar vertrok hij naar Perea, over de Jordaan, naar de plaats waar Johannes de Doper het eerst doopte. Het is dan januari 30 AD wanneer Hem daar het bericht bereikte dat Lazarus, de broer van Maria en Martha te Bethanië dodelijk ziek was. Na het vernemen van de toestand van Lazarus blijft Jezus nog twee dagen te Perea alvorens richting Bethanië te reizen. Het is de evangelist Johannes die in hoofdstuk 11 deze geschiedenis brengt. Bij aankomst te Bethanië blijkt Lazarus gestorven te zijn en al sinds vier dagen in de graftombe geborgen. En Jezus wordt door een wenende diep bedroefde Martha gewaarschuwd dat er al een lijklucht was. Wat volgt zijn de troostende woorden van de Heiland: Johannes 11:25 Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, 26 en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?

     

    Voor een grote verzameling van mensen, zowel vrienden als familie van Lazarus, gaat Jezus naar de tombe waar Lazarus geborgen is en roept met luider stem, staat er geschreven: 11:43 Lazarus, kom naar buiten! 44 De gestorvene komt daarop naar buiten, de voeten en de handen gebonden met grafdoeken, en met een zweetdoek om zijn gelaat gebonden. Jezus zeide tot hen: Maakt hem los en laat hem heengaan.

     

    Dit was nog nooit eerder gezien in Israël en een zoveelste teken dat Jezus van Nazareth de Messias is. Tegelijkertijd luidt deze gebeurtenis echter de eindfase in van Jezus’ bediening voor een verloren wereld.

     

    Johannes 11:45 Velen der Joden dan, die tot Maria gekomen waren en aanschouwd hadden wat Hij gedaan had, geloofden in Hem; 46 maar sommigen van hen begaven zich naar de Farizeeën en zeiden hun, wat Jezus gedaan had. 47 De overpriesters en de Farizeeën dan riepen de Raad samen en zeiden: Wat doen wij, want deze mens doet vele tekenen? 48 Als wij Hem zo laten geworden, zullen allen in Hem geloven en de Romeinen zullen komen en ons zowel onze plaats als ons volk ontnemen. 49 Maar één van hen, Kajafas, de hogepriester van dat jaar, zeide tot hen: Gij weet niets, 50 en gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat. 51 Doch dit zeide hij niet uit zichzelf, maar als hogepriester van dat jaar profeteerde hij, dat Jezus zou sterven voor het volk, 52 en niet alleen voor het volk, maar om ook de verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen. 53 Sinds die dag dan beraadslaagden zij om Hem te doden. 54 Jezus dan bewoog Zich niet meer vrij onder de Joden, maar vertrok vandaar naar de landstreek dicht bij de woestijn, naar een stad, Efraïm genaamd, en Hij bleef daar met zijn discipelen. 55 Nu was het Pascha der Joden nabij en velen van het land gingen op naar Jeruzalem, nog vóór het Pascha, om zich te reinigen.

     

    Dit is het Pesachfeest van 30 AD waar alles wat geprofeteerd over de Messias geschreven staat, in vervulling zou gaan. Naar deze gebeurtenis en de aanloop ernaar gaan alle evangelisten over. De wijze echter waarop de vier evangelisten deze gebeurtenissen brengen is niet altijd lineair in de tijd gebracht en dit is een bron voor de Bijbelkritiek geweest. Op deze blog schreef ik al eerder op 24-01-2014 een artikel over de blinden te Jericho 30 AD ter rechtzetting van de kritiek op zogenaamde onduidelijkheden en tegensprekelijk-heden tussen de evangelisten betreffende de berichtgeving over de genezing bijvoorbeeld van de blinden te Jericho.

     

    De geschiedenis van de gebeurtenissen van de Pesachweek van 30 AD door de vier evangelisten gebracht zijn eveneens een bron van kritiek geweest voor de Bijbelkritiek. Deze kritiek is weerlegd en hierna volgt de rechtzetting zoals de Bijbelgeleerde dr. C.I. Scofield (1843-1921) het gebracht heeft. De hierna vermelde lijst met opgave van de correcte volgorde heb ik van het internet geplukt:

     

    The order of events on the night of the Passover supper appears to have been:

    (1) The taking by our Lord and the disciples of their places at the table;

    (2) the contention who should be greatest;

    (3) the feet washing;

    (4) the identification Judas as the traitor;

    (5) the withdrawal of Judas;

    (6) the institution of the supper;

    (7) the words of Jesus while still in the room Matthew 26:26-29; Luke 22:35-38; John 13:3-35; Matthew 14:1-31

    (8) the words of Jesus between the room and the garden Matthew 26:31-35; Mark 14:26-31; John 15:16,17 it seems probable that the high-priestly prayer John 17:1-26 was uttered after they reached the garden;

    (9) the agony in the garden;

    (10) the betrayal and arrest;

    (11) Jesus before Caiaphas; Peter's denial.

     

    A comparison of the narratives gives the following order of events in the crucifixion day:

    (1) Early in the morning Jesus is brought before Caiaphas and the Sanhedrin. He is condemned and mocked Matthew 26:57-68; Mark 14:55-65; Luke 22:63-71; John 18:19-24.

    (2) The Sanhedrin lead Jesus to Pilate, Matthew 27:1,2,11-14; Mark 15:1-5; Luke 23:1-5; John 18:28-38.

    (3) Pilate sends Jesus to Herod Luke 23:6-12; John 19:4.

    (4) Jesus is again brought before Pilate, who releases Barabbas and delivers Jesus to be crucified Matthew 27:15-26; Mark 15:6-15; Luke 23:13-25; John 18:39,40; 19:4-16.

    (5) Jesus is crowned with thorns and mocked Matthew 27:26-30; Mark 15:15-20; John 19:1-3.

    (6) Suicide of Judas Matthew 27:3-10.

    (7) Led forth to be crucified, the cross is laid upon Simon: Jesus discourses to the women Matthew 27:31,32; Mark 15:20-23; Luke 23:26-33; John 19:16,17.

     

    The Order of Events at the Crucifixion

    (1) the arrival at Golgotha Matthew 27:33; Mark 15:22; Luke 23:33; John 19:17

    (2) the offer of the stupefying drink refused Matthew 27:34; Mark 15:23

    (3) Jesus is crucified between two thieves Matthew 27:35-38; Mark 15:24-28; Luke 23:33-38; John 19:18-24

    (4) He utters the first cry from the cross, "Father, forgive," etc. Luke 23:34.

    (5) The soldiers part His garments Matthew 27:35; Mark 15:24; Luke 23:34; John 19:23

    (6) The Jews mock Jesus Matthew 27:39-44; Mark 15:29-32; Luke 23:35-38

    (7) The thieves rail on Him, but one repents and believes Matthew 27:44; Mark 15:32; Luke 23:39-43.

    (8) The second cry from the cross, "To-day shalt thou be with me," etc. Luke 23:43.

    (9) The third cry, "Woman, behold thy son" John 19:26,27.

    (10) The darkness Matthew 27:45; Mark 15:33; Luke 23:44.

    (11) The fourth cry, "My God," etc. Matthew 27:46,47; Mark 15:34-36

    (12) The fifth cry, "I thirst" John 19:28.

    (13) The sixth cry, "It is finished" John 19:30.

    (14) The seventh cry, "Father, into thy hands," etc. Luke 23:46.

    (15) Our Lord dismisses his spirit Matthew 27:50; Mark 15:37; Luke 23:46; John 19:30.

     

    The Order of Events with the Resurrection

    The order of events, combining the four narratives, is as follows: Three women, Mary Magdalene, and Mary the mother of Jesus, and Salome, start for the sepulchre, followed by other women bearing spices. The three find the stone rolled away, and Mary Magdalene goes to tell the disciples. Luke 23:55-24:9; John 20:1,2. Mary, the mother of James and Joses, draws nearer the tomb and sees the angel of the Lord Matthew 28:2. She goes back to meet the other women following with the spices. Meanwhile Peter and John, warned by Mary Magdalene, arrive, look in, and go away John 20:3-10. Mary Magdalene returns weeping, sees the two angels and then Jesus John 20:11-18 and goes as He bade her to tell the disciples. Mary (mother of James and Joses), meanwhile, has met the women with the spices and, returning with them, they see the two angels. ; Luke 24:4,5; Mark 16:5. They also receive the angelic message, and, going to seek the disciples, are met by Jesus. Matthew 28:8-10.

     

    The order of our Lord's appearances would seem to be: On the day of his resurrection:

    (1) To Mary Magdalene John 10:14-18.

    (2) To the women returning from the tomb with angelic message Matthew 28:8-10.

    (3) To Peter, probably in the afternoon Luke 24:34; 1 Corinthians 15:5.

    (4) To the Emmaus disciples toward evening Luke 24:13-31.

    (5) To the apostles, except Thomas Luke 24:36-43; John 20:19-24.

     

    Eight days afterward: (1) to the apostles, Thomas being present John 20:24-29.

    In Galilee: (1a) To the seven by the Lake of Tiberias John 21:1-23.

    (2) On a mountain, to the apostles and five hundred brethren 1 Corinthians 15:6. At Jerusalem and Bethany again:

    (1) To James 1 Corinthians 15:7.

    (2) To the eleven Matthew 28:16-20; Mark 16:14-20; Luke 24:33-53; Acts 1:3-12.

    To Paul:

    (1) Near Damascus Acts 9:3-6; 1 Corinthians 15:8

    (2) In the temple Acts 22:17-21; 23:11.

    To Stephen outside Jerusalem Acts 7:55.

    To John on Patmos Revelation 1:10-19.

     

    Zie link: http://www.biblestudytools.com/commentaries/scofield-reference-notes/

     

    Hierna een schema van de gebeurtenissen van Jezus’ openbaar optreden dat ik samenstelde:

     

    Jaartal        AD

    Johannes

    Marcus

    Lucas

    Matteüs

    Lente          25

     

     

     

    3:1-12

    Zomer

     

     

     

     

    Herfst

     

     

     

     

    Winter 25/26

     

     

     

     

    Lente          26

    6x7 sabbatjaar

     

     

     

     

    Zomer

    1:29-39

     

     

    1:12-13

    3:1-20

    3:21-38

    4:1-13

    3:13-17

     

    4:1-11

    4:12-16

    Herfst

    2:1-11

     

     

    4:17-25

    Winter 26/27

     

    05-05-2014 om 12:12 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE VERLOREN GEWAANDE TIEN STAMMEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het oude Israël telde aanvankelijk twaalf stammen die ten tijde van David en Salomo tot één verenigd koninkrijk samengesmeed waren. Na de dood van Salomo in 967 v. Chr., bij het begin van de regering van diens zoon Rehabeam, scheurden zich echter naar het uitgesproken Godsoordeel over Salomo, tien stammen af en vormden o.l.v. Jerobeam, het noordelijke koninkrijk, ook het tienstammenrijk genoemd. Alle opvolgers van Jerobeam kozen voor de afgodendienst in afwijzing van de God van Israël. Uiteindelijk werden zij na vele waarschuwingen van Godswege in het jaar 717 v. Chr. in ballingschap door de Assyriërs naar het noorden en het oosten van het Assyrische Rijk weggevoerd (zie het artikel op deze blog van 31-01-2014: Honderddertig jaar, zes maanden en tien dagen).

     

    2 Koningen 17:1 In het twaalfde jaar van Achaz, de koning van Juda, werd Hosea, de zoon van Ela, koning over Israël te Samaria; hij regeerde negen jaar. 2 Hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, echter niet zoals de koningen van Israël die vóór hem geweest waren. 3 Tegen hem trok Salmanassar, de koning van Assur, op; en Hosea onderwierp zich aan hem en betaalde hem schatting. 4 Maar toen de koning van Assur een samenzwering bij Hosea ontdekte, dat hij gezanten naar So, de koning van Egypte, gezonden had en aan de koning van Assur geen schatting meer opbracht, zoals van jaar tot jaar, nam de koning van Assur hem gevangen en sloot hem in boeien in de gevangenis. 5 De koning van Assur trok door het gehele land, rukte op naar Samaria en belegerde het drie jaar. 6 In het negende jaar van Hosea nam de koning van Assur Samaria in; hij voerde Israël in ballingschap naar Assur en deed hen wonen in Chalach, aan de Chabor, de rivier van Gozan en in de steden der Meden. (NBG 1951 Vertaling)

     

    Ten tijde van het tot stand komen van het Nieuwe Testament, zo een acht eeuwen later, was hun woonplaats nog bekend want Petrus, de apostel voor de Joden, in tegenstelling tot Paulus die de heidenen met het evangelie bekend ging maken, schrijft Petrus vanuit de stad Babylon zijn brieven aan hen. En ook de apostel Jacobus schrijft zijn brief aan de 12 stammen in de verstrooiing. En uit het Bijbelboek Handelingen blijkt ook dat alle 12 stammen en hun woonplaats toen nog bekend was. In het tweede hoofdstuk van het boek Handelingen kunnen we het land van oorsprong vernemen van de Israëlieten aanwezig te Jeruzalem met het Pinksterfeest van 30 AD. De lijst begint heel opmerkelijk met Parten en Meden in het Oosten:

     

    Handelingen 2:En hoe horen wij hen dan een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? 9 Parten, Meden, Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Pontus en Asia, 10 Frygië en Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten, 11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken. (NBG 1951 Vertaling)

     

    We moeten ook bedenken dat een rest, een overblijfsel van de tien stammen in het Judea van de eerste eeuw van de christelijke jaartelling aanwezig was. Enkele Bijbelgedeelten maken dit duidelijk. Zo leert de evangelist Lucas dat bij het opdragen van de baby Jezus (veertig dagen jong) in de Tempel te Jeruzalem, één van de twee getuigen Hanna de dochter van Fanuël, was. En dan kan men lezen dat zij uit de stam Aser was, één van de tien stammen dus.

     

    Lucas 2:36 Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd, 37 en nu was zij weduwe, ongeveer vierentachtig jaar oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag. 38 En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.

     

    Dat o.a. de stam Aser in Jeruzalem ten tijde van Jezus Christus in Judea vertegenwoordigd was is een gevolg van de handelingen van koning Jehizkia van Juda (723/694 v. Chr.). Zie het hierna volgende Bijbelgedeelte:

     

    2 Kronieken 30:1 Toen zond Jehizkia een boodschap tot geheel Israël en Juda, ja, zelfs schreef hij brieven aan Efraïm en Manasse, dat zij zouden komen naar het huis des HEREN te Jeruzalem, om voor de HERE, de God van Israël, het Pascha te vieren. 2 En de koning, zijn oversten en de gehele gemeente te Jeruzalem overlegden, dat zij het Pascha zouden vieren in de tweede maand, 3 want zij konden het op de gewone tijd niet vieren, omdat zich niet voldoende priesters geheiligd hadden en het volk niet in Jeruzalem samengekomen was. 4 Dit verwierf de goedkeuring van de koning en van de gehele gemeente. 5 Toen namen zij het besluit, een bevel te laten uitgaan door geheel Israël van Berseba tot Dan, om in Jeruzalem de HERE, de God van Israël, het Pascha te komen vieren, want men had het niet, zoals was voorgeschreven, algemeen gevierd. 6 De ijlboden nu gingen met de brieven van de koning en zijn oversten door geheel Israël en Juda, en zeiden overeenkomstig het gebod des konings: Israëlieten, keert weder tot de HERE, de God van Abraham, Isaak en Israël, dan zal Hij wederkeren tot de ontkomenen, die u overgebleven zijn uit de macht van de koningen van Assur. 7 Weest dan niet als uw vaderen en als uw broeders, die ontrouw geweest zijn jegens de HERE, de God hunner vaderen, zodat Hij hen maakte tot een voorwerp van ontzetting, zoals gij ziet. 8 Weest thans niet hardnekkig zoals uw vaderen, geeft de HERE uw hand en komt tot zijn heiligdom, dat Hij voor altijd geheiligd heeft, en dient de HERE, uw God, opdat zijn brandende toorn zich van u afkere. 9 Want, wanneer gij wederkeert tot de HERE, dan zullen uw broeders en zonen erbarming vinden bij degenen die hen als gevangenen hebben weggevoerd, en dan zullen zij naar dit land wederkeren. Want genadig en barmhartig is de HERE, uw God: Hij zal het aangezicht niet van u afwenden, indien gij tot Hem wederkeert. 10 Toen de ijlboden van stad tot stad door het land van Efraïm en Manasse trokken en tot Zebulon toe, lachte men hen uit en bespotte men hen. 11 Maar enige mannen uit Aser, Manasse en Zebulon verootmoedigden zich en kwamen naar Jeruzalem.

     

    Een volgende keer dat dit gebeurde was als een gevolg van de godsdiensthervorming ten tijde van koning Josia van Juda (640/609 v. Chr.). Toen kwamen ook enkelingen uit de tien stammen naar Jeruzalem over. Zie het hierna vermelde Bijbelgedeelten:

     

    2 Kronieken 34: 33 Josia verwijderde al de gruwelen uit al de landstreken die aan de Israëlieten toebehoorden, en bracht allen die zich in Israël bevonden, tot de dienst van de HERE, hun God. Gedurende heel zijn leven weken zij niet af van de HERE, de God hunner vaderen.

     

    2 Kronieken 35: 18 Zulk een Pascha was in Israël niet gevierd sinds de dagen van de profeet Samuël; geen der koningen van Israël heeft het Pascha gevierd zoals Josia het vierde met de priesters, de Levieten en geheel Juda en Israël dat zich daar bevond, en met de inwoners van Jeruzalem. 19 In het achttiende jaar van de regering van Josia werd dit Pascha gevierd.

     

    Deze mensen, deze rest van de tien stammen is later ook met de twee stammen Juda en Benjamin plus de Levieten door de Babyloniërs vanaf 605 v. Chr. tot 586 v. Chr. in ballingschap weggevoerd. Een rest van hen is blijkbaar dan ook onder Ezra en Nehemia teruggekeerd getuige de profetes Hanna van de stam Aser die bij het opdragen van de jonge boreling Jezus te Jeruzalem aanwezig was.

     

    Bij de tweede ballingschap na de tweede vernietiging van de Tempel te Jeruzalem in 70 AD door de Romeinen werd ook de rest, het overblijfsel van de tien stammen op dat ogenblik aanwezig in Judea door de Romeinen weggevoerd.

     

    De mensen die wij vandaag als Joden aanduiden kunnen aldus uit alle stammen van het oude Israël stammen. Alleen de Levi ’s en de Cohen ’s weten met zekerheid dat zij van de stam Levi afstammen. Wat trouwens heel opmerkelijk is.

     

    De profeten van de Bijbel spreken over een derde herstel van Israël in het oude land der vaderen. Een herstel dat momenteel nog in de toekomst ligt. Wanneer men deze profetische gedeelten van de Bijbel doorneemt is het opmerkelijk dat er expliciet een herstel van zowel de twee stammen als van de tien stammen gesproken wordt.

     

    Ezechiël 37:15 Het woord des HEREN kwam tot mij: 16 Gij mensenkind, neem een stuk hout en schrijf daarop: voor Juda en de Israëlieten die daarbij behoren; neem dan een ander stuk hout en schrijf daarop: voor Jozef – het stuk hout van Efraïm – en het gehele huis Israëls dat daarbij behoort; 17 voeg ze dan aan elkander tot één stuk hout, zodat zij in uw hand tot één worden. 18 Wanneer nu uw volksgenoten u vragen: Wilt gij ons niet meedelen, wat gij daarmee bedoelt? 19 zeg dan tot hen: Zo zegt de Here HERE: zie, Ik neem het stuk hout van Jozef – dat aan Efraïm toebehoort – en van de stammen Israëls die daarbij behoren, en Ik voeg het bij het stuk van Juda en maak ze tot één stuk hout, zodat zij één zijn in mijn hand. 20 Terwijl de stukken hout die gij beschreven hebt, voor hun ogen in uw hand zijn, 21 zeg dan tot hen: Zo zegt de Here HERE: zie, Ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wier gebied zij gegaan zijn; Ik zal hen van alle kanten bijeenverzamelen en hen naar hun land brengen. 22 En Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen Israëls, en één koning zal over hen allen koning zijn; niet langer zullen zij twee volken zijn en niet langer verdeeld in twee koninkrijken. 23 Niet langer zullen zij zich verontreinigen met hun afgoden, hun gruwelen en al hun overtredingen, maar Ik zal hen verlossen van alle afvalligheid waarmee zij gezondigd hebben, en hen reinigen, zodat zij Mij tot een volk zullen zijn en Ik hun tot een God zal zijn. 24 En mijn knecht David zal koning over hen wezen; één herder zal er voor hen allen zijn. Zij zullen naar mijn verordeningen wandelen en naarstig mijn inzettingen onderhouden. 25 Zij zullen wonen in het land dat Ik aan mijn knecht Jakob gegeven heb en waarin hun vaders gewoond hebben; ja, zij zullen daarin wonen, zij, hun kinderen en hun kindskinderen, tot in eeuwigheid, en mijn knecht David zal hun voor eeuwig tot vorst zijn. 26 Ik zal met hen een verbond des vredes sluiten, een eeuwig verbond met hen zal het zijn; Ik zal hun een plaats geven, hen vermeerderen en mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen stellen. 27 Mijn woning zal bij hen zijn; Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. 28 En de volken zullen weten, dat Ik, de HERE, het ben die Israël heilig, doordat mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen staat. (NBG 1951 Vertaling)

     

    Waar bevind zich het gros van de verloren gewaande tien stammen vandaag? De Bijbel noemt in het eerder geciteerde Bijbelgedeelte van 2 Koningen 17 hun ballingsoorden: Assur, Chalach, aan de Chabor, aan de rivier van Gozan en in de steden der Meden.

     

    De meest oostelijke grens van het Medisch-Perzische Rijk was de rivier de Indus. Vertaald naar deze tijd is dit het gebied van Afghanistan met in de rand: Pakistan, Irak, Iran en Turkmenistan.

    De Jewish Encyclopedia.com (internet) schrijft het volgende over Afghanistan en de verloren tien stammen:

    “according to their native traditions, the Afghans also are to be identified with the Lost Ten Tribes. They declare that Nebuchadnezzar banished them into the mountains of Ghur, whence they maintained correspondence with the Arabian Jews. When some of the latter were converted by Mohammed, one Khalid wrote to the Afghans and invited them to embrace Islam. Several Afghan nobles went to Arabia under one Kais, who claimed trace his descent through forty-seven generations from Saul. He was accordingly greeted by Mohammed by the title of "malik," in deference to this illustrious descent. Kais is reported to have died at the age of eighty seven, in 662 and all the modern chiefs of Afghanistan claim to be descended from him (Malcolm, "History of Persia," ii. 596, London, 1815). The Afghans still call themselves "Beni-Israel," and are declared to have a markedly Jewish appearance. Their claim to Israelitish descent is allowed by most Mohammedan writers. G. Moore, in his "Lost Tribes" (pp. 143-160, London, 1861), also identified the Afghans with the Ten Tribes.”

     

    Geen één van de vele stammen die Afghanistan en daarbuiten vandaag rijk is kent echter zijn oorsprong. Wat religie betreft zijn zij volgelingen van de Arabische god Allah en diens profeet Mohammed. Zij zijn zelfs vanuit de Koran (Soera 17) tegen een in de Bijbel beloofde derde herstel van Israël in het oude land der vaderen.

     

    Er zal een ‘act of God’ nodig zijn om deze mensen hun Israëlitische wortels duidelijk te maken. Op Gods tijd echter zullen zij ooit in de toekomst aan hun tocht naar het Beloofde Land beginnen. Het zal een bewogen tocht worden. Het feit alleen dat men als individu tot een der verloren stammen behoord is geen vrijkaart voor het beloofde land want ook hier telt alleen geloof zoals het hierna vermelde Bijbelgedeelte leert:

     

    Ezechiël 20:34 Ik zal u voeren uit het midden der volken en u bijeenbrengen uit de landen waarin gij verstrooid zijt, met sterke hand, met uitgestrekte arm en met uitgestorte grimmigheid. 35 Ik zal u brengen naar de woestijn der volken en daar met u in het gericht treden, van aangezicht tot aangezicht. 36 Zoals Ik met uw vaderen in het gericht getreden ben in de woestijn van het land Egypte, zo zal Ik ook met u in het gericht treden, luidt het woord van de Here HERE. 37 Ik zal u onder de herdersstaf doen doorgaan en u brengen in de band van het verbond. 38 Ik zal de weerspannigen uit u uitschiften en hen die tegen Mij overtreden hebben; wel zal Ik hen leiden uit het land waarin zij als vreemdelingen vertoeven, maar in het land van Israël zullen zij niet komen. En gij zult weten, dat Ik de HERE ben. (NBG 1951 Vertaling)

     

    De aanvang van de terugkeer van de tien stammen gebeurt in de tweede helft van de zeventigste jaarweek van de profeet Daniël. Zie ook het artikel op deze blog van 04-04-2014: de zeventig jaarweken. Tijdens de eind slag, in het boek Openbaring Harmageddon geheten, wanneer het land Israël door de legers van de koning van het noorden (het nieuwe Assyrië) onder de voet wordt gelopen en schijnbaar verloren is zullen geruchten uit het noorden en het oosten (Daniël 11:40-44-45, 12:1) de koning van het noorden verontrusten, staat er geschreven. In het eindtijdscenario zijn dit de tien stammen die met sterke hand staat er geschreven bij de profeet Ezechiël, uit de landen hunner ballingschap worden weggevoerd richting beloofde land.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    24-04-2014 om 13:30 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GOEDE VRIJDAG 7 APRIL 30 AD
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vrijdag 7 april 30 anno Domini. Maar hoe kunnen we zo zeker zijn van deze datum, heden 1984 jaar geleden, correct is? Het Nieuwe Testament leert dat de Heer Jezus’ kruisdood voor het Joodse Paasfeest gebeurde en voordat de sabbat begon, dus is de conclusie, was het een vrijdag in de late namiddag. Het oude Israël had een maankalender. De eerste maand van het jaar in die oude kalender was de maand Nisan (maart/april), de maand van de verlossing uit Egypte in 1483 v. Chr. Een nieuwe maand begon met de avond waarop de opkomende maan na zonsondergang voor het eerst zichtbaar werd. De lammeren op het Joodse pesachfeest werden geslacht op de 14de Nisan in de namiddag. Het Paasfeest werd bij zonsondergang gevierd (Zie: Leviticus 23:5 en Numeri 28:16).

     

    Astronomen kunnen heden terugrekenen wanneer in Jeruzalem bijna twee millennia geleden een nieuwe maand begon. De eerste dag van de maand Nisan kan aldus vastgesteld worden en de veertiende Nisan vult zichzelf in. Moderne astronomen (Astronomy and the date of the Crucifixion – Colin Humphreys and W.G. Waddington) leveren de volgende data af voor de veertiende Nisan op een vrijdag: 11 april 27 AD, 7 april 30 AD en 3 april 33 AD. Ik geef de drie data op aangezien er verschil van mening bij onderzoekers bestaat betreffende het correcte jaar van de kruisdood. Mijn bronvermelding van Colin Humphreys hierboven hanteert overigens 33 AD voor het jaar van de kruisiging. De motieven voor een late datum hebben (soms) hun reden van bestaan in de vervangingsleer die het christendom aanhangt. De leert die zegt dat de kerk(en) in de plaats van Israël gekomen zijn en alle oudtestamentische profetie in haar vervult. De 70ste jaarweek van de profeet Daniël bijvoorbeeld volgt aldus onmiddellijk op de 69ste jaarweek en is aldus al geschiedenis en kende haar eindvervulling in 33 AD.

     

    Maar waarom mijn keuze voor 7 april 30 AD? Omdat deze datum namelijk volledig past in de sabbat- en jubeljaaropgave van William Whiston. Het dertigste jubeljaar viel volgens Whiston in het jaar 27/28 AD. In oktober 27 AD werd dit aangename jaar des HEREN door Jezus’ in de synagoge van zijn vaderstad afgekondigd, zoals we kunnen lezen in het Lukas evangelie hoofdstuk 4:16. Het jaar 27 AD en de maand oktober worden aldus een ankerpunt waar we de chronologische gegevens van de evangeliën mee verankeren.

     

    De vier pelgrimsfeesten die de evangelist Johannes opgeeft passen in dit schema. Het eerste paasfeest dat Johannes 2:13 vermeld viel in de maand nisan van 27 AD. Het tweede pelgrimsfeest volgens Johannes 5:1 in 28 AD, het derde paasfeest naar Johannes 6:4 in 29 AD en het vierde paasfeest in 30 AD met het beschreven lijden, sterven, opstanding en hemelvaart van Jezus Christus. Betreffende het derde paasfeest vermeld door de evangelist Johannes bestaat er verschil van mening onder onderzoekers. Sommigen lezen Johannes 6:1 door een westerse bril met een lineair tijd-denken en verklaren dat Jezus op een berg de broden vermenigvuldigende voor een menigte ver in het noorden van Israël onmogelijk tegelijkertijd in Jeruzalem kon zijn. De conclusie van sommige onderzoekers is zelfs dat dit Schriftgedeelte niet geïnspireerd is en later toegevoegd. Hierna het bewuste Schriftgedeelte:

     

    Johannes 6:1 “Daarna vertrok Jezus naar de overzijde van de zee van Tiberias in Galilea. 2 En Hem volgde een grote schare, omdat zij de tekenen zagen, die Hij aan zieken verrichtte. 3 En Jezus ging de berg op en zat daar neder met zijn discipelen. 4 En het Pascha, het feest der Joden, was nabij. 5 Toen Jezus dan de ogen opsloeg en zag, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide Hij tot Filippus: Waar zullen wij broden kopen, dat dezen kunnen eten?”

     

    Wanneer we dit Schriftgedeelte hebben doorgenomen kan de conclusie alleen maar zijn dat de vermenigvuldiging van de broden op de berg geschiedde kort voor het Pascha. Met ‘kort voor’, bedoelen we dan de tijd die nodig is om van het noorden van Israël naar Jeruzalem te trekken. Nog zulk een schijnbare moeilijkheid voor sommigen is de vermelding van ‘het feest der Joden’ in Johannes hoofdstuk 5:1. Is dit nu een verwijzing naar een Pascha of is een ander feest bedoelt? De verklaring leveren weer de sabbat- en jubeljarenopgave van William Whiston.

     

    Het paasfeest van 28 AD zag een nieuwe cyclus van 7 x 7 jaren aanvangen. Het was tevens de periode van het dertigste Jubeljaar sinds de instelling ervan en volgens een Rabbijnse traditie zat men in het vierde millennium anno mundi, de vierde dag van de Schepping die symbolisch voor het Licht stond. De zon der gerechtigheid, de Messias was komende. De algemene verwachting in Israël toen was dat de komst van de Messias nabij tot zeer nabij was. De wederkomst van de profeet Elia zou aan deze komst voorafgaan. Daarom ben ik van mening dat de evangelist Johannes naar ‘het feest der Joden’ verwijst. Het was inderdaad ook een feest toen (van geestelijk gezien; blinden en doven) met in gedachten al de nakende vertroosting van Israël.

     

    Met het paasfeest van 27 AD begon het zevende jaar in de sabbatjaarcyclus. Het zesde jaar in de sabbatjaarcyclus, een jaar van de beloofde dubbele zegening liep aldus van april 26 tot maart 27 AD. Het was het jaar van het optreden van Johannes de Doper, de doop van Jezus in het najaar, de verzoeking in de woestijn, het uitroepen van de eerste discipelen en het begin van het openbaar optreden van Jezus Christus in Israël. In de zomer van 26AD was Jezus dertig + jaar oud. Hij was namelijk geboren in de vijfde maand (Ab = juli/augustus) van het jaar vijf voor Christus.

     

    Deze constructie moet eveneens duidelijk maken waar juist het vijftiende regeringsjaar van Keizer Tiberius op de tijdsbalk te verankeren is. Het vijftiende jaar van Tiberius liep van oktober 26 tot september 27 AD. Het is de evangelist Lukas die het optreden van Johannes de Doper aan het vijftiende regeringsjaar van Tiberius koppelt. Betreffende het exacte begin van de regering van Tiberius bestaat onenigheid tussen onderzoekers. Moet men rekenen vanaf de dood van keizer Augustus in 14 AD of vanaf 12 AD wanneer Tiberius als ‘co-princeps’ van Augustus over het oostelijke gedeelte van het Romeinse Rijk benoemd werd. Deze aanstelling als co-regent vinden we in Romeinse bronnen terug: SUETONIUS, Tib. Vita, 21 a.u.c.765. De conclusie moet zijn dat volgens de hier aangeboden chronologische reconstructie de evangelist Lukas het co-regentschap bedoelde. Voor wat het oostelijk gedeelte van het Romeinse Rijk betreft en waar Judea een onderdeel van was, was Tiberius vanaf 12 AD de-facto Keizer.

     

    Vanaf het eerst vermelde Paasfeest door de evangelist Johannes in hoofdstuk 2:13 in 27 AD zijn het 46 jaar terug tot het begin van de herbouw van de Tempel te Jeruzalem door Herodes de Grote.

     

    Johannes 2: 20 De Joden dan zeiden: Zesenveertig jaren is over deze tempel gebouwd en Gij zult hem binnen drie dagen doen herrijzen? 21 Maar Hij sprak van de tempel zijns lichaams. 22 Toen Hij dan opgewekt was uit de doden, herinnerden zijn discipelen zich, dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en het woord, dat Jezus gesproken had. 23 En terwijl Hij te Jeruzalem was, op het Paasfeest, geloofden velen in zijn naam, doordat zij zijn tekenen zagen, die Hij deed;

     

    Dit Schriftgedeelte leert dat er 46 jaar zijn vanaf het beginjaar van de herbouw van de tempel door Herodes de Grote in 20 v. Chr. en het eerste Pesachfeest dat de evangelist Johannes vermeldt. Het is Flavius Josephus, de Joodse historicus uit de eerste eeuw na Christus, die jaartallen geeft.

     

    Josephus (Joodse Oudheden Boek XV, xi.1-6) schrijft dat Herodes in zijn 18de regeringsjaar besloot tot herbouw van de tempel. Verder schrijft Josephus dat aanvankelijk 18 maanden aan de tempel gewerkt werd. Exact 46 jaar later speelt Johannes hoofdstuk 2 zich af. (Zie eveneens het artikel op deze blog van 05-03-2014 -de regeringsperiode van Herodes de Grote)

     

    Al de verkregen jaartallen via de jubeljaartelling van William Whiston in dit artikel bevestigen het jaar 30 AD als het jaar van de kruisdood van de Christus, gevolgd door Zijn Opstanding en Hemelvaart. En de belofte van Zijn wederkomst.

     

    1 Korintiërs 15:1 Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook staat, 2 waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zó vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn. 3 Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften , 4 en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften, 5 en Hij is verschenen aan Kefas, daarna aan de twaalven. 6 Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie het merendeel thans nog in leven is, doch sommigen zijn ontslapen. 7 Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan al de apostelen; 8 maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene. (NBG Vertaling 1951)

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    14-04-2014 om 10:12 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DRIE DAGEN EN DRIE NACHTEN?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Deze week is het Goede Vrijdag. Het zal dan 1984 jaar geleden zijn dat het Lam van God, de Heer Jezus Christus, op vrijdag 7 april 30 AD zijn leven gaf voor een verloren wereld.

    Johannes 3: 14 En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, 15 opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe. 16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

     

    Met de vermelding ‘Goede Vrijdag’ volg ik de christelijke overlevering die leert dat de Heer Jezus Christus op een vrijdag Zijn leven gaf.

     

    2 Thessalonicenzen 2:15 “Zo dan, broeders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn.”

     

    Betreffende de kruisiging van Christus op een vrijdag, ‘goede vrijdag’ genoemd in het christendom, bestaat nochtans onenigheid. Een gelanceerde nieuwe theorie plaatst het sterven van Jezus op woensdag of donderdag. Dit zou volgens deze nieuwe theorie aansluiten bij de woorden van Jezus  zelf wanneer Hij verwees naar het teken van Jona die drie dagen en drie nachten in het zeemonster verbleef.

     

    Matteüs 12: 40 Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten.

     

    Bedoelde Jezus letterlijk drie dagen en drie nachten of was dit een manier van uitdrukken in die tijd? De Bijbel geeft een duidelijk antwoord. Enkele voorbeelden hierna:

     

    Exodus 24:18 “Mozes ging de wolk in en besteeg de berg. En hij bleef op de berg veertig dagen en veertig nachten

     

    1 Samuël 30: 11 Toen vonden zij op het veld een Egyptenaar en brachten hem bij David. Zij gaven hem brood en hij at, zij lieten hem water drinken, 12 en gaven hem een schijf geperste vijgen en twee rozijnenkoeken, en toen hij dat gegeten had, keerde zijn geest in hem terug, want hij had gedurende drie dagen en drie nachten niets gegeten of gedronken. 13 Daarop vroeg David hem: Van wie zijt gij en waar komt gij vandaan? Hij antwoordde: Ik ben een Egyptische jongeman, een slaaf van een Amalekiet. Mijn heer heeft mij achtergelaten, omdat ik drie dagen geleden ziek werd.

     

    Jona 1: 17 “En de HERE beschikte een grote vis om Jona in te slokken; en Jona was in het ingewand van de vis drie dagen en drie nachten

     

    Job 2: 11 Toen nu de drie vrienden van Job hoorden van al het leed dat hem getroffen had, kwam ieder van hen uit zijn woonplaats: de Temaniet Elifaz, de Suchiet Bildad en de Naämatiet Sofar; en zij kwamen volgens afspraak bij elkander om hem te gaan beklagen en te troosten. 12 Toen zij van verre hun ogen ophieven, herkenden zij hem niet. Zij verhieven hun stem en weenden, scheurden hun mantels en strooiden stof op hun hoofd, hemelwaarts. 13 En zij zaten bij hem op de grond, zeven dagen en zeven nachten; niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat zijn smart zeer groot was.

     

    Het toevoegen van de nachten aan het aantal dagen die verstrijken zouden, was gewoon een manier van uitdrukken. Mozes vastte veertig dagen en veertig nachten. Wanneer David en zijn mannen een Egyptische slaaf van een Amalekiet tegenkomen die gedurende drie dagen en drie nachten niets gegeten of gedronken heeft, blijkt dat hij drie dagen eerder ziek was geworden. Heel duidelijk is hier sprake van een afgeronde periode en niet van exact 72 uur. Jona was in de vis drie dagen en drie nachten. Jobs vrienden zaten zeven dagen en zeven nachten bij hem. We merken op dat geen Jood van de oudheid zou spreken van “zeven dagen en zes nachten” of “drie nachten en twee nachten”, zelfs als dit de periode was die hij aan het beschrijven was. De uitdrukkingen in die tijd spraken altijd van een gelijk aantal dagen en nachten en als een Jood zou spreken van een periode van drie dagen die alleen twee nachten beslaat, zou hij moeten spreken van drie dagen en drie nachten.

     

    Een goed voorbeeld hiervan wordt gevonden in het Bijbelboek Ester waar de koningin zei dat niemand gedurende drie dagen en drie nachten mocht eten of drinken, maar op de derde dag - toen slechts twee nachten gepasseerd waren-  ging Ester de kamer van de koning binnen en het vasten werd beëindigd.

     

    Esther 4:15 Toen liet Ester het volgende antwoord aan Mordechai geven: 16 ‘Roep alle Joden die in Susa wonen bij elkaar en vast voor mij: eet niet en drink niet, overdag niet en ’s nachts niet, drie dagen lang. Ook ik zal op die manier vasten met mijn dienaressen. En na die voorbereiding zal ik naar de koning gaan, al is dat tegen de wet. Moet ik omkomen, goed, dan zal ik omkomen.’ 17 Mordechai ging weg en deed wat Ester hem had opgedragen.5:1 Toen de derde dag aangebroken was, hulde Ester zich in een koninklijk gewaad en ging naar de binnenhof van het koninklijk paleis. Daar bleef ze staan, tegenover de troonzaal. In de zaal zat de koning op zijn koninklijke troon, tegenover de ingang. 2 Zodra hij koningin Ester in de hof zag staan, voelde hij zo veel genegenheid voor haar dat hij haar de gouden scepter toestak die hij in zijn hand hield. Ester ging naar voren en raakte het uiteinde van de scepter aan. 3 Toen vroeg de koning haar: ‘Wat is er, koningin Ester? Wat is uw wens? Al was het de helft van mijn rijk, het zal u gegeven worden.’ 4 En Ester antwoordde: ‘Als het de koning goeddunkt, laat hij dan vandaag nog samen met Haman bij mij komen en deelnemen aan de feestelijke maaltijd die ik voor hem heb bereid.’ 5 Daarop gaf de koning bevel om Haman zo snel mogelijk te halen. ‘We zullen doen,’ zei hij, ‘wat Ester verzoekt.’

     

    We stellen dus vast dat “drie dagen en drie nachten” in de Hebreeuwse terminologie, niet noodzakelijk een volledige periode van drie werkelijke dagen en drie werkelijke nachten betekent, maar dat het slechts een uitdrukking was om een deel van de eerste en de derde dag uit te drukken.

     

    Ook in het berekenen van regeringsjaren jaren van hun koningen hanteerden de Israëlieten van de oudheid dezelfde manier van rekenen als met dagen en nachten. Een koning die de troon besteeg in de loop van jaar één, daarna een heel jaar regeerde en in de loop van het daaropvolgende jaar vervangen werd, regeerde volgens de Israëlieten drie jaar en niet de werkelijke periode van één jaar en twee gedeelten van een jaar.

     

    Er is nog een belangrijke aanwijzing in de Bijbel dat toen Jezus de Joden vertelde dat hij drie dagen en drie nachten in de aarde zou zijn, zij begrepen dat de vervulling van de profetie al na twee nachten verwacht kon worden. Op de dag na zijn kruisiging, dat is, na slechts één nacht, gingen zij naar Pilatus en zeiden: Heer, wij hebben ons herinnerd, dat die verleider bij zijn leven gezegd heeft: Na drie dagen word Ik opgewekt. Geef daarom bevel het graf te verzekeren tot de derde dag. Hierna het volledig citaat:

     

    Matteüs 27: 62 De volgende dag, dat is na de Voorbereiding, kwamen de overpriesters en de Farizeeën gezamenlijk tot Pilatus, 63 en zij zeiden: Heer, wij hebben ons herinnerd, dat die verleider bij zijn leven gezegd heeft: Na drie dagen word Ik opgewekt. 64 Geef daarom bevel het graf te verzekeren tot de derde dag; anders konden zijn discipelen Hem komen stelen, en tot het volk zeggen: Hij is opgewekt uit de doden, en de laatste dwaling zou erger zijn dan de eerste. 65 Pilatus zeide tot hen: Hier hebt gij een wacht, gaat heen en verzekert het naar uw beste weten. 66 Zij gingen heen en verzekerden het graf met de wacht, na de steen verzegeld te hebben.

     

    Wij zouden heden met ons lineair tijds-denken “na drie dagen” verstaan als ieder moment op de vierde dag, maar, volgens de uitdrukkingen van de Joden van Jezus’ tijd wisten zij dat dit naar de derde dag verwees en ze waren bezorgd om het graf van Jezus onbewaakt te laten tot de derde dag na slechts twee nachten. De conclusie moet zijn dat de uitdrukking: “drie dagen en drie nachten” geen volledige periode van tweeënzeventig uur betekent, maar iedere mogelijke tijdsperiode, die een periode tot en met drie dagen beslaat.

     

    De overlevering van ‘goede vrijdag’ is aldus betrouwbaar.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    13-04-2014 om 09:03 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    10-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE HETHIETEN-KONINGEN EN DE REVISIE VAN DE GESCHIEDENIS VAN DE OUDHEID
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De start van het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid heeft haar reden en oorsprong bij de orthodoxe Egyptologie die via een vermeende Sothis-kalender haast geen ruimte voor de Bijbelse historische Boeken liet. Daarom was het noodzakelijk tot een herschikking van de verschillende farao’s en hun dynastieën op de tijdsbalk te komen met ditmaal Bijbelse ankerpunten. Het was wijlen Dr. Immanuël Velikovsky die in de tweede helft van de twintigste eeuw de aanzet gaf. Een groot aantal revisionisten van de geschiedenis van de oudheid hebben sindsdien veel van de bevindingen van Velikovsky opgegeven en alternatieve revisies gepubliceerd. Ik ben echter van mening dat het nodige eerbetoon naar de persoon van Velikovsky blijvend op zijn plaats is, aangezien zonder Velikovsky er waarschijnlijk heden geen historisch-chronologisch onderzoek zou zijn.

     

    En het gaat niet alleen om de historische boeken van de Bijbel. De orthodoxe Egyptologie is in feite o.a. verantwoordelijk voor de zogenaamde ‘duistere eeuwen’ die gefabriceerd werden als een gevolg van het linken van Klein-Aziatische vorsten en gebeurtenissen aan de regeerperioden van bepaalde farao ’s.

     

    Zulk een voorbeeld zijn de invallen van de zeevolken tegen wie farao Ramses III moest strijden, die door de orthodoxe Egyptologie in de twaalfde eeuw voor Christus op de tijdsbalk geplaatst wordt. Zie het artikel op deze blog van 22-03-2014: de zeevolken. We hebben hier ditmaal te maken met een buiten-Bijbelse anomalie die gecreëerd werd als een gevolg van de foutieve datering van de regeerperiode van Ramses III op de tijdsbalk in de twaalfde eeuw v. Chr. De orthodoxie laat het Hethieten-rijk als een gevolg van de invasie van de zeevolken ten ondergaan in de twaalfde eeuw voor Christus. Een anomalie is dat de Assyriërs tot in de achtste eeuw voor Christus naar de Hethieten in hun bewaarde annalen verwijzen. En het is het Hethieten-rijk dat in dit artikel aandacht krijgt.

     

    Het Hethieten-rijk wordt door de gevestigde geschiedschrijving in drie perioden verdeeld. Men spreekt over het Oude Rijk, een Midden Rijk en een Nieuw Rijk. Over de Hethieten schreef ik al, zij het summier, in mijn eerdere publicatie ‘Van Noach tot Christus’(1987) en ‘Kroniek van het Oude Israël’(1993). Vooral het baanbrekend werk van Dr. Donovan Courville (The Exodus Problem and its Ramifications, Volume 2, Chapter 17) was toen mijn leidraad.

     

    De Bijbelse Hethieten hebben hun oorsprong bij Heth (Genesis 10:15), een zoon van Kanaän, een zoon van Cham, een zoon van Noach. Hun oorsprong gaat dus helemaal terug tot de periode na de zondvloed en spraakverwarring in circa 2200 v. Chr. Aanvankelijk was hun woongebied Kanaän.

     

    Het Oude Rijk van de Hethieten heeft volgens de nieuwe chronologie haar begin in de periode na de intocht van de Israëlieten in Kanaän in het jaar 1443 v. Chr. De Hethieten werden in de jaren daaropvolgend uit Kanaän verdreven en vestigden zich later in Anatolië in het gebied van het huidige Turkije. Vanuit hun nieuwe hoofdstad Hattoessa, het huidige Böghazkoy, zouden zij in korte tijd heel de regio overheersen.

     

    Jozua 3:En de HERE zeide tot Jozua: Op deze dag zal Ik beginnen u groot te maken in de ogen van geheel Israël, opdat zij weten dat Ik met u zal zijn, zoals Ik met Mozes geweest ben. Beveel dan de priesters, die de ark des verbonds dragen: zodra gij gekomen zijt aan de oever van het water van de Jordaan, zult gij in de Jordaan blijven staan. Toen zeide Jozua tot de Israëlieten: Komt naderbij en hoort de woorden van de HERE, uw God. 10 Voorts zeide Jozua: Hieraan zult gij weten, dat de levende God in uw midden is en dat Hij zeker de Kanaänieten, de Hethieten, de Chiwwieten, de Perizzieten, de Girgasieten, de Amorieten en de Jebusieten voor u uit verdrijven zal: 11 ziet, de ark des verbonds van de HERE der ganse aarde trekt vóór u over, de Jordaan in.

     

    Dr. Courville (zie: Van Noach tot Christus, 1987, hoofdstuk 10 t/m hoofdstuk 13) plaatst de Hethietische koning Pithanus in de 15de eeuw voor Christus op de tijdsbalk, tot op koning Telepinus in de 11de eeuw v. Chr., die hij met Ilu Teshup uit Assyrische bronnen identificeert. Het was de Assyriër Tiglath Pileser I die aan het Oude Rijk van de Hethieten een einde bracht. Wat volgde was een chaotische periode, genaamd het Midden Rijk, tot aan de regering van Tudhaliyas II, die het tijdperk van het zogenaamde Nieuwe Rijk inluidde.

     

    Ten tijde van koning Salomo (1007/967 v. Chr.) heeft de Bijbel het over de koningen van de Hethieten in het meervoud en moeten we ons een serie stadstaten voor de geest halen.

    1 Koningen 10:27 En de koning maakte het zilver in Jeruzalem overvloedig als stenen, en de ceders als moerbeivijgen die in menigte in de Laagte groeien. 28 De levering van de paarden die voor Salomo bestemd waren, geschiedde uit Misraïm en uit Kewe; de handelaars van de koning haalden ze tegen marktprijs uit Kewe. 29 Een wagen uit Misraïm stelden zij echter bij levering op zeshonderd, en een paard op honderd vijftig eenheden zilver; evenzo voerde men ze door hun bemiddeling uit naar alle koningen der Hethieten en naar de koningen van Aram.

     

    De chaotische periode van het zogenaamde Midden Rijk werd naar mijn vermoeden ook veroorzaakt door het optreden van farao Thothmosis III alias Sisak die in 963 v. Chr. (gereviseerde chronologie) aan een serie jaarlijkse campagnes naar Klein-Azië begon. En indien we Herodotus voor waar houden, ook naar Europa. Herodotus’ (Boek 2, 102-111) Sesostris marcheerde tot Kolchis aan de Kaspische Zee en drong zelfs door tot in Europa waar hij Skythië en Thracië veroverde en aldus op weg ook het Hethieten-rijk in Klein-Azië bezette of schatplichtig maakte.

     

    Wat volgde was een duistere periode tot het Nieuwe Hethietische Rijk, onder leiding van Tudhaliya, opkwam. Gereviseerd kom ik ongeveer rond 920 v. Chr. uit voor de beginperiode van de regering van Tudhaliya. Dit past in het Bijbelse plaatje dat opnieuw een sterk Hethieten-rijk laat zien ten tijde van de belegering van Samaria door Benhadad, de koning van Aram in 892 v. Chr.

     

    2 Koningen 7:Want de HERE had het leger der Arameeërs een geluid doen horen van wagens en paarden, het geluid van een grote legermacht, zodat zij tot elkander zeiden: Zie, de koning van Israël heeft tegen ons de koningen der Hethieten en van Misraïm gehuurd om ons te overvallen. Daarom waren zij opgesprongen en in de avondschemering gevlucht en hadden hun tenten achtergelaten, ook hun paarden, hun ezels, de hele legerplaats zoals die was; zij waren gevlucht om hun leven te redden.

     

    Wat we aan historisch chronologisch materiaal betreffende de Hethieten hebben, is fragmentarisch. Geen of weinig regeerperioden van de verschillende koningen zijn bekend. Wat we wel hebben zijn enkele raakpunten met contemporaine Assyrische en Egyptische koningen. Op deze manier is het mogelijk om het Nieuwe Rijk van de Hethieten ongeveer op de tijdsbalk te rangschikken. Zo heeft o.a. Suppiluliuma gecorrespondeerd met farao Amonhotep IV alias Achnaton alias Nafoeria, en is er een schrijven bekend van de weduwe van Nafoeria/Achnaton. Zodoende loopt de regeerperiode van de Hethietische koning contemporain met die van farao Achnaton. Enkele belangrijke puzzelstukjes kunnen zodoende ingevuld worden. De gereviseerde jaartallen van Achnaton zijn: 735/687 v. Chr. De regeerperiode van Suppiluliuma bedraagt ongeveer 60 jaar. De eerstgeborene van Suppiluliuma en kroonprins was Arnuwanda die op weg naar Egypte, op uitnodiging van de weduwe van farao Achnaton, om het leven kwam, vermoedelijk als een gevolg van de pest die toen heerste. We zijn namelijk in bezit vanuit een Hethietische bron, van een schrijven van Dakhamunzu, de Hethietische naam van de weduwe van Achnaton. Deze farao had volgens dezelfde Hethietische bronnen de naam Nibkhururija of Piphuriryas. En na diens dood verzocht Dakhamunzu, de weduwe van Nibkururija/Achnaton, aan Suppiluliuma tot uithuwelijking aan een zoon van hem. Zodoende kunnen we de Hethiet Suppiluliuma met de Egyptische koningslijst verankeren.

     

    De opvolger van Suppiluliuma werd Mursilis II die in het tweede jaar van de regering van farao Smenkhkare, de opvolger van Achnaton, zijn regeerperiode aanvangt. Mursilis II was niet de kroonprins maar de jongere broer. In het tiende regeringsjaar van koning Mursilis II maken Hethietische annalen melding van een kosmisch zonfenomeen en dit levert een volgend ankerpunt op de tijdsbalk op. Assyrische bronnen vermelden namelijk een kosmisch fenomeen ten tijde van de invasie van Egypte door Essarhaddon in 671 v. Chr. Beide fenomenen zijn één en dezelfde en zodoende verankeren we het tiende regeringsjaar van Mursilis met 671 v. Chr.

     

    Een volgende verankering levert ons de Hethiet Hattoesilis III die streed tegen en daarna een vredesverdrag sloot met farao Ramses II. Deze farao begint gereviseerd zijn regeerperiode in 610 v. Chr. en het vredesverdrag met de Hethieten-vorst Hattoesilis, in Ramses II’ 21ste regeringsjaar, of gereviseerd in 590/589 v. Chr. Vanaf dit verkregen jaartal plaatsen we de opvolgers van Hattoesilis III op de tijdsbalk tot aan de val van Hattoessa in 546 v. Chr. door Croesus, gevolgd door de Meden en Perzen wat het definitieve einde voor het Hethieten-rijk betekende.

     

    Het bestuderen van orthodoxe werken vooraleer Velikovsky met zijn theorieën het establishment aanviel is altijd lonend. Zo schrijft Dr. Margarete Riemschneider onverbloemd over de verwijzing naar het product ijzer ten tijde van de regering van Hattoesilis, terwijl het orthodox gezien niet evident is dit product in het Brons tijdperk tegen te komen. Tijdens de regering van Hattoesilis is namelijk een schrijven  bekend van waarschijnlijk een Assyrische vorst met het verzoek om het zenden van ijzer (Dr. Margarete Riemschneider, Die Welt der Hethieter, blz. 34). Hattoesilis gaf een ontwijkend antwoord, schreef dat zijn magazijnen leeg waren en het jaargetijde niet geschikt voor verwerking van ijzer, maar stuurde als teken van goede wil een ijzeren dolk naar de Assyriër.

     

    Hierna de Hethieten-koningslijst die gereviseerd chronologisch gerangschikt werd:

     


    Koning:

    v. Chr.:

    (circa)

    Historische gebeurtenis

    Tudhaliya I

    co-regent Arnuwanda

    920/860

    Tijdgenoot van Tukulti Ninirta II (923/917) en Salmaneser III (895/860)

    Arnuwanda I

    860/843

     

    Hattoesilis II

    843/790

    Tijdgenoot van Assur Nerari V (790/782)

    Tudhaliya II

    790/761

     

    Tudhaliya III

    761

     

    Suppiluliuma I

    761/681

    712 v. Chr. invallen zeevolken - contemporain met Ramses III/Amonhotep IV

    Arnuwanda II

    687

    sterfjaar

    Mursilis II

    681/662

    10de jaar gelijk aan: 671 v. Chr. met meganatuurcatastrofe

    Muwatalli II

    662/653

     

    Mursilis III

    653/621

    621 zonsverduistering

    Hattoesilis III

    621/596

    contemporain met Ramses II

    Tudhaliya IV

    596/566

     

    Karunta

    566

     

    Arnuwanda III

    566/561

     

    Suppiluliuma II

    561/546

    546 val Hattoessa

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    10-04-2014 om 10:09 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Jubeljaren van okt.709/sep.708 v. Chr. en okt.23/sep.22 v. Chr. onder de loep.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Met dit artikel wens ik twee historisch verifieerbare jubeljaren onder de aandacht te brengen. De jubeljaren en de wijze van rekenen van de sabbat- en jubeljaren heb ik van William Whiston (JOSEPHUS Complete Works, Translated by William Whiston, A.M., Appendix Dissertation V) overgenomen. Er waren in totaal 30 jubeljaren vanaf de eerste viering in 1395/1394 v. Chr. tot het optreden van Jezus Christus in 27/28 AD, het jaar dat Jezus het ‘aangename jaar des HEREN’ (Lucas 4) uitriep en zich als de Messias voor de Joden bekendmaakte. Hierna een opsomming van alle jubeljaren vanaf één tot dertig.

     

    Exodus jaartal: 1483 v. Chr. Begin sabbatjaartelling: 1443 v. Chr.

    Jubeljaren en jaartallen voor Christus: Historische periode:

    1.       1395/1394                                      Richter Othniël

    2.      1346/1345                                      Ruth 6:6

    3.      1297/1296                                      Richter Ehud

    4.      1248/1247                                      verdrukking Jabin

    5.      1199/1198                                       Richter Thola

    6.      1150/1149                                       verdrukking Ammon

    7.      1101/1100                                       Richter en profeet Samuël

    8.      1052/1051                                       Saul

    9.      1003/1002                                     Salomo

    10.    954/953                                         Rehabeam

    11.     905/904                                        Josafat

    12.     856/855                                         Joas

    13.     807/806                                        Amazia

    14.     758/757                                         Uzzia

    15.     709/708                                        Het 14de jaar van Hizkia

    16.     660/659                                        Manasse

    17.     611/610                                          Josia - Val Nineveh

    18.     562/561                                         Het 37ste jaar der ballingschap

    19.     513/512                                          Haggaï

    20.    464/463                                        Ezra

    21.     415/414                                           Nehemia

    22.    366/365                                         Perzische periode

    23.    317/316                                           Griekse periode

    24.    268/267                                         Griekse periode

    25.    219/218                                          Griekse periode

    26.    170/169                                          Griekse periode

    27.    121/120                                           Makkabeeën

    28.     72/71                                              Makkabeeën

    29.    23/22                                             Hongersnood Herodes

    30.    27/28 AD                                       Messias Jezus ____________

     

    William Whiston (1667/1752) was een Engelse wiskundige, historicus en theoloog. Hij is vooral bekend door zijn vertaling van de werken van Flavius Josephus uit het Grieks naar de Engelse taal. In zijn ‘dissertatie V’ bovenaan vermeld, geeft Whiston 10 historische verwijzingen naar het houden van sabbat- en jubeljaren door het oude Israël vanuit de Bijbel, de werken van Flavius Josephus en vanuit de apocriefe boeken van Makkabeeën. Deze verwijzingen vormen als het ware een ketting waarmee men op de tijdsbalk naar het verleden kan navigeren. Aan deze lijst van 10 historische verwijzingen voegde ik nog een jaartal toe: het jubeljaar 562/561 v. Chr. Het eerste regeringsjaar van de Babylonische koning Ewil Merodach, wanneer deze heerser koning Jojachin van Juda uit zijn gevangenis in Babylon verloste in het 37ste jaar van diens ballingschap (2 Koningen 27:27).

     

    Het oude Israël heeft zelden het jubeljaargebod gehouden. We kennen het jaar van de aanvang door in de tijd terug te rekenen vanaf de historische vermeldingen van de eerste tot de zesde eeuw voor Christus. Maar daarna vinden we in de Bijbel haast geen verwijzingen naar het houden van Jubeljaren. Eén duidelijke verwijzing naar een Jubeljaar is er echter bij de profeet Jesaja volgend op het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia van Juda:

     

    Jesaja 37:30 "En dit zal u het teken zijn: gij zult dit jaar eten wat vanzelf opkomt en in het tweede jaar wat nawast; maar zaait in het derde jaar en oogst, plant wijngaarden en eet de vrucht daarvan.."

     

    In de cyclus van sabbat- en jubeljaren in het oude Israël moest het land elk zevende jaar braak blijven liggen. Er mocht niet geploegd noch gezaaid worden. De HERE God beloofde in de Thora dat Hij het zesde jaar dubbel zou zegenen zodat er voldoende opbrengst zou zijn voor het overbruggen van twee jaren. De sabbatjaren liepen van april tot maart en zeven maal zeven jaar later begon in oktober het jubeljaar dat liep tot september van het volgende jaar. De sabbatjaren liepen zonder onderbreking verder. Dat is in een notendop de uitleg van de dissertatie van William Whiston tot het correct berekenen van de sabbat en jubeljaren.

     

    Het jubeljaar waar de profeet Jesaja naar verwijst liep van oktober 709 tot september 708 v. Chr. Het woord van de profeet: ‘gij zult dit jaar eten wat vanzelf opkomt’, situeert zich in het zevende sabbatjaar (april 709/ maart 708) en ‘in het tweede jaar wat nawast’, slaat op het jaar april 708 tot maart 707 v. Chr., het houden van het jubeljaar liep tot september 708 v. Chr. Daarna kon er gezaaid en geplant worden: ‘maar zaait in het derde jaar en oogst, plant wijngaarden en eet de vrucht daarvan’

     

    Het houden van het sabbat- en jubeljaargebod vergde geloof. Ook zal vermoedelijk de winstgedachte en het derven van winst (de wortel van alle kwaad) een rol gespeeld hebben in het niet houden van dit gebod. We moeten ook bedenken dat de zeventigjarige Babylonische ballingschap uiteindelijk een oordeel was voor het niet houden van het sabbatjaargebod. Het land Israël kreeg toen zeventig jaar rust (2 Kronieken 36:21).

     

    Het jubeljaar van 709/708 v. Chr. wordt tegenwoordig door weinige onderzoekers opgemerkt en dit als een gevolg van de seculiere wetenschap: de Assyriologie. Bijna honderd jaar geleden werd de Assyrische koningslijst gepubliceerd. Een koningslijst die liep van de zevende eeuw tot ongeveer de negende eeuw voor Christus met exacte jaartallen en regeerperioden voor de vermelde Assyrische koningen. De Bijbelse koningslijst en de jaartallen tot dan in gebruik stonden hier haaks tegenover en werden daarom door de onderzoeker de geleerde E. Thiele aangepast, verkort zodat de Bijbelse koningslijst en haar jaartallen zouden overeenkomen met de Assyrische Khorsabad-lijst.

     

    De regeerperiode van koning Hizkia werd door Thiele in lijn gebracht met de regeerperiode van de Assyrische koningen Sargon II en Sanherib. In vele zogenaamde christelijke naslagwerken en Bijbelatlassen worden de jaartallen van E. Thiele gehanteerd. In mijn boek ‘De Assyriologie herzien’ ga ik hier dieper op in:

     

    http://www.shopmybook.com/wwaowItems/2013/06/10/15638236911324027454000/excerpt/excerpt.pdf

     

    Het trieste resultaat is dat als een gevolg van Thiele ’s fabricatie de vermelding van Jesaja hoofdstuk 37 met de verwijzing naar een jubeljaar niet meer (h)erkend wordt.

     

    Maar nu verder met het Jubeljaar okt.23/sep.22 voor Christus. Het is een Jubeljaar dat viel ten tijde van de regeerperiode van Herodes de Grote (zie ook het artikel op deze blog van 05-03-2014 de regeringsperiode van Herodes de Grote).

     

    Het eerste regeringsjaar van Herodes de Grote viel gedeeltelijk in een sabbatjaar: April 37/maart 36 v. Chr. Het jaar 37 v. Chr. is dan ook een belangrijk anker- en navigatiepunt op de tijdsbalk. De historische bron van dit ankerpunt is Flavius Josephus (Joodse Oudheden Boek.XIV,xvi,2). Josephus verbindt de inname van Jeruzalem door Herodes met een sabbatjaar.

     

    Een volgende hint naar een sabbatjaar en ditmaal gevolgd door een jubeljaar vinden we eveneens bij Flavius Josephus beginnend bij het dertiende regeringsjaar van Herodes de Grote. Ik geef hierna het volledige citaat dat ik van het internet (public domain) plukte:

     

    Flavius Josephus, Joodse Oudheden Boek XV,ix,1.

    1. NOW on this very year, which was the thirteenth year of the reign of Herod, very great calamities came upon the country; whether they were derived from the anger of God, or whether this misery returns again naturally in certain periods of time for, in the first place, there were perpetual droughts, and for that reason the ground was barren, and did not bring forth the same quantity of fruits that it used to produce; and after this barrenness of the soil, that change of food which the want of corn occasioned produced distempers in the bodies of men, and a pestilential disease prevailed, one misery following upon the back of another; and these circumstances, that they were destitute both of methods of cure and of food, made the pestilential distemper, which began after a violent manner, the more lasting. The destruction of men also after such a manner deprived those that survived of all their courage, because they had no way to provide remedies sufficient for the distresses they were in. When therefore the fruits of that year were spoiled, and whatsoever they had laid up beforehand was spent, there was no foundation of hope for relief remaining, but the misery, contrary to what they expected still increased upon them; and this not only on that year, while they had nothing for themselves left [at the end of it], but what seed they had sown perished also, by reason of the ground not yielding its fruits on the second year. This distress they were in made them also, out of necessity, to eat many things that did not use to be eaten; nor was the king himself free from this distress any more than other men, as being deprived of that tribute he used to have from the fruits of the ground, and having already expended what money he had, in his liberality to those whose cities he had built; nor had he any people that were worthy of his assistance, since this miserable state of things had procured him the hatred of his subjects: for it is a constant rule, that misfortunes are still laid to the account of those that govern.

     

    2. In these circumstances he considered with himself how to procure some seasonable help; but this was a hard thing to be done, while their neighbors had no food to sell them; and their money also was gone, had it been possible to purchase a little food at a great price. However, he thought it his best way, by all means, not to leave off his endeavors to assist his people; so he cut off the rich furniture that was in his palace, both of silver and gold, insomuch that he did not spare the finest vessels he had, or those that were made with the most elaborate skill of the artificers, but sent the money to Petronius, who had been made prefect of Egypt by Caesar; and as not a few had already fled to him under their necessities, and as he was particularly a friend to Herod, and desirous to have his subjects preserved, he gave leave to them in the first place to export corn, and assisted them every way, both in purchasing and exporting the same; so that he was the principal, if not the only person, who afforded them what help they had. And Herod taking care the people should understand that this help came from himself, did thereby not only remove the ill opinion of those that formerly hated him, but gave them the greatest demonstration possible of his good-will to them, and care of them; for, in the first place, as for those who were able to provide their own food, he distributed to them their proportion of corn in the exactest manner; but for those many that were not able, either by reason of their old age, or any other infirmity, to provide food for themselves, he made this provision for them, the bakers should make their bread ready for them. He also took care that they might not be hurt by the dangers of winter, since they were in great want of clothing also, by reason of the utter destruction and consumption of their sheep and goats, till they had no wool to make use of, nor anything else to cover themselves withal. And when he had procured these things for his own subjects, he went further, in order to provide necessaries for their neighbors, and gave seed to the Syrians, which thing turned greatly to his own advantage also, this charitable assistance being afforded most seasonably to their fruitful soil, so that everyone had now a plentiful provision of food. Upon the whole, when the harvest of the land was approaching, he sent no fewer than fifty thousand men, whom he had sustained, into the country; by which means he both repaired the afflicted condition of his own kingdom with great generosity and diligence, and lightened the afflictions of his neighbors, who were under the same calamities; for there was nobody who had been in want that was left destitute of a suitable assistance by him; nay, further, there were neither any people, nor any cities, nor any private men, who were to make provision for the multitudes, and on that account were in want of support, and had recourse to him, but received what they stood in need of, insomuch that it appeared, upon a computation, that the number of cori of wheat, of ten attic medimni apiece, that were given to foreigners, amounted to ten thousand, and the number that was given in his own kingdom was about fourscore thousand. Now it happened that this care of his, and this seasonable benefaction, had such influence on the Jews, and was so cried up among other nations, as to wipe off that old hatred which his violation of some of their customs, during his reign, had procured him among all the nation, and that this liberality of his assistance in this their greatest necessity was full satisfaction for all that he had done of that nature, as it also procured him great fame among foreigners; and it looked as if these calamities that afflicted his land, to a degree plainly incredible, came in order to raise his glory, and to be to his great advantage; for the greatness of his liberality in these distresses, which he now demonstrated beyond all expectation, did so change the disposition of the multitude towards him, that they were ready to suppose he had been from the beginning not such a one as they had found him to be by experience, but such a one as the care he had taken of them in supplying their necessities proved him now to be.

     

    De hongersnood door Josephus beschreven die begon tijdens het dertiende jaar van Herodes (oktober 26 tot september 25 v. Chr.) duurde twee jaar. Op de tijdsbalk was dit het vijfde en het zesde jaar in de sabbatjaarcyclus. We merken hier dat sinds de dagen van de profeet Jesaja, de beloofde zegen over het zesde jaar van de sabbatjaarcyclus niet meer van tel was.

     

    Herodes blijkt ten koste van persoonlijke bezittingen graan en zaad gekocht te hebben bij zijn vriend Petronius die door de Romeinse keizer tot prefect over Egypte was benoemd. Het verkregen zaadgoed werd door Herodes echter naar Syrië doorgesluisd om aldaar te laten planten. Hieruit blijkt dat de Joden naar het gebod weigerden te zaaien in het sabbatjaar van april 23/maart 22 v. Chr. Een sabbatjaar dat ditmaal gevolgd werd door het 29ste jubeljaar van oktober 23/september 22 v. Chr. De zegen werd door de Joden ervaren toen tijdens het jubeljaar graan vanuit Syrië geleverd kon worden en de nood gelenigd.

     

    Het historisch genoteerde sabbatjaar en het 29ste jubeljaar ten tijde van de regeerperiode van Herodes de Grote leiden ons naar het 30ste jubeljaar van oktober 27/september 28 AD wanneer Jezus van Nazareth zich in de synagoge te Nazareth als de verwachte Messias aan de Joden bekendmaakte (Lucas 4:16-30).

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet

    Robert De Telder

    08-04-2014 om 09:13 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat gebeurde er nu in werkelijkheid met de Ark van het Verbond?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    Psalm 74:1 Een leerdicht van Asaf. Waarom, o God, verstoot Gij voor altoos, brandt uw toorn tegen de schapen die Gij weidt?2 Gedenk uw gemeente, die Gij van ouds hebt verworven, die Gij verlost hebt als de stam van uw erfdeel, de berg Sion, waarop Gij uw woning hebt gevestigd.3 Richt uw schreden naar wat voorgoed in puin ligt; alles heeft de vijand in het heiligdom vernield.4 Uw tegenstanders brulden in uw vergaderplaatsen hebben er hun tekenen als tekenen opgesteld;5 het had het aanzien, alsof iemand de bijl van omhoog op het kreupelhout deed neerkomen;6 toen sloegen zij het snijwerk daaraan altegader stuk met bijl en houweel;7 uw heiligdom staken zij in brand, zij ontwijdden tot de grond toe de woning van uw naam;8 zij zeiden bij zichzelf: Laten wij hen altegader verdrukken. Zij verbrandden alle godshuizen in den lande.9 Onze tekenen zien wij niet, geen profeet is er meer, niemand onder ons, die weet tot hoelang.10 Ja, hoelang nog zal de tegenstander honen, o God; zal de vijand uw naam voor altijd versmaden?11 Waarom houdt Gij uw hand, ja uw rechterhand, terug?  Trek ze uit uw boezem, verdelg! (NBG Vertaling 1951)

    Jeremia 3:14 Keert weder, afkerige kinderen, luidt het woord des HEREN, want Ik ben heer over u; Ik zal u nemen, één uit een stad en twee uit een geslacht, en u brengen te Sion, 15 en Ik zal u herders naar mijn hart geven, die u zullen weiden met kennis en verstand. 16 Als gij u dan vermeerdert en vruchtbaar wordt in het land in die dagen, luidt het woord des HEREN, dan zal men niet meer spreken over de ark van het verbond des HEREN; zij zal niemand in de zin komen, men zal aan haar niet meer denken en haar niet zoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden. 17 Te dien tijde zal men Jeruzalem noemen de troon des HEREN, en alle volken zullen zich daarheen verzamelen om de naam des HEREN te Jeruzalem, en zij zullen niet meer wandelen naar de verstoktheid van hun boos hart. 18 In die dagen zal het huis van Juda naar het huis van Israël gaan, en zij zullen tezamen uit het Noorderland komen naar het land dat Ik aan uw vaderen ten erfdeel gegeven heb.

    Zie ook 2 Koningen 25:1-17

    Wanneer we de hiervoor geciteerde Bijbelgedeelten doornemen is het duidelijk dat de Ark van het Verbond in 586 v. Chr. door de Babyloniërs te samen met alle andere Tempelattributen samen met de Tempel vernietigd werd. In de Tempel die zeventig jaar later herbouwd was, was er geen ark meer ter plaatsing in het Heilige der Heiligen. Ook in de herbouwde tempel van Herodes de Grote bevond zich geen Ark van het Verbond meer. Volgens de profeet Jeremia zou de Ark niet weder gemaakt worden. Het moet dan ook duidelijk zijn dat het verhaal in het Apocrief boek 2 Makkabeeën gebracht, dat de Roomse kerk aan haar Bijbel heeft toegevoegd, een leugen is. Hierna het betreffende gedeelte:

    2 Makkabeeën 2:1 In de boeken staat niet alleen dat de profeet Jeremia de ballingen beval om iets van het vuur mee te nemen, zoals reeds is gezegd, 2 maar ook dat hij hun de leer gaf en hun daarbij op het hart drukte, de geboden van de Heer niet te vergeten en zich niet te laten misleiden door de fraai versierde gouden en zilveren beelden die ze zouden zien. 3 Naast andere vermaningen drong hij erop aan de leer niet uit hun hart te bannen. 4 Verder staat er in hetzelfde geschrift dat de profeet, gehoorzaam aan een goddelijke ingeving, de verbondstent en de ark liet halen en achter hem aan liet dragen, terwijl hij de berg beklom die Mozes bestegen had om het erfdeel van God te aanschouwen. 5 Daar aangekomen vond Jeremia een rotsspelonk; daarin plaatste hij de tent, de ark en het reukofferaltaar en hij sloot de toegang af. 6 Toen enkele van zijn metgezellen er weer heen gingen om de weg te markeren, konden ze de plaats niet meer vinden. 7 Jeremia hoorde van hun poging en maakte hun verwijten. Hij zei: ‘Die plaats moet onbekend blijven, totdat God zijn volk weer samenbrengt en het zijn barmhartigheid toont. 8 Dan zal de Heer dat alles weer tevoorschijn brengen; dan zal de glorie van de Heer in een wolk verschijnen, zoals dat gebeurd is in de tijd van Mozes en ook in die van Salomo, toen hij bad dat de tempel op grootse wijze geheiligd zou worden.’ 9 Ook werd erin verteld wat Salomo in zijn wijsheid deed toen hij bij de voltooiing van de tempel het inwijdingsoffer opdroeg: 10 zoals er tijdens Mozes’ gebed tot de Heer vuur uit de hemel was neergedaald, zo daalde er ook tijdens zijn gebed vuur neer en dit verteerde de brandoffers. 11 Met betrekking tot dat offer heeft Mozes verklaard: ‘Omdat het zondeoffer niet genuttigd is, is het door het vuur verteerd.’ 12 Ook Salomo heiligde acht dagen lang het inwijdingsfeest. 13 Behalve deze dingen vermelden die boeken, namelijk de gedenkschriften van Nehemia, ook dat Nehemia een bibliotheek had aangelegd, waarin hij de boeken bijeenbracht die betrekking hadden op de koningen, de geschriften van de profeten en van David, evenals de brieven van de koningen betreffende schenkingen aan de tempel. 14 Nu heeft Judas die boeken, die door de oorlog waarin wij gewikkeld zijn geraakt verspreid waren, weer bijeengebracht, en ze zijn weer in ons bezit. 15 Mocht u ze nodig hebben, dan kunt u ze laten halen. 16 Wij schrijven u, omdat we van plan zijn de reiniging van de tempel te heiligen. Wij houden u de plicht voor, dit feest te heiligen. 17 God, die heel zijn volk bevrijd heeft en het erfdeel, het koningschap, het priesterschap en de tempel aan zijn volk heeft teruggegeven, 18 zoals Hij dat in de leer had beloofd, God zal zich spoedig, naar wij hopen, over ons ontfermen en ons vanuit alle windstreken weer bijeenbrengen naar zijn heilige plaats. Want Hij heeft ons uit grote nood verlost en de plaats gereinigd. 19 De geschiedenis van Judas de Makkabeeër en van zijn broers, de reiniging van de grote tempel en de wijding van het altaar, 20 de oorlogen tegen Antiochus Epifanes en zijn zoon Eupator 21 en de hemelse verschijningen die ten deel zijn gevallen aan degenen die met zoveel toewijding en heldhaftigheid streden voor het jodendom. (Willibrord Vertaling 1995)

     

    De oorsprong van de Ark van het Verbond vinden we in het tweede Bijbelboek Exodus:

    Exodus 25:10-22 "Zij moeten dan een ark van acaciahout maken, twee en een halve el lang, anderhalve el breed, en anderhalve el hoog. Gij zult die overtrekken met louter goud; van binnen en van buiten zult gij die overtrekken en er rondom een gouden omlijsting op maken. Gij zult er vier gouden ringen voor gieten en die bevestigen aan de vier voetstukken en wel twee ringen aan de ene zijwand en twee ringen aan de andere zijwand. Gij zult draagstokken van acaciahout maken en die met goud overtrekken. Gij zult de draagstokken steken in de ringen aan de zijwanden van de ark, om daarmee de ark te dragen. De draagstokken zullen in de ringen van de ark blijven, zij zullen er niet uit verwijderd worden. In de ark zult gij de getuigenis leggen, die Ik u geven zal. Ook zult gij een verzoendeksel van louter goud maken, twee en een halve el lang en anderhalve el breed. En gij zult twee cherubs van goud maken, van gedreven werk zult gij ze maken, aan de beide einden van het verzoendeksel. Maak één cherub aan het ene einde en één cherub aan het andere einde; uit één stuk met het verzoendeksel zult gij de cherubs op zijn beide einden maken. De cherubs zullen twee vleugels uitgespreid houden naar boven, met hun vleugels het verzoendeksel bedekkende en hun aangezicht naar elkander gericht; naar het verzoendeksel zullen de aangezichten  der cherubs gericht zijn. Gij zult het verzoendeksel bovenop de ark leggen en in de ark zult gij de getuigenis leggen, die Ik u geven zal. En Ik zal daar met u samenkomen en van het verzoendeksel af, tussen de beide cherubs op de ark der getuigenis, over alles met u spreken wat Ik voor de Israëlieten gebieden zal. "

     

    De Ark van het Verbond heeft de Israëlieten op al haar tochten vanaf haar bouw na de Exodus uit Egypte in 1483 voor Christus, vergezeld. In het Oude Testament zijn er honderden verwijzingen naar gebeurtenissen betreffende de ark van het verbond. Ten tijde van Salomo werd zij in de tempel in het Heilige der heiligen neergezet. Een vertrek van de tempel waar  de hogepriester met Jom Kippoer, de grote verzoendag, binnenging voor de verzoeningshandelingen. Hier is de ark met zekerheid tot aan haar vernietiging gebleven. Deze vernietiging gebeurde ten tijde van Zedekia, de laatste koning van Juda (2 Koningen 25:8-11).

    Na de verwoesting van Jeruzalem en van de tempel door Nebukadnezar, de koning van Babylon, in 586 voor Christus horen wij nooit meer iets over de ark. In de tempel van Zerubbabel na de Babylonische Ballingschap, en in de tempel van Herodes de Grote bevond zich in het Heilige der heiligen geen ark meer, maar wel, volgens de Joodse overlevering, een steen waarop de hogepriester op de grote Verzoendag het vat met reukwerk zette (Leviticus 16:12-14). Het is na de vernietiging van de tweede tempel in 70 AD dat de legendes en het zoeken naar de ark een aanvang namen. De oorspronkelijke ark echter was vernietigd en dit naar het woord van Asaf en Jeremia.

    Wel zijn er met zekerheid in de oudheid replica’s van de ark gemaakt die tot nu toe ergens op deze planeet aarde verborgen zitten. Met zekerheid kan men stellen dat in Ethiopië, op een geheime plaats te Axoem, zulk een replica van de ark van het verbond vereerd wordt. Ethiopië betwist namelijk Arabië de roem van de koningin van het Zuiden. De koningen van Ethiopië eisten afstamming voor zich op via Menelik, een zoon van de koningin van Scheba en Salomo. Hoogstwaarschijnlijk bracht de koningin van Scheba een replica van de ark naar haar land mee. Enkele jaren geleden bracht de BBC een overtuigende documentaire over de verborgen ark te Axoem in Ethiopië. Volgens de documentaire wordt de ark op een geheime plaats bewaard in de kerk van de Heilige Maria van Sion door een monnik bekend als de 'bewaarder van de ark'.

    Daarnaast zijn er Joodse legenden die beweren dat de ark bij de nadering van de Babyloniërs verborgen werd op de berg Nebo in Jordanië zoals het boek 2 Makkabeeën verhaalt. Een andere legende plaatst de ark in een schuilplaats nabij de Dode Zee. Zij is dan verborgen in een van de vele grotten waar ook de bekende Dode Zee-rollen gevonden werden. Een hardnekkige legende leert dat de ark verborgen werd 'in' de tempelberg en op Gods tijd bij de herbouw van de tempel tevoorschijn zal komen. De Joodse legenden verhalen niet over een eventuele replica maar scheppen de verwachting dat de oorspronkelijke ark ergens verborgen zit. Deze legenden zijn echter in strijd met de Bijbel die duidelijk door de mond van Jeremia leert dat "dan zal men niet meer spreken over de ark van het verbond des HEREN; zij zal niemand in de zin komen, men zal aan haar niet meer denken en haar niet zoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden…"

    Het vinden van een replica van de Ark van het Verbond past in het ‘eindtijdkader’ van de zeventig  jaarweken van de profeet Daniël.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    07-04-2014 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Mythische Rijk Mitanni
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    Citaat: If ever the cliché "forgotten empire" could be applied to an ancient state, it must be Mitanni, which is, in fact, hardly more than a name and a handful of archaeological and linguistic hypotheses. Yet, we can combine several types of information, and where they confirm each other, we can probably be confident that we are not extremely far from the historical truth. Livius.org. Einde citaat.

     

    Mijn titel voor dit artikel met ‘Mythische’ tussen aanhalingstekens is als een kwinkslag naar de gevestigde Egyptologie toe bedoeld. De benaming ‘mythisch’ is immers op zijn plaats wanneer men de dateringsmethode van de gevestigde Egyptologie onderuit haalt. Het is als een gevolg van het hanteren van de vermeende Sothis-kalender door de orthodoxie dat de Egyptische achttiende dynastie en de Amarna-tijd in de vijftiende eeuw voor Christus op de tijdsbalk belandde. De koningen van Mitanni waren correspondenten van de farao ’s Amonhotep III en IV. Een probleem echter is dat er buiten de Egyptische bronnen geen verwijzingen gevonden zijn naar een mogelijk Rijk van Mitanni.

     

    De orthodoxie geeft toe dat er geen oorspronkelijke bronnen voor de geschiedenis van de Mitanni gevonden werden. Het is zelfs niet mogelijk om een chronologie van de heersers van de verschillende landen en steden in het gebied Mitanni vast te stellen, laat staan om onbetwiste data te geven. De enkele bevindingen over Mitanni worden verder bemoeilijkt door het gebrek aan differentiatie tussen de taalkundige en etnische groeperingen. Men neemt aan dat er een grote 'Indo-Iraanse' invloed was op Mitanni. Deze theorie is echter niet meer gangbaar. De Russische taalkundige Diakonoff toonde aan dat de theorie van de orthodoxie gebaseerd is op slechts vijf Indo-Iraanse telwoorden, twee of drie termen die betrekking hebben op paardentraining, vier Indo-Iraanse goden-namen en een paar persoonsnamen waarvan de oorsprong niet bekend is.

     

    De ironie is dat de orthodoxe Egyptologie die aanleiding is dat bijvoorbeeld het Bijbelse Rijk van Salomo tot mythe herleid werd, nu zelf verantwoordelijk is voor de creatie van een 'werkelijk' mythisch rijk. Als een gevolg van de foutieve dateringsmethode van de Egyptoloog Eduard Meyer aan het begin van de twintigste eeuw, belandde de historische era van koning Salomo van de Bijbel in het IJzertijdperk. Een tijdvak waar Salomo met veel moeite gevonden wordt. De Bijbelse berichtgeving aangaande de bouwactiviteiten van Salomo werd aldus tot mythe herleid. De archeologische lagen in Israël werden en worden alle aan de hand van de dateringsmethode van de Egyptologie fout gedateerd. De laatste decennia zijn de jaartallen van de orthodoxe egyptologie wereldwijd door verschillende onderzoekers gereviseerd en is het inmiddels overduidelijk dat de era van Salomo met zijn bouwactiviteiten in het Laatbrons tijdperk thuishoort en geen mythe is. Zie het artikel op dit blog van 19-02-2014, het rijk van David en Salomo mythe?

     

    Het veronderstelde Rijk van Mitanni zou een land geweest zijn dat zijn westelijke grens in het noorden aan de Eufraat had. Farao Thothmosis III alias Sesostris van Herodotus alias de Bijbelse Sisak, kwam er al mee in contact wanneer deze aan zijn vele veroveringstochten begon. Tijdens de Egyptische Amarna-periode was er correspondentie door de koningen van Mitanni met de farao ’s Amonhotep III en IV. Maar wie waren de koningen van Mitanni die in de Akkadische taal met farao correspondeerden? Dat van het door de Egyptologie gecreëerde mythische Mitanni-Rijk de archieven en koningslijsten nog gevonden dienen te worden, vindt men niet in alle orthodoxe werken van egyptologen vermeld. (Donald B. Redford, Egypt, Canaan and Israel in Ancient Times, The frontiers of Egypt – page 161).

     

    Hebt u beste lezer(es) dit begrepen? Er is geen enkel archeologisch/historisch bewijs voorhanden betreffende de koningen van Mitanni wiens namen ons uitsluitend vanuit Egyptische bron bereikten.  

    Volgens mijn revisie van de geschiedenis van de oudheid (zie Genesis versus Egyptologie, hoofdstuk 23) zijn de heersers van Mitanni, wanneer getransponeerd van de vijftiende en veertiende eeuw voor Christus naar de achtste en zevende eeuw voor Christus, niemand anders dan de Assyriërs. Het is een orthodoxe Egyptoloog die me aanvankelijk op deze denkpiste gezet heeft. De Egyptoloog Alan Gardiner verwijst in zijn opus magnum (EGYPT OF THE PHARAOHS, Egypt under foreign rule, pagina 341.) naar het merkwaardige feit dat Egyptische bronnen nooit naar het Assyrische Rijk verwijzen. Nochtans merkt Alan Gardiner op, zou zelfs Thebe in het zuiden van Egypte uiteindelijk door de Assyriërs ingenomen worden.  

    Wanneer we afbeeldingen van kaarten, door de orthodoxie gepresenteerd, vergelijken, blijkt dat het gebied van Mitanni het hart-land van Assyrië besloeg. Mijn conclusie is dat Mitanni en Assyrië een en dezelfde staat waren. 

    Het Egyptische Naharin is afgeleid, is een verbastering, van het Hebreeuwse Aram-Naharaïm uit de Bijbel, het Aram van de twee rivieren of Mesopotamië. Een Amarna-briefschrijver was een koning van Mitanni genaamd Tushratta. Vanuit de briefwisseling blijkt dat hij in controle was over Nineveh, de hoofdstad van Assur. Volgens EA23 kon hij het afgodsbeeld van Ishtar van Nineveh met vermeende genezingskrachten aan Amonhotep III aanbieden (zie Philip Clapham, juli 1982, Hittites and Phrygians, C&AH Volume IV, Part 2). De koningen van Mitanni/Assur waren aanvankelijk bevriend met Egypte. Een dochter van Artatama, genaamd Mutemua was uitgehuwelijkt aan Thothmosis IV. Een dochter genaamd Giluhipa, van Suttarna, was uitgehuwelijkt aan Amonhotep III en een dochter van Tushratta genaamd Taduhipa zat in de harem van Amonhotep IV. Vanuit Egyptische bronnen is bekend dat Amonhotep III Giluhipa tot vrouw nam in zijn tiende regeringsjaar en op deze wijze kunnen jaartallen met regerende vorsten verbonden worden. De hele collectie Amarna-brieven bevat zeven brieven van Tushratta aan Amonhotep III, één is gericht aan de weduwe van farao Amonhotep III en drie brieven zijn aan Amonhotep IV gericht.

     

    In mijn variant is Tushratta niemand anders dan Tiglath Pileser III. Vanuit de Amarna-brieven leren we dat Tushratta alias Tiglath Pileser III een machtig en arrogante koning was die zelfs oorlog tegen de Hethieten voerde (EA17). Tushratta hield van oorlog en gebiedsuitbreiding en was verder een liefhebber van Egyptisch goud (EA19). Naar Egypte toe voerde hij echter een dubbelspel op, in die zin dat hij farao altijd van zijn loyaliteit verzekerde maar tegelijkertijd zijn gebied ten koste van farao’s vazallen vergrote. De Amarna-brieven EA85 en EA86 maken gewag van een oprukken van Tushratta/Tiglath Pileser III naar Goebla en Sumur. Deze steden zijn te identificeren met Jizreël en Samaria (zie Dr. Immanuël Velikovsky, Eeuwen in Chaos, hoofdstuk VI, De el-Amarna brieven) in Israël of het tienstammenrijk. Dit offensief dateer ik gereviseerd in het jaar 736 v. Chr.

    In de Amarna-brieven staat verder geschreven dat Tushratta kort na het begin van het koningschap van Achnaton in 727 v. Chr. vermoord werd. De zoon van Tushratta genaamd Kurtiwazza zou deel hebben uitgemaakt van het complot. Volgens mijn revisie is Kurtiwazza Salmaneser V. Heel wat speculatie betreffende de opvolging van Tiglath Pileser en ook met zijn voorgangers kan door de identificatie van Mitanni met Assur ingevuld worden. Tushratta kwam aan de macht na een burgeroorlog die gevoerd werd over de troonopvolging na de dood van Suttarna. Dit past in het verhaal betreffende het aan de macht komen Tiglath Pileser III. Na de moord op Artashumara, de oudste zoon van Suttarna alias Pul, werd Tushratta alias Tiglath Pileser als troonopvolger door de moordenaar Udhi op de troon geplaatst. Heel deze geschiedenis is omgeven door intriges. Tushratta was ten tijde van deze gebeurtenissen nog erg jong en werd officieel als een poesjenel op de troon geplaatst. Niettemin slaagde Tushratta erin de moordenaar de pas af te snijden. Dit werd ook door de Hethieten geobserveerd en misbruikt voor hun eigen doeleinden, de controle over Noord-Syrië namelijk. Van deze manipulaties is een Hethietisch geschrift bewaard gebleven: het verdrag namelijk Suppiluliuma-Shattiwaza. Daaruit leren we o.a. dat de Hethietische vorst Suppiluliuma een verdrag had gesloten met Artatama II en rivaal van Tushratta. Artatama identificeer ik met Sardanapallus, de koning van Assur, die niet voorkomt in de Assyrische koningslijst. De intriges en het complot dat de troonsbestijging van de usurpator Tiglath Pileser III omringde worden nu duidelijker. Ook de ‘damnatio memoriae’ in Assur als een gevolg van de Assyrische koning die regeerde toen de profeet Jona in Nineveh predikte en deze zich tot de God van Israël voor uitredding keerde, wordt nu opgehelderd.

     

    Het aantal namen van Mitannische heersers past ook volledig met het aantal Assyrische koningen voor deze periode. Hierna volgt een reconstructie op basis van de (fragmentarische) informatie uit Egyptische bron. Ankerpunt is Tiglath Pileser III als Tushratta. Deze laatste was zoals eerder vermeldt de jongere broer van Artashumara. Artashumara en Tushratta waren zonen van Suttarna II die ik identificeer met de Bijbelse Pul. Suttarna II was een bondgenoot van de Egyptische farao Amonhotep III, waarvan de diplomatieke betrekkingen beschreven zijn in de Amarna-brieven. Suttarna 's dochter Giluhipa werd zoals eerder vermeld uitgehuwelijkt aan Amonhotep III om de alliantie tussen de twee vorstenhuizen te bezegelen. Wanneer volgens mijn reconstructie Suttarna II de vader van Tushratta was is de conclusie dat de Bijbelse Pul nu de vader van Tiglath Pileser III blijkt te zijn. Pul is dan de Hebreeuwse versie van het Akkadische Suttarna en het Assyrische dialect variant Adad Nirari zoals Tiglath Pileser zijn vader noemde. Zie mijn artikel op dit blog van 06-03-2014: Tiglath Pileser III de zoon van Adad Nirari.

     

    Suttarna was waarschijnlijk een zoon van koning Artatama. Van Artatama is via de Amarna-briefwisseling, geweten dat hij bevriend was met farao Thothmosis IV. Een dochter van Artatama, genaamd Mutemua, was uitgehuwelijkt aan deze farao van Egypte. Wanneer we logischer wijze de lijst van namen vanaf Tushratta verder de tijd involgen en een identificatie met Assyrische heersers zoeken, dan blijkt Artatama de uit de Griekse overlevering bekende koning van Assyrië Sardanapallus te zijn. Artatama was dan weer de opvolger van Saustatar die ik identificeer met Assur Nirari V. Van de hierna volgende namen is nog minder historische informatie beschikbaar maar zij leiden ons wel naar Shamsi Adad IV, die volgens mijn revisie het bewind over nam na het meganatuurcatastrofejaar van 860 v. Chr.

     

    Hierna een schema met in de linker-kolom de Mitanni namen en rechts hun hoogstwaarschijnlijke alter ego’s in Assur:

                                                                               v. Chr.:

    Kirta

    Shamsi Adad IV

    860/847

    Suttarna I

    Adad Nirari III

    847/820

    Baratarna

    Salmaneser IV

    820/811

    Parsatatar

    Assur Dan III

    811/794

    Saustatar

    Assur Nirari V

    794/786

    Artatama

    Sardanapallos

    786/761

    Suttarna II

    Pul alias Adad Nirari VI

    761/754

    Artashumara (zoon van Pul en broer van Tushratta, werd vermoord en is verder onbekend)

    Tushratta

    Tiglath Pileser III

    761/735

    Kurtiwazza

    Salmaneser V

    735/709

    Sattuara I

    Sargon II

    721/686

    Vashasatta

    Sanherib

    710/680

    Sattuara II

    Essarhaddon

    680/668

     

    Wordt vervolgd...

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    24-03-2014 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De twee getuigen te Jeruzalem
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Toen Jezus te Bethlehem in de vijfde maand Ab of juli/augustus van de westerse kalender (zie het artikel op dit blog van 28-01-2014) in het jaar vijf voor Christus geboren werd, werd hij naar de wet van Mozes, veertig dagen later in Jeruzalem door zijn ouders in de Tempel aan God opgedragen. Dit zijn verordeningen die Maria en Jozef naar het Bijbelboek Leviticus 12:1-4 volgden. Hierna het Bijbelgedeelte uit het Lucas-evangelie dat deze geschiedenis brengt:

     

    Lucas 2:21 En toen acht dagen vervuld waren, zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot was ontvangen. 22 En toen de dagen hunner reiniging naar de wet van Mozes vervuld waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Here voor te stellen, 23 gelijk geschreven staat in de wet des Heren: Al het eerstgeborene van het mannelijke geslacht zal heilig heten voor de Here, 24 en om een offer te brengen overeenkomstig hetgeen in de wet des Heren gezegd is, een paar tortelduiven of twee jonge duiven.

    25 En zie, er was een man te Jeruzalem, wiens naam was Simeon, en deze man was rechtvaardig en vroom, en hij verwachtte de vertroosting van Israël, en de heilige Geest was op hem. 26 En hem was door de heilige Geest een godsspraak gegeven, dat hij de dood niet zou zien, eer hij de Christus des Heren gezien had. 27 En hij kwam door de Geest in de tempel. En toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen overeenkomstig de gewoonte der wet, 28 nam ook hij het in zijn armen en hij loofde God en zeide:

    29 Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord, 30 want mijn ogen hebben uw heil gezien, 31 dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: 32 licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël. 33 En zijn vader en zijn moeder stonden verwonderd over hetgeen van Hem gezegd werd. 34 En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt 35 – en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan –, opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden.

    36 Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd, 37 en nu was zij weduwe, ongeveer vierentachtig jaar oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag. 38 En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.

    39 En toen zij alles volbracht hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was, keerden zij terug naar Galilea, naar hun stad Nazareth. (NBG Vertaling 1951)

     

    Wanneer we vanaf de vijfde maand Ab veertig dagen rekenen arriveren we ongeveer aan het begin van de zevende maand Tisjri of naar het einde toe van de zesde Hebreeuwse maand Eloel, naar gelang het vertrekpunt van ons rekenen. Met de woorden van Simeon in gedachten stel ik me echter voor dat de Christus met Rosj Hasjanah in de Tempel aan God opgedragen werd. Rosj Hasjanah betekent: ‘Hoofd van het Jaar’ en is van oudsher het Joodse Nieuwjaar dat ingaat op 1 en 2 Tisjri. In de Joodse overlevering is het een tijd van oordeel. Gedurende dertig dagen tijdens de voorafgaande Hebreeuwse maand bereidden de Joden zich voor op deze heilige dagen. Het was/is een tijd om in gebed na te denken over al het kwaad dat men zijn vrienden of kennissen mogelijk had aangedaan. Het was een tijd om vergeving te vragen en te krijgen. Iedere morgen tijdens deze periode werd op de Sjofar of ramshoorn geblazen ter voorbereiding van Rosj Hasjanah met tien dagen later de Grote Verzoendag of Jom Kippoer. Het is aldus niet onlogisch om het opdragen in de Tempel van de Christus des HEREN, de Heiland, op Rosj Hasjanah te laten plaatsvinden.

    De geboortedag van Jezus Christus viel dan veertig dagen eerder op de negentiende dag van de maand Ab. Dit gerekend op basis van 29 dagen voor de maand Eloel en 29 dagen voor de maan Ab.

    Een volgend punt waar ik aandacht aan wil geven is dat het geciteerde Bijbelgedeelte de christelijke traditie met het bezoek van de wijzen uit het oosten aan de kribbe te Bethlehem, als foutief bevindt. Het is duidelijk dat na de geboorte van Jezus te Bethlehem Hij veertig dagen later met zijn ouders te Jeruzalem was en dat zij vandaar naar Nazareth in Galilea reisden. Het is alzo in Nazareth in hun eigen huis dat de Magi hun opwachting deden (Matteüs 2:9-11).

     

    Maar nu eerst aandacht voor de twee getuigen bij de eerste komst van de Heer Jezus te Jeruzalem. Deze getuigen waren een oude man met de naam Simeon en een oude vrouw genaamd Hanna. Slechts twee getuigen in Jeruzalem bij de eerste komst? Ja, dat klopt. Bij de geboorte te Bethlehem waren het eerder de herders die nacht in het veld bij hun schapen de wacht hielden die getuige waren van de geboorte van de Heiland en daarna hierover getuigden. Hierna het Bijbelgedeelte:

    Lucas 2:8 En er waren herders in diezelfde landstreek, die zich ophielden in het veld en des nachts de wacht hielden over hun kudde. 9 En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des Heren omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze. 10 En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: 11 U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. 12 En dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe. 13 En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde, zeggende: 14 Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens. 15 En het geschiedde, toen de engelen van hen heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander spraken: Laten wij dan naar Betlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is bekendgemaakt. 16 En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kind liggende in de kribbe. 17 En toen zij het gezien hadden, maakten zij bekend hetgeen tot hen gesproken was over dit kind. 18 En allen, die ervan hoorden, verbaasden zich over hetgeen door de herders tot hen gezegd werd. 19 Doch Maria bewaarde al deze woorden, die overwegende in haar hart. 20 En de herders keerden terug, God lovende en prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien, gelijk het hun gezegd was. (NBG Vertaling 1951)

     

    Veertig dagen later waren Maria en Jozef met hun kind in Jeruzalem in de Tempel ter vervulling van de Wet. Voor de priesters van dienst in de tempel die dag was dit gewoon maar een jong koppel uit de provincie met boreling. Bovendien sprak het koppel met een dialect, een tongval waar in Jeruzalem door velen op neergekeken werd. Aan deze priesters ging de komst van de Messias als kind voorbij, behalve aan de twee getuigen, twee oude mensen in Jeruzalem. Later kwamen de Magi naar Nazareth. Tot aan het openbaar optreden van Johannes de Doper in 26 AD zouden er geen getuigen meer zijn. De geschiedenis daaropvolgend van het jaar 26 tot 30 AD kennen we vanuit de evangeliën.

     

    Johannes 1: 1 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5 en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen. 6 Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes; 7 deze kwam als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden. 8 Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht. 9 Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld. 10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. 11 Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13 die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn. (NBG Vertaling 1951)

     

    De twee getuigen van de HERE God te Jeruzalem bij het opdragen van de boreling Jezus waren twee oude mensen; een man en vrouw, niet twee mannen, maar een man én een vrouw. En dit volgens de Scheppingsorde:

    Genesis 1: 27 En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.

    De vrouw is in deze geschiedenis een volwaardige getuige en gelijk aan de man als getuige. Geen onderscheid. Er waren bijvoorbeeld geen drie getuigen nodig; één man en twee vrouwen. Nee, in de Bijbel zijn man en vrouw aan elkaar gelijk. Van Hanna staat er bovendien in het Lucas-evangelie geschreven dat zij profeet was, de dochter van Fanuël uit de stam Aser:

    Lucas 2: 36 Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit de stam Aser.

    Dat God twee oude mensen als getuigen gebruikte en daarbij ook een vrouw is opmerkelijk. Oude mensen zijn naar de wijsheid van de wereld meestal afgeschreven en vrouwen gelden in de Midden-Oosten-cultuur als getuige onbetrouwbaar. Dit alles is ‘de dwaasheid der prediking’ waar Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs naar verwees:

    1 Korintiërs 1:18 Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. 19 Want er staat geschreven: Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en het verstand der verstandigen zal Ik verdoen. 20 Waar blijft de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze tijd? Heeft God niet de wijsheid der wereld tot dwaasheid gemaakt? 21 Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven. 22 Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, 23 doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, 24 maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. 25 Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen. 26 Ziet slechts, broeders, wat gij waart, toen gij geroepen werdt: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken.27 Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; 28 en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wèl iets is, zijn kracht te ontnemen, 29 opdat geen vlees zou roemen voor God. 30 Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, 31 opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here. (NBG Vertaling 1951)

     

    Maar nu naar de tweede of wederkomst van Jezus Christus. Het laatste Bijbelboek Openbaring handelt over dit onderwerp. Vooraf aan deze komst gaat een moeilijke periode van zeven jaar of 1260 dagen plus 42 maanden samen. Aan het einde van deze geprofeteerde periode komt de Koning der koningen en de Heer der heren terug. Over dit thema schreef ik meerdere boeken. Bij de aanvang van de zevenjarige periode die voorafgaat aan de openbaring van Jezus Christus treden in Jeruzalem opnieuw twee getuigen op (Openbaring 11:3) die tegen de dan herstelde offerdienst spreken. Wanneer we dit Bijbelgedeelte opzoeken en laten doordringen merken we ook weer iets van de ‘dwaasheid der prediking’ waar God zich van bedient. De twee getuigen zijn namelijk slechts met een zak bekleed, een soort poncho probeer ik het mij voor te stellen. Een sterk afwijkende kledij van hetgeen gangbaar is.

    In het Bijbelboek Openbaring worden geen namen van deze getuigen genoemd noch het geslacht van hen. Het traditionele christendom gaat er van uit dat het mannen (waren) of (zullen) zijn, tussen haakjes geplaatst naar gelang de hermeneutiek die men in de verschillende christelijke kerken hanteert.

    Bij diegenen die een geestelijk oog hebben voor het toekomstig nationaal en geestelijk herstel van het Jodenvolk en een wederkomst van Jezus christus te Jeruzalem verwachten lopen de meningen betreffende de identiteit van de twee getuigen uiteen. Een van de getuigen meent men met zekerheid te herkennen als de profeet Elia waarvan de profeet Maleachi in het Oude Testament voorzegt heeft dat Elia voor de Dag des HEREN zal terugkeren. Hierna het relevante Bijbelgedeelte:

    Maleachi 4:1 Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken – zegt de HERE der heerscharen – welke hun wortel noch tak zal overlaten. 2 Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. 3 Gij zult de goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal, zegt de HERE der heerscharen. 4 Gedenkt de wet van Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël, inzettingen en verordeningen. 5 Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 6 Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban. (NBG Vertaling 1951)

    Betreffende de andere niet bij naam genoemde getuige denkt men gewoonlijk aan andere 0ud-Testamentische mogelijke mannelijke kandidaten zoals Mozes en/of Henoch.

    Ik meen dat nochtans een andere piste ook mogelijk is. We moeten bedenken dat alle profetie pas duidelijk is wanneer ze zich vervult. Het is dus uiteindelijk wachten op het optreden van de twee getuigen te Jeruzalem. Ik ben voorzichtig van mening dat het mogelijk is dat zowel een vrouw als een man als ‘twee getuigen’ samen zullen optreden. Beide dan in de geest en de kracht van Elia zoals het ook van Johannes de Doper bij de eerste komst van Christus geschreven staat:

    Lucas 1:17 En hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om de harten der vaderen te keren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de gezindheid der rechtvaardigen, ten einde voor de Here een weltoegerust volk te bereiden

    En men moet bedenken dat indien de Joden de Heer Jezus Christus bij zijn eerste komst als Messias aanvaard hadden, dat dan Johannes de Doper de profeet Elia geweest zou zijn. Lees het hierna volgende Bijbelgedeelte dienaangaande:

    Matteüs 11:Johannes nu hoorde in de gevangenis de werken van de Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen: Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en ziet: blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie. En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt. Terwijl dezen heengingen, begon Jezus tot de scharen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet, door de wind bewogen? Maar wat zijt gij gaan zien? Een mens in weelderige kleding? Zie, die weelderige kleding dragen, zijn aan de hoven der koningen. Maar waarom zijt gij dan gegaan? Om een profeet te zien? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. 10 Deze is het, van wie geschreven staat:

    Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg voor U heen bereiden zal. 11 Voorwaar, Ik zeg u, onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is er niemand opgestaan, groter dan Johannes de Doper, maar de kleinste in het Koninkrijk der hemelen is groter dan hij. 12 Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars grijpen ernaar. 13 Want al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe; 14 en indien gij het wilt aanvaarden: Hij is Elia, die komen zou. 15 Wie oren heeft, die hore! (NBG Vertaling 1951)

     

    En er zijn nog vrouwen in de Bijbel te vinden die profeet waren. Op deze blog schreef ik op 25-02-14 een artikel over de richter Debora die niet alleen Israël voor een periode van veertig jaar gericht heeft maar ook als profeet en generaal in de Bijbel beschreven staat. De perceptie bestaat dat de Bijbel vrouwonvriendelijk zou zijn, wat bij nadere studie toch niet klopt. Het zijn alleen vele religieuze systemen die antivrouw zijn.

     

    Bij een profeet mogen we niet onmiddellijk uitsluitend denken aan het voorspellen van de toekomst. Een profeet (zowel man als vrouw) in de huidige Ekklesia is iemand die voor de vergadering spreekt in de zin van: stichtend, vermanend en bemoedigend (1 Korintiërs 14:3). In de apostolische Ekklesia van de eerste eeuw bestond hier geen onderscheid tussen mannen en vrouwen wat blijkt uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs. Maar wat bedoelde Paulus dan met 1 Timoteüs 2:11-12? Een Bijbelgedeelte waar Paulus stelt dat een vrouw niet mag onderrichten of gezag over een man zou mogen hebben. Idem dito het Bijbelgedeelte van 1 Korintiërs 14:34-35 waar Paulus stelt dat de vrouw in de Gemeente moet zwijgen. Een Bijbelgedeelte waar het lijkt dat Paulus zichzelf tegenspreekt. De Bijbelvorser Dr. C. I. Scofield heeft het volgende commentaar:

    http://www.biblestudytools.com/commentaries/scofield-reference-notes/1-corinthians/1-corinthians-14.html

    We moeten echter bedenken dat bij de aanvang van de Ekklesia met Pinksteren in anno Domini 30 er nog altijd het aanbod van de HERE God aan Zijn oude verbondsvolk Israël was, om alsnog de Messias aan te nemen. Dit is een draad, een uitnodiging die we in het hele Bijbelboek Handelingen tot en met het laatste hoofdstuk 28 kunnen volgen. Het boek Handelingen eindigt met de Joden in Rome die het evangelie volgens de apostel Paulus definitief afwijzen. Het is vanaf dit tijdstip dat de huidige Ekklesia van start ging met Paulus die zijn brief aan alle op dat moment bestaande gemeentes schreef: bekend onder de Efeze-brief.

     

    De prediking aan de Joden vanaf Pinksteren 30 AD tot Handelingen hoofdstuk 28, in 60 AD, ging gepaard met wonderen en tekenen. Ook tongentaal (vreemde talen en engelentaal) kwam in de vergaderingen toen algemeen voor. Dit laatste gebeurde met heel veel verwarring, wat de reden was dat Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs instructies geeft hoe het met tongentaal en de vertaling en uitleg ervan, er in de vergaderingen aan toe moest gaan. En ik meen dat het dit aspect van grote verwarring was, wat Paulus bedoelde met het voorschrift tot zwijgen van de vrouw in de vergadering. Dus niet de vrouw als profeet moest zwijgen maar de vrouw als eventuele tolk en uitlegger van vreemde talen.

     

    Het fenomeen van de vreemde talen (zowel van mens als engel) als Goddelijke boodschap naar Israël toe was in het Oude Testament door de profeet Jesaja voorspeld.

    Jesaja 28:11 Voorwaar, door mensen die een onverstaanbare taal spreken, en in een vreemde tongval zal tot dit volk spreken Hij, die tot hen gezegd heeft: 12 Dit is de rust, geeft de vermoeide rust, en dit is de verademing – maar zij wilden niet horen.

    Het is dit Bijbelgedeelte dat Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs aanhaalt waar hij in het veertiende hoofdstuk het bijzondere van de tongentaal behandelt.

    1 Korintiërs 14:22 Derhalve zijn de tongen een teken niet voor hen, die geloven, maar voor de ongelovigen; de profetie echter is niet voor de ongelovigen, maar voor hen, die geloven.

     

    Deze bijzondere prediking naar Israël toe eindigde in het jaar 60 AD in de periode volgend op Handelingen hoofdstuk 28.

    Het zal na het afsluiten van de huidige Ekklesia zijn dat de draad met het oude Verbondsvolk Israël opnieuw opgenomen wordt. Het laatste Bijbelboek Openbaring van het zogenaamde nieuwe testament, handelt over het herstel van Israël zowel nationaal in het oude land der vaderen, als geestelijk.

     

    Maar zoals eerder geschreven gaat aan het geestelijke herstel een moeilijke periode van misleiding vooraf. Het is de periode van de zeventigste jaarweek van Daniël. Een periode van zeven jaar die gelijk is aan de tijdsperiode in het boek Openbaring van 1260 dagen en 42 maanden. In de eerste periode van 1260 dagen treden er opnieuw twee getuigen van God te Jeruzalem op. Twee getuigen, een man en een vrouw(?), die in de geest en de kracht van Elia tegen de herstelde tempeldienst spreken.

     

    Openbaring 11:1 En mij werd een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. 2 Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang.

    3 En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang. 4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan. 5 En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. 6 Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen. 7 En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. 8 En hun lijk (zal liggen) op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Here gekruisigd werd. 9 En uit de volken en stammen en talen en natiën zijn er, die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. 11 En na [die] drie en een halve dag voer een levensgeest uit God in hen, en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op (allen), die hen aanschouwden. 12 En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En zij klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen. 13 En te dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte in, en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer. 14 Het tweede wee is voorbijgegaan: zie, het derde wee komt spoedig.

    Gedurende een periode van 1260 dagen, de eerste helft van de eindtijdperiode, treden de twee getuigen in Jeruzalem op. Zij spreken tegen de herstelde offerdienst op het tempelplein te Jeruzalem. In de toekomst zal een replica van de verloren gewaande ark van het verbond ergens gevonden worden en een bron van misleiding worden. Tijdens de eindtijdperiode van zeven jaar zullen alle wereldreligies samen gaan (Openbaring 17). Een grote verzoening op basis van dit Schriftwoord kan verwacht worden tussen Jodendom en Islam en christendom. Op en rond de ark van het verbond zullen opnieuw dierenoffers gebracht worden. Een misleider zal vuur uit de hemel kunnen laten neerkomen op het offer (Openbaring 13:11-13) met als resultaat een wereldwijde religieuze verwondering lees verdwazing. De misleider wordt in het aangehaalde Schriftwoord ‘het beest uit de aarde’ genoemd, een Israëli aldus, een Levi of een Cohen en ijveraar voor het instellen van de nieuwe offerdienst in Jeruzalem na een onderbreking van haast tweeduizend jaar. Hij wordt geholpen door ‘het beest uit de zee’ een man uit de volken, een niet-Jood, en vermoedelijk een Assyriër, een land dat dan in het Midden-Oosten ook hersteld zal zijn. Hij is de eerste ruiter op het witte paard van Openbaring hoofdstuk 6, die overwinnende uittrekt. Een periode van algemene wereldvrede met de zegen van alle verenigde godsdiensten breekt dan aan. De huidige periode van oorlogen en geruchten van oorlogen lijkt dan afgesloten. En tegen deze algemene religieuze vredeseuforie spreken tot afgrijzen van velen, de twee gehate getuigen van God.

     

    Maar het gaat in dit artikel om die mogelijke piste dat de twee getuigen een man én een vrouw zullen zijn. Ik haalde de vrouw Hanna de profeet te Jeruzalem aan in het jaar 5 v. Chr. bij het opdragen van Jezus in de Tempel. Daarna vinden we in de Bijbel dat vrouwen de eerste getuigen waren van de opstanding van de Heer Jezus Christus. Vrouwen waren ook aanwezig bij de kruisiging van Jezus en zijn daar ook gebleven tot aan Zijn sterven (Matteüs 27:55-56 en Johannes 19:25). Van de apostelen wordt alleen de aanwezigheid van Johannes vermeld (Johannes 19:25-27). De andere mannen zijn blijkbaar ondergedoken. De vrouwen waren aanwezig toen Jezus' lichaam van het kruis werd genomen en maakten dat het kapot gefolterde en totaal leeggebloede lichaam van Jezus zo goed mogelijk verzorgd (Lucas 23:55-56) in het graf van Jozef van Arimatea gelegd kon worden. De apostelen zijn op dat moment ook nergens te bespeuren. Alleen Nicodemus en Jozef van Arimatea worden ter plaatse vermeld om de begrafenis te organiseren. (Johannes 19:38-42).

     

    Bij de opstanding uit de dood van Jezus Christus zijn het alleen vrouwen die getuigen zijn. Het is aan de vrouwen dat Jezus’ persoonlijk verschenen is. Wat heel opmerkelijk is wanneer we dit weer in het licht van de Midden-Oosten-cultuur willen zien waar vrouwen als getuigen als niet betrouwbaar gelden.

     

    Mattheüs 28:1 Laat na de sabbat , tegen het aanbreken van de eerste dag der week, ging Maria van Magdala en de andere Maria het graf bezien. 2 En zie, er kwam een grote aardbeving, want een engel des Heren daalde uit de hemel neder en kwam nader, en hij wentelde de steen weg en zette zich daarop. 3 Zijn uiterlijk was als een bliksem en zijn kleding wit als sneeuw. 4 En de bewakers werden door vrees voor hem bevangen en zij werden als doden. 5 Doch de engel antwoordde en zeide tot de vrouwen: Weest gij niet bevreesd; want ik weet, dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde. 6 Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeft; komt, ziet de plaats, waar   Hij gelegen heeft. 7 En gaat terstond op weg en zegt zijn discipelen, dat Hij is opgewekt uit de doden. En zie, Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Zie, ik heb het u gezegd. 8 En zij gingen terstond weg van het graf, met vrees en grote blijdschap, en liepen haastig voort om het zijn discipelen te berichten. 9 En zie, Jezus  kwam haar tegemoet en zeide: Weest gegroet. Zij naderden Hem en grepen zijn voeten en zij aanbaden Hem. 10 Toen zeide Jezus tot haar: Weest niet bevreesd. Gaat heen en bericht mijn broeders, dat zij naar Galilea gaan, en daar zullen zij Mij zien.

    Het lijkt er op dat de ‘mannelijke’ apostelen sinds de gevangenneming van Jezus gevolgd door zijn kruisiging en sterven in verwarring waren en niet aanspreekbaar, dit terwijl de vrouwen beter bij hun positieven bleven.

     

    Nu ik met dit artikel aandacht wil geven aan de twee getuigen te Jeruzalem tijdens de eerste helft van de eindtijdperiode van zeven jaar met de mogelijkheid dat één van de twee getuigen een vrouw zal zijn, moet ik ook een schijnbaar negatieve verwijzing in het Bijbelboek Openbaring naar de vrouw behandelen. Het Bijbelgedeelte namelijk waar in Openbaring 14:1-5 over de 144.000 verzegelden uit Israël gesproken wordt en deze maagdelijk genoemd worden en die ‘zich niet met vrouwen hebben bevlekt’. Dit laatste wordt door vrouwen van alle tijden bij het (voor)lezen als beledigend (terecht?) ervaren. Onvoorstelbaar ook: maagdelijke mannen die zich niet met vrouwen bevlekt hebben. Dit kan onmogelijk letterlijk bedoelt zijn en is beeldspraak. Dat moet duidelijk zijn. De ‘vrouwen’ waar de 144.000 verzegelde ‘mannen én vrouwen’ uit alle stammen van Israël zich niet mee bevlekt hebben zijn de vrouwen van het beschreven religieuze systeem in hoofdstuk 17 van het boek Openbaring. In dat hoofdstuk kreeg de apostel Johannes ‘de grote hoer’ te zien die ‘op’ het beest zit en ‘de moeder van alle hoeren’ van Babylon en van de gruwelen der aarde genoemd wordt. Dit is overduidelijke beeldspraak. Wanneer we Schrift met Schrift vergelijken vrij van eigenmachtige uitlegging kan dit volgens mij de enige conclusie voor dit Schriftgedeelte zijn.

     

    Heb ik nu de identiteit en/of geslacht van de twee toekomstige getuigen aangetoond? Nee, maar ik herhaal dat profetie pas duidelijk is bij de vervulling ervan. Wel wil ik met dit artikel de aandacht op andere mogelijke piste wijzen.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    15-03-2014 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waar lag de stad Avaris?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Met mijn artikel op deze blog ‘waar lag Telaïm’ van 25-01-2014 had ik al aandacht voor de studie van Velikovsky betreffende de plaatsing van Avaris op de landkaart. Avaris was  een versterkte burcht en hoofdplaats vanwaar uit de Hyksos – dynastieën over Egypte, gedurende vier eeuwen, heersten. Volgens de orthodoxe Egyptologie lag Avaris in het noordoosten van de Nijldelta. De Egyptologen vermoeden dat de stad gelegen was waar nu Tell el Daba ligt, al is de juiste ligging nog steeds onderwerp van discussie.

    In 1049 v. Chr. werd de stad door farao Ahmose, de stichter van de achttiende dynastie, ingenomen en de Hyksos verdreven. Daarna verviel Avaris langzaam tot een ruïne.

    Volgens de Nieuwe Chronologie veroverden de Hyksos Egypte na de Israëlitische Exodus uit Egypte. Flavius Josephus citeert Manetho als het volgt:

    "There was a king of ours whose name was Timaus. Under him it came to pass, I know not how, that God was averse to us, and there came, after a surprising manner, men of ignoble birth out of the eastern parts, and had boldness enough to make an expedition into our country, and with ease subdued it by force, yet without our hazarding a battle with them. So when they had gotten those that governed us under their power, they afterwards burnt down our cities, and demolished the temples of the gods, and used all the inhabitants after a most barbarous manner; nay, some they slew, and led their children and their wives into slavery. At length they made one of themselves king, whose name was Salatis; he also lived at Memphis, and made both the upper and lower regions pay tribute, and left garrisons in places that were the most proper for them. He chiefly aimed to secure the eastern parts, as fore-seeing that the Assyrians, who had then the greatest power, would be desirous of that kingdom, and invade them; and as he found in the Saite Nomos, [Sethroite,] a city very proper for this purpose, and which lay upon the Bubastic channel, but with regard to a certain theologic notion was called Avaris, this he rebuilt, and made very strong by the walls he built about it, and by a most numerous garrison of two hundred and forty thousand armed men whom he put into it to keep it. Thither Salatis came in summer time, partly to gather his corn, and pay his soldiers their wages, and partly to exercise his armed men, and thereby to terrify foreigners.”

     

    Dr. Immanuël Velikovsky maakte zich sterk dat het Avaris van de Hyksos te El Arisj gelegen was, een plaats in het noorden van de Sinaï waar de beek van Egypte, de wadi el Arisj in de Middellandse Zee uitmondt. In zijn bekend werk ‘Eeuwen in Chaos’ wijst hij naar El Arisj waar de archeologen zouden moeten graven, want daar ligt het Avaris van de Hyksos onder het zand begraven.

    Toen hij zijn werk in de jaren vijftig van de vorige eeuw wereldkundig maakte was het enige bewijsmateriaal dat hem op deze denkpiste zette, een schrijn van zwart graniet met hiëroglyfen beschreven, dat in El Arisj tot op de ontdekking, door Arabieren als een drinkbak voor hun vee gebruikt werd. Deze zwarte monoliet werd in 1860 toevallig ontdekt en de tekst in 1890 vertaald en gepubliceerd. Het document verhaalt dezelfde gebeurtenissen van de Exodus maar dan van de zijde der Egyptenaren bekeken. De naam van de farao van de Exodus wordt vermeld: zijnde Thom, en de plagen die aan de Exodus voorafgingen beschreven. Velikovsky zag onmiddellijk het verband van de naam van farao Thom met de naam van de stad die de Israëlieten in slavernij volgens de Bijbel, moesten bouwen: Pi-thom, wat stad van Thom betekende. De Egyptische naam Thom van het schrijn te El Arisj is dan dezelfde naam als de “Timaus” die Manetho via Josephus in de Griekse taal doorgaf. Daarnaast vond Velikovsky in de Bijbel, waar de geschiedenis van Saul ’s strijd tegen Amalek beschreven staat, aanwijzingen dat Avaris buiten de Nijldelta gezocht moest worden, op de grens tussen Egypte en Kanaän, namelijk aan de beek van Egypte te El Arisj.

    Verder werd Velikovsky ’s aandacht getrokken naar het Edict van farao Horemheb. Dit is een document dat in de periode van het tot stand komen van zijn studie, al bekend was. Farao Horemheb was een overgangsfiguur tussen de 18de en de 19de dynastie en van hem is een wettekst bekend waarin als straf voor bepaalde misdadigers het afsnijden van de neus werd voorgeschreven, waarna zij verbannen werden naar Tjaru, een plaats oostelijk van de Nijldelta. De afgesneden neuzenstraf was de reden dat dit verbanningsoord later de naam Rhinocolura kreeg. Een plaatsnaam die door Griekse schrijvers vermeld zou worden. En dit Rhinocolura is zonder twijfel El Arisj. Tot op heden is te El Arisj nog nooit archeologisch onderzoek verricht. Een onderzoek waar Velikovsky naar uitzag, maar niet ingewilligd werd. De gevestigde Egyptologie van een halve eeuw geleden heeft getracht Velikovsky monddood te maken. Dat is echter niet gelukt getuige het internet vandaag. Wanneer men op de Google zoekmachine de naam Immanuël Velikovsky intikt krijgt men meer dan 80.000 verwijzingen naar hem van zowel voor- als tegenstanders.

    Wat het opgraven van Avaris betreft is het wachten op een nieuwe Heinrich Schliemann. Dr. Schliemann was een rijke dilettant die uit puur enthousiasme zijn kapitaal besteedde door als een waar archeoloog te werk te gaan en Troje in 1873 vanonder het zand tevoorschijn te brengen. Door zijn inzet bleef de Ilias van Homeros niet alleen een dichterlijk werk maar werd ook geschiedschrijving.

     

    Hierna het commentaar van Velikovsky betreffende het mogelijk archeologisch opgraven van Avaris:

     

    THE GREATEST FORTRESS OF ANTIQUITY

    With this imposing score of confirmations from the field of archaeology, ever growing since 1952, for my work of reconstruction of ancient history, the question could be asked: which test, besides a complete radiocarbon survey of the New Kingdom in Egypt would I desire and which discovery reflecting on chronological problems would I anticipate in the years to come? Compelling evidence will continue to arrive from almost every excavated place and there will be an ever-growing number of surprises. I shall select here one site of great promise for excavation. the identification of Avaris and el-Arish was offered by me as a crucial test—for my equation of the Hyksos (called Amu by the Egyptians) and the Amalekites, one of the basic contentions of Ages in Chaos:

    “generally, Avaris is looked for in the eastern part of the Delta, from Pelusium to Heliopolis, passing through Tell el Her, el-Qantara, San el-Hagar (Tanis), Tell el-Yahudieh,” wrote P. Montet in Le Drame d’Avaris. The site as identified in Ages in Chaos is quite a distance northeast from the Delta: el-Arish is at the wadi of the same name, known in the Old Testament as Nakhal Mizraim (“Stream of Egypt” ), the historical frontier between Egypt and Palestine.

    Despite many efforts made to have el-Arish surveyed and then also excavated, neither when the site was under the Egyptian authorities nor since it was occupied by the Israelis following the six-day war, has any survey or excavation taken place. In June 1968 John Holbrook jr., architect, backed by a group organized for the purpose of performing tests to determine the validity of my thesis (Foundation for Studies of Modern Science) proceeded to el-Arish in the military occupation zone to gain an impression as to the site of future excavation when, in days to come, such facilities might be extended, or permit granted. Chances are good that at such a time, however close or far, the excavators will lift sand from the greatest fortress of antiquity: before it fell it sheltered a huge garrison of warriors. It is also quite possible that much treasure had been dug into the ground by the besieged before the fortress that dominated the ancient East for several centuries surrendered. The virgin ground of the site never excavated cannot but entice the curiosity of field archaeologists; the prize of discovering Avaris is one of the great rewards that still lie in store for the enterprising.”

     

    62 jaar na het gepubliceerd worden van ‘eeuwen in chaos’ is er wat de identificatie van Avaris met El Arisj betreft, nieuw archeologisch materiaal ter beschikking gekomen. De belangrijkste vondst is een stele met farao Kamose’ relaas over zijn (nijl)veldtocht tegen Avaris. Een offensief dat deze farao in diens derde regeringsjaar volbracht. Vanuit Thebe rukte hij langsheen de Nijl op naar het noorden, naar Avaris. Een offensief dat diende afgebroken te worden aangezien de Hyksos farao Apophis de Kushieten in het zuiden verleidde om Kamose in de rug aan te vallen. Kamose die tot aan de burcht Avaris geraakt was brak daarop de belegering af en wendde de steven terug naar het zuiden, naar Kush.

    De volgende campagne tegen Avaris zou door de opvolger van Kamose, farao Ahmose uitgevoerd worden. Van deze veldtocht is ook nieuw archeologisch materiaal gevonden sinds het verschijnen van ‘eeuwen in chaos’. Het zogenaamde Rhind Mathematische Papyrus heeft op de rugzijde heel summier het militaire verloop van Ahmose’ strijd tegen Avaris vermeld:

    “Regeringsjaar 11, tweede maand van Shomu, Heliopolis ingenomen. Eerste maand van Akhet, dag 23, de zuidelijke prins veroverde Tjaru.”

    Ahmose rukte vanuit Thebe naar het noorden op. Heliopolis of On bereikte hij in juli, en daarop ging het langs een noordoostelijke zijarm van de Nijl richting kust naar Tjaru dat in oktober bereikt werd. Dit Tjaru kan alleen maar Tharu of het latere Rhinocolura – El Arisj zijn. De Egyptologen, na het bestuderen van deze nieuwe vondst, plaatsen dit voor hen onbekende Tjaru in het noordoosten in de buurt van Zile, en geven als commentaar dat door de inname van Tjaru, Ahmose hun Avaris, gelegen te Tell el Daba, wilde afsnijden van Kanaän. Alsof Ahmose zulk een actie niet beschreven zou hebben moest dat zijn intentie geweest zijn! Het is logischer aan te nemen dat Ahmose gewoon uitgevoerd heeft zoals in het papyrus beschreven werd, namelijk met zijn vloot noordwaarts naar Heliopolis, en daarop via het kanaal van het latere Bubastis, richting kust, daarop is hij langs de kust tot El Arisj getrokken.

     

    Wordt vervolgd

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    13-03-2014 om 09:13 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ADAD NIRARI III REVISED
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Assyrische annalen betreffende Adad Nirari III aan de chronologische gegevens van de Bijbel aangepast.

    De Assyriër Adad Nerari III was een tijdgenoot van de Bijbelse koningen Joahaz en Joas in Israël en van Joas en Amazia in Juda. De Assyrische minderjarige koning Adad Nirari III volgde onder voogdijschap van zijn moeder koningin Sammurat, zijn vader Shamsi Adad V op. Zijn regeringsjaren zijn volgens de orthodoxe berekening: 812/783 v. Chr. Volgens mijn revisie regeerde hij echter van 847 tot 820 v. Chr. Zie link: http://www.shopmybook.com/nl/Robert-De-Telder/DE-ASSYRIOLOGIE-HERZIEN

     

    Van de moeder koningin en regentes Sammurat is een stele bewaard gebleven (gevonden te Kalat Sherkat in Assyrië) waarin het co-regentschap met de minderjarige Adad Nirari III vermeld wordt. Een andere vermelding (Saba’a stele) geeft een periode van vijf jaar als de duur van het co-regentschap.

     

    De orthodoxie identificeert koningin Sammurat met de legendarische Semiramis, de vrouw van de Bijbelse Nimrod, de eerste machthebber op aarde na de grote vloed. De Bijbelse gegevens betreffende Nimrod worden door hen als mythe beschouwd. Dit is echter niet mijn uitgangspunt. Het Bijbelboek Genesis is geschiedschrijving. De Sammurat van de 9de eeuw voor Christus is dus te onderscheiden van de Semiramis van het derde millennium voor Christus.

     

    De eerder vermelde Saba’a-stele verhaalt eveneens een militaire campagne van Adad Nirari III naar Damascus in zijn vijfde regeringsjaar. Dit jaar is volgens de revisie nu het jaartal 843 v. Chr.:

     

    Against Aram I marched. Mari', king of Aram, in Damascus his royal city, I shut up. The terrifying splendour of Assur overwhelmed him and he laid hold of my feet, he became my vassal. 2300 talents of silver, 20 talents of gold, 3000 talents of copper, 5000 talents of iron, coloured woollen and linen garments, an ivory bed, an ivory couch...his property and his goods, in immeasurable quantity, in Damascus, his royal city, in his palace, I received.

     

    Dit gegeven past niet met de Bijbelse gegevens betreffende Damascus/Aram als belager van het tienstammenrijk. Het Bijbelboek 2 Koningen geeft Aram weer als een vijand van koning Joahaz van Israël tot praktisch het einde van diens regeringstijd van zeventien jaar, van 847 tot 830 v. Chr.. Een Assyrische belegering van Damascus met een verzwakking van Aram tot gevolg past niet in dit tijdsschema. Hierna het betreffende Bijbelgedeelte:

     

    2 Koningen 13:1 In het drieëntwintigste jaar van Joas, de zoon van Achazja, de koning van Juda, werd Joachaz, de zoon van Jehu, koning over Israël te Samaria; hij regeerde zeventien jaar. 2 Hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN en volgde de zonden na, die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven; daarvan week hij niet af. 3 Daarom ontbrandde de toorn des HEREN tegen Israël, en Hij gaf hen in de macht van Hazaël, de koning van Aram, en in de macht van Benhadad, de zoon van Hazaël, al die tijd.

    4 Maar Joachaz zocht de gunst van de HERE, en de HERE hoorde naar hem, want Hij had gezien hoe zwaar de koning van Aram Israël verdrukte. 5 En de HERE gaf aan Israël een verlosser, zodat zij onder de overheersing van Aram uit kwamen en de Israëlieten in hun tenten konden wonen zoals tevoren. 6 Toch weken zij niet af van de zonden van het huis van Jerobeam, die hij Israël had doen bedrijven; daarmee gingen zij voort. Ook bleef te Samaria de gewijde paal staan. 7 Waarlijk, hij had aan Joachaz geen krijgsvolk overgelaten dan vijftig ruiters, tien strijdwagens en tienduizend man voetvolk; want de koning van Aram had hen te gronde gericht en hen gemaakt als stof bij het dorsen. 8 Het overige van de geschiedenis van Joachaz en alles wat hij gedaan heeft en zijn dappere daden, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël? 9 Joachaz ging bij zijn vaderen te ruste en men begroef hem in Samaria; zijn zoon Joas werd koning in zijn plaats.

     

    De conclusie moet zijn dat de vermelding op de Saba’a stele betreffende de belegering van Damascus in het vijfde regeringsjaar van Adad Nirari III fout is. Hoogstwaarschijnlijk hebben we met een schrijffout te maken en is het vijftiende regeringsjaar van Adad Nirari III bedoeld. De Assyrische gegevens onderling spreken elkaar ook tegen wat maakt dat ik van een foutieve Assyrische kroniek kan uitgaan. De bekende eponiemlijsten geven namelijk voor het vijfde regeringsjaar van Adad Nirari III geen campagne naar Damascus weer, maar een veldtocht naar Arpad in Noord-Syrië. Wat vreemd is aangezien Arpad slechts een provinciestad was en Damascus daarentegen de hoofdstad van het machtige Aram. Hierna de Eponiemlijst van alle regeringsjaren van Adad Nirari III ter illustratie. De jaren tussen haakjes zijn de jaartallen van de orthodoxe met rechts mijn gereviseerde jaartallen:

     

    [809/808] 847/846 During the eponymy of Adad-Nirari [III], the king of Assyria, campaign against Media

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [808/807] 846/845 During the eponymy of Nergal-ilaya, the commander in chief, campaign against Guzana.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [807/806] 845/844 During the eponymy of Bêl-dân, the palace herald, campaign against Mannea.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [806/805] 844/843 During the eponymy of Sil-Bêli, the chief butler, campaign against Mannea.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [805/804] 843/842 During the eponymy of Aššur-taklak, the chamberlain, campaign against Arpad.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [804/803] 842/841 During the eponymy of Ilu-issiya, governor of Aššur, campaign against Hazazu.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [803/802] 841/840 During the eponymy of Nergal-ereš, governor of Rasappa, campaign against Ba'alu.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [802/801] 840/839 During the eponymy of Aššur-balti-ekurri, governor of Arrapha, campaign against the Sealand; plague.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [801/800] 839/838 During the eponymy of Inurta-ilaya, governor of Ahizuhina, campaign against Hubuškia.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [800/799] 838/837 During the eponymy of Šep-Ištar, governor of Nisibis, campaign against Media.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [800/799] 837/836 During the eponymy of Šep-Ištar, governor of Nisibis, campaign against Media

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [799/798] 836/835 During the eponymy of Marduk-išmanni, governor of Amedi, campaign against Media.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [798/797] 835/834 During the eponymy of Mutakkil-Marduk, the chief eunuch, campaign against Lušia.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [797/796] 834/833 During the eponymy of Bêl-tarsi-iluma, governor of Kalhu, campaign against Namri.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [796/795] 833/832 During the eponymy of Aššur-bêla-usur, governor of Habruri, campaign against Manduate.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [795/794] 832/831 During the eponymy of Marduk-šaduni, governor of Raqmat, campaign against Der.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [794/793] 831/830 During the eponymy of Kinu-abua, governor of Tušhan, campaign against Der.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [793/792] 830/829 During the eponymy of Mannu-ki-Aššur, governor of Guzana, campaign against Media.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [792/791] 829/828 During the eponymy of Mušallim-Inurta, governor of Tille, campaign against Media.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [791/790] 828/827 During the eponymy of Bêl-iqišanni, governor of Šibhiniš, campaign against Hubuškia.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [790/789] 827/826 During the eponymy of Šep-Šamaš, governor of Isana, campaign against Itu'a.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [789/788] 826/825 During the eponymy of Inurta-mukin-ahi, governor of Nineveh, campaign against Media.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [788/787] 825/824 During the eponymy of Adad-mušammer, governor of Kalizi, campaign against Media; foundations of the temple of Nabû in Nineveh laid.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [787/786] 824/823 During the eponymy of Sil-Ištar, governor of Arbela, campaign against Media; Nabû entered his new temple.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [786/785] 823/822 During the eponymy of Nabû-šarra-usur, governor of Talmusu, campaign against Kisku.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [785/784] 822/821 During the eponymy of Adad-uballit, governor of Tamnuna, campaign against Hubuškia; [the god] Anu the Great went to Der.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [784/783] 821/820 During the eponymy of Marduk-šarra-usur, governor of Arbela, campaign against Hubuškia.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [783/782] 820/819 During the eponymy of Inurta-nasir, governor of Mazamua, campaign against Itu'a.

    ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

    [782/781] 819/818 During the eponymy of Iluma-le'i, governor of Nisibis, campaign against Itu'a.

     

    De conclusie moet zijn dat naar het einde toe van de regeringsperiode van Joahaz van Israel, en los van de tegensprekelijke eponiemlijst een Assyrische invasie in Aram heeft plaatsgevonden. Vermoedelijk in het vijftiende regeringsjaar van Adad Nirari III.

     

    De Assyriër Adad Nirari III werd zodoende een verlosser voor Israël:

    2 Koningen 13:5 En de HERE gaf aan Israël een verlosser, zodat zij onder de overheersing van Aram uit kwamen en de Israëlieten in hun tenten konden wonen zoals tevoren.

     

    De Bijbel noemt de naam noch de nationaliteit van deze verlosser die hen van de overheersing door Aram verloste. Maar ook in het Assyrische verslag wordt bijvoorbeeld de naam van de koning van Aram niet genoemd. Er is slechts een verwijzing naar een ‘Mari, koning van Aram’. Mari is hier geen eigennaam maar betekent alleen HEER. De Assyrische berichtgeving voor deze tijdsperiode is onduidelijk en levert vraagteken op vraagteken. Met de hulp van de historische boeken van de Bijbel en de fragmentarische Assyrische gegevens is het mogelijk een en ander te reconstrueren. De Eponiemlijst vermeldt in het vijftiende regeringsjaar van Adad Nirari III een campagne naar ‘Manduate’. Dit gebied wordt algemeen als de Beka-vallei in de Libanon geïdentificeerd. Het ligt voor de hand aangezien het van de Beka-vallei slechts een steenworp naar Damascus is, en in dat zelfde jaar Damascus belegerd werd. Er is ook een stele van Adad Nirari III gevonden waar deze claimt schatting van koning Joas van Israël ontvangen te hebben. Dit gegeven past ook in mijn gereviseerd jaar 833 v. Chr. met het eerste regeringsjaar van Joas als co-regent met zijn vader Joahaz over Israël. Zie ‘Genesis versus Egyptologie’: http://www.shopmybook.com/nl/Robert-De-Telder/GENESIS-versus-EGYPTOLOGIE

     

    Wordt vervolgd

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    09-03-2014 om 10:37 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TIGLATH PILESER III ZOON VAN ADAD NIRARI, KONING VAN ASSYRIE
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    In de gepubliceerde Assyrische koningslijsten wordt Tiglath Pileser III als de zoon van Assur Nirari V vermeld. Wat niet in alle werken vermeld wordt is dat dit in feite giswerk van de orthodoxe Assyriologie is. Er bestaan namelijk tegenstrijdige inscripties van Tiglath Pileser waarin deze zich zelf de zoon van noemt. Voor de orthodoxie is dit een anomalie waar men verder geen rekening mee wenst te houden. Een veelvoud van orthodoxe vermeende aanwijzingen maakt het voor de Assyriologie duidelijk dat Tiglath Pileser III de zoon en opvolger van Assur Nirari V was. Het is interessant heden het commentaar van de Assyrioloog Dr. Daniel David Luckenbill (1881/1927 AD) uit 1926 te lezen wanneer diens opus magnum gepubliceerd werd:

     

    822. Inscribed bricks, a stone inscription and an inscribed duck weight, containing the name and titles of Tiglath Pileser III, were found at Kalat Sherkat. On the brick inscription Tiglath Pileser III is called “son of Adad Nirari, king of Assyria”

    KAH,I, Nos. 21-23. Ancient records of Assyria and Babylonia by Daniel David Luckenbill, Chicago, 1926

     

    Dr. Luckenbill schreef als commentaar het volgende:

    “Whether this is a bit of fiction or whether we err in ascribing these texts to Tiglath Pileser III is still to be determined.”

     

    We kunnen 88 jaar later alleen maar vaststellen dat er betreffende Tiglath Pileser ’s zoon-schap, geen verdere archeologische vondsten werden gedaan die meer licht op de opvolging konden werpen. Dat hij volgens de orthodoxie de zoon van Assur Nerari V was, blijft een postulaat.

     

    Niettemin werd de Bijbelse chronologie betreffende de koningen van Juda en Israël aan de Assyrische koningslijst aangepast en niet andersom. Dat er vandaag data gehanteerd worden zoals 722 v. Chr. voor de val van Samaria en zelfs 1447 v. Chr. als Exodusdatum is het resultaat van het sleutelen aan nochtans duidelijke Bijbelse jaartalverbanden en deze te linken aan de foutief Assyrische gegevens.

     

    Over de Assyrische chronologie schreef ik op 12 januari 2014 al eerder een artikel op deze blog.

     

    En over de herziening van de chronologie van de Assyrische koningen schreef ik een boek dat op het internet verkrijgbaar is. 

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    06-03-2014 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE PRINS VAN EGYPTE; MOZES DE GEADOPTEERDE ZOON VAN DE DOCHTER VAN FARAO
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mozes als de Prins van Egypte was een hele tijd in de belangstelling als een gevolg van de Amerikaanse animatiefilm uit 1998 geregisseerd door Brenda Chapman en Steve Hickner met muziek van Hans Zimmer en Stephen Schwartz. De film won een Oscar voor beste lied en was ook genomineerd voor een Grammy en Golden Globe. Met de film volgde ook de video en dvd uitvoering en bovendien heel wat gadgets die de aandacht van kinderen (en volwassen) hadden. Heel wat mensen hebben heden de DVD in bezit.

    De animatiefilm verhaalt de geschiedenis van Mozes vanaf zijn geboorte tot de exodus uit Egypte. De animatiefilm laat de gruwel van de genocide zien wanneer farao beveelt dat alle mannelijke borelingen van de Hebreeërs gedood moeten worden. Mozes wordt als een gevolg hiervan door zijn moeder een tijd verborgen gehouden en daarna in een biezen kistje in de Nijl te water gelaten. Mirjam, de zuster van Mozes, volgt de kleine ark met haar broertje Mozes erin en is een beetje later getuige dat de vrouw(?) van farao het kind vind, uit het water van de Nijl haalt en uiteindelijk adopteert. De farao en echtgenoot van de vrouw die Mozes als haar zoon adopteert is in de film farao Seti I van de 19de dynastie. Mozes groeit dan samen met Ramses II, de zoon van Seti I, op. Maar uiteindelijk ontdekt Mozes dat hij eigenlijk een Israëliet is en geboren als slaaf. Hij moet Egypte verlaten en vlucht naar Midian. Daar ontmoet hij Jetro de hogepriester. Hij trouwt met Jetro 's dochter Zippora. Een hele tijd later na zijn ontmoeting met de God van Abraham, Izaak en Jacob in de brandende, maar niet door vuur verterende, braamstruik keert Mozes terug naar Egypte om zijn volk in de Naam van God te bevrijden. Maar zijn broer Ramses II is in de animatiefilm inmiddels farao geworden en wil zijn macht niet zomaar afgeven. Uiteindelijk wordt Egypte getroffen door een aantal vreselijke plagen. De laatste plaag is dat alle eerstgeborenen in de Paasnacht overlijden, behalve in die huizen waar op de deurposten het bloed van het geslachte Paaslam is gestreken. Uiteindelijk laat Ramses ze gaan omdat ook zijn zoon is overleden. Maar korte tijd daarna al betreurt hij zijn beslissing en gaat met zijn leger de Israëlieten achterna. De Rode Zee die zich van Gods wege voor de Israëlieten geopend had, sluit zich echter weer over het achtervolgende leger van Farao en vernietigd het Egyptische leger. De animatiefilm eindigt hierna met Mozes die samen met de verloste Israëlieten als vrije mensen naar het Beloofde Land trekken. Een verhaal dat wereldwijd bekend is.

     

    De animatiefilm wijkt enkele malen op belangrijke details van het Bijbelverhaal af. De Bijbelse farao van de verdrukking bijvoorbeeld is in de Bijbel namelijk dezelfde farao die kort voor de exodus sterft. Een zeer oude man aldus. Het Bijbelboek Exodus leert in feite dat we met een farao te doen hebben die minsten 2 x 40 of 80+ jaar regeerde. Zoals in ‘Genesis versus Egyptologie’ uiteengezet meen ik dat alleen farao Pepi II van de zesde dynastie in aanmerking komt voor deze lange regeerperiode.

     

    In de animatiefilm is de farao van de verdrukking echter Seti I van de negentiende dynastie. Een farao met een regeringsduur van slechts 11 jaar. Het is algemeen gangbaar voor de orthodoxie om een farao uit de 18de en/of 19de Egyptische dynastie te selecteren die in het Bijbelplaatje zou kunnen passen. Een onmogelijke opdracht. Beide vermelde dynastieën zijn historisch goed gedocumenteerd en leveren geen gepaste kandidaat-farao. De reden dat men op zoek gaat naar de farao van de exodus in deze dynastieën is een gevolg van de zogenaamde Sothis-kalender en zijn datering die door de Egyptoloog Eduard Meyer aan het begin van de twintigste eeuw gefabriceerd werd. Het revisionisme van de Egyptologie, heeft de dateringsmethode van Eduard Meyer inmiddels volledig onderuit gehaald.

     

    Een andere discrepantie in afwijking met de Bijbel, die ik in de animatiefilm opmerkte was dat de boreling Mozes geadopteerd wordt door de vrouw van farao en niet door de dochter van farao. De filmmakers hebben hier blijkbaar de Koran gevolgd en niet de Bijbel. Hierna de betreffende Koran- en Bijbelgedeelten:

     

    Soera 28:7 En Wij openbaarden aan de moeder van Musa (Mozes): Zoog hem, en wanneer gij voor hem vreest, werp hem dan in de stroom. En vrees niet en wees niet bedroefd. Wij zullen hem tot u terugvoeren en hem maken tot een der uitgezondenen. -8. Toen namen de verwanten van Fir’aun (farao) hem op, opdat hij voor hen zou worden een vijand en een droefenis. Fir’aun en Haman en hun legerscharen waren zondebedrijvers. 9. En de vrouw van Fir’aun zeide: een verkwikking des harten is hij voor mij en voor u; doodt hem niet; mogelijk, dat hij ons baat zal brengen of dat wij hem als kind aannemen. – Maar niet hadden zij vermoeden. (De Koran in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers)

     

    Exodus 1:5 Toen kwam de dochter van Farao om in de Nijl te baden, en intussen wandelden haar dienaressen langs de Nijl; zij zag het kistje in het riet en zond haar slavin om het te halen. 6 Toen zij het open deed, zag zij het kind, en zie, het jongetje schreide, zodat zij medelijden met hem kreeg en zeide: Dit is een Hebreeuws kind. 7 Toen zeide zijn zuster tot de dochter van Farao: Zal ik voor u uit de Hebreeuwse vrouwen een voedster gaan roepen, om het kind voor u te zogen? 8 En de dochter van Farao zeide tot haar: Ja. Toen ging het meisje de moeder van het kind roepen. 9 En de dochter van Farao zeide tot deze: Neem dit kind mee en zoog het voor mij, dan zal ik u het u toekomende loon geven. Daarop nam de vrouw het kind mee en zoogde het. 10 En toen het kind groot geworden was, bracht zij het naar de dochter van Farao; en hij werd door haar als zoon aangenomen, en zij noemde hem Mozes, want, zeide zij: ik heb hem uit het water getrokken. (NBG Vertaling 1951)

     

    In dit korte Bijbelgedeelte staat wel vijf maal achter elkaar vermeld dat het de dochter van farao was die Mozes als zoon aannam. Er kan hier dus geen twijfel over bestaan wie bedoelt is.

     

    De onderzoeker Donovan Courville, wiens studie ik in mijn werk ‘Genesis versus Egyptologie’ (hoofdstuk 9) meerdere malen citeer leert dat de twaalfde dynastie de dynastie van de farao van de verdrukking leverde; namelijk Senwosret III. Het was de dochter van zijn opvolger Amenemhat III met de naam Sobekneferoe die Mozes als zoon adopteerde en aldus Mozes tot kroonprins van Egypte maakte. Courville meent dat er voldoende historisch materiaal is om Amenemhat IV als Mozes te identificeren. Op de tijdsbalk linkt Courville de vlucht van Mozes naar Midian met het einde van de (co)regeerperiode van Amenemhat IV. Indien Courville gelijk heeft zijn we in hierboven in bezit van een afbeelding van Mozes als prins van Egypte.

     

    Dr. Donovan A. Courville (1901/1996), Th., B.A., M.A., Ph. D., was een revisionist van de Egyptologie die met zijn werk ‘The Exodus Problem and its Ramifications, 1971’ een heel belangrijke bijdrage tot het rechtzetten van de geschiedenis van de oudheid in het licht van de Bijbel leverde. Zijn studie is voor mij een naslagwerk. Het Egyptische Oude en het Midden-rijk waren volgens Courville contemporain met elkaar. Beide rijken komen als een gevolg van de ramp van de exodus gelijktijdig aan hun einde. De enige tussenperiode in de Egyptische geschiedenis die Courville in zijn reconstructie overeind laat is de periode van de Hyksos, vreemde heersers die na de vernietiging van het leger van farao met de exodus, Egypte overrompelden. De Israëlieten vervolgden hun weg naar Kanaän dat zij veertig jaar later in bezit namen. Zij waren nieuwkomers met archeologisch gezien logischerwijze een nieuwe soort potten en pannen. Zij namen, gepaard gaande met natuurlijke catastrofes, op gewelddadige wijze het land in bezit. In het model van Courville volgt de Midden bronsperiode te Jericho onmiddellijk op het Vroeg brons-tijdperk. Het archeologische beeld in de streek van Jericho is duidelijk – een noodlottige catastrofe, gevolgd door bezetting door nieuwkomers. Het is in feite een eenvoudige oefening die Courville toepast. Hij toont aan dat de Egyptologie er zeshonderd jaar naast zit. Wanneer we het begin van Midden brons aan de Bijbelse gegevens aanpassen valt veel op zijn plaats.

     

    De Koran heb ik al jaren geleden doorgenomen, nog voor 9/11, in de eerste plaats uit nieuwsgierigheid naar een eventuele naamsvermelding van de farao van de verdrukking. Maar helaas, ook de Koran geeft geen naam en verwijst alleen naar ‘farao’ of het Arabische Far’aun zoals het door Prof. Dr. J. H. Kramers naar het Nederlands vertaald werd.

     

    Er zijn wel enkele interessante historische raakpunten zoals de vermelding in de Koran dat farao in de Rode Zee samen met zijn leger is omgekomen. De volgende Soera’s gaan hierover: 2:50, 7:136-137, 8:54, 10:90, 17:103, 20:78-79, 26:66, 28:40, 43:55, 44:24, 51:40, 79:25.

     

    Dat farao is omgekomen in de Rode Zee past niet bij de orthodoxe identificatie van de farao van de verdrukking met de farao’s van de achttiende en/of negentiende Egyptische dynastie. De betreffende Hollywood-films laten dan ook het Egyptische leger alleen in de Rode Zee omkomen met farao die vanop de oever toekijkt en zo overleefd. Dit is echter ongeloofwaardig wanneer we bedenken dat de farao ’s van de oudheid als goden aan de kop van hun leger oprukten.

     

    Een vraagteken plaatst ik bij het vermelden van de naam HAMAN in de hiervoor geciteerde Soera 28:8. De Koran verwijst zesmaal naar de figuur Haman die volgens de Koran deel uitmaakte van het hof van farao en aanwezig was wanneer Mozes en Aaron hun opwachting bij farao maakten. Op andere plaatsen in de Koran wordt hij beschreven als de architect van farao.

     

    Soera 40:36 En Far’aun zeide: O Haman, bouw voor mij een hoog paleis, opdat ik de toegangen moge bereiken. 37. De toegangen tot de hemelen, zodat ik de god van Musa kan waarnemen; immers ik houd hem voor een leugenaar. -  En aldus werd voor Far’aun zijn boos bedrijf schoonschijnend gemaakt, en werd hij afgehouden van de weg. En niet was de toeleg van Fir’aun anders dan in mislukking.

     

    Het vermelden van Haman in de Koran als architect en raadsman van farao is door menig tegenstander al aangegrepen om de Koran in diskrediet te brengen. De boodschap is dan dat een en ander in de overlevering in de tijd verwisseld werd met de Haman uit het Bijbelboek Esther en de Perzische periode. Een tijdsverschil van bijna 1000 jaar. Ik wens mij deze roedel huilende wolven in het bos niet te vervoegen en meen dat het mogelijk is dat de Egyptologie in de toekomst alsnog een historische Haman kan duiden. Het werk rond de geschiedschrijving van het oude Egypte is niet af. We moeten ook bedenken dat het oorspronkelijke Egyptische schrift geen klinkers kenden en het moeilijk is de juiste klinkers van een naam te kennen. Daarnaast bereikten ons vele namen van farao’s en hun hofhouding in het Grieks. Het is en blijft een puzzel en niet alles kan bewezen worden. Dit gaat trouwens voor veel op. De evolutietheorie bijvoorbeeld is tenslotte ook uitgevonden om te bewijzen wat nog bewezen moet worden.

     

    Nu blijft het een feit dat de twee boeken Bijbel en Koran vanwege het Bijbelse evangelie, tegenover elkaar staan. De Bijbel is een afgesloten eenheid van 66 boeken waartegenover de Koran beweerd dat er, ongeveer zes eeuwen later, een Arabische openbaring van dezelfde God (Soera 29 :45) als die van de Bijbel aan de Arabier Mohammed is geweest. Het Oude Testament van de Bijbel sluit echter af met de Hebreeuwse profeet Maleachi die de komst van de Messias aankondigt met vooraf de wederkomst van de profeet Elia en het Nieuwe Testament neemt deze draad weer op bij de bediening van Johannes de Doper die de komst van de Zoon van God aankondigt. Het Nieuwe Testament sluit af met het boek Openbaring of Apocalyps met de belofte van de komst van de Zoon van God, de Koning der koningen, die in de toekomst bij zijn wederkomst alles zal herstellen. Nergens staat er in de Bijbel een verwijzing naar een nog eventuele toekomstige Arabische openbaring. Verschillende Bijbelgedeelten maken integendeel duidelijk dat het Woord van God alleen aan en door de Joden is doorgegeven.

     

    Romeinen 3:1 Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? 2 Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats [toch] dit, dat hun de woorden Gods zijn toevertrouwd. 3 Wat toch is het geval? Als sommigen ontrouw geworden zijn, zal dan hun ontrouw de trouw Gods tenietdoen? 4 Volstrekt niet!

    (NBG 1951 Vertaling)

     

    Het christendom neemt dan wel aan dat het Woord van God door de Joden tot ons is gekomen, anderzijds; leert een meerderheid van de christelijke kerk(en) dat de kerk sinds Pinksteren 30 AD in de plaats van Israël is geplaatst, de zogenaamde vervangingsleer. De Joden zijn volgens deze leer/theorie als heilsorgaan voor altijd door God opzijgezet. In het jaar 70 AD werd de tempel te Jeruzalem door Rome vernietigd en de Joden sindsdien verstrooid onder de volken. De profetie van Mozes zoals we kunnen lezen in het Bijbelboek Leviticus hoofdstuk 26 ging toen in vervulling.

     

    De Koran leert ook dat de Joden geen derde herstel beloofd is. Twee maal slechts werd het hun vergund een nationale staat te hebben en ‘verderf te verspreiden’ volgens Soera 17:4. Hierna het relevante gedeelte:

     

    Soera 17:1 "Lofprijzing aan Hem, die Zijn dienaar des nachts deed reizen van het Gewijde Bedehuis naar het Uiterste Bedehuis, welks omtrek Wij gezegend hebben, opdat Wij hem van Onze tekenen zouden tonen. Hij is de Horende, de Ziende. (2) En Wij hebben Musa (Mozes) de Schrift gegeven en Wij hebben haar gemaakt tot een rechte leiding voor de Zonen Israils: Neemt u niet buiten Mij een zaakbezorger. _ (3) Nakomelingschap van hen, die Wij met Nuh (Noach) medevoerden. Hij was een dankbaar dienaar. – (4) En Wij hebben aan de Zonen Israils in de Schrift de beslissing gegeven: Gij zult op de aarde twee malen verderf verspreiden, en gij zult rijzen tot grote hoogte. – (5) Wanneer de tijd komt van de eerste der twee aanzeggingen, zenden Wij tegen ulieden dienaren van Ons, toegerust met hevig geweld, welke tussen de woningen door speuren; en het zal een verwerkelijkte aanzegging worden. – (6) Daarna geven wij U weder de kans tegen hen en versterken Wij u met bezittingen en zonen, en maken Wij u talrijker in krijgerscharen. – (7) Indien gij lieden wel handelt, dan handelt gij wel voor uzelven, en indien gij slecht handelt, dan is dat ook voor uzelf. Wanneer dan de tijd komt van de latere aanzegging, zal het gebeuren, dat zij uw gezichten schenden en dat zij het bedehuis binnendringen, zoals zij het de eerste maal binnengedrongen waren, en dat zij de plaats, waarover zij komen, geheel verwoesten. –(8) Mogelijk, dat uw Heer ulieden dan barmhartigheid zal betonen. Maar indien gij terugkeert, keren ook Wij terug en maken Wij Djahannam voor de ongelovigen tot een inperking."

    (Vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers)

     

    Het gewijde Bedehuis is volgens het commentaar van Prof. Dr. J. H. Kramers; Mekka en met het Uiterste Bedehuis wordt Jeruzalem bedoelt. De eerste aanzegging betreffende de vernietiging van de eerste Tempel geschiedde in 586 v. Chr. wanneer de Babyloniërs onder leiding van Nebukadnezar. De tweede aanzegging betreffende de verwoesting van Jeruzalem en haar Tempel geschiedde in het jaar 70 AD toen de Romein Titus het opstandige Jeruzalem belegerde en vernietigde. De Joden gingen toen de diaspora in. De jaartallen 586 v. Chr. en 70 AD zijn van de westerse jaartelling. De Koran heeft geen jaartallen waar deze gebeurtenissen op de tijdsbalk mee verankerd kunnen worden. Met Israël leek het in 70 AD afgelopen tot in de twintigste eeuw tot verbazing van velen een nieuwe staat in het oude land der vaderen geproclameerd werd. Het begin van een derde herstel, dat nationaal ingezet werd met een geestelijk herstel dat nog toekomst is.

    De Koran leert deze verwachting niet en waarschuwt met Djahannam bij een mogelijke terugkeer. Dit laatste is een Arabisch woord dat staat voor het woord hel uit de Germaanse mythologie daar waar in de Bijbel het Hebreeuwse woord GE-HINNOM of vallei van Hinnom staat. In het Nieuwe Testament komt het Griekse woord Gehenna voor waar volgens Kramer het Arabische woord Djahamman is van afgeleid.

     

    Een belangrijk obstakel voor een vredesregeling in het Islamitische Midden-Oosten is het feit dat de Koran leert dat er geen redding voor de Joden noch een herstel van een staat in het vooruitzicht gesteld wordt. Daarom ook wordt de staat Israël sinds 1948 als een doorn in het Arabische vlees ervaren. Een doorn die verwijderd moet worden.

     

    De Bijbel leert echter duidelijk een derde herstel van het Jodenvolk in het oude land der vaderen. En dit zowel in het Oude als het Nieuwe Testament. Het traditionele christendom ziet de profetieën betreffende het herstel van Israël in de Bijbel als vervuld bij de terugkeer uit Babylonische ballingschap in 535 v. Chr. Er zijn echter heel wat profeten zoals Ezechiël, Daniël, Jesaja e.a. die voorspellingen gaven betreffende de tweede vernietiging van de Tempel gevolgd door een derde herstel na een tijds-dal van ruim tweeduizend jaar. En in de Romeinenbrief van Paulus gaan de hoofdstukken 9, 10 en 11 over het verbondsvolk Israël en hun toekomstige herstel.

     

    Tot slot hierna twee Bijbelcitaten die vanzelfsprekend zijn:

     

    Jesaja 11:11 En het zal te dien dage geschieden, dat de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk, die overblijft in Assur, Egypte, Patros, Ethiopië, Elam, Sinear, Hamat en in de kustlanden der zee. 12 En Hij zal een banier opheffen voor de volken, en de verdrevenen van Israël verzamelen en de verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier einden der aarde.

     

    Amos 9: 11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds, 12 opdat zij beërven de rest van Edom en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de HERE, die dit doet. 13 Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat de ploeger zich aansluit bij de maaier en de druiventreder bij hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen druipen van jonge wijn en al de heuvelen daarvan overvloeien. 14 Ik zal een keer brengen in het lot van mijn volk Israël: verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen en de vrucht daarvan eten. 15 Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt de HERE, uw God.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    02-03-2014 om 18:14 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-02-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DEBORA: vrouw, moeder, richter, profeet, dichter en generaal
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Richteren 4:1 Nadat Ehud gestorven was (1269 v. Chr.), deden de Israëlieten opnieuw wat kwaad is in de ogen des HEREN. 2 Toen gaf de HERE hen over in de macht van Jabin, de koning van Kanaän, die regeerde te Hasor, en wiens krijgsoverste Sisera was, die te Charoset-Haggojim woonde. 3 En de Israëlieten riepen tot de HERE, want hij bezat negenhonderd ijzeren strijdwagens en hij had de Israëlieten wreed verdrukt, twintig jaar (1269-1249 v. Chr.),.4 De profetes Debora, de vrouw van Lappidot, richtte destijds Israël; 5 zij was gewoon zitting te houden onder de Deborapalm tussen Rama en Bet-El op het gebergte van Efraïm, en de Israëlieten kwamen bij haar voor een rechterlijke uitspraak. 6 Zij nu ontbood Barak, de zoon van Abinoam uit Kedes in Naftali, en zeide tot hem: Heeft de HERE, de God van Israël, niet geboden: ga heen, trek naar de berg Tabor en neem met u tienduizend man Naftalieten en Zebulonieten, 7 en Ik zal aan de beek Kison Sisera, de krijgsoverste van Jabin, naar u toe voeren met zijn strijdwagens en zijn troepen, en Ik zal hem in uw macht geven? 8 Barak echter zeide tot haar: Indien gij met mij gaat, zal ik gaan, maar indien gij niet met mij gaat, ga ik niet. 9 Zij zeide: Ik ga met u mee, maar gij zult geen eer behalen op de tocht die gij onderneemt, want in de macht van een vrouw zal de HERE Sisera overgeven. Toen stond Debora op en ging met Barak naar Kedes. 10 Barak riep Zebulon en Naftali te Kedes samen, en tienduizend man trokken op in zijn gevolg; ook Debora ging met hem mee.

     

    11 De Keniet Cheber nu had zich afgescheiden van de Kenieten, van de zonen van Chobab, de zwager van Mozes, en had zijn tenten opgeslagen tot aan de terebint van Saännaïm, dat bij Kedes ligt. 12 Toen men Sisera had meegedeeld, dat Barak, de zoon van Abinoam, de berg Tabor bezet had, 13 riep hij al zijn wagens, negenhonderd ijzeren strijdwagens, en al het volk dat bij hem was, uit Charoset-Haggojim samen aan de beek Kison. 14 Toen zeide Debora tot Barak: Breek op, want dit is de dag, dat de HERE Sisera in uw macht gegeven heeft: is niet de HERE vóór u uitgetogen? En Barak daalde af van de berg Tabor en tienduizend man achter hem; 15 en de HERE bracht Sisera met al zijn wagens en zijn gehele leger door de scherpte des zwaards vóór Barak, zodat Sisera van zijn wagen klom en te voet vluchtte. 16 Toen achtervolgde Barak de wagens en het leger tot aan Charoset-Haggojim, en het gehele leger van Sisera viel door de scherpte des zwaards; niet één bleef er over….

    Richteren 5:1 Op die dag zongen Debora en Barak, de zoon van Abinoam, dit lied:…

    Vers 20 ...van de hemel streden de sterren, vanuit haar banen streden zij tegen Sisera... Van de hemel streden de sterren, vanuit haar banen streden zij tegen Sisera. …

    …31 b Maar die Hem liefhebben zijn als de opgaande zon in haar kracht. Toen had het land veertig jaar rust. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het nieuwe artikel heeft als inleiding de geschiedenis van een bijzondere vrouw in het oude Israël. Een vrouw die niet alleen profeet was, maar bovendien een van de richters in Israël en dit voor een lange periode van veertig jaar. Een lange tijd ook dat het volk van Israël rust van zijn vijanden had. Maar Debora was niet alleen een vrouwelijke richter, zij was ook moeder, generaal, profeet en dichter. Vanuit de godsdienst(en)-traditie ervaart men al eens de perceptie dat de Bijbel een vrouwonvriendelijk boek zou zijn. Wanneer men echter dit Bijbelgedeelte bestudeerd krijgt men toch weer een ander beeld.

     

    De aanvang van haar richter-schap was heel bijzonder. Het woongebied van de twaalf stammen van Israël werd toen beheerst door de koning van Kanaän: Jabin. Deze man had zijn hoofdplaats te Hazor in het noorden van het land. De generaal van Jabin was Sisera die volgens het Bijbelbericht, zo maar even negenhonderd strijdwagens tot zijn beschikking had. Voor een periode van twintig jaar al ondergingen de Israëlieten een wrede verdrukking. In hun grootste nood trokken zij naar de profetes Debora voor raad en uitredding. Zoals het Bijbelbericht hierboven luidt ontbood Debora daarop Barak de zoon van Abinoam van de stam Naftali en gaf hem de profetie met het krijgsplan voor de aanstaande vernietiging van het leger van Sisera. De ‘man’ Barak had echter niet zo een groot geloof als Debora en stond erop dat zij aan zijn zijde het leger zou vervoegen. De richter Debora stemde toe maar waarschuwde Barak dat hijzelf nu geen eer meer zou behalen aan de overwinning die profetisch voor haar al vaststond.

    Richteren 4:9 Zij zeide: Ik ga met u mee, maar gij zult geen eer behalen op de tocht die gij onderneemt, want in de macht van een vrouw zal de HERE Sisera overgeven.

    De Israëlitische legertroep van Barak was in staat het gigantische leger van Sisera te overwinnen als een gevolg van een heel bijzonder ingrijpen van de zijde van de HERE God: er staat in vers 10 geschreven dat “de HERE bracht Sisera met al zijn wagens en zijn gehele leger door de scherpte des zwaards in verwarring vóór Barak”. Wat er exact gebeurde is niet onmiddellijk te achterhalen. Maar in Richteren in het overwinningslied van Debora hoofdstuk 5 vers 20 staat er geschreven: “Van de hemel streden de sterren, vanuit haar banen streden zij tegen Sisera. …”

     

    En het is dit aspect, naast het chronologische dat ik in dit artikel wens te belichten.

    CHRONOLOGIE

    Het verslaan van het geweldige leger van Sisera, de krijgsoverste van Jabin bestaande uit negenhonderd ijzeren strijdwagens geschiedde aan het begin van Debora ’s richterperiode, want er staat geschreven dat ‘daarna’ het land veertig jaar rust had. Op onze chronologische tabel is dit het jaar 1249 v. Chr. (Zie Genesis versus Egyptologie – hoofdstuk 13). De zware verdrukking door Jabin liep van 1269 tot 1249 v. Chr.

     

    Het jaar 1249 v. Chr., het jaar van de verlossing van het juk van Jabin, was heel merkwaardig het zesde jaar in de sabbat- en jubeljaarcyclus. Het was een jaar dat een jaar (maart/april 1249 tot maart/april 1248) van dubbele zegening betekende zodat de opbrengst van het land voldoende zou zijn om het sabbatjaar en ditmaal ook het Jubeljaar te overbruggen. Het zevende- of sabbatjaar liep daarop van 1248 tot 1247 v. Chr. En het vierde jubeljaar sinds de instelling ervan begon in sept/okt van 1248 v. Chr. Tot hier even de chronologische aspecten van dit Bijbelgedeelte

     

    EEN KOSMISCH FENOMEEN

    Het Bijbelboek Richteren geeft een verwijzing naar een kosmisch fenomeen dat zich tijdens de slag tussen de Israëlieten en het leger van Jabin afspeelde:

    Richteren 5:20 “Van de hemel streden de sterren (Hebreeuws: KOWKAB), vanuit haar banen (Hebreeuws: MECILLAH) streden zij tegen Sisera.” (NBG Vertaling 1951)

     

    De onderzoekers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer, die ik op 20-01-2014 op dit blog al citeerde, verbinden in hun studie ‘The long day of Joshua and six other catastrophes – Chapter VI - (1973), het kosmisch fenomeen van Richteren 5:20 met een ‘fly-by’ van de planeet Mars. De Hebreeuwse grondtekst-woorden die ik in het Bijbelcitaat hierboven tussen ronde haken vermeld heb zijn van hen. Hierna hun commentaar voor KOWKAB en MECILLAH.

    KOWKAB: a blazing or rolling star, a shining star, a luminary, and we propose, a rotating planet such as Mars.

    MECILLAH: which Strong’s Concordance translates as a viaduct, a staircase, a causeway, a course, a highway, a path, a terrace, and our belief is it could also be accurately translated ‘an orbit’, or ‘orbits’, paths of the luminaries.

     

    Het Bijbelgedeelte van Richteren 5:20 “Van de hemel streden de sterren, vanuit haar banen streden zij tegen Sisera.”, krijgt in het licht van de studie van Patten wel een heel letterlijke betekenis. Men zou van heel wat minder op een slagveld ‘in verwarring’ kunnen geraken. Het resultaat was wel dusdanig dat het leger van de koning van Kanaän verslagen kon worden. Voor de Israëlieten was het duidelijk dat de HERE God ingegrepen had. De laatste overwegingen van Jabin en Sisera kennen we niet. De onderzoeker Patten schrijft dienaangaande in zijn werk iets heel merkwaardig neer:

    ‘Agnostics will in the future , more and more, discount evolutionary uniformitarianism, and will see the validity in the astronomical, catastrophic view of science and ancient history, yet perhaps without the hand of God.’ (The long day of Joshua and six other catastrophes by Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, 1973)

     

    Een voorbeeld van geestelijke blindheid in de oudheid vinden we bij de koning van Assyrië; Sanherib na diens nederlaag met gelijkaardige omstandigheden nabij Jeruzalem in het jaar 709 v. Chr.

    2 Koningen 19:5 In die nacht ging de Engel des HEREN uit en sloeg in het leger van Assur honderdvijfentachtigduizend man. Toen men vroeg in de morgen opstond, zie, zij allen waren lijken. 36 Dus brak Sanherib, de koning van Assur, op en aanvaardde de terugtocht; en hij bleef te Nineve. 37 Eens, toen hij zich neerboog in de tempel van zijn god Nisrok, doodden zijn zonen, Adrammelek en Sareser, hem met het zwaard; doch zij ontkwamen naar het land Ararat. Zijn zoon Esarhaddon werd koning in zijn plaats.

    Volgens Patten en zijn medewerkers geschiedde er ook een interactie met de planeet Mars in het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia op het moment dat de Assyriërs Jeruzalem belegerden. De planeet Mars was voor de Assyriërs een godheid die zij de naam Nergal gaven.

     

    Maar nu terug naar het kosmische fenomeen ten tijde van de richter Debora. Het jaartal dat Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer in hun studie voor de interactie met de planeet Mars doorgeven is 1188 v. Chr. Een verschil van 7 tot 61 jaar met de Bijbelse sabbatjaartelling in de catastrofecyclus van 54 jaar en 6 maanden. Volgens Patten was er een cyclus gaande van telkens 54 jaar en 6 maanden; de maand maart, het Romeinse Tubilustrium en de daaropvolgende catastrofe 54 jaar en zes maanden later in oktober, het Romeinse Armilustrium.

     

    Hun jaartal 1188 v. Chr. is echter het resultaat van het hanteren van Thiele ’s tijdsconstructie voor de koningen van Israël en de richterenperiode die daarmee verbonden is. (Edwin R. Thiele, A Chronology of the Hebrew Kings, 1977). Thiele verkorte de regeringsduur van de koningen van Israël en Juda ter inpassing van deze koningen in de Assyrische koningslijst-tijdsconstructie.

     

    Op dit blog schreef ik op 20-01-2014 een artikel over ‘de noodzakelijke kalenderhervorming van de achtste eeuw voor Christus’ en verwees naar de studie van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer en waar ze juist chronologisch fout zitten in het dateren van hun kosmische catastrofes. Let op, hun studie is van topniveau en een aanrader. Het is uitsluitend hun gebruikte chronologie die dient gecorrigeerd.

     

    In het artikel van 20-01-2014 verwees ik ook naar het bekende jaartal 776 v. Chr. met de instelling van de Olympische Spelen door de Grieken als dank naar de goden toe, toen een verwachtte ramp werd afgewend. Heel de wereld hield tegen het jaar 776 v. Chr. de adem in voor de verwachte ramp die planeet aarde dan opnieuw zou treffen. Een door oudheidastronomen geprofeteerde ramp die ook in het Bijbelboek Jona vermeldt wordt maar afgewend werd. Een verband dat Patten niet zag, als een gevolg van Thiele ’s ankerjaar 701 v. Chr. als veertiende regeringsjaar van koning Hizkia van Juda.

     

    Wanneer we echter met de juiste ankerjaren zoals 722 v. Chr. en 776 v. Chr. rekenen worden verbanden met andere historische vermeldingen van meganatuurcatastrofes herkenbaar. Verbanden die zij in hun gebruik van Thiele ’s fabricatie missen.

     

    Uiteraard hebben zich in de catastrofecyclus afwijkingen voorgedaan zoals bijvoorbeeld het jaar 776 v. Chr. dat geen rampjaar werd.

     

    De Bijbelse chronologie levert ten tijde van de richteren-periode een exacte datum voor zulk een planetaire interactie: voorjaar 1249 v. Chr. Het jaartal van het begin van de richterperiode van Debora, moeder, profeet, richter, dichter en generaal is een jaartal dat op basis van exacte Bijbelse chronologie (via de sabbat- en jubeljaartelling van William Whiston) verkregen werd en is aldus een absoluut ankerjaar, een navigatiepunt in de tijd waar we andere kosmische fenomenen mee kunnen verbinden: maart/april 1249 v. Chr.

     

    Wanneer we bijvoorbeeld verder terug vanaf 1249 v. Chr. in de tijd rekenen, met schijven van 54 jaar en 6 maanden krijgen we volgende resultaten:                 september/oktober          1304 v. Chr.

                                Maart/april                  1358 v. Chr.

     

    Het verkregen jaartal 1304 v. Chr. levert geen historische verwijzing naar een natuurcatastrofe op maar het jaar 1358 v. Chr. wel. Het is een jaartal dat verbonden is met de genoteerde hongersnood ten tijde van Naomi zoals beschreven in het Bijbelboek Ruth. Mijn artikel op deze blog van 24-02-2014 had als onderwerp ‘een jubeljaar in het Bijbelboek Ruth’.

    Het was het tweede jubeljaar van oct1346/sep1345 v. Chr. sinds de instelling ervan, dat het jubeljaar was ten tijde van Naomi en Ruth. Het zesde jaar van de dubbele zegening in de sabbatjaarcyclus was maart 1347/april 1346 v. Chr. Dit was het jaar dat Naomi in haar ballingsland Moab vernam dat de HERE God naar zijn volk had omgezien door het brood te geven. Het was het jaar van de zogenaamde dubbele zegening zodat de opbrengst van het land voldoende zou zijn om het sabbatjaar en ditmaal ook het Jubeljaar te overbruggen.

     

    Vanaf het jaartal 1347/1346 rekenen we tien jaar terug voor het vertrek van Naomi als een gevolg van de hongersnood, naar Moab wat ons in het jaar 1357 v. Chr. brengt. Het is het exacte jaartal voor de hongersnood ten tijde van de verdrukking (1367/1349 v. Chr.) van de Israëlieten door de koning van Moab Eglon.

     

    Het jaartal 1357 v. Chr. als een meganatuurcatastrofe-jaar met mislukte oogsten tot gevolg, is een jaartal dat Patten en zijn medewerkers gemist hebben en dit als een gevolg van hun hanteren van Thiele ’s constructie. Wanneer men echter hun cyclusperiode van 54 jaar en 6 maanden hanteert vanaf de juiste ankerjaren komen heel wat meer verbanden aan het licht.

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    25-02-2014 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-02-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een jubeljaar in het Bijbelboek Ruth
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ruth 1:1 In de dagen dat de richters richtten, gebeurde het, dat er een hongersnood in het land was. Toen trok een man uit Bethlehem in Juda met zijn vrouw en zijn beide zonen weg om als vreemdeling te vertoeven in het veld van Moab. 2 De naam van de man was Elimelek, de naam van zijn vrouw Naomi en de namen van zijn beide zonen Machlon en Kiljon, Efratieten uit Bethlehem in Juda; en in het veld van Moab aangekomen, bleven zij daar. 3 Toen stierf Elimelek, de man van Naomi, zodat deze met haar beide zonen achterbleef. 4 Dezen namen zich Moabitische vrouwen: de ene heette Orpa en de andere Ruth; en zij woonden daar ongeveer tien jaren. 5 Toen stierven ook die twee, Machlon en Kiljon, zodat die vrouw achterbleef, zonder haar beide zonen en haar man. 6 Daarna maakte zij zich met haar schoondochters op en keerde uit het veld van Moab terug, want zij had in het veld van Moab vernomen, dat de HERE naar zijn volk omgezien had door hun brood te geven. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het boek Ruth is het achtste Bijbelboek in de Joodse Bijbel en volgt na het boek Richteren. Het begint met een hongersnood en de beslissing van een man om zijn heil buiten Israël in Moab te gaan zoeken. Zijn eigenzinnige keuze sleuren zijn vrouw en zonen mee, weg in het ongeluk. Na zijn dood en de dood ook van zijn zonen die in Moab Moabietische vrouwen gehuwd hebben blijft de weduwe Naomi alleen met haar twee schoondochters achter. Na het nieuws dat de HERE God naar zijn volk heeft omgezien door hun brood te geven, besluit Naomi naar Israël terug te keren. Een van haar schoondochters genaamd Ruth is degene die beslist om bij haar schoonmoeder te blijven en mee naar Israël, een voor haar vreemd land, te trekken. Uiteindelijk keert alles ten goede en leest het boek Ruth als een prachtige roman met een happy end, alleen met dit verschil dat het geen fictief verhaal is. Ruth huwt Boaz en wordt de moeder van Obed, de overgrootvader van David.

    Wat van belang voor onze studie en dit blog is, is het geslachtsregister waar het boek Ruth met eindigt. Het is een lijst met al de namen vanaf Peres, de zoon van Juda, de zoon van Jacob-Israël tot op David. Een tijdsperiode van ongeveer zeshonderd jaar met slechts tien namen.

    Ruth 4:18 Dit nu zijn de nakomelingen van Peres: Peres verwekte Chesron, 19 Chesron verwekte Ram, Ram verwekte Amminadab, 20 Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salma, 21 Salmon verwekte Boaz, Boaz verwekte Obed, 22 Obed verwekte Isaï en Isaï verwekte David.

     

    Jacob en zijn zonen trokken ten tijde van de wereldwijde hongersnood naar Egypte. De zevenjarige hongersnood heeft op onze tijdsschema’s de jaren 1700 tot 1693 v. Chr. Volgens het Genesisbericht was Peres, de naam waar de lijst in het boek Ruth mee aanvangt, al geboren. En ook Chesron, de zoon van Peres, maakte al deel uit van het gezin. Er resten dus de namen Ram, Amminadab, Nachson en Salma tot op Boaz, de man die de Moabitische Ruth huwde en de voorovergrootvader van David was.

    De namen Ram en diens zoon Amminadab horen op de tijdsbalk thuis in de periode van de verdrukking in Egypte, een periode van ongeveer 90 jaar tot op de exodus in 1483 v. Chr.. Nachson, de zoon van Amminadab leefde ten tijde van de exodus en de periode in de wildernis, want hij wordt in 1 Kronieken hoofdstuk 2 en Numeri hoofdstuk 1, als de vorst der Judeeërs vermeldt.

    1 Kronieken 2: 1 Dit zijn de zonen van Israël: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issakar en Zebulon, 2 Dan, Jozef en Benjamin, Naftali, Gad en Aser. 3 De zonen van Juda waren: Er, Onan en Sela, een drietal dat hem geboren werd uit de dochter van Sua, de Kanaänitische. Maar Er, de eerstgeborene van Juda, wekte het misnoegen op van de HERE, en Hij doodde hem. 4 Tamar, zijn schoondochter, baarde hem echter Peres en Zerach. In het geheel waren er vijf zonen van Juda. 5 De zonen van Peres waren: Chesron en Chamul; 6 de zonen van Zerach: Zimri, Etan, Heman, Kalkol en Dara, tezamen vijf. 7 De zonen van Karmi: Akar, die Israël in het ongeluk stortte, doordat hij zich aan het gebannene vergreep; 8 en de zonen van Etan: Azarja. 9 De zonen, die aan Chesron werden geboren, waren: Jerachmeël, Ram en Kelubai. 10 Ram verwekte Amminadab; Amminadab verwekte Nachson, de vorst der Judeeërs; 11 Nachson verwekte Salma; Salma verwekte Boaz; 12 Boaz verwekte Obed; Obed verwekte Isaï; 13 en Isaï verwekte Eliab, zijn eerstgeborene, Abinadab, zijn tweede, Sima, zijn derde; 14 Netanel, zijn vierde, Raddai, zijn vijfde; 15 Osem, zijn zesde, David, zijn zevende. 16 Hun zusters waren Seruja en Abigaïl. De zonen van Seruja waren: Absai, Joab en Asaël, drie; 17 Abigaïl baarde Amasa, en de vader van Amasa was de Ismaëliet Jeter.

     

    Numeri 1:1 De HERE sprak tot Mozes in de woestijn Sinai, in de tent der samenkomst, op de eerste dag der tweede maand in het tweede jaar na hun uittocht uit het land Egypte: 2 Neemt het aantal op van de gehele vergadering der Israëlieten naar hun geslachten en families, overeenkomstig het aantal namen, allen die van het mannelijk geslacht zijn, hoofd voor hoofd, 3 van twintig jaar oud en daarboven, allen die in het leger uitrukken in Israël; gij zult hen tellen naar hun legerscharen, gij en Aäron. 4 Daarbij zal u uit elke stam één man behulpzaam zijn, de man, die het hoofd is van zijn families. 5 En dit zijn de namen der mannen die u ter zijde zullen staan: van Ruben Elisur, de zoon van Sedeür; 6 van Simeon Selumiël, de zoon van Surisaddai; 7 van Juda Nachson, de zoon van Amminadab; 8 van Issakar Netanel, de zoon van Suar; 9 van Zebulon Eliab, de zoon van Chelon; 10 van de zonen van Jozef: van Efraïm Elisama, de zoon van Ammihud; van Manasse Gamliël, de zoon van Pedasur; 11 van Benjamin Abidan, de zoon van Gidoni; 12 van Dan Achiëzer, de zoon van Ammisaddai; 13 van Aser Pagiël, de zoon van Okran; 14 van Gad Eljasaf, de zoon van Reüel; 15 van Naftali Achira, de zoon van Enan. 16 Dit zijn degenen die uit de vergadering moeten worden opgeroepen, vorsten van de stammen hunner vaderen; hoofden van Israëls geslachten zijn zij.

     

    De zoon van Nachson was Salmon of Salma en kan op de tijdsbalk als volwassen jongen in 1437 v. Chr. geplaatst worden want vanuit het geslachtsregister van Jezus Christus, dat de evangelist Matteüs doorgeeft, leren we dat Salmon Rachab huwde, de geredde hoer van Jericho.

     

    Matteüs 1:1 Geslachtsregister van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham. 2 Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda en zijn broeders, 3 Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron, Chesron verwekte Aram, 4 Aram verwekte Amminadab, Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon, 5 Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, 6 Isaï verwekte David, de koning.

     

    Rachab was de moeder van Boaz, de man die de Moabietische Ruth tot vrouw nam. Dit maakt chronologisch gezien, van Boaz een heel oude man toen hij Ruth huwde. Het Bijbelboek Ruth geeft een indicatie dat Boaz inderdaad niet jong meer was, maar eerder op (over)gevorderde leeftijd. Onmogelijk? Ik meen van niet. De ‘Legends of the Jews’ door Louis Ginzberg’ vermeldt dat Boaz een leeftijd van 80+ had:

    “So she (Ruth) was taken to wife by the octogenarian Boaz. Ruth herself was forty years old at the time of her second marriage, and it was against all expectations that her union with Boaz should be blessed with offspring, a son Obed the pious. Ruth lived to see the glory of Solomon, but Boaz died on the day after the wedding.”

    Het woord ‘octogenarian’ moest ik opzoeken en de vertaling luidt: een man of vrouw in de leeftijd van 80 tot 89 jaar oud. Wat het gebruik betreft van de ‘Legends of the Jews’ volg ik de leidraad van Paulus die aan de Thessalonicenzen schreef: Doof de Geest niet uit, veracht de profetieën niet, maar toetst alles en behoudt het goede (I Thess. 5:19-21). Naast de onzin die men in de Joodse legendes vindt zijn er toch heel wat pareltjes die telkens gevonden kunnen worden en na toetsing met de Bijbel bruikbaar. En de Bijbel geeft ook melding dat in uitzonderlijke gevallen oude mannen van 80+ nog nageslacht kunnen verwekken. Lees even hierna wat er over Kaleb geschreven staat en vooral hoe hij zijn viriliteit met 85 jaar ouderdom nog beschrijft.

    Jozua 14:6 De Judeeërs nu naderden tot Jozua te Gilgal; en Kaleb, de zoon van Jefunne, de Kenizziet, zeide tot hem: Gij kent het woord, dat de HERE tot Mozes, de man Gods, aangaande mij en u te Kades-Barnea gesproken heeft. 7 Veertig jaar was ik oud, toen Mozes, de knecht des HEREN, mij van Kades-Barnea uitzond, om het land te verspieden; en ik bracht hem nauwgezet verslag uit. 8 Terwijl mijn broeders, die met mij opgetrokken waren, het hart van het volk deden versmelten, bleef ik volkomen trouw aan de HERE, mijn God. 9 Daarom heeft Mozes te dien dage gezworen: voorzeker zal het land, dat uw voet betreden heeft, voor altijd het erfdeel van u en uw zonen zijn, omdat gij volkomen trouw gebleven zijt aan de HERE, mijn God. 10 Welnu, zie, de HERE heeft mij in het leven behouden, zoals Hij beloofd heeft. Het is nu vijfenveertig jaar, sedert de HERE dit woord tot Mozes gesproken heeft, gedurende welke tijd Israël in de woestijn rondgetrokken heeft. Welnu, zie, ik ben heden vijfentachtig jaar oud; 11 ik ben thans nog even sterk als toen Mozes mij uitzond; de kracht, die ik nu bezit is dezelfde als die ik toen had, kracht om te strijden en om uit en in te gaan. 12 Geef mij daarom dit bergland, waarvan de HERE te dien dage gesproken heeft, want gij zelf hebt toen gehoord, dat daar Enakieten zijn met grote, versterkte steden; wellicht zal de HERE met mij zijn en zal ik hen verdrijven, zoals de HERE gesproken heeft.

     

    We moeten ook bedenken dat in de namenlijst van het Bijbelboek Ruth e.a. lijsten het niet altijd de eerstgeborene was die in het geslachtsregister van David zit. Bij David is dit overigens overduidelijk want hij wordt als de zevende zoon van Isaï vermeldt. Het kan niet anders dat de mensen van dit geslachtsregisters telkens op hoge leeftijd waren wanneer zij voor de naamdrager zorgden. Vooral bij Boaz, Obed en Isaï was dit het geval. Een Joodse legende leert dat Isaï vierhonderd jaar oud werd. Dit is op onze tijdsbalk een onmogelijkheid aangezien dan Isaï eerder dan zijn vader, grootvader en overgrootvader geboren zou zijn. Wel geeft de legende een indicatie van de zeer hoge ouderdom van Isaï.

    Maar nu eerst verder met het Bijbelverhaal Ruth op de tijdsbalk te plaatsen. Zo vermeldt: ‘The Legends of the Jews’ ook dat wanneer Elimelek met zijn gezin naar Moab trok daar koning Eglon over Moab heerste. En dat de zonen van Elimelek aan het hof van koning Eglon carrière maakten. Eglon kennen we vanuit het Bijbelboek Richteren want hij verdrukte Israël van 1367 tot 1349 v. Chr. In het laatste jaar 1349 v. Chr. doodde de linkshandige richter Ehud koning Eglon en bracht een einde aan de verdrukking door Moab.

    They turned their faced to Moab. (37) There, on account of their wealth and high descent, they were made officers in the army. (38) Mahlon and Chilion, the sons of Elimelech, rose to still higher distinction, they married the daughters of the Moabite king Eglon (39) But this did not happen until after the death of Elimelech, who was opposed to intermarriage with the heathen. (40) Neither the wealth nor the family connections of the two men helped them before God. First they sank into poverty, and, as they continued in their sinful ways, God took their life. (41) (Legend of the Jews)

     

    HET JUBELJAAR

    Ik ben van mening dat wanneer Naomi in het veld van Moab vertoevende vernam dat de HERE God naar zijn volk had omgezien, door het brood te geven, dat we toen in het zesde jaar van de sabbat en jubeljaar cyclus beland waren. Een jaar dat wanneer onder het Oude Verbond de HERE God een dubbele zegening over het land gaf zodat de opbrengst voldoende zou zijn om het sabbatjaar gevolgd door het jubeljaar te overbruggen.

    Leviticus 25:18 Zo zult gij mijn inzettingen opvolgen en mijn verordeningen nauwgezet in acht nemen; dan zult gij veilig wonen in het land. 19 En het land zal zijn vrucht geven, zodat gij tot verzadiging eet en daarin veilig woont. 20 Wanneer gij zegt: wat zullen wij in het zevende jaar eten, zie, wij mogen niet zaaien noch onze oogst inhalen – 21 dan zal Ik mijn zegen in het zesde jaar over u gebieden, dat het u een opbrengst geve voor drie jaren. 22 In het achtste jaar zult gij zaaien, maar van de vorige oogst eten, tot het negende jaar; totdat de oogst daarvan binnenkomt, zult gij van de vorige eten.

    En historisch gezien hebben we in het Bijbelboek Jesaja zulk een verwijzing van een zesde jaar van dubbele zegen gevolgd door een sabbat en Jubeljaar dat het geval was in het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia in 709/710 v. Chr.:

    Jesaja 37:30 En dit zal u het teken zijn: gij zult dit jaar eten wat vanzelf opkomt en in het tweede jaar wat nawast; maar zaait in het derde jaar en oogst, plant wijngaarden, en eet de vrucht daarvan. 31 Immers wat van het huis van Juda ontkomen is, wat over is, dat zal opnieuw naar beneden wortel schieten en naar boven vrucht dragen. 32 Want van Jeruzalem zal een overblijfsel uitgaan, en van de berg Sion wat ontkomen zal; de ijver van de HERE der heerscharen zal dit doen.

     

    De Sabbatjaarcyclus ging van start in 1443 v. Chr. in de maand Nisan wanneer de Israëlieten onder de leiding van Jozua de Jordaan overtrokken ter inbezitneming van het Beloofde Land. In 1437 v. Chr. was het land veroverd en begon het eerste sabbatjaar. Zeven maal zeven sabbatjaren later begon in de maand Tishri van het zevende sabbatjaar, het eerste jubeljaar dat van 1395 tot 1394 v. Chr. liep. Tijdens deze tijdsperiode leefde Salma en was Boaz al geboren. Het tweede jubeljaar vond plaats in 1346/1345 v. Chr. Het zesde jaar van de sabbatcyclus met de dubbele zegening valt in 1347/1346 v. Chr. Boaz is hier al een oude man van 85+ die Ruth huwt. De hongersnood die het Bijbelboek Ruth vermeldt viel ongeveer tien jaar eerder in 1358/1357 v. Chr. In dat jaar vertrok Elimelek met zijn vrouw Naomi en zijn zonen vanwege een hongersnood naar Moab.

     

    SLOT

    De plaatsing van de geschiedenis van het Bijbelboek Ruth rondom het Jubeljaar 1346/1345 v. Chr. met de geboorte van Obed, heeft tot gevolg dat er tussen de geboorte van Obed en de geboorte van David in 1007 v. Chr. 268 jaar zitten. 268 jaar voor Obed en Isaï samen, alvorens David geboren wordt. Een vaststelling die voor de seculiere onderzoeker voldoende is om heel het verhaal naar het rijk der fabels te verwijzen. Maar ook oprechte Bijbelvorsers zoals o.a. Dr. C.I. Scofield (1843-1921), houden er rekening mee dat in sommige Bijbelse geslachtsregisters namen ontbreken:

    “these are the generations of Pharez--that is, his descendants. This appendix shows that the special object contemplated by the inspired author of this little book was to preserve the memory of an interesting domestic episode, and to trace the genealogy of David. There was an interval of three hundred eighty years between Salmon and David. It is evident that whole generations are omitted; the leading personages only are named, and grandfathers are said, in Scripture language, to beget their grandchildren, without specifying the intermediate links.”

     

    Ik wil er echter toch rekening mee houden dat het niet onmogelijk is. Dat er een grond van waarheid in de Joodse legendes schuilt. Dat Obed heel oud geworden is, dat Isaï niet zijn eerstgeborene was en deze laatste op gevorderde leeftijd verwekt werd. In het geval van Isaï naar David toe, is dit overduidelijk.

     

    Met al mijn studies betreffende de chronologie van de oudheid raadpleeg ik steevast de werken van de Joodse historicus Flavius Josephus. De figuur van Boaz wordt door Flavius behandeld in zijn Boek Joodse Oudheden: V, hoofdstuk 9.1. Josephus plaatst de geschiedenis betreffende Boaz op de tijdslijn ten tijde van de richter Eli en na de dood van richter Simson. Ditmaal heb ik Flavius Josephus echter losgelaten en gekozen voor een plaatsing op de tijdsbalk ongeveer tachtig jaar na de val van Jericho. Mijn keuze werd bepaald door de Nieuwtestamentische gegevens dat Rachab, de hoer van Jericho, de moeder van Boaz was. Zijn geboorte vond zo plaats in de periode na de val van Jericho en vervolgd met de inbezitneming van het Beloofde Land. Rachab heeft ook een hoge leeftijd mogen bereiken. Ten tijde wanneer het Bijbelboek Jozua geschreven werd was zij nog in leven:

    Jozua 6:25 Zo heeft Jozua de hoer Rachab en haar familie en allen die haar toebehoorden, in leven gelaten, en zij heeft onder Israël gewoond tot op de huidige dag, omdat zij de boden verborgen had gehouden, die Jozua uitgezonden had om Jericho te verkennen.

     

    Hebreeën 11:1 Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet. 2 Want door dit (geloof) is aan de ouden een getuigenis gegeven. 3 Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare. …

     

    …11:30 Door het geloof zijn de muren van Jericho neergestort, nadat (het volk) er zeven dagen lang omheen getrokken was. 31 Door het geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    24-02-2014 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 02/11-08/11 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 08/06-14/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 31/12-06/01 2019
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 01/01-07/01 2018
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 30/12-05/01 2014
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 06/01-12/01 2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs