Het Jodendom rekent al sinds de tweede eeuw van de
christelijke jaartelling met een jaartelling die gebaseerd is op de Schepping
van de wereld. Zij noteren momenteel (okt2013/sep2014) het jaar 5774 sinds de
Schepping. Deze berekening is terug te vinden in de zogenaamde Seder Olam wat
betekent: De Orde van de Wereld. Het is een geschrift waarvan men aanneemt dat het
samengesteld werd door Rabbi Jose Ben Chalafta en zijn tijdsconstructie loopt
vanaf de Schepping tot Bar Kochba, een Joodse vrijheidsstrijder uit de tweede
eeuw van de christelijke jaartelling. Maar hoe werd de berekening gemaakt?
Welke bronnen werden gehanteerd zodat men terug tot de Schepping toe kon
rekenen? Deze vragen wil ik proberen te beantwoorden in het hierna volgende
artikel. Voor de samenstelling van dit artikel zocht ik eerst
een bekende Joodse encyclopedie op; de Encyclopedia Judaica en hun commentaar:
Yose b. Halafta, the
presumed author of Seder Olam Rabbah, probably had access to old traditions
that also underlay the chronological computations of the Jewish Hellenistic
chronographer Demetrius (third century B.C.E.). The most significant
confusion in Yose´s calculation is the compression of the Persian period,
from the rebuilding of the Temple by Zerubbabel in 516 B.C.E. to the conquest
of Persia by Alexander (331 B.C.E.) to no more than 34 years.
Met het commentaar van de Encyclopedia
Judaica als start wil ik hierna een en ander vanuit de Bijbel vergelijken en
uitspitten. De door de Seder Olam in de tijd ingekorte Perzische periode tot
slechts 34 jaar houdt namelijk geen steek.
De eerder vermelde Bar
Kochba werd door vele Joden in de tweede eeuw van de christelijke jaartelling als
de verwachte Messias aanzien. Zijn naam betekende: zoon van de ster. Na het
neerslaan van zijn opstand door de Romeinen in het jaar 135 AD werd zijn naam door de
Joden naar Bar Kozba gewijzigd: de zoon van de leugens. De anno mundi
jaartelling zou echter in de periode voor zijn ontmaskering samengesteld zijn.
In het jaar 70 AD was
Jeruzalem en de Tempel door de Romeinen verwoest en Judea voor een groot
gedeelte ontvolkt. Vijfenzestig jaar later in 135 AD werden alle nog resterende
Joden die in het land Judea na het verslaan van Bar Kochba overbleven, definitief
in ballingschap weggevoerd en werd de wereldwijde diaspora voor de Joden een
feit.
Voor het gebruik van de anno
mundi-jaartelling door het Jodendom is er geen bewijs dat dit in de
tweede eeuw na Christus al in gebruik was. Er zijn aanwijzingen dat men tot in
de Middeleeuwen de Grieks-Syrische jaartelling hanteerde. Een jaartelling die
we ook in de Apocriefe boeken zoals Makkabeeën gebruikt zien. Vanaf de
twaalfde eeuw na Christus wordt de anno mundi-jaartelling gebruikt.
Waarom werd in de berekening van de
anno mundi jaartelling de Perzische periode verkort tot niet meer dan 34 jaar? Wat
was het motief? Dit is namelijk een berekening die volledig in strijd is met de
Bijbelse chronologische feiten voor deze periode. De Bijbel geeft namelijk voor
de periode van de Perzische overheersing heel wat jaartallen en ankerpunten. En
ook de oudheidhistorici Herodotos en Flavius Josephus vullen heel wat
informatie voor deze periode in. Het is dan ook een periode in de
wereldgeschiedenis die duidelijk beschreven staat en met een degelijke
chronologie op de tijdsbalk bevestigd.
De Perzische periode voor
Israël begon met het eerste jaar van Kores in het jaar 535 v. Chr., exact
zeventig jaar na de Babylonische Ballingschap (605 tot 535 v. Chr.). De Perzische
periode liep tot op de tijd van Alexander de Grote in 334 v. Chr. met de slag
bij Issos tegen het leger van Darius III. Dit geeft een totaal van 201 jaar
voor de periode van de Perzische overheersing.
Een verschil van 167 jaar
met de Seder Olam. Daarenboven vermeldt de Encyclopedia Judaica: the most
significant confusion wat betreft de Perzische periode. Er zijn dus nog meer
onduidelijkheden in de constructie te vinden.
Ik heb een vermoeden dat de
verkorting van de wereldgeschiedenis volgens de Seder Olam te maken had met de vierde dag en de verwachte komst toen
van de Messias, de zon der gerechtigheid, zoals de profeet Maleachi Hem
aankondigt. Als volgens een Rabbijnse traditie elke scheppingsdag voor duizend
jaar staat en op de vierde dag de zon te voorschijn kwam, was rond het jaar
4000 anno mundi de komst van de Messias te verwachten. De era van Salomo zat al
duizend jaar eerder op de tijdsbalk en de Tempel van Salomo was volgens de
rabbijnen drieduizend jaar na de Schepping te plaatsen. De oorspronkelijke anno
mundi-jaarrekening gaf alzo rond de tijd van de geboorte van Jezus van Nazareth
het jaar vierduizend aan. De algemene verwachting in Israël toen was dat de
komst van de Messias zeer nabij was. Het land was sinds 63 v. Chr. door de
Romeinen bezet en door hen bestuurd en het verlangen bij de Joden naar
bevrijding was groot.
Rome was ook het vierde
beest-rijk van de profeet Daniël. De profeet Daniël had de vier wereldrijken
voorspeld die in opeenvolging over het gebied van Israël zouden heersen:
namelijk Babylon, de Meden en de Perzen, de Grieken en de Romeinen. Sinds 63 v.
Chr. was deze profetie dan ook vervuld en de verwachting was dat de komst van
de Messias nu zeer nabij was. Het was dan ook een tijd van meerdere aspirant-messiassen,
zoals ook blijkt uit het Bijbelboek Handelingen waar we enkele namen van
aspirant of pseudo-messiassen voor deze periode vermeld zien.
Handelingen 5:26 Toen ging de hoofdman met
zijn dienaren erheen en nam hen mede, maar niet met geweld, want zij waren
bevreesd, dat het volk hen stenigen zou; 27 en toen zij hen gebracht hadden,
leidden zij hen voor de Raad. En de hogepriester ondervroeg hen, zeggende: 28
Wij hebben u nadrukkelijk verboden in deze naam te leren; en zie, gij hebt
Jeruzalem vervuld met uw leer en gij wilt het bloed van deze mens op ons doen
neerkomen. 29 Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode
meer gehoorzamen dan de mensen. 30 De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt,
die gij hebt gehangen aan een hout en omgebracht; 31 Hem heeft God door zijn
rechterhand verhoogd, tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en
vergeving van zonden te schenken. 32 En wij zijn getuigen van deze dingen en
ook de heilige Geest, die God hun gegeven heeft, die Hem gehoorzaam zijn. 33
Toen zij dit hoorden, ontstaken zij in woede en wilden hen ter dood laten
brengen.
34 Maar een zeker
Farizeeër in de Raad, genaamd Gamaliël,
een wetgeleerde, in ere bij het gehele volk, stond op en verzocht de mensen
een ogenblik buiten te doen staan, 35 en hij zeide tot hen: Mannen van Israël,
overweegt wel, wat gij met deze mensen zult doen! 36 Want vóór deze dagen
stond Teudas op, die beweerde, dat
hij iets was, en een aantal van ongeveer vierhonderd man sloot zich bij hem
aan; maar hij werd gedood en zijn gehele aanhang viel uiteen en verliep. 37 Na
hem stond Judas de Galileeër op, in
de dagen der inschrijving, en kreeg vele afvalligen op zijn hand, maar ook deze
is omgekomen en zijn gehele aanhang is uiteengeslagen. 38 En nu zeg ik u:
Laat u niet in met deze mensen en laat hen geworden; want indien dit streven of dit werk uit mensen is, zal het vernietigd
worden, 39 maar
indien het uit God is, zult gij hen niet kunnen vernietigen; het mocht eens
blijken, dat gij tegen God strijdt. En
zij lieten zich door hem gezeggen, 40 en na de apostelen voorgeroepen te
hebben, lieten zij hen geselen en verboden hun te spreken in de naam van Jezus,
en gaven hun de vrijheid. 41 Zij dan gingen uit de Raad weg, verblijd, dat zij
verwaardigd waren ter wille van de naam smadelijk behandeld te zijn; 42 en
zonder ophouden, iedere dag, leerden zij in de tempel en aan huis, en
verkondigden het evangelie, dat de Christus Jezus is.
Met de geboorte van Jezus
Christus waren we aldus ongeveer vierduizend jaar na de Schepping. En wanneer in
25 AD Johannes de Doper in de geest en de kracht van Elia de nakende komst van de
Messias voor Israël aankondigde had hij dan ook de aandacht van heel Israël,
van hoog tot laag. In het najaar van 26 AD bij de doop van Jezus van Nazareth
verkondigde Johannes de Doper het Messias-schap van Jezus.
Johannes 1:29 De volgende
dag zag hij Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. 30 Deze is het, van wie
ik zeide: Na mij komt een man, die vóór mij geweest is, want Hij was eer dan
ik. 31 En zelf wist ik niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard
worden, daarom kwam ik dopen met water. 32 En Johannes getuigde en zeide: Ik
heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een duif uit de hemel, en Hij
bleef op Hem. 33 En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te
dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en
op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt. 34 En ik heb
gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.
De Heer Jezus Christus werd
echter in 30 AD definitief door Israël afgewezen:
Johannes 1:11 Hij kwam tot
het zijne, en de zijnen hebben Hem
niet aangenomen. 12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft
Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13
die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch
uit God geboren zijn.
Zo een honderd jaar later was
er onder het restant van de Joden die in het land Judea, na de catastrofe van
70 AD met de vernietiging van de Tempel door de Romeinen, waren achtergebleven
opnieuw een verwachting naar de komst van de Messias.
Vermoedelijk heeft men in
de tweede eeuw na Christus, in afwijzing van Jezus van Nazareth als de Messias,
aan de anno mundi jaarrekening gesleuteld om een en ander met Bar Kochba als
Messias te laten passen. De vierde scheppingsdag of het vierduizendste jaar na
de schepping werd met ongeveer twee eeuwen verlengd. De vierde scheppingsdag
viel via deze fabricatie gelijk met de tijd van Bar Kochba. En dit was het
motief voor de drastische verkorting van de tijd van Perzische periode. En
alhoewel de verwachtingen met Bar Kochba en vermoedelijk andere
aspirant-messiassen niet werden ingevuld bleef men later toch aan de samengestelde
anno mundi jaartelling vasthouden met als resultaat inmiddels het jaartal 5774
na de Schepping.
Het is nochtans mogelijk om
vanuit de Masoretische tekst van de Bijbel tot een meer aanvaardbare anno mundi
berekening te komen.
Ook het Nieuwe Testament
lijkt trouwens de theorie te volgen dat elke Scheppingsdag voor duizend jaar
staat. De apostel Petrus schreef in zijn tweede brief vanuit Babylon aan de
Joodse diaspora het volgende:
2 Petrus 3:8 Doch dit ene
mag u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Here is als duizend jaar
en duizend jaar als één dag. 9 De Here talmt niet met de belofte, al zijn
er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil,
dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen. 10 Maar de dag
des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis
voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop
zullen gevonden worden. (NBG Vertaling 1951)
Als een gevolg van mijn
chronologische herschikking van de koningen van Juda en Israël op de tijdsbalk op
basis van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston, berekende ik het
jaar van de inwijding van de tempel voor de maand oktober van het jaar 996 voor
Christus. Met dit jaar als ankerpunt bekomt men oktober 2005 AD voor het begin
van het zevende millennium. Dit alles op basis van de Masoretische tekst van de
Bijbel.
Ik vermeldde echter al eens
eerder dat de Griekse Septuagint Bijbel (Oude Testament) uit de derde eeuw voor
Christus hogere jaartallen voor bepaalde geslachtsregisters en tijdsperioden hanteert.
Deze Griekse vertaling werd in het Bijbelboek Handelingen in het Nieuwe
Testament gebruikt en toen al was dit probleem bekend. Bij het hanteren van
bepaalde tijdsperioden werd dan ook het woordje omstreeks of ongeveer toegevoegd.
Zie hierna bijvoorbeeld het volgend citaat:
Handelingen 13:19
en na
zeven volken uitgeroeid te hebben in het land Kanaän, heeft Hij hun land hun
ten erfdeel gegeven, 20 omstreeks vierhonderd vijftig jaren lang. En daarna gaf Hij hun
richters tot op de profeet Samuël. 21 En van toen af vroegen zij om een koning
en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin, veertig
jaren lang;
De verschillen die er
bestaan tussen de jaartallen van de Hebreeuwse grondtekst en die van de Griekse
vertaling waren geen kopzorg omdat de handige Griekse vertaling in de eerste
plaats gebruikt werd om het Evangelie aan niet-Joden te brengen. Voor Paulus
was het eerste belang het brengen van het Evangelie en al het andere was
hieraan ondergeschikt.
Wat het onderzoek van de
Bijbelse chronologie betreft volg ik het advies van Paulus aan Timoteüs:
2 Timoteüs 3:
14 Blijf gij echter bij wat
u geleerd en toevertrouwd is, wèl bewust van wie gij het hebt geleerd, 15 en
dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot
zaligheid door het geloof in Christus Jezus. 16 Elk van God ingegeven Schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te
weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, 17 opdat de
mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.
De verschillende Bijbelse
geslachtsregisters zijn geen eenvoudige studie. Men moet iedere keer Bijbelboek
met Bijbelboek vergelijken en in elke samengestelde chronologische constructie
de harmonie tussen de verschillende lijsten zoeken. Dit is een moeilijke
opdracht waar onder de verschillende onderzoekers al eens verschil van mening
bestaat. Zo was het trouwens ook al het geval in de oudheid. Ik maak bijvoorbeeld
dikwijls gebruik van de werken van Flavius Josephus, maar ook deze historicus
uit de eerste eeuw van de christelijke jaartelling hanteert al eens afwijkende
tijdsperioden.
Het is alleen via het
hanteren van de Masoretische tekst, wat de chronologie betreft, dat men een
anno mundi jaartelling kan bekomen op basis van de zes scheppingsdagen. Wanneer
men de jaartallen van de Septuagint hanteert gaat men een flink aantal jaren
voorbij de zesduizend jaar sinds de Schepping. Een voorbeeld: de Masoretische
tekst heeft een aantal van 1656 jaar vanaf Adam tot de Grote Vloed. De
Septuagint daarentegen heeft een totaal van 2242 jaar voor dezelfde periode, of
een verschil van 586 jaar. En na de Grote Vloed zijn er nog tijdsperioden die
op de tijdsbalk dienen ingevuld.
Wordt vervolgd
.
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
|