Mozes als
de Prins van Egypte was een hele tijd in de belangstelling als een gevolg van
de Amerikaanse animatiefilm uit 1998 geregisseerd door Brenda Chapman en Steve
Hickner met muziek van Hans Zimmer en Stephen Schwartz. De film won een Oscar
voor beste lied en was ook genomineerd voor een Grammy en Golden Globe. Met de
film volgde ook de video en dvd uitvoering en bovendien heel wat gadgets die de
aandacht van kinderen (en volwassen) hadden. Heel wat mensen hebben heden de
DVD in bezit.
De
animatiefilm verhaalt de geschiedenis van Mozes vanaf zijn geboorte tot de
exodus uit Egypte. De animatiefilm laat de gruwel van de genocide zien wanneer
farao beveelt dat alle mannelijke borelingen van de Hebreeërs gedood moeten
worden. Mozes wordt als een gevolg hiervan door zijn moeder een tijd verborgen
gehouden en daarna in een biezen kistje in de Nijl te water gelaten. Mirjam, de
zuster van Mozes, volgt de kleine ark met haar broertje Mozes erin en is een
beetje later getuige dat de vrouw(?) van farao het kind vind, uit het water van
de Nijl haalt en uiteindelijk adopteert. De farao en echtgenoot van de vrouw
die Mozes als haar zoon adopteert is in de film farao Seti I van de 19de dynastie. Mozes groeit dan samen met
Ramses II, de zoon van Seti I, op. Maar uiteindelijk ontdekt Mozes dat hij
eigenlijk een Israëliet is en geboren als slaaf. Hij moet Egypte verlaten en
vlucht naar Midian. Daar ontmoet hij Jetro de hogepriester. Hij trouwt met
Jetro 's dochter Zippora. Een hele tijd later na zijn ontmoeting met de God van
Abraham, Izaak en Jacob in de brandende, maar niet door vuur verterende,
braamstruik keert Mozes terug naar Egypte om zijn volk in de Naam van God te
bevrijden. Maar zijn broer Ramses II is in de animatiefilm inmiddels farao
geworden en wil zijn macht niet zomaar afgeven. Uiteindelijk wordt Egypte
getroffen door een aantal vreselijke plagen. De laatste plaag is dat alle
eerstgeborenen in de Paasnacht overlijden, behalve in die huizen waar op de deurposten
het bloed van het geslachte Paaslam is gestreken. Uiteindelijk laat Ramses ze
gaan omdat ook zijn zoon is overleden. Maar korte tijd daarna al betreurt hij
zijn beslissing en gaat met zijn leger de Israëlieten achterna. De Rode Zee die
zich van Gods wege voor de Israëlieten geopend had, sluit zich echter weer over
het achtervolgende leger van Farao en vernietigd het Egyptische leger. De
animatiefilm eindigt hierna met Mozes die samen met de verloste Israëlieten als
vrije mensen naar het Beloofde Land trekken. Een verhaal dat wereldwijd bekend
is.
De
animatiefilm wijkt enkele malen op belangrijke details van het Bijbelverhaal
af. De Bijbelse farao
van de verdrukking bijvoorbeeld is in de Bijbel namelijk dezelfde farao die
kort voor de exodus sterft. Een zeer oude man aldus. Het Bijbelboek Exodus
leert in feite dat we met een farao te doen hebben die minsten 2 x 40 of 80+
jaar regeerde. Zoals in Genesis versus
Egyptologie uiteengezet meen ik dat alleen farao Pepi II van de zesde
dynastie in aanmerking komt voor deze lange regeerperiode.
In de
animatiefilm is de farao van de verdrukking echter Seti I van de negentiende
dynastie. Een farao met een regeringsduur van slechts 11 jaar. Het is algemeen
gangbaar voor de orthodoxie om een farao uit de 18de en/of 19de
Egyptische dynastie te selecteren die in het Bijbelplaatje zou kunnen passen.
Een onmogelijke opdracht. Beide vermelde dynastieën zijn historisch goed
gedocumenteerd en leveren geen gepaste kandidaat-farao. De reden dat men op
zoek gaat naar de farao van de exodus in deze dynastieën is een gevolg van de
zogenaamde Sothis-kalender en zijn datering die door de Egyptoloog Eduard Meyer
aan het begin van de twintigste eeuw gefabriceerd werd. Het revisionisme van de
Egyptologie, heeft de dateringsmethode van Eduard Meyer inmiddels volledig
onderuit gehaald.
Een andere
discrepantie in afwijking met de Bijbel, die ik in de animatiefilm opmerkte was
dat de boreling Mozes geadopteerd wordt door de vrouw van farao en niet door de dochter van farao. De filmmakers
hebben hier blijkbaar de Koran gevolgd en niet de Bijbel. Hierna de betreffende
Koran- en Bijbelgedeelten:
Soera 28:7
En Wij openbaarden aan de moeder van Musa (Mozes): Zoog hem, en wanneer gij
voor hem vreest, werp hem dan in de stroom. En vrees niet en wees niet
bedroefd. Wij zullen hem tot u terugvoeren en hem maken tot een der
uitgezondenen. -8. Toen namen de verwanten van Firaun (farao) hem op, opdat
hij voor hen zou worden een vijand en een droefenis. Firaun en Haman en hun legerscharen waren
zondebedrijvers. 9. En de vrouw van
Firaun zeide: een verkwikking des harten is hij voor mij en voor u; doodt
hem niet; mogelijk, dat hij ons baat zal brengen of dat wij hem als kind
aannemen. Maar niet hadden zij vermoeden. (De Koran in de vertaling van Prof.
Dr. J. H. Kramers)
Exodus 1:5
Toen kwam de dochter van Farao om in de Nijl te baden, en intussen wandelden
haar dienaressen langs de Nijl; zij zag het kistje in het riet en zond haar
slavin om het te halen. 6 Toen zij het open deed, zag zij het kind, en zie, het
jongetje schreide, zodat zij medelijden met hem kreeg en zeide: Dit is een
Hebreeuws kind. 7 Toen zeide zijn zuster tot de dochter van Farao: Zal ik voor u uit de Hebreeuwse vrouwen een
voedster gaan roepen, om het kind voor u te zogen? 8 En de dochter van Farao zeide tot haar: Ja. Toen ging het meisje de
moeder van het kind roepen. 9 En de
dochter van Farao zeide tot deze: Neem dit kind mee en zoog het voor mij,
dan zal ik u het u toekomende loon geven. Daarop nam de vrouw het kind mee en
zoogde het. 10 En toen het kind groot geworden was, bracht zij het naar de dochter van Farao; en hij werd door
haar als zoon aangenomen, en zij noemde hem Mozes, want, zeide zij: ik heb hem
uit het water getrokken. (NBG
Vertaling 1951)
In dit
korte Bijbelgedeelte staat wel vijf maal achter elkaar vermeld dat het de
dochter van farao was die Mozes als zoon aannam. Er kan hier dus geen twijfel
over bestaan wie bedoelt is.
De
onderzoeker Donovan Courville, wiens studie ik in mijn werk Genesis versus
Egyptologie (hoofdstuk 9) meerdere malen citeer leert dat de twaalfde dynastie
de dynastie van de farao van de verdrukking leverde; namelijk Senwosret III.
Het was de dochter van zijn opvolger Amenemhat III met de naam Sobekneferoe die
Mozes als zoon adopteerde en aldus Mozes tot kroonprins van Egypte maakte. Courville
meent dat er voldoende historisch materiaal is om Amenemhat IV als Mozes te
identificeren. Op de tijdsbalk linkt Courville de vlucht van Mozes naar Midian
met het einde van de (co)regeerperiode van Amenemhat IV. Indien Courville
gelijk heeft zijn we in hierboven in bezit van een afbeelding van Mozes als
prins van Egypte.
Dr. Donovan
A. Courville (1901/1996), Th., B.A., M.A., Ph. D., was een revisionist van de
Egyptologie die met zijn werk The Exodus Problem and its Ramifications, 1971
een heel belangrijke bijdrage tot het rechtzetten van de geschiedenis van de
oudheid in het licht van de Bijbel leverde. Zijn studie is voor mij een
naslagwerk. Het Egyptische Oude en het Midden-rijk waren volgens Courville
contemporain met elkaar. Beide rijken komen als een gevolg van de ramp van de
exodus gelijktijdig aan hun einde. De enige tussenperiode in de Egyptische
geschiedenis die Courville in zijn reconstructie overeind laat is de periode
van de Hyksos, vreemde heersers die na de vernietiging van het leger van farao met
de exodus, Egypte overrompelden. De Israëlieten vervolgden hun weg naar Kanaän
dat zij veertig jaar later in bezit namen. Zij waren nieuwkomers met archeologisch
gezien logischerwijze een nieuwe soort potten en pannen. Zij namen, gepaard
gaande met natuurlijke catastrofes, op gewelddadige wijze het land in bezit. In
het model van Courville volgt de Midden bronsperiode te Jericho onmiddellijk op
het Vroeg brons-tijdperk. Het archeologische beeld in de streek van Jericho is
duidelijk een noodlottige catastrofe, gevolgd door bezetting door
nieuwkomers. Het is in feite een eenvoudige oefening die Courville toepast. Hij
toont aan dat de Egyptologie er zeshonderd jaar naast zit. Wanneer we het begin
van Midden brons aan de Bijbelse gegevens aanpassen valt veel op zijn plaats.
De Koran
heb ik al jaren geleden doorgenomen, nog voor 9/11, in de eerste plaats uit nieuwsgierigheid
naar een eventuele naamsvermelding van de farao van de verdrukking. Maar helaas,
ook de Koran geeft geen naam en verwijst alleen naar farao of het Arabische
Faraun zoals het door Prof. Dr. J. H. Kramers naar het Nederlands vertaald
werd.
Er zijn
wel enkele interessante historische raakpunten zoals de vermelding in de Koran
dat farao in de Rode Zee samen met zijn leger is omgekomen. De volgende Soeras
gaan hierover: 2:50, 7:136-137, 8:54, 10:90, 17:103, 20:78-79, 26:66, 28:40,
43:55, 44:24, 51:40, 79:25.
Dat farao
is omgekomen in de Rode Zee past niet bij de orthodoxe identificatie van de
farao van de verdrukking met de faraos van de achttiende en/of negentiende
Egyptische dynastie. De betreffende Hollywood-films laten dan ook het
Egyptische leger alleen in de Rode Zee omkomen met farao die vanop de oever
toekijkt en zo overleefd. Dit is echter ongeloofwaardig wanneer we bedenken dat
de farao s van de oudheid als goden aan de kop van hun leger oprukten.
Een
vraagteken plaatst ik bij het vermelden van de naam HAMAN in de hiervoor geciteerde Soera 28:8. De Koran verwijst
zesmaal naar de figuur Haman die volgens de Koran deel uitmaakte van het hof
van farao en aanwezig was wanneer Mozes en Aaron hun opwachting bij farao
maakten. Op andere plaatsen in de Koran wordt hij beschreven als de architect van
farao.
Soera
40:36 En Faraun zeide: O Haman,
bouw voor mij een hoog paleis, opdat ik de toegangen moge bereiken. 37. De toegangen
tot de hemelen, zodat ik de god van Musa kan waarnemen; immers ik houd hem voor
een leugenaar. - En aldus werd voor
Faraun zijn boos bedrijf schoonschijnend gemaakt, en werd hij afgehouden van
de weg. En niet was de toeleg van Firaun anders dan in mislukking.
Het
vermelden van Haman in de Koran als architect en raadsman van farao is door menig
tegenstander al aangegrepen om de Koran in diskrediet te brengen. De boodschap
is dan dat een en ander in de overlevering in de tijd verwisseld werd met de
Haman uit het Bijbelboek Esther en de Perzische periode. Een tijdsverschil van
bijna 1000 jaar. Ik wens mij deze roedel huilende wolven in het bos niet te
vervoegen en meen dat het mogelijk is dat de Egyptologie in de toekomst alsnog
een historische Haman kan duiden. Het werk rond de geschiedschrijving van het
oude Egypte is niet af. We moeten ook bedenken dat het oorspronkelijke
Egyptische schrift geen klinkers kenden en het moeilijk is de juiste klinkers
van een naam te kennen. Daarnaast bereikten ons vele namen van faraos en hun
hofhouding in het Grieks. Het is en blijft een puzzel en niet alles kan bewezen
worden. Dit gaat trouwens voor veel op. De evolutietheorie bijvoorbeeld is
tenslotte ook uitgevonden om te bewijzen wat nog bewezen moet worden.
Nu blijft
het een feit dat de twee boeken Bijbel en Koran vanwege het Bijbelse evangelie,
tegenover elkaar staan. De Bijbel is een afgesloten eenheid van 66 boeken
waartegenover de Koran beweerd dat er, ongeveer zes eeuwen later, een Arabische
openbaring van dezelfde God (Soera 29 :45) als die van de Bijbel aan de Arabier
Mohammed is geweest. Het Oude Testament van de Bijbel sluit echter af met de Hebreeuwse
profeet Maleachi die de komst van de Messias aankondigt met vooraf de wederkomst
van de profeet Elia en het Nieuwe Testament neemt deze draad weer op bij de
bediening van Johannes de Doper die de komst van de Zoon van God aankondigt. Het
Nieuwe Testament sluit af met het boek Openbaring of Apocalyps met de belofte
van de komst van de Zoon van God, de Koning der koningen, die in de toekomst
bij zijn wederkomst alles zal herstellen. Nergens staat er in de Bijbel een
verwijzing naar een nog eventuele toekomstige Arabische openbaring. Verschillende
Bijbelgedeelten maken integendeel duidelijk dat het Woord van God alleen aan en
door de Joden is doorgegeven.
Romeinen 3:1
Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? 2
Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats [toch] dit, dat hun de woorden Gods zijn toevertrouwd. 3 Wat toch is het geval?
Als sommigen ontrouw geworden zijn, zal dan hun ontrouw de trouw Gods tenietdoen?
4 Volstrekt niet!
(NBG 1951
Vertaling)
Het
christendom neemt dan wel aan dat het Woord van God door de Joden tot ons is
gekomen, anderzijds; leert een meerderheid van de christelijke kerk(en) dat de
kerk sinds Pinksteren 30 AD in de plaats van Israël is geplaatst, de zogenaamde
vervangingsleer. De Joden zijn volgens deze leer/theorie als heilsorgaan voor
altijd door God opzijgezet. In het jaar 70 AD werd de tempel te Jeruzalem door
Rome vernietigd en de Joden sindsdien verstrooid onder de volken. De profetie
van Mozes zoals we kunnen lezen in het Bijbelboek Leviticus hoofdstuk 26 ging
toen in vervulling.
De Koran leert ook dat de Joden geen derde herstel
beloofd is. Twee maal slechts werd het hun vergund een nationale staat te
hebben en verderf te verspreiden volgens Soera 17:4. Hierna het relevante
gedeelte:
Soera 17:1 "Lofprijzing aan Hem, die Zijn dienaar des nachts deed reizen van het Gewijde Bedehuis naar het Uiterste Bedehuis, welks omtrek Wij
gezegend hebben, opdat Wij hem van Onze tekenen zouden tonen. Hij is de
Horende, de Ziende. (2) En Wij hebben Musa (Mozes) de Schrift gegeven en Wij hebben haar gemaakt tot een rechte leiding
voor de Zonen Israils: Neemt u niet buiten Mij een zaakbezorger. _ (3)
Nakomelingschap van hen, die Wij met Nuh (Noach) medevoerden. Hij was een dankbaar dienaar. (4) En Wij hebben aan de Zonen Israils in de Schrift de
beslissing gegeven: Gij zult op
de aarde twee malen verderf verspreiden, en gij zult rijzen tot
grote hoogte. (5) Wanneer de tijd komt van de eerste der twee aanzeggingen, zenden Wij tegen ulieden dienaren
van Ons, toegerust met hevig geweld, welke tussen de woningen door speuren; en
het zal een verwerkelijkte aanzegging worden. (6) Daarna geven wij U weder de
kans tegen hen en versterken Wij u met bezittingen en zonen, en maken Wij u
talrijker in krijgerscharen. (7) Indien gij lieden wel handelt, dan handelt
gij wel voor uzelven, en indien gij slecht handelt, dan is dat ook voor uzelf. Wanneer dan de tijd komt van de latere
aanzegging, zal het gebeuren, dat zij uw gezichten schenden en dat zij het bedehuis binnendringen, zoals
zij het de eerste maal binnengedrongen waren, en dat zij de plaats, waarover
zij komen, geheel verwoesten. (8) Mogelijk, dat uw Heer ulieden dan
barmhartigheid zal betonen. Maar indien gij terugkeert, keren ook Wij terug en
maken Wij Djahannam voor de
ongelovigen tot een inperking."
(Vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers)
Het
gewijde Bedehuis is volgens het commentaar van Prof. Dr. J. H. Kramers; Mekka
en met het Uiterste Bedehuis wordt Jeruzalem bedoelt. De eerste aanzegging
betreffende de vernietiging van de eerste Tempel geschiedde in 586 v. Chr.
wanneer de Babyloniërs onder leiding van Nebukadnezar. De tweede aanzegging
betreffende de verwoesting van Jeruzalem en haar Tempel geschiedde in het jaar
70 AD toen de Romein Titus het opstandige Jeruzalem belegerde en vernietigde.
De Joden gingen toen de diaspora in. De jaartallen 586 v. Chr. en 70 AD zijn
van de westerse jaartelling. De Koran heeft geen jaartallen waar deze
gebeurtenissen op de tijdsbalk mee verankerd kunnen worden. Met Israël leek het
in 70 AD afgelopen tot in de twintigste eeuw tot verbazing van velen een nieuwe
staat in het oude land der vaderen geproclameerd werd. Het begin van een derde
herstel, dat nationaal ingezet werd met een geestelijk herstel dat nog toekomst
is.
De Koran
leert deze verwachting niet en waarschuwt met Djahannam bij een mogelijke
terugkeer. Dit laatste is een Arabisch woord dat staat voor het woord hel uit
de Germaanse mythologie daar waar in de Bijbel het Hebreeuwse woord GE-HINNOM
of vallei van Hinnom staat. In het Nieuwe Testament komt het Griekse woord
Gehenna voor waar volgens Kramer het Arabische woord Djahamman is van afgeleid.
Een
belangrijk obstakel voor een vredesregeling in het Islamitische Midden-Oosten
is het feit dat de Koran leert dat er geen redding voor de Joden noch een
herstel van een staat in het vooruitzicht gesteld wordt. Daarom ook wordt de
staat Israël sinds 1948 als een doorn in het Arabische vlees ervaren. Een doorn
die verwijderd moet worden.
De Bijbel
leert echter duidelijk een derde herstel van het Jodenvolk in het oude land der
vaderen. En dit zowel in het Oude als het Nieuwe Testament. Het traditionele
christendom ziet de profetieën betreffende het herstel van Israël in de Bijbel
als vervuld bij de terugkeer uit Babylonische ballingschap in 535 v. Chr. Er
zijn echter heel wat profeten zoals Ezechiël, Daniël, Jesaja e.a. die
voorspellingen gaven betreffende de tweede vernietiging van de Tempel gevolgd
door een derde herstel na een tijds-dal van ruim tweeduizend jaar. En in de
Romeinenbrief van Paulus gaan de hoofdstukken 9, 10 en 11 over het verbondsvolk
Israël en hun toekomstige herstel.
Tot slot hierna
twee Bijbelcitaten die vanzelfsprekend zijn:
Jesaja 11:11
En het zal te dien dage geschieden, dat de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk, die overblijft in Assur, Egypte, Patros,
Ethiopië, Elam, Sinear, Hamat en in de kustlanden der zee. 12 En Hij zal een
banier opheffen voor de volken, en de verdrevenen van Israël verzamelen en de
verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier einden der aarde.
Amos 9:
11 Te dien dage
zal Ik de vervallen hut van David weder
oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort,
overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds, 12 opdat zij
beërven de rest van Edom en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen,
luidt het woord van de HERE, die dit doet. 13 Zie, de dagen komen, luidt het
woord des HEREN, dat de ploeger zich aansluit bij de maaier en de druiventreder
bij hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen druipen van jonge wijn en al
de heuvelen daarvan overvloeien. 14 Ik
zal een keer brengen in het lot van mijn volk Israël: verwoeste steden
zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden zullen zij planten en de wijn
ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen en de vrucht daarvan eten. 15
Dan zal Ik hen planten in hun grond, en
zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt
de HERE, uw God.
Met
vriendelijke groet,
Robert De
Telder
|