Toen Jezus te Bethlehem in de
vijfde maand Ab of juli/augustus van de westerse kalender (zie het artikel op dit blog van 28-01-2014)
in het jaar vijf voor Christus geboren werd,
werd hij naar de wet van Mozes, veertig dagen later in Jeruzalem door zijn
ouders in de Tempel aan God opgedragen. Dit zijn verordeningen die Maria en
Jozef naar het Bijbelboek Leviticus 12:1-4 volgden. Hierna het Bijbelgedeelte
uit het Lucas-evangelie dat deze geschiedenis brengt:
Lucas
2:21 En toen acht dagen vervuld waren,
zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot
was ontvangen. 22 En toen de dagen
hunner reiniging naar de wet van Mozes vervuld
waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Here voor te stellen, 23
gelijk geschreven staat in de wet des Heren: Al het eerstgeborene van het
mannelijke geslacht zal heilig heten voor de Here, 24 en om een offer te
brengen overeenkomstig hetgeen in de wet des Heren gezegd is, een paar tortelduiven
of twee jonge duiven.
25 En zie, er was een
man te Jeruzalem, wiens naam was Simeon, en deze man was rechtvaardig en vroom,
en hij verwachtte de vertroosting van Israël, en de heilige
Geest was op hem. 26 En hem was door de heilige Geest een godsspraak gegeven,
dat hij de dood niet zou zien, eer hij de
Christus des Heren gezien had. 27 En hij kwam door de Geest in de tempel.
En toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen
overeenkomstig de gewoonte der wet, 28 nam ook hij het in zijn armen en hij
loofde God en zeide:
29 Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw
woord, 30 want mijn ogen hebben uw heil gezien,
31 dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: 32 licht tot
openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël. 33 En zijn
vader en zijn moeder stonden verwonderd over hetgeen van Hem gezegd werd. 34 En
Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in
Israël en tot een teken, dat weersproken wordt 35 en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan
, opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden.
36 Ook was daar Hanna, een
profetes, een dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Zij was op hoge
leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had
geleefd, 37 en nu was zij weduwe, ongeveer vierentachtig jaar oud, en zij
diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag. 38 En
zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak
over Hem tot allen, die voor Jeruzalem
verlossing verwachtten.
39 En toen zij alles
volbracht hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was, keerden zij terug
naar Galilea, naar hun stad Nazareth. (NBG
Vertaling 1951)
Wanneer
we vanaf de vijfde maand Ab veertig dagen rekenen arriveren we ongeveer aan het
begin van de zevende maand Tisjri of naar het einde toe van de zesde Hebreeuwse
maand Eloel, naar gelang het vertrekpunt van ons rekenen. Met de woorden van
Simeon in gedachten stel ik me echter voor dat de Christus met Rosj Hasjanah in
de Tempel aan God opgedragen werd. Rosj Hasjanah betekent: Hoofd van het Jaar
en is van oudsher het Joodse Nieuwjaar dat ingaat op 1 en 2 Tisjri. In de
Joodse overlevering is het een tijd van oordeel. Gedurende dertig dagen tijdens de
voorafgaande Hebreeuwse maand bereidden de Joden zich voor op deze heilige
dagen. Het was/is een tijd om in gebed na te denken over al het kwaad dat men zijn
vrienden of kennissen mogelijk had aangedaan. Het was een tijd om vergeving te
vragen en te krijgen. Iedere morgen tijdens deze periode werd op de Sjofar of
ramshoorn geblazen ter voorbereiding van Rosj Hasjanah met tien dagen later de
Grote Verzoendag of Jom Kippoer. Het is aldus niet onlogisch om het opdragen in
de Tempel van de Christus des HEREN, de Heiland, op Rosj Hasjanah te laten
plaatsvinden.
De
geboortedag van Jezus Christus viel dan veertig dagen eerder op de negentiende
dag van de maand Ab. Dit gerekend op basis van 29 dagen voor de maand Eloel en
29 dagen voor de maan Ab.
Een
volgend punt waar ik aandacht aan wil geven is dat het geciteerde
Bijbelgedeelte de christelijke traditie met het bezoek van de wijzen uit het
oosten aan de kribbe te Bethlehem, als foutief bevindt. Het is duidelijk dat na
de geboorte van Jezus te Bethlehem Hij veertig dagen later met zijn ouders te
Jeruzalem was en dat zij vandaar naar Nazareth in Galilea reisden. Het is alzo in
Nazareth in hun eigen huis dat de Magi hun opwachting deden (Matteüs 2:9-11).
Maar
nu eerst aandacht voor de twee getuigen bij de eerste komst van de Heer Jezus
te Jeruzalem. Deze getuigen waren een oude man met de naam Simeon en een oude
vrouw genaamd Hanna. Slechts twee getuigen in Jeruzalem bij de eerste komst?
Ja, dat klopt. Bij de geboorte te Bethlehem waren het eerder de herders die nacht
in het veld bij hun schapen de wacht hielden die getuige waren van de geboorte
van de Heiland en daarna hierover getuigden. Hierna het Bijbelgedeelte:
Lucas
2:8 En er waren herders in diezelfde landstreek,
die zich ophielden in het veld en des nachts de wacht hielden over hun kudde. 9
En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des Heren
omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze. 10 En de engel zeide tot hen:
Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het
volk zal ten deel vallen: 11 U is heden
de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. 12 En
dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in
een kribbe. 13 En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht,
die God loofde, zeggende: 14 Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij
mensen des welbehagens. 15 En het geschiedde, toen de engelen van hen
heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander spraken: Laten wij
dan naar Betlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is
bekendgemaakt. 16 En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kind
liggende in de kribbe. 17 En toen zij
het gezien hadden, maakten zij bekend hetgeen tot hen gesproken was over dit
kind. 18 En allen, die ervan hoorden, verbaasden zich over hetgeen door de
herders tot hen gezegd werd. 19 Doch Maria bewaarde al deze woorden, die
overwegende in haar hart. 20 En de herders keerden terug, God lovende en
prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien, gelijk het hun gezegd was.
(NBG Vertaling 1951)
Veertig
dagen later waren Maria en Jozef met hun kind in Jeruzalem in de Tempel ter
vervulling van de Wet. Voor de priesters van dienst in de tempel die dag was
dit gewoon maar een jong koppel uit de provincie met boreling. Bovendien sprak
het koppel met een dialect, een tongval waar in Jeruzalem door velen op
neergekeken werd. Aan deze priesters ging de komst van de Messias als kind
voorbij, behalve aan de twee getuigen, twee oude mensen in Jeruzalem. Later
kwamen de Magi naar Nazareth. Tot aan het openbaar optreden van Johannes de
Doper in 26 AD zouden er geen getuigen meer zijn. De geschiedenis daaropvolgend
van het jaar 26 tot 30 AD kennen we vanuit de evangeliën.
Johannes
1: 1 In den beginne was het Woord en het Woord
was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle
dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat
geworden is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5
en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.
6 Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes; 7 deze kwam
als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden.
8 Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht. 9 Het
waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld. 10 Hij
was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem
niet gekend. 11 Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Doch
allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods
te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13 die niet uit bloed, noch uit
de wil des vlezes, noch uit de wil
eens mans, doch
uit God geboren zijn. (NBG Vertaling 1951)
De
twee getuigen van de HERE God te Jeruzalem bij het opdragen van de boreling
Jezus waren twee oude mensen; een man en vrouw, niet twee mannen, maar een man én
een vrouw. En dit volgens de Scheppingsorde:
Genesis
1: 27 En
God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
De vrouw is in deze geschiedenis een volwaardige getuige en gelijk aan de man
als getuige. Geen onderscheid. Er waren bijvoorbeeld geen drie getuigen nodig;
één man en twee vrouwen. Nee, in de Bijbel zijn man en vrouw aan elkaar gelijk.
Van Hanna staat er bovendien in het Lucas-evangelie geschreven dat zij profeet
was, de dochter van Fanuël uit de stam Aser:
Lucas
2: 36 Ook
was daar Hanna, een profetes, een
dochter van Fanuël, uit de stam Aser.
Dat
God twee oude mensen als getuigen gebruikte en daarbij ook een vrouw is
opmerkelijk. Oude mensen zijn naar de wijsheid van de wereld meestal
afgeschreven en vrouwen gelden in de Midden-Oosten-cultuur als getuige onbetrouwbaar. Dit alles is de dwaasheid der prediking
waar Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs naar verwees:
1
Korintiërs 1:18 Want het woord des kruises is wel
voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden,
is het een kracht Gods. 19 Want er staat geschreven: Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en het
verstand der verstandigen zal Ik verdoen. 20 Waar blijft de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze
tijd? Heeft God niet de wijsheid der wereld tot dwaasheid gemaakt? 21 Want daar de wereld in de
wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd
door de dwaasheid der prediking te
redden hen, die geloven. 22 Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, 23 doch wij prediken een gekruisigde
Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, 24 maar voor hen, die geroepen zijn,
Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid
Gods. 25 Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is
sterker dan de mensen. 26 Ziet slechts, broeders, wat gij waart, toen gij geroepen werdt: niet vele
wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken.27 Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de
wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is,
heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; 28 en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren,
dat, wat niets is, om aan hetgeen wèl iets is, zijn kracht te ontnemen, 29 opdat geen vlees zou roemen voor God. 30 Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is
geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, 31 opdat het zij, gelijk geschreven
staat: Wie roemt, roeme in de Here. (NBG Vertaling 1951)
Maar nu naar de tweede of wederkomst
van Jezus Christus. Het laatste Bijbelboek Openbaring handelt over dit
onderwerp. Vooraf aan deze komst gaat een moeilijke periode van zeven jaar of
1260 dagen plus 42 maanden samen. Aan het einde van deze geprofeteerde periode
komt de Koning der koningen en de Heer der heren terug. Over dit thema schreef
ik meerdere boeken. Bij de aanvang van de zevenjarige
periode die voorafgaat aan de openbaring van Jezus Christus treden in Jeruzalem
opnieuw twee getuigen op (Openbaring 11:3) die tegen de dan herstelde
offerdienst spreken. Wanneer we dit Bijbelgedeelte opzoeken en laten
doordringen merken we ook weer iets van de dwaasheid der prediking waar God
zich van bedient. De twee getuigen zijn namelijk slechts met een zak bekleed,
een soort poncho probeer ik het mij voor te stellen. Een sterk afwijkende
kledij van hetgeen gangbaar is.
In het Bijbelboek Openbaring worden
geen namen van deze getuigen genoemd noch het geslacht van hen. Het
traditionele christendom gaat er van uit dat het mannen (waren) of (zullen)
zijn, tussen haakjes geplaatst naar gelang de hermeneutiek die men in de
verschillende christelijke kerken hanteert.
Bij diegenen die een geestelijk oog
hebben voor het toekomstig nationaal en geestelijk herstel van het Jodenvolk en
een wederkomst van Jezus christus te Jeruzalem verwachten lopen de meningen
betreffende de identiteit van de twee getuigen uiteen. Een van de getuigen
meent men met zekerheid te herkennen als de profeet Elia waarvan de profeet
Maleachi in het Oude Testament voorzegt heeft dat Elia voor de Dag des HEREN
zal terugkeren. Hierna het relevante Bijbelgedeelte:
Maleachi 4:1 Want
zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen
die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in
brand steken zegt de HERE der heerscharen welke hun wortel noch tak zal
overlaten. 2 Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar
vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. 3 Gij zult de
goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de
dag die Ik bereiden zal, zegt de HERE der heerscharen. 4 Gedenkt de wet van
Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël,
inzettingen en verordeningen. 5 Zie, Ik
zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 6
Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der
kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.
(NBG Vertaling 1951)
Betreffende de andere niet bij naam
genoemde getuige denkt men gewoonlijk aan andere 0ud-Testamentische mogelijke mannelijke
kandidaten zoals Mozes en/of Henoch.
Ik meen dat nochtans een andere piste
ook mogelijk is. We moeten bedenken dat alle profetie pas duidelijk is wanneer
ze zich vervult. Het is dus uiteindelijk wachten op het optreden van de twee
getuigen te Jeruzalem. Ik ben voorzichtig van mening dat het mogelijk is dat
zowel een vrouw als een man als twee getuigen samen zullen optreden. Beide
dan in de geest en de kracht van Elia zoals het ook van Johannes de Doper bij
de eerste komst van Christus geschreven staat:
Lucas 1:17 En hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om de harten der vaderen te
keren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de gezindheid der rechtvaardigen,
ten einde voor de Here een weltoegerust volk te bereiden
En men moet bedenken dat indien de
Joden de Heer Jezus Christus bij zijn eerste komst als Messias aanvaard hadden,
dat dan Johannes de Doper de profeet Elia geweest zou zijn. Lees het hierna
volgende Bijbelgedeelte dienaangaande:
Matteüs 11:2 Johannes nu hoorde in de gevangenis de
werken van de Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen: 3 Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij
een ander te verwachten? 4 En Jezus
antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en
ziet: 5 blinden worden ziende en lammen
wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en
armen ontvangen het evangelie. 6 En
zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt. 7 Terwijl
dezen heengingen, begon Jezus tot de scharen te zeggen van Johannes: Wat zijt
gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet, door de wind bewogen? 8 Maar wat zijt gij gaan zien? Een mens in
weelderige kleding? Zie, die weelderige kleding dragen, zijn aan de hoven der
koningen. 9 Maar waarom zijt gij dan
gegaan? Om een profeet te zien? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. 10 Deze
is het, van wie geschreven staat:
Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg voor U heen
bereiden zal. 11 Voorwaar, Ik zeg u,
onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is er niemand opgestaan, groter dan
Johannes de Doper, maar de kleinste in het Koninkrijk der hemelen is groter dan
hij. 12 Sinds de dagen van Johannes de
Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars
grijpen ernaar. 13 Want al de profeten
en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe; 14 en indien gij het wilt aanvaarden: Hij is Elia, die komen zou. 15 Wie oren heeft, die hore! (NBG Vertaling 1951)
En er zijn nog vrouwen in de Bijbel te
vinden die profeet waren. Op deze blog schreef ik op 25-02-14 een artikel over
de richter Debora die niet alleen Israël voor een periode van veertig jaar
gericht heeft maar ook als profeet en generaal in de Bijbel beschreven staat.
De perceptie bestaat dat de Bijbel vrouwonvriendelijk zou zijn, wat bij nadere
studie toch niet klopt. Het zijn alleen vele religieuze systemen die antivrouw
zijn.
Bij een profeet mogen we niet
onmiddellijk uitsluitend denken aan het voorspellen van de toekomst. Een
profeet (zowel man als vrouw) in de huidige Ekklesia is iemand die voor de vergadering
spreekt in de zin van: stichtend, vermanend en bemoedigend (1 Korintiërs 14:3).
In de apostolische Ekklesia van de eerste eeuw bestond hier geen onderscheid
tussen mannen en vrouwen wat blijkt uit de eerste brief van Paulus aan de
Korintiërs. Maar wat bedoelde Paulus dan met 1 Timoteüs 2:11-12? Een
Bijbelgedeelte waar Paulus stelt dat een vrouw niet mag onderrichten of gezag
over een man zou mogen hebben. Idem dito het Bijbelgedeelte van 1 Korintiërs
14:34-35 waar Paulus stelt dat de vrouw in de Gemeente moet zwijgen. Een
Bijbelgedeelte waar het lijkt dat Paulus zichzelf tegenspreekt. De Bijbelvorser
Dr. C. I. Scofield heeft het volgende commentaar:
http://www.biblestudytools.com/commentaries/scofield-reference-notes/1-corinthians/1-corinthians-14.html
We moeten echter bedenken dat bij de
aanvang van de Ekklesia met Pinksteren in anno Domini 30 er nog altijd het
aanbod van de HERE God aan Zijn oude verbondsvolk Israël was, om alsnog de
Messias aan te nemen. Dit is een draad, een uitnodiging die we in het hele Bijbelboek
Handelingen tot en met het laatste hoofdstuk 28 kunnen volgen. Het boek
Handelingen eindigt met de Joden in Rome die het evangelie volgens de apostel
Paulus definitief afwijzen. Het is vanaf dit tijdstip dat de huidige Ekklesia
van start ging met Paulus die zijn brief aan alle op dat moment bestaande
gemeentes schreef: bekend onder de Efeze-brief.
De prediking aan de Joden vanaf
Pinksteren 30 AD tot Handelingen hoofdstuk 28, in 60 AD, ging gepaard met
wonderen en tekenen. Ook tongentaal (vreemde talen en engelentaal) kwam in de
vergaderingen toen algemeen voor. Dit laatste gebeurde met heel veel
verwarring, wat de reden was dat Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs
instructies geeft hoe het met tongentaal en de vertaling en uitleg ervan, er in
de vergaderingen aan toe moest gaan. En ik meen dat het dit aspect van grote
verwarring was, wat Paulus bedoelde met het voorschrift tot zwijgen van de
vrouw in de vergadering. Dus niet de vrouw als profeet moest zwijgen maar de
vrouw als eventuele tolk en uitlegger van vreemde talen.
Het fenomeen van de vreemde talen
(zowel van mens als engel) als Goddelijke boodschap naar Israël toe was in het
Oude Testament door de profeet Jesaja voorspeld.
Jesaja 28:11 Voorwaar, door mensen die een onverstaanbare taal spreken, en in een
vreemde tongval zal tot dit volk spreken Hij, die tot hen gezegd heeft: 12 Dit
is de rust, geeft de vermoeide rust, en dit is de verademing maar zij wilden
niet horen.
Het is dit Bijbelgedeelte dat Paulus in
zijn eerste brief aan de Korintiërs aanhaalt waar hij in het veertiende
hoofdstuk het bijzondere van de tongentaal behandelt.
1 Korintiërs 14:22 Derhalve zijn de tongen een
teken niet voor hen, die geloven, maar voor
de ongelovigen; de profetie echter is niet voor de ongelovigen, maar voor
hen, die geloven.
Deze bijzondere prediking naar Israël
toe eindigde in het jaar 60 AD in de periode volgend op Handelingen hoofdstuk
28.
Het zal na het afsluiten van de huidige
Ekklesia zijn dat de draad met het oude Verbondsvolk Israël opnieuw opgenomen
wordt. Het laatste Bijbelboek Openbaring van het zogenaamde nieuwe testament,
handelt over het herstel van Israël zowel nationaal in het oude land der
vaderen, als geestelijk.
Maar zoals eerder geschreven gaat aan
het geestelijke herstel een moeilijke periode van misleiding vooraf. Het is de
periode van de zeventigste jaarweek van Daniël. Een periode van zeven jaar die
gelijk is aan de tijdsperiode in het boek Openbaring van 1260 dagen en 42
maanden. In de eerste periode van 1260 dagen treden er opnieuw twee getuigen
van God te Jeruzalem op. Twee getuigen, een man en een vrouw(?), die in de
geest en de kracht van Elia tegen de herstelde tempeldienst spreken.
Openbaring 11:1 En mij werd
een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel
Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. 2 Maar laat de voorhof,
die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de
heidenen gegeven; en zij zullen de
heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang.
3 En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om,
met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd
zestig dagen lang. 4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die
voor het aangezicht van de Here der aarde staan. 5 En indien iemand hun schade
wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en
indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. 6 Dezen
hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de
dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed
te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij
willen. 7 En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het
beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het
zal hen overwinnen en hen doden. 8 En hun lijk (zal liggen) op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd
wordt Sodom en Egypte, alwaar ook
hun Here gekruisigd werd. 9 En uit de volken en stammen en talen en natiën
zijn er, die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat
hun lijken in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen, zijn
blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze
twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. 11 En na [die] drie
en een halve dag voer een levensgeest uit God in hen, en zij gingen op hun
voeten staan en grote vrees viel op (allen), die hen aanschouwden. 12 En zij
hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En zij
klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen. 13 En te
dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte in,
en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen
werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer. 14 Het tweede wee is
voorbijgegaan: zie, het derde wee komt spoedig.
Gedurende een periode van 1260 dagen, de eerste helft van
de eindtijdperiode, treden de twee getuigen in Jeruzalem op. Zij spreken tegen
de herstelde offerdienst op het tempelplein te Jeruzalem. In de toekomst zal een replica van de verloren gewaande
ark van het verbond ergens gevonden worden en een bron van misleiding worden.
Tijdens de eindtijdperiode van zeven jaar zullen alle wereldreligies samen gaan
(Openbaring 17). Een grote verzoening op basis van dit Schriftwoord kan
verwacht worden tussen Jodendom en Islam en christendom. Op en rond de ark van
het verbond zullen opnieuw dierenoffers gebracht worden. Een misleider zal vuur
uit de hemel kunnen laten neerkomen op het offer (Openbaring 13:11-13) met als
resultaat een wereldwijde religieuze verwondering lees verdwazing. De misleider
wordt in het aangehaalde Schriftwoord het beest uit de aarde genoemd, een
Israëli aldus, een Levi of een Cohen en ijveraar voor het instellen van de
nieuwe offerdienst in Jeruzalem na een onderbreking van haast tweeduizend jaar.
Hij wordt geholpen door het beest uit de zee een man uit de volken, een
niet-Jood, en vermoedelijk een Assyriër, een land dat dan in het Midden-Oosten ook
hersteld zal zijn. Hij is de eerste ruiter op het witte paard van Openbaring
hoofdstuk 6, die overwinnende uittrekt. Een periode van algemene wereldvrede
met de zegen van alle verenigde godsdiensten breekt dan aan. De huidige periode
van oorlogen en geruchten van oorlogen lijkt dan afgesloten. En tegen deze
algemene religieuze vredeseuforie spreken tot afgrijzen van velen, de twee
gehate getuigen van God.
Maar het gaat in dit artikel om die mogelijke piste dat
de twee getuigen een man én een vrouw zullen zijn. Ik haalde de vrouw Hanna de
profeet te Jeruzalem aan in het jaar 5 v. Chr. bij het opdragen van Jezus in de
Tempel. Daarna vinden we in de Bijbel dat vrouwen de eerste getuigen waren van
de opstanding van de Heer Jezus Christus. Vrouwen waren ook aanwezig bij de
kruisiging van Jezus en zijn daar ook gebleven tot aan Zijn sterven (Matteüs
27:55-56 en Johannes 19:25). Van de apostelen wordt alleen de aanwezigheid van
Johannes vermeld (Johannes 19:25-27). De andere mannen zijn blijkbaar
ondergedoken. De vrouwen waren aanwezig toen Jezus' lichaam van het kruis werd
genomen en maakten dat het kapot gefolterde en totaal leeggebloede lichaam van
Jezus zo goed mogelijk verzorgd (Lucas 23:55-56) in het graf van Jozef van
Arimatea gelegd kon worden. De apostelen zijn op dat moment ook nergens te
bespeuren. Alleen Nicodemus en Jozef van Arimatea worden ter plaatse vermeld om
de begrafenis te organiseren. (Johannes 19:38-42).
Bij de opstanding uit de dood van Jezus Christus zijn het
alleen vrouwen die getuigen zijn. Het is aan de vrouwen dat Jezus persoonlijk
verschenen is. Wat heel opmerkelijk is wanneer we dit weer in het licht van de
Midden-Oosten-cultuur willen zien waar vrouwen als getuigen als niet
betrouwbaar gelden.
Mattheüs 28:1 Laat na de sabbat , tegen het aanbreken van
de eerste dag der week, ging Maria van
Magdala en de andere Maria het
graf bezien. 2 En zie, er kwam een grote aardbeving, want een engel des Heren
daalde uit de hemel neder en kwam nader, en hij wentelde de steen weg en zette
zich daarop. 3 Zijn uiterlijk was als een bliksem en zijn kleding wit als
sneeuw. 4 En de bewakers werden door vrees voor hem bevangen en zij werden als
doden. 5 Doch de engel antwoordde en
zeide tot de vrouwen: Weest gij niet bevreesd; want ik weet, dat gij Jezus
zoekt, de gekruisigde. 6 Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij
gezegd heeft; komt, ziet de plaats, waar
Hij gelegen heeft. 7 En gaat terstond op weg en zegt zijn discipelen, dat Hij is opgewekt uit de doden. En zie, Hij
gaat u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Zie, ik heb het u gezegd. 8
En zij gingen terstond weg van het graf, met vrees en grote blijdschap, en
liepen haastig voort om het zijn discipelen te berichten. 9 En zie, Jezus kwam haar tegemoet en zeide: Weest gegroet.
Zij naderden Hem en grepen zijn voeten en zij aanbaden Hem. 10 Toen zeide Jezus
tot haar: Weest niet bevreesd. Gaat heen
en bericht mijn broeders, dat zij naar Galilea gaan, en daar zullen zij Mij
zien.
Het lijkt er op dat de mannelijke apostelen sinds de
gevangenneming van Jezus gevolgd door zijn kruisiging en sterven in verwarring
waren en niet aanspreekbaar, dit terwijl de vrouwen beter bij hun positieven bleven.
Nu ik met dit artikel aandacht wil geven aan de twee
getuigen te Jeruzalem tijdens de eerste helft van de eindtijdperiode van zeven
jaar met de mogelijkheid dat één van de twee getuigen een vrouw zal zijn, moet
ik ook een schijnbaar negatieve verwijzing in het Bijbelboek Openbaring naar de
vrouw behandelen. Het Bijbelgedeelte namelijk waar in Openbaring 14:1-5 over de
144.000 verzegelden uit Israël gesproken wordt en deze maagdelijk genoemd
worden en die zich niet met vrouwen hebben bevlekt. Dit laatste wordt door
vrouwen van alle tijden bij het (voor)lezen als beledigend (terecht?) ervaren. Onvoorstelbaar
ook: maagdelijke mannen die zich niet met vrouwen bevlekt hebben. Dit kan
onmogelijk letterlijk bedoelt zijn en is beeldspraak. Dat moet duidelijk zijn.
De vrouwen waar de 144.000 verzegelde mannen én vrouwen uit alle stammen
van Israël zich niet mee bevlekt hebben zijn de vrouwen van het beschreven
religieuze systeem in hoofdstuk 17 van het boek Openbaring. In dat hoofdstuk
kreeg de apostel Johannes de grote hoer te zien die op het beest zit en de
moeder van alle hoeren van Babylon en van de gruwelen der aarde genoemd wordt.
Dit is overduidelijke beeldspraak. Wanneer we Schrift met Schrift vergelijken
vrij van eigenmachtige uitlegging kan dit volgens mij de enige conclusie voor
dit Schriftgedeelte zijn.
Heb ik nu de identiteit en/of geslacht van de twee
toekomstige getuigen aangetoond? Nee, maar ik herhaal dat profetie pas
duidelijk is bij de vervulling ervan. Wel wil ik met dit artikel de aandacht op
andere mogelijke piste wijzen.
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
|