Mijn
inspiratie voor dit artikel haalde ik uit de N.I.V. Study Bible, New
International Version, 1985, by The Zondervan Corporation. Deze Amerikaanse
studiebijbel levert een tijdsbalk met de belangrijkste gebeurtenissen van
Jezus bediening vanaf 26 AD tot aan zijn kruisdood, Opstanding en Hemelvaart in
30 AD. De afgebeelde tijdsbalk wordt weergegeven met een Year of Inauguration:
zomer 26 AD tot zomer 27 AD, Year of Popularity: zomer 27 AD tot late herfst
28 AD, Year of opposition: late herfst 28 AD tot lente 30 AD. Goed
overzichtelijk worden op het schema de geschiedenis van Jezus openbaar optreden
vanuit de vier evangelisten aangebracht, beginnend met de the year of Inauguration
en de doop van Jezus door Johannes de Doper. Bij de doop worden de relevante
Bijbelgedeelten aangegeven: Matteüs 3:13-17, Markus 1:9-11, Lukas 3:21-23,
Johannes 1:29-39. En zo gaat dit schema chronologisch verder met iedere keer de
Bijbelteksten die we bij de vier evangelisten voor elke gebeurtenis in het
openbaar leven van Jezus terugvinden.
Wat de
samensteller(s) van het schema niet gezien hebben, en de aanzet tot het
schrijven van dit artikel was, is het dertigste Jubeljaar van 27/28 AD en het
chronologisch belang van dit feest tot het schikken van alle gebeurtenissen, voor
en na dit feest, die de evangelisten opgetekend hebben. Het Jubeljaar 27/28 AD
is aldus een ankerpunt op de tijdsbalk waarvan we naar voor en naar achter in
de tijd navigeren.
De Heer
Jezus Christus maakte zich bij de aanvang van het 30ste Jubeljaar in
oktober 27AD als Messias aan de Joden in de synagoge te Nazareth bekend. Bij de
evangelist Lucas vierde hoofdstuk lezen we dat de Heer Jezus in de synagoge de
boekrol van de profeet Jesaja werd overhandigd en de plaats opzocht waar
geschreven stond:
De Geest
des HEREN is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het
evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te
verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in
vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des HEREN. Daarna sloot Hij het
boek, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten. En de ogen van allen in de
synagoge waren op Hem gericht. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is dit
Schriftwoord voor uw oren vervuld.
Het is met
het voorlezen van dit gedeelte uit de Jesaja-rol dat Jezus het aangename jaar
des HEREN en zichzelf als de Gezalfde of Messias aan de Joden daar
bekendmaakte.
De
gebeurtenissen van Lukas 4:16-31 dienen aldus in oktober 27 AD op de tijdsbalk
ingevuld te worden. De N.I.V. Bijbel plaatst dit Bijbelgedeelte op het
tijdsschema in de lente van 27 AD en heeft aldus geen oog voor de betekenis van
het Jubeljaar. Als een gevolg van het geen rekening houden met het Jubeljaar
krijgen vele andere beschreven gebeurtenissen door de evangelisten een
verkeerde plaats op de tijdsbalk van de N.I.V. Wat ik behouden heb van de
N.I.V.-tijdsbalk zijn de opgegeven Bijbelgedeelten van de evangelisten bij
iedere gebeurtenis. De jaartallen en maanden op de tijdsbalk echter werden
aangepast.
Het
Jubeljaar van 27/28 AD heb ik van William Whiston. Zie link: http://www.creabel.org/uploads/media/Bib-Egypt-Hfdst_1_03.pdf
blz.35
Het jaar van
het begin van Jezus optreden liep van april 26 AD tot maart 27 AD en was
volgens de sabbatjaarcyclus het zesde jaar en een jaar van dubbele zegening
over het land. Het land gaf onder het oude verbond dan dubbel zoveel oogst
zodat twee jaar overbrugd kon worden. Geestelijk gezien merken we de dubbele
zegening in de komst van de Messias. Zijn doop plaatsen we in de zomer van 26
AD. Johannes de Doper was zijn bediening als heraut van de komende MESSIAS, het
jaar eerder in 25 AD begonnen. Zie het artikel op deze blog van 04-04-2014 De zeventig
jaarweken.
De
verzoeking in de woestijn door satan volgde kort na de doop, nog altijd in de
zomer van 26 AD en wordt door drie evangelisten vermeld: Matteüs 4:1-11, Markus
1:12-13 en Lukas 4:1-13
Het eerste
wonder of teken van Jezus verhaalt de evangelist Johannes 2:1-11. De bruiloft
van Kana in Galilea geschiedde in de herfst van 26 AD. Het was het begin van
Zijn tekenen die zijn Messias-schap bevestigden. Dat de evangelist Johannes dit
leerstellig als het eerste teken
neerzet betekend dat alle legendes van Jezus die als kind zijnde al wonderen
deed, niets anders dan legendes blijken te zijn en onwaar.
Johannes
2:11 Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in
Galilea en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen
geloofden in Hem. (NBG Vertaling 1951)
De N.I.V.
laat vervolgens het gesprek van Nicodemus met Jezus zoals door de evangelist
Johannes 3:1-21 opgetekend, plaatsvinden in de winter van 26/27 AD, maar dit is
fout. Het Johannesevangelie vermeldt namelijk het eerste Pesachfeest in Joh.
2:13 en dit vond plaats in het jaar volgend op de zomer van 26 AD: in april 27
AD. Het is het Pesachfeest dat het zevende jaar in de sabbatcyclus zag
aanvangen. Het dertigste jubeljaar zou in oktober van dat jaar aanvangen. De
spanning in Israël betreffende de verwachte komst van de Messias was te
snijden. Daarom ook het gesprek van Nicodemus met de Heer Jezus. Het is het Pesachfeest
ook waar het twistgesprek met de Farizeeën plaatsvond betreffende de Tempel te
Jeruzalem. Jezus sprak van zichzelf dat Hij de Tempel in drie dagen zou
herbouwen. De Farizeeën dachten dat Hij over het stenen gebouw sprak, maar
Jezus had het over Zijn lichaam. Aan de Tempel werd toen al 46 jaar gewerkt. Vanaf
april 27 AD zijn het 46 jaar terug tot het 18de regeringsjaar van
Herodes de Grote. Zie het artikel op deze blog van 05-03-2014 De
regeerperiode van Herodes de Grote.
Na het
Pesachfeest van de lente van 27 AD te Jeruzalem trok Jezus met zijn discipelen
naar Judea:
Johannes
3:22 Daarna ging Jezus met zijn
discipelen naar het land van Judea en Hij vertoefde daar met hen en doopte.
Na een
korte tijd (nog altijd in de lente van 27 AD) ging het opnieuw richting Galilea
doorheen Samaria waar in Sichar het gesprek met de Samaritaanse vrouw
plaatsvond zoals in Johannes 4:1-42 verhaalt.
Het was in
de zomer van 27 AD wanneer Jezus opnieuw in Galilea te Kana volgens Johannes
4:43-54 zijn tweede teken verrichte:
de genezing van de dodelijk zieke zoon van een hoveling uit Kafarnaüm.
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
De
evangelist Johannes gaat na het beschrijven van de terugkeer van Jezus naar
Galilea over naar het volgende feest der Joden en slaat aldus twee seizoenen
over:
Johannes 5:1
Daarna was er een feest der Joden en
Jezus ging op naar Jeruzalem.
Dit is het
tweede Pesachfeest dat de evangelist Johannes vermeldt, een pelgrimsfeest dat
alleen aangegeven wordt als een feest der Joden wat tot discussie onder
Bijbelvorsers geleidt heeft. In het licht van sabbat- en jubeljaartelling was
het nochtans een bijzonder feest toen. Het Jubeljaar was het jaar daarvoor in
oktober 27 AD begonnen en liep nog tot september 28 AD. En met Pesach 28 AD begon
het eerste jaar in een nieuwe sabbatjaarcyclus. De algemene verwachting in
Israël was dat de Messias zich spoedig zou openbaren.
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
Maar eerst
verder met de gebeurtenissen van de zomer van 27 AD. De evangelist Matteüs
4:12-25 beschrijft de roeping van de eerste apostelen en de verkondiging van
het evangelie van het koninkrijk. Wat ook de evangelist Lukas 5:1-11 beschrijft
en Markus 1:16-20. De evangelist Lucas schrijft in zijn evangelie echter niet
lineair-denkend want de gebeurtenis van Lucas 4:16-31 gaat hieraan vooraf.
De
belangrijkste gebeurtenis is de aanvang van het Jubeljaar in de herfst van 27
AD met de Heer Jezus Christus in de synagoge te Nazareth waar hij zich als de
verwachte Messias bekend maakt, maar afgewezen wordt.
De
Bergrede waar Jezus Christus de grondwet van het komende koninkrijk Gods
afkondigt plaatsen we in oktober 27 AD. Gedurende het ganse dertigste Jubeljaar
wordt Israël dit Koninkrijk en zijn Koning aangeboden. De Bergrede in de hoofdstukken
5 tot en met 7 bij de evangelist Matteüs handelen over de Thora en haar
correcte uitlegging door de Messias in tegenstelling tot de menselijke traditie-uitlegging.
Matteüs
hoofdstuk 8 en de genezing van de knecht van de honderdman plaatsen we op de
tijdsbalk onmiddellijk na het verlaten van de berg in oktober 27 AD. Het
schijnbaar identieke verhaal bij de evangelist Lucas 7:1 gebeurt echter een
jaar later. Zie
het artikel op deze blog van 23-01-2014: De Centurion.
Matteüs
8:14 met de geschiedenis van de genezing van de schoonmoeder van Petrus
plaatsen we onmiddellijk na de genezing van de knecht van de Centurion op de
tijdsbalk. Ook de evangelisten Markus 1:29-34 en Lucas 4:38-41 brengen de
geschiedenis van de genezing van de schoonmoeder van Petrus.
Gedurende
het gehele Jubeljaar van oktober 27 AD tot september 28 AD zou het aanbod van
de Heer Jezus Christus gelden. De hoofdstukken 8 tot en met 12 bij de
evangelist Matteüs gaan over deze periode. Matteüs 10 met de berichtgeving over
de uitzending van de twaalf apostelen plaatsen we op de tijdsbalk in de herfst
van 27 AD bij het begin van het Jubeljaar:
Matteüs
10:5 Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden
en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen
stad van Samaritanen binnen; 6 begeeft u liever tot de verloren schapen van het
huis Israëls. 7 Gaat en predikt en zegt: Het
Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. 8 Geneest zieken, wekt doden op,
reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen,
geeft het om niet.
Messias
Jezus van Nazareth wordt echter afgewezen en in Matteüs 11:16 en verder volgt
de zogenaamde strafrede tegen de Joden die Hem afgewezen hebben. Dit
Bijbelgedeelte plaatsen we aan het einde van het dertigste Jubeljaar in de
herfst van 28 AD:
Matteüs
11:16 Doch waarmede zal Ik dit geslacht
vergelijken? Het is gelijk aan kinderen, die op de markten zitten en de anderen
toeroepen:
17 Wij hebben voor u op de fluit gespeeld en gij
hebt niet gedanst; wij hebben klaagliederen gezongen en gij hebt geen misbaar
gemaakt.
18 Want Johannes is gekomen, niet etende en niet
drinkende, en zij zeggen: Hij heeft een boze geest. 19 De Zoon des mensen is
gekomen, wèl etende en drinkende, en zij zeggen: Zie, een vraatzuchtig mens en
een wijndrinker, een vriend van tollenaars en zondaars. En de wijsheid is
gerechtvaardigd op grond van haar werken.
Nadat de
Joden het aanbod van het Koninkrijk en de Messias afgewezen hebben spreekt de
Heer Jezus vanaf Matteüs 13 alleen nog in gelijkenissen tot hen.
Matteüs
13:10 En de discipelen kwamen en zeiden
tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen? 11 Hij antwoordde hun en
zeide: Omdat het u gegeven is de geheimenissen
van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven. 12 Want wie heeft, hem zal gegeven
worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft,
zal hem ontnomen worden. 13 Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat
zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen. 14 En aan hen wordt de
profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met
het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult
gij zien en gij zult het geenszins opmerken; 15 want het hart van dit volk is
vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij
toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen, en met hun oren niet horen, en
met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen. 16 Maar uw ogen zijn zalig, omdat zij zien
en uw oren, omdat zij horen. 17 Voorwaar, Ik zeg u: Vele profeten en
rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat gij ziet, en zij hebben het niet
gezien, en te horen wat gij hoort, en zij hebben het niet gehoord.
De dood
van Johannes de Doper volgt bij Matteüs 14:1-12 na het hoofdstuk over de
gelijkenissen en plaatsen we op de tijdsbalk in de winter van 28/29 AD. De
evangelisten Markus en Lucas vermelden ook beide deze dramatische gebeurtenis:
Markus 6:14-29 en Lucas 9:7-9
Met de
lente van 29 AD begint het laatste jaar van Jezus optreden in Israël. Alle
vier evangelisten vermelden het wonder van de spijziging van 5000 mensen:
Matteüs 14-13-21, Markus 6:30-44, Lucas 9:10-17 en Johannes 6-1-14. Zo ook de
demonstratie van Jezus macht en autoriteit over de natuurelementen aan het
meer van Galilea waar zij verbijsterd uitroepen: Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon!
Matteüs 14:22-23, Markus 6:45-52 en Johannes 6:16-21.
Alle
gebeurtenissen beschreven bij Matteüs vanaf hoofdstuk 14:13 tot 17:27 plaatsen
we op de tijdsbalk tot aan de herfst van 29 AD. Het zijn gebeurtenissen waar
ook Markus en Lucas over verhalen.
Het is de
evangelist Johannes die voor deze periode weer een duidelijk navigatiepunt op
de tijdsbalk opgeeft door zijn verwijzing naar het Loofhuttenfeest of Sukkot
van oktober 29 AD. In Johannes 7:11-52 wordt deze gebeurtenis beschreven.
Volgend met de genezing van de blindgeborene in Johannes 9:1-41 in de winter
van 29 AD. Het bezoek van Jezus aan Maria en Martha in Bethanië zoals door de
evangelist Lucas 10:38-42 gebracht zit eveneens op de tijdsbalk verankerd in
het begin van de winter van 29 AD.
Een
volgend duidelijk navigatiepunt op de tijdsbalk levert weer de evangelist
Johannes in het hoofdstuk 10:22 met de vermelding van het Chanoekafeest, ook
het Tempelvernieuwingsfeest genoemd, van december/januari 29/30 AD waar Jezus
toen in Jeruzalem was.
Vandaar
vertrok hij naar Perea, over de Jordaan, naar de plaats waar Johannes de Doper
het eerst doopte. Het is dan januari 30 AD wanneer Hem daar het bericht
bereikte dat Lazarus, de broer van Maria en Martha te Bethanië dodelijk ziek
was. Na het vernemen van de toestand van Lazarus blijft Jezus nog twee dagen te
Perea alvorens richting Bethanië te reizen. Het is de evangelist Johannes die
in hoofdstuk 11 deze geschiedenis brengt. Bij aankomst te Bethanië blijkt
Lazarus gestorven te zijn en al sinds vier dagen in de graftombe geborgen. En
Jezus wordt door een wenende diep bedroefde Martha gewaarschuwd dat er al een
lijklucht was. Wat volgt zijn de troostende woorden van de Heiland: Johannes
11:25 Ik ben
de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij
gestorven, 26 en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in
eeuwigheid niet sterven; gelooft gij
dat?
Voor een
grote verzameling van mensen, zowel vrienden als familie van Lazarus, gaat
Jezus naar de tombe waar Lazarus geborgen is en roept met luider stem, staat er
geschreven: 11:43 Lazarus, kom naar buiten!
44 De gestorvene komt daarop naar buiten, de voeten en de handen gebonden met
grafdoeken, en met een zweetdoek om zijn gelaat gebonden. Jezus zeide tot hen:
Maakt hem los en laat hem heengaan.
Dit was
nog nooit eerder gezien in Israël en een zoveelste teken dat Jezus van Nazareth
de Messias is. Tegelijkertijd luidt deze gebeurtenis echter de eindfase in van
Jezus bediening voor een verloren wereld.
Johannes
11:45 Velen der Joden dan, die tot Maria
gekomen waren en aanschouwd hadden wat Hij gedaan had, geloofden in Hem; 46 maar sommigen van hen begaven zich naar
de Farizeeën en zeiden hun, wat Jezus gedaan had. 47 De overpriesters en de
Farizeeën dan riepen de Raad samen en zeiden: Wat doen wij, want deze mens doet
vele tekenen? 48 Als wij Hem zo laten geworden, zullen allen in Hem geloven en
de Romeinen zullen komen en ons zowel onze plaats als ons volk ontnemen. 49
Maar één van hen, Kajafas, de hogepriester van dat jaar, zeide tot hen: Gij
weet niets, 50 en gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat één mens sterft
voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat. 51 Doch dit zeide hij niet
uit zichzelf, maar als hogepriester van dat jaar profeteerde hij, dat Jezus zou
sterven voor het volk, 52 en niet alleen voor het volk, maar om ook de
verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen. 53 Sinds die dag dan
beraadslaagden zij om Hem te doden. 54 Jezus dan bewoog Zich niet meer vrij
onder de Joden, maar vertrok vandaar naar de landstreek dicht bij de woestijn,
naar een stad, Efraïm genaamd, en Hij bleef daar met zijn discipelen. 55 Nu was het Pascha der Joden nabij en
velen van het land gingen op naar Jeruzalem, nog vóór het Pascha, om zich te
reinigen.
Dit is het
Pesachfeest van 30 AD waar alles wat geprofeteerd over de Messias geschreven staat,
in vervulling zou gaan. Naar deze gebeurtenis en de aanloop ernaar gaan alle
evangelisten over. De wijze echter waarop de vier evangelisten deze
gebeurtenissen brengen is niet altijd lineair in de tijd gebracht en dit is een
bron voor de Bijbelkritiek geweest. Op deze blog schreef ik al eerder op 24-01-2014 een
artikel over de blinden te Jericho 30 AD
ter rechtzetting van de kritiek op zogenaamde onduidelijkheden en
tegensprekelijk-heden tussen de evangelisten betreffende de berichtgeving over
de genezing bijvoorbeeld van de blinden te Jericho.
De
geschiedenis van de gebeurtenissen van de Pesachweek van 30 AD door de vier
evangelisten gebracht zijn eveneens een bron van kritiek geweest voor de
Bijbelkritiek. Deze kritiek is weerlegd en hierna volgt de rechtzetting zoals
de Bijbelgeleerde dr. C.I. Scofield (1843-1921) het gebracht heeft. De hierna
vermelde lijst met opgave van de correcte volgorde heb ik van het internet
geplukt:
The
order of events on the night of the Passover supper appears to have been:
(1) The taking by our Lord and the disciples of their
places at the table;
(2) the contention who should be greatest;
(3) the feet washing;
(4) the identification Judas as the traitor;
(5) the withdrawal of Judas;
(6) the institution of the supper;
(7) the words of Jesus while still in the room Matthew
26:26-29; Luke 22:35-38; John 13:3-35; Matthew 14:1-31
(8) the words of Jesus between the room and the garden
Matthew 26:31-35; Mark 14:26-31; John 15:16,17 it seems probable that the
high-priestly prayer John 17:1-26 was uttered after they reached the garden;
(9) the agony in the garden;
(10) the betrayal and arrest;
(11) Jesus before Caiaphas; Peter's denial.
A
comparison of the narratives gives the following order of events in the
crucifixion day:
(1) Early in the morning Jesus is brought before
Caiaphas and the Sanhedrin. He is condemned and mocked Matthew 26:57-68; Mark
14:55-65; Luke 22:63-71; John 18:19-24.
(2) The Sanhedrin lead Jesus to Pilate, Matthew
27:1,2,11-14; Mark 15:1-5; Luke 23:1-5; John 18:28-38.
(3) Pilate sends Jesus to Herod Luke 23:6-12; John
19:4.
(4) Jesus is again brought before Pilate, who releases
Barabbas and delivers Jesus to be crucified Matthew 27:15-26; Mark 15:6-15;
Luke 23:13-25; John 18:39,40; 19:4-16.
(5) Jesus is crowned with thorns and mocked Matthew
27:26-30; Mark 15:15-20; John 19:1-3.
(6) Suicide of Judas Matthew 27:3-10.
(7) Led forth to be crucified, the cross is laid upon
Simon: Jesus discourses to the women Matthew 27:31,32; Mark 15:20-23; Luke
23:26-33; John 19:16,17.
The
Order of Events at the Crucifixion
(1) the arrival at Golgotha Matthew 27:33; Mark 15:22;
Luke 23:33; John 19:17
(2) the offer of the stupefying drink refused Matthew
27:34; Mark 15:23
(3) Jesus is crucified between two thieves Matthew
27:35-38; Mark 15:24-28; Luke 23:33-38; John 19:18-24
(4) He utters the first cry from the cross,
"Father, forgive," etc. Luke 23:34.
(5) The soldiers part His garments Matthew 27:35; Mark
15:24; Luke 23:34; John 19:23
(6) The Jews mock Jesus Matthew 27:39-44; Mark
15:29-32; Luke 23:35-38
(7) The thieves rail on Him, but one repents and
believes Matthew 27:44; Mark 15:32; Luke 23:39-43.
(8) The second cry from the cross, "To-day shalt
thou be with me," etc. Luke 23:43.
(9) The third cry, "Woman, behold thy son"
John 19:26,27.
(10) The darkness Matthew 27:45; Mark 15:33; Luke
23:44.
(11) The fourth cry, "My God," etc. Matthew
27:46,47; Mark 15:34-36
(12) The fifth cry, "I thirst" John 19:28.
(13) The sixth cry, "It is finished" John
19:30.
(14) The seventh cry, "Father, into thy
hands," etc. Luke 23:46.
(15) Our Lord dismisses his spirit Matthew 27:50; Mark
15:37; Luke 23:46; John 19:30.
The
Order of Events with the Resurrection
The order of events, combining the four narratives, is
as follows: Three women, Mary Magdalene, and Mary the mother of Jesus, and
Salome, start for the sepulchre, followed by other women bearing spices. The
three find the stone rolled away, and Mary Magdalene goes to tell the
disciples. Luke 23:55-24:9; John 20:1,2. Mary, the mother of James and Joses,
draws nearer the tomb and sees the angel of the Lord Matthew 28:2. She goes
back to meet the other women following with the spices. Meanwhile Peter and
John, warned by Mary Magdalene, arrive, look in, and go away John 20:3-10. Mary
Magdalene returns weeping, sees the two angels and then Jesus John 20:11-18 and
goes as He bade her to tell the disciples. Mary (mother of James and Joses),
meanwhile, has met the women with the spices and, returning with them, they see
the two angels. ; Luke 24:4,5; Mark 16:5. They also receive the angelic
message, and, going to seek the disciples, are met by Jesus. Matthew 28:8-10.
The
order of our Lord's appearances would seem to be: On the day of his
resurrection:
(1) To Mary Magdalene John 10:14-18.
(2) To the women returning from the tomb with angelic
message Matthew 28:8-10.
(3) To Peter, probably in the afternoon Luke 24:34; 1
Corinthians 15:5.
(4) To the Emmaus disciples toward evening Luke
24:13-31.
(5) To the apostles, except Thomas Luke 24:36-43; John
20:19-24.
Eight
days afterward: (1) to the apostles, Thomas being
present John 20:24-29.
In
Galilee: (1a) To the
seven by the Lake of Tiberias John 21:1-23.
(2) On a
mountain, to the apostles and five hundred brethren 1 Corinthians 15:6. At
Jerusalem and Bethany again:
(1) To James
1 Corinthians 15:7.
(2) To the
eleven Matthew 28:16-20; Mark 16:14-20; Luke 24:33-53; Acts 1:3-12.
To
Paul:
(1) Near Damascus Acts 9:3-6; 1 Corinthians 15:8
(2) In the temple Acts 22:17-21; 23:11.
To
Stephen outside Jerusalem Acts 7:55.
To
John on Patmos Revelation 1:10-19.
Zie link: http://www.biblestudytools.com/commentaries/scofield-reference-notes/
Hierna een
schema van de gebeurtenissen van Jezus openbaar optreden dat ik samenstelde:
Jaartal AD
|
Johannes
|
Marcus
|
Lucas
|
Matteüs
|
Lente 25
|
|
|
|
3:1-12
|
Zomer
|
|
|
|
|
Herfst
|
|
|
|
|
Winter
25/26
|
|
|
|
|
Lente 26
6x7 sabbatjaar
|
|
|
|
|
Zomer
|
1:29-39
|
1:12-13
|
3:1-20
3:21-38
4:1-13
|
3:13-17
4:1-11
4:12-16
|
Herfst
|
2:1-11
|
|
|
4:17-25
|
Winter
26/27
|
|
|
Reacties op bericht (0)
|