Guy Béart is vandaag op 85-jarige leeftijd overleden. In één flits 40 jaar terug naar Ursel, het huis tussen de koeien en de varkens, mama zingend in de keuken.
Prisoner's dilemma. Ik had er nooit eerder over gehoord, maar nu draait het rond in me.
Twee mannen zitten voor hetzelfde vergrijp in de cel.
De politie heeft niet voldoende bewijs om een aanklacht op te stellen en daarom wordt met iedere man afzonderlijk een deal gesloten om hem tegen de ander te laten getuigen.
Het is dezelfde deal, die ruwweg hierop neerkomt: als ze allebei hun mond houden worden ze allebei veroordeeld voor een minder ernstig vergrijp.
Als de een tegen de ander getuigt, krijgt hij vrijspraak, maar de ander een extra zware straf.
Als ze allebei bekennen, moet ieder langer zitten dan wanneer hij zijn mond had gehouden, maar korter dan wanneer de ander tegen hem had getuigd.
(U hebt het over Julius en mij.
Speltheorie. Deze specifieke spelvorm is in 1950 of daaromtrent bedacht door een wiskundige. Sindsdien wordt hij voortdurend toegepast.
De oude man ademt in en dan langzaam uit. Aha.
Het is een niet-nulsomspel, in tegenstelling tot een nulsomspel. Het laat ruimte voor samenwerking. Er bestaat een zet die beide spelers voordeel biedt. Hij houdt het gezicht van Elias Cole nauwlettend in de gaten.
Ja, zoals ik al zei is de theorie me bekend. Het is me niet duidelijk wat het verband is met Julius en mij, behalve dat wij, heel letterlijk gevangenen waren. Wat u natuurlijk ontgaat, is dat ik niets kon betekenen omdat ik nergens bij betrokken was. Dus die mogelijkheid had ik niet? Ik heb de enig mogelijke weg bewandeld.
Natuurlijk, zegt Adrian. Dat begrijp ik volkomen. Laten we voor dit moment bij het spel blijven. Ziet u, het gaat in wezen over kwesties als eigenbelang en verraad. Als gevangene A besluit uit eigenbelang te handelen, wint hij.
Maar alleen als de andere gevangene niet hetzelfde doet.
Precies, als de andere gevangene dat wel doet, verliezen ze allebei. Tenzij natuurlijk gevangene A weet dat gevangene B hem waarschijnlijk niet zal verraden. Dat versterkt de positie van gevangene A. Het is echt heel fascinerend. Wiskundigen en filosofen zijn niet de enigen die in de resultaten geïnteresseerd zijn. Ook economen. Concurrerende producenten van, nou, ik noem maar iets, frisdrank, hondenvoer. Zij moeten beslissen wat het beste is : vaste prijzen of concurreren. )
Helena is zo eentje die haar driemaal daags kan omkleden. Waarbij, indien nodig, zelf het ondergoed en haaraccessoires aangepast wordt. Viermaal per week wordt ze ook verwacht op de tumblingtraining. En zo komt het dat ze daarnet de topsporthal inhuppelde; gouden ballerina's onder haar turnpakje en lipgloss op de lippen. Manman, dat wordt wat als die tiener zal zijn. Piet zucht al over Lucas, en ik denk zacht in mezelf : 'you ain't seen nothing yet ... '
Vreemd is dat; mensen en dingen die achter je staan. Achter je rug, achter jou. Die staan te springen en te huppen van 'kijk naar mij, ik ben je droom, ik kan hem waarmaken, ik kan jou waarmaken, dat weet je toch?' En hoe je blik toch voor je gericht blijft. Star, selectief horend en hardleers. Vasthoudend aan de flard van een droom die eigenlijk nooit echt was en waar je veel voor betaald hebt. Wetend met elke vezel van je lijf dat het waarmaken niet voor je ligt, maar achter je. Bij en door en met de mensen en dingen die daar zijn. Benieuwd wat oudejaarsnacht tweeduizenddertien brengen zal. Benieuwd of we erin zullen slagen rond ons te kijken. Naar de wereld, dieren en mensen zo complex. En zo mooi.
I Like You When You Are Quiet I like you when you are quiet because it is as though you are absent, and you hear me from far away, and my voice does not touch you. It looks as though your eyes had flown away and it looks as if a kiss had sealed your mouth....
Like all things are full of my soul You emerge from the things, full of my soul. Dream butterfly, you look like my soul, and you look like a melancoly word.
I like you when you are quiet and it is as though you are distant. It is as though you are complaining, butterfly in lullaby. And you hear me from far away, and my voice does not reach you: let me fall quiet with your own silence.
Let me also speak to you with your silence Clear like a lamp, simple like a ring. You are like the night, quiet and constellated. Your silence is of a star, so far away and solitary.
I like you when you are quiet because it is as though you are absent. Distant and painful as if you had died. A word then, a smile is enough. And I am happy, happy that it is not true.
Niet goed begreep ik de blijdschap voor mij van verschillende mensen toen ze hoorden dat ons derde kindje een meisje was. Lucas en Remi waren reeds zo anders, zou een meisje in huis dan een verschil uitmaken? Maar lang duurde het niet eer ik dat anders bekeek. Een echt meisje was ik als kind, compleet met staartjes en een Holly Hobbiepop. Een echt meisje is Helena, speldjes, rekkertjes en hartjes overal. En dit vond ik toen ik de koelkast opendeed, het meisje in mij helemaal wakker.
Terug rij ik naar huis. Naast me in de auto ligt Lucas met zijn volle éénmeterennegenentachtig centimeter languit te slapen. Ik kijk naar hem, mijn buik overwelmend warm. Als ik één moment zou moeten verwoorden waar ik me intens gelukkig voelde dan was dit het misschien ... Mijn oud blauw Golfke, Lucas als baby naast me in zijn donkerblauwe Maxi-cosi. Mijn blik naar voor gericht, af en toe kijkend naar hem, mijn hand op zijn beentje. Hoe ik me toen voelde slaat als een golf weer over me. Dit https://www.youtube.com/watch?v=HDOtWKYtgPo postte ik gisteren op de Facebookpagina van een vriend. Daarvoor zou ik alles geven.
Een kaarsje voor opa, voor Sandra, voor Klaas, Kaarsjes voor de mensen die weg zijn, maar misschien nog meer voor zij die achterbleven. Een kaarsje voor een goed examen, voor een voorspoedige operatie, voor veilig thuiskomen. Rozengeur van het kaarsje en rozen zo groot, zo mooi, zo sterk. Aardbeien en confituur in de keuken, een boeket pioenen. Lucas doodmoe en gelukkig, voldaan thuis na zijn eerste festival. Helena en vriendinnetje tekenend en pratend op de achtergrond. Remi en vriendje en de opdracht weer naar binnen te komen met veertig vlierbloesemschermen. Piet in Stuttgart en de cava die fris staat voor de vriendin die vanavond komt. Vakantie.
Ik weet niet hoeveel mensen mij hebben geschreven -toen het slecht met me
ging- "we zullen een kaarsje voor je opsteken". Mensen uit alle lagen van
de bevolking, onder wie ook gelouterde mensen die zelf ooit hard hebben
moeten knokken. Op die momenten voel je dat zo'n kaarsvlammetje niet
zomaar een sentimenteel lichtje is. Als iemand een kaars pakt en een
lucifer en die kaars voor iemand anders aansteekt, dan is er toch
sprake van warmte van de ene mens voor de andere mens. Duizenden en
duizenden mensen steken op een dag een kaarsje aan. Dat is iets heel
anders dan wanneer duizenden mensen geen kaars aansteken.
Als je op Facebook de pagina van Geert De Kockere fijn vindt, dan krijg je dagelijks een schrijfsel, een gedicht, een overdenking van hem te lezen. Dit gedicht is het vandaag: Ontgoocheling. Kamerbreed. En bijzonder is dat met zo'n emoties; hun sterkte is steeds het equivalent van de liefde voor. En ik denk aan haar en haar ontgoocheling in mij. En mijn ontgoocheling in hem. I wasn't there when she needed me. He was not here when I needed him. He wasn't there when she needed him. En hoe niets is wat het lijkt, alles projectie is. En nog uitgesprokener : hoe alles is wat het maar is. En zo komt het dat we uiteindelijk met de slappe lach tussen de velden lopen, de tranen nog nat op onze wangen. De grond vochtig, het zonlicht zo mooi vallend op het groen dat niet mooier en frisser kan zijn dan nu. Tientallen geuren die ons op onze passen laten terugkeren. Lente. Openbaring, duidelijkheid, eerlijkheid, oprechtheid, echtheid. Een nieuw begin. Elke dag opnieuw.
Daar had je ontgoocheling weer. Op kousevoeten sloop ze naar binnen. Eerst met één voet, daarna de andere. Traag, maar zeker. En O, wat was ze groot! Kamerbreed.
Eerst hoopte ik nog dat ze mij niet zou zien zitten. Of dat ze zou zeggen: O, pardon, van kamer vergist. Maar ze zei niets en wierp haar schaduw als een somberte over me heen.
En toen vroeg jij : ben je nu boos? Nee, zei ik stil en dacht: was ik het maar.
Ik rij naar mijn lievelingswegje hier in de buurt. Vorige week kwam ik hier al naartoe. Reikhalzend uitkijkend vanaf Februari, Maart. Aftellend tot de eerste dagen van Mei. Op zoek naar wat ik één van de allermooiste dagen in een jaar vind, iets dat zo mooi is dat het mijn hart kan doen lachen; het Fluitekruid bloeiend in een berm. En ik denk aan papa en de twee papa's die voor elkaar wippen in mijn hoofd; de lachende sterke gezonde papa, de zieke en zo kwetsbare papa. Ik denk aan mijn vrienden en hoe ze stuk voor stuk hun eigen strijd voeren. Tegen de ander, tegen zichzelf, voor de Liefde en tegen de Liefde. Ik denk aan de vriend die nu naar huis komt en aan zijn thuis. Aan mijn kinderen en aan Piet en of wij later ook met zoveel weemoed zullen terugkijken naar de foto's die nu getrokken worden. En is het zo dat we allemaal veel te veel denken en veel te weinig voelen? Of wel voelen, maar dat gegeven aan de kant duwen wegens ondergeschikt aan onze kennis? Maar moeten we soms niet wat we voelen aan de kant zetten en het bekijken op wereldniveau zoals dat zo mooi in het Boedhisme gezegd wordt? Maar is met dat referentiekader niet alles totaal onwaardig om je er zorgen over te maken? En is het gevaar dan niet dat onverschilligheid en modder-maar-wat-aan en sla-maar-in-het-rond daar dan bij aansluit? Ik denk aan het vraagstuk dat voor me ligt en zie de emotie die er bij mij mee gepaard gaat versus het belang dat het heeft voor me. I'll play that game and pretend.
Het huis is ons vreemd na de
kortste vakantie, veel vreemder dan verre hotels of paleizen. Het
glansloze vloerzeil negeert onze voetstap, een stapel van krantenpapier ligt
op tafel. De zeep is verdroogd en gebarsten, en went maar met weerzin aan
onze voorzichtige handen. De kamers, de trappen vergaten volkomen ons
dagelijks leven, dat nu weer bezit neemt van stoelen en banken. Steeds
sterker verstoren wij gasten het rustige leven der dingen: de klok, die
haar tijd had gevonden, moet doorgaan en draaien, weer stroomt het geduldige
water door buizen, zojuist nog verzadigd van stilte. Wij zetten de eigen
TV aan en kijken, en houden ons aarzelend voor dat wij thuis
zijn.
'Onderweg krijg ik te maken met stromingen, winden, stormen, maar ik roei door. Uitgeput en me ondertussen al bewust ervan dat ik uit koers ben geraakt, zie ik dat het eiland dat ik wilde bereiken niet langer aan mijn horizon ligt. Toch heeft omkeren geen zin, ik moet hoe dan ook doorgaan, anders ben ik verloren, midden op zee.
28.09.2009, drieeneenhalf jaar geleden kwam ik hier voor het eerst. Zoekend naar een weg om de onmacht in mijn buik rond het ziek zijn van Zita en de confrontatie met de kwetsbaarheid rond mijn eigen kinderen van me af te kunnen schrijven. Tien kleine meisjes stonden deze ochtend vooraan in de kerk. En elk van hen ken ik van dag één in de peuterklas. Sommigen van hen al van toen ze slechts nog maar een kinderwens van hun mama en papa waren. Zo ontzettend mooi waren die tien kleine meisjes, hoe ze eruit zagen, wat ze deden. En zo bijzonder, zo ongelofelijk prachtig dat zij ertussen stond.
Buiten aan de tafel zit ik boontjes te snijden. En stil val ik even als ik me bewust word van wat ik aan het zingen ben. Niets had ik met dit liedje. Tot Seppe het zong op de afscheidsdienst van papa. Hij zong en zijn papa begeleidde met de gitaar. Het was door zijn eenvoud zo ongelofelijk mooi en groots. http://www.youtube.com/watch?v=XyYG5VFYE88&gl=BE
Ze denkt na welke potten ze waar zal zetten en waarmee ze ze zal vullen. Neemt viooltjes in haar hand, combineert ze in gedachten met de potjes en twijfelt. Ze zijn allemaal zo mooi. Thuisgekomen stapt ze door de tuin, schept aarde onderaan uit de composthoop, de schelpen van de okkernoten nog duidelijk aanwezig. Vult de drie potjes met aarde, plant in het kuiltje de viooltjes, veegt haar handen af aan haar zwarte short en vraagt zich af of ze dit jaar even mooi zullen bloeien als vorig jaar.
Ik sta op, ontbijt met Helena en douche me. Toen we bijna acht jaar geleden terug naar hier verhuisden waren er enkele dingen die voor mij in orde moesten zijn: ik wou kunnen koken, op een trap naar boven kunnen en een douche of bad kunnen nemen. Dat vond ik noodzakelijk voor de kinderen, voor mezelf. Het bad en de douche waren geplaatst en op een hik en een gauw had ik tegeltjes, lichtgroene glasmozaiekjes, gekozen en geplaatst. Helena wippend in haar wipstoeltje naast me. De snelheid waarmee het gekozen en geplaatst werd liet de badkamer niet los. En maakte dat hij eigenlijk nooit echt afgewerkt werd. Ik sta op, ontbijt met Helena en douche me. Trek mijn oude jeans en trui aan en werk. Het washok leegmaken, want na de vakantie wordt die gevloerd. De badkamer leegmaken. Alles reinigen, sorteren, weggooien, weggeven of houden. De badkamer leegmaken tot op een gestripte muur, want na de vakantie wordt hij betegeld en ingericht. Deze keer wel overdacht en gekozen. De nieuwe handdoeken wassen en opvouwen. De buitentafel en stoelen afwrijven en inolieen. Het terras en de tuin lenteklaar maken. De kledij van de kinderen waar ze uitgegroeid zijn uit hun kasten halen. Werken. Opruimen, sorteren, afbreken en opbouwen. Tot je niet meer kan van de rugpijn. Tot de moeheid en op-zijn groter is dan het verdriet in je buik. Al is het maar voor even.