Honderdzevenenvijftig jaar geleden werd dit geschreven.
Op 1 november 1858.
Woorden van de brugse Guido Gezelle voor zijn vriend Eugeen Van Oyen.
Dien avond en die rooze.
'k Heb menig uur bij u
gesleten en genoten,
en nooit en heeft een uur met u
me een enklen stond verdroten.
'k Heb menig blom voor u
gelezen en geschonken,
en lijk een bie, met u, met u,
er honing uit gedronken;
maar nooit een uur zoo lief met u,
zoo lang zij duren koste,
maar nooit een uur zoo droef om u,
wanneer ik scheiden moste,
als de uur wanneer ik dicht bij u,
dien avond, neer gezeten,
u spreken hoorde en sprak tot u
wat onze zielen weten.
Nog nooit een blom zo schoon, van u
gezocht, geplukt, gelezen,
als die dien avond blonk op u,
en mocht de mijne wezen!
Ofschoon, zowel voor mij als u,
-wie zal dit kwaad genezen?-
een uur bij mij, een uur bij u
niet lang een uur mag wezen.
ofschoon voor mij, ofschoon voor u,
zoo lief en uitgelezen,
die roze, al was't een roos van u,
niet lang een roos mocht wezen,
toch lang bewaard, dit zeg ik u,
en 't ware ik 't al verloze,
mijn hert drie dierbre beelden: u
dien avond- en- dien roze.
|