Zeven heeft ze er.
Zeven katoenen nachtkleedjes met spaghettibandjes.
Een zwart, een auberginekleurig, een mosgroen. Een fel donkerblauw, een koningsnachtblauw, een fushia, een bloedrood.
Waarvan hij het rode lintje dat van haar schouder gegleden was met zijn duim terugschreef naar zijn plaats.
Om dan, wegens geen meerwaarde meer, te besluiten dat nooit meer te doen.
|