Het huis is ons vreemd na de
kortste vakantie, veel vreemder dan verre hotels of paleizen. Het
glansloze vloerzeil negeert onze voetstap, een stapel van krantenpapier ligt
op tafel. De zeep is verdroogd en gebarsten, en went maar met weerzin aan
onze voorzichtige handen. De kamers, de trappen vergaten volkomen ons
dagelijks leven, dat nu weer bezit neemt van stoelen en banken. Steeds
sterker verstoren wij gasten het rustige leven der dingen: de klok, die
haar tijd had gevonden, moet doorgaan en draaien, weer stroomt het geduldige
water door buizen, zojuist nog verzadigd van stilte. Wij zetten de eigen
TV aan en kijken, en houden ons aarzelend voor dat wij thuis
zijn.
Co Woudsma -Thuis-
|