Ik ga de kinderen ophalen op school. Helena vraagt me op de man af of het waar is dat Sinterklaas niet bestaat en dat wij dat zijn. Ze overvalt me met haar vraag en ik heb even tijd nodig om na te denken wat ik hiermee aan moet. Want ik wil dat ze de waarheid weet, bloemkolen en kaboutertjes zijn niet zo aan me besteed, maar ik wil ook de magie van de voorbije zeven jaar niet met één zin teniet doen. Gelukkig zijn noch enige pedagogische handvaten, noch de truken van de foor me vreemd. Vanwaar de vraag komt vraag ik haar dus, daarmee enige tijd winnend. Een kwartier en een geanimeerd gesprek later, want ook een vriendinnetje en Remi zitten in de auto, zijn we eruit. 'Zo lief,' zegt Helena, 'zo lief dat jullie dat doen'. Maar de Zwarte Piet die tijdens het turnen een vriendinnetje in de zak stak die kan geen goed meer doen. En ook voor mij niet meer. Je zou toch verwachten dat we anno 2011 verlost zijn van dat dogma. Zwarte Piet passeerde even later vlakbij, stak me een snoepje toe en ik sprak mezelf streng toe 'Katrijn, laat het. Laat het, het doet er niet toe'. Maar het feit dat ik het hier neerschrijf toont me dat het er wel toedoet. De volgende keer, denk ik, de volgende keer, wacht maar. Niks van, lacht het duiveltje op mijn schouder, jij gaat niks zeggen. Jij zegt nooit wat je echt denkt. Tenzij er heel nadrukkelijk om gevraagd wordt. Jij bent diegene waarmee een uur gesproken wordt, waar de andere zijn zeg gezegd heeft en weggaat en dan pas, uren, dagen, weken, jaren later vind jij je woorden. 'Beter laat dan nooit' gaat er door me heen en misschien doen ook die late woorden er dan niet meer toe.
|