Voorjaarxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De hagelbuien raatlen door den hemel.
De bamboestangen klapperen
luidruchtig.
De wilde ganzen trekken krijschend verder.
Het water kreeg een korten snellen
golfslag.
Het gele leem vertroebelt de
rivieren.
t Heldere van de zee trekt zich
terug.
Het wilde voorjaar spiegelt in mijn
oogen.
Ik voel een schok door t plekje
roerloosheid
Dat mij aan hemels stille midden
bindt.
Ik zie u aan, gij slaat uw oogen neder.
t Is voorjaar, en een stem zingt in ons
beiden
Dat ik zeer sterk ben, en nu zaaien
wil.
Willem
de Mérode (1887-1939)
|