Minstens 1 keer per maand stap ik er voorbij. De meeste maanden meer, nooit minder. Voorbij de rozelaar met koraalrood-oranje rozen. En groot was mijn verwondering toen ik keer op keer zag hoe die rozelaar zich niets leek aan te trekken van de winterseizoenen en bijhorende koude gronden en gure luchten. Altijd was er wel een knop, een ontluikende bloem, een roos in al zijn glorie of op zijn minst een verschrompeld verkleurd rozenblad op de grond te zien. Iets. Maar vandaag en twee weken geleden, de dag voor mijn verjaardag: niets.
Niets was ook hetgene dat ik op mijn verjaardag hoorde van de persoon met wie ik af en toe naar de rozelaar gekeken had. In betekenisvol en schril contrast met de veel- en lieftallige paarse viooltjes op de grond onder de rozelaar.
Viola odorata, viooltje dat stinkt, maarts viooltje; wat zijn jullie mooi, ik dank jullie.
|