Met Lucas zit ik in de wachtkamer. Te wachten op de zachte handen en behandeling van de osteopate. 'Vonkel ... een luisterend huis' staat er op een folder. En ook : 'een instaphuis en ontmoetingsplaats voor omgaan met sterven, dood en rouw. En één zin in het bijzonder die me pakt : 'Wij waken bij een alleenstaande stervende thuis, in een woonzorgcentrum of in een ziekenhuis. Bij een begrafenis of crematie van iemand die niet omringd is door familie of vrienden willen we zinvol aanwezig zijn.' Het is haar mama, een psychiater, die met twee andere gelijkgestemden dit initiatief zonder subsidies en steunend op vrijwilligers op poten gezet heeft. Een Godsgeschenk moet dit zijn als je alleen bent; iemand die je bij staat in je laatste levensdagen. Ongeacht wat je in de levensjaren ervoor gedaan of niet gedaan hebt.
Vriend, metgezel, die meer en minder is dan vader, moeder, minnaar, kind hetzelfde als ik, maar anders onafhankelijk en toegewijd ouder, jonger, van dezelfde tijd. Trooster, die getroost kan worden baken en verhanger van borden broder, maar van een andere moeder, zonder rivaliteit met wie ik samenloop en die mij begeleidt. Hij gunt mij om te leven en als ik dood zou willen, geeft hij mij gelijk. Soms is het, dat ik om hem alleen verdragen blijf, wat zonder hem ondraaglijk scheen. Zonder een enkele verplichting loop ik en altijd in zijn richting.
Maria Vasalis
|