Ik zou vandaag iemand ontmoeten. Het is te zeggen : ik kon het feit of ik vandaag al dan niet iemand zou zien in de hand werken.
Bij onze laatste ontmoeting zag ik er niet uit.
Ik was noch uiterlijk, noch innerlijk, bepaald stralend te noemen.
Maar deze ochtend werd ik wakker. De eerste ochtend koortsvrij.
En of het mijn normale lichaamstemperatuur was die me deze heldere gedachte ingaf weet ik niet, maar in elk geval gaan zou ik en wat volgde was : benen ontharen, douchen, haar drogen, mascara, nieuwe jurk en dito laarzen.
Een kwestie van de innerlijke kwetsbaarheid wat te maskeren onder het mom als je haar maar goed zit.
Eens aangekomen bleek ik op een verkeerde locatie te zijn. Waarna ik pragmatisch en wijselijk de waarde van geforceerde ontmoetingen in vraag stelde en enerzijds ontgoocheld, anderzijds opgelucht, met Helena de boodschappen aanving.
Op de terugweg miezerde het. Sommige mensen fietsen daar snel en mopperend doorheen. Visjes zoals ik genieten daarvan.
En zoals steeds; vlak voor ons huis stop ik.
Ik stop, stap van de fiets en steek de straat over. De nieuwe laarzen door het modderige water, Helena zuchtend in de fietsstoel, het deze ochtend zorgvuldig gedroogde haar plakkend op mijn hoofd, de mascara uitlopend tot op mijn kin, het stuur zwaar doorwegend door de gevulde fietsmand en tas links en rechts. Waarna ik een poging doe om weer op mijn fiets te stappen, net niet val en vervolgens tijdens het net niet vallen ... dé gehoopte, zij het achter autoruit, ontmoeting.
Ik zie juichende supporters, een schetterende fanfare en een spandoek over de volledige breedte van de straat :
Hoogmoed komt voor de val!
Wat komt, dat komt. En wat is, dat is. En na een welgemeende vloek in mezelf tuimelen we nat en lachend naar binnen.
|