Inhoud blog
  • Overlijden Robert De Telder
  • Corona
  • Chronologische schema's - afbeeldingen - vanaf de Grote Vloed tot de Spraakverwarring
  • Joeja
  • De eerste drieduizend jaar, hoofdstuk 1
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    KRONOS
    chronologie - archeologie - oudheid
    22-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik zal een vuur zenden in Magog, en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.

    De titel voor het artikel van deze week komt uit het Bijbelboek Ezechiël hoofdstuk 39. Het blijkt om profetie of ‘vooraf’ geschreven geschiedenis te gaan, aangezien het beschrevene zich nog nooit voorgedaan heeft! Meer hierover in het vervolg van mijn artikel. Eerst aandacht voor de chronologische aspecten van het Bijbelboek Ezechiël. De profeet Ezechiël begint zijn boek als het volgt:

    Ezechiël 1 1 In het dertigste jaar, in de vierde maand, op den vijfden derzelve maand, als ik in het midden der weggevoerden was bij de rivier Chebar, zo geschiedde het, dat de hemelen werden geopend, en ik gezichten Gods zag. 2 Op den vijfden derzelve maand (dit was het vijfde jaar van de wegvoering van den koning Jojachin),3 Geschiedde het woord des HEEREN uitdrukkelijk tot Ezechiël, den zoon van Buzi, den priester, in het land der Chaldeeën, bij de rivier Chebar; en de hand des HEEREN was daar op hem. (Statenvertaling)

     

    De profeet Ezechiël begon zijn bediening volgens vers twee van het hiervoor vermelde hoofdstuk, in Babylonische ballingschap in het vijfde jaar van de wegvoering van koning Jojachin: oktober 594/september 593 v. Chr. De vijfde Hebreeuwse maand is gelijk aan ongeveer januari/februari van 593 v. Chr. volgens de westerse kalender. Over de chronologische plaatsing van de regeer- en ballingsperiode van koning Jojachin van Juda schreef ik eerder op 23.04.2018 een artikel op dit blog: Het achttiende historische Jubeljaar van oktober 562/september 561 v. Chr. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1524434400&stopdatum=1525039200

     

    Over de vermelding en betekenis van het dertigste jaar door Ezechiël (1:1) bestaat discussie. Was hij dertig jaar oud toen hij zijn bediening begon? Of wordt een verlopen tijdsperiode bedoelt die dertig jaar eerder een vertrekpunt had? Het is opmerkelijk dat op een tijdsbalk uitgetekend het dertigste jaar vanaf het vijfde jaar van Jojachin ‘s gevangenschap teruggerekend ons naar het achttiende regeringsjaar van koning Josia leidt. Een zeer bijzonder jaar in de geschiedenis van koning Josia toen deze een nooit eerder geziene godsdiensthervorming in het land Juda doorvoerde (2 Koningen 23:21-23).

    Aan het vieren van het Pascha ging een grondige reiniging van de Tempel te Jeruzalem vooraf waarbij het Wetboek van Mozes gevonden (2 Kronieken 34:15) werd. Het toevallig vinden van het Wetboek van Mozes tijdens de herstelwerkzaamheden in de Tempel te Jeruzalem laat de geestelijke toestand van het volk zien en was een gevolg van de lange periode van afgoderij ten tijde van de regeringen van Manasse en Amon, respectievelijk de grootvader en vader van Josia. In totaal zevenenvijftig jaar van geestelijke duisternis voor het land Juda. De regeerperiode van Josia en vooral diens achttiende jaar was een historisch lichtpunt waar Ezechiël het begin van zijn bediening aan verbind. De regeerperiode van Josia en zijn plaatsing op de tijdsbalk kreeg aandacht in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 361-365.

    De profeet en priester Ezechiël zou een jaar later in het zesde jaar van de wegvoering van koning Jojachin opnieuw een profetie te zien en te horen krijgen.

    Ezechiël 8:1 Het geschiedde nu in het zesde jaar, in de zesde maand, op den vijfden der maand, als ik in mijn huis zat, en de oudsten van Juda voor mijn aangezicht zaten, dat de hand des Heeren HEEREN daar over mij viel. (Statenvertaling)

    De zesde maand is de maand Adar of februari/maart volgens de westerse kalender. Het is het jaar, de maand en de dag dat de heerlijkheid des HEEREN of de Shekinah zich uit de Tempel te Jeruzalem via de oost poort terugtrok (Ezechiël 11:22-23). Weliswaar met de belofte van een wederkomst (Ezechiël 11:17).

    De Heerlijkheid des HEEREN die sinds oktober 998 v. Chr. als een wolkkolom het Heilige der heiligen in de Tempel van Salomo te Jeruzalem vervulde is in het zesde jaar van de ballingschap van Jojachin vertrokken en is later in de herbouwde Tempels nooit teruggekeerd. De Tempel van Salomo werd in 586 v. Chr. door de Babyloniërs vernietigd en na de laatste wegvoering van de rest van het volk in Babylonische ballingschap, was het land ontvolkt. In de nieuwe tempel die onder leiding van Ezra en Nehemia door de teruggekeerde ballingen gebouwd werd keerde de Heerlijkheid des HEEREN niet terug. De terugkeer van een rest van Babylonische ballingen in 535 v. Chr. was ook niet de vervulling van de profetie van Ezechiël 11:17-21 zoals hiervoor geciteerd. De geprofeteerde terugkeer van Israël met als eindresultaat de terugkeer van de Heerlijkheid des HEEREN is vandaag ook nog toekomst.

    Ook in de herbouwde tempel van Herodes de Grote ontbrak de Heerlijkheid des HEEREN. Volgens de profeet Ezechiël keert de Heerlijkheid des HEEREN (Ezechiël 43:1 -5) pas terug in de Tempel die ten tijde van het Messiaanse vrederijk noordelijk van Jeruzalem voltooid zal worden (Ez. 37:27). Een voorspelt Vrederijk waar de twaalf verstrooide stammen van Israël in het oude land der vaderen ooit hun plaats zullen vinden (Ez. 37:25). In Ezechiël hoofdstuk 47 wordt beschreven hoe er noordelijk van Jeruzalem in de Tempel een bron zal ontspringen. Zelfs de oppervlakkige lezer moet inzien dat dit hoofdstuk niet in vervulling ging ten tijde van Ezra en Nehemia met de tweede Tempel. De profetie over de tempelbeek die noordelijk van Jeruzalem zal ontspringen en naar de Dode Zee zal vloeien tart alle verbeelding. De profetie van Ezechiël leert dat als een gevolg van de nieuwe rivier die zal uitmonden in de ‘Dode’ Zee dit water uiteindelijk gezond zal worden en in de toekomst een oostelijke zee zal vormen, waar vissers werkzaam zullen zijn. Te En Gedi in Israël dat vandaag hoog in de bergen ligt neerziend op de Dode Zee, zullen ooit in de toekomst vissers hun netten kunnen uitwerpen (Kronieken van de koningen van Israël, 2017,blz. 147-167).

    Ezechiël 47:10 Ook zal het geschieden, dat er vissers aan dezelve zullen staan, van En-gedi aan tot En-eglaim toe; daar zullen plaatsen zijn tot uitspreiding der netten; haar vis zal naar zijn aard wezen als de vis van de grote zee, zeer menigvuldig. (Statenvertaling)

     

    De profetie van Ezechiël wacht duidelijk nog op haar vervulling. Dit alles allegoriseren wat het traditionele christendom doet en op de kerk van nu van toepassing brengen vergt ware hermeneutische acrobatie.

    Ezechiël is een profeet die zijn profetieën aan de hand van de jaren van zijn ballingschap dateerde en het bestuderen er van betekent een plezier voor wie van chronologie, de ruggengraat van alle geschiedschrijving, houdt. Toen in 586 v. Chr. de Tempel te Jeruzalem door het leger van Nebukadnezar vernietigd werd leek het met Gods handelen met Zijn verbondsvolk Israël afgelopen, maar vanaf hoofdstuk 36 in het Bijbelboek Ezechiël lezen we echter volgend op de oordeelsaankondigingen de belofte van het herstel van Israël, dat tot op vandaag toekomst blijft. De terugkeer van de Joodse ballingen uit Babylon in 535 v. Chr. en de herbouw van de Tempel onder Perzische heerschappij wordt door Ezechiël niet vermeld noch voorspelt. Zo ook de daarop volgende heerschappijen door de Grieken en Romeinen. Geen woord schrijft de profeet over de wereldwijde verstrooiing volgend op de tweede vernietiging van de Tempel te Jeruzalem door de Romeinen in 70 AD, veertig jaar na de verwerping van de Messias bij Zijn eerste komst als het Lam van God. De profeet Ezechiël maakt een tijdsprong met voorbijzien aan de hierboven beschreven historische gebeurtenissen, naar een ook heden alsnog toekomende tijd.

    In het 37ste hoofdstuk van het Bijbelboek Ezechiël krijgen we een visioen te zien over het herstel van Israël in twee fasen. Vooreerst kan een nationaal herstel in het oude land der vaderen: Israël, herkend worden gevolgd door een geestelijk herstel. Het volgende hoofdstuk 38 maakt duidelijk dat het geestelijk herstel volgt na het verslaan van een verbond van volkeren die tegen het nationaal herstelde Israël oprukken zullen, maar daar aan hun einde komen. In het 38ste en 39ste hoofdstuk wordt de invasie beschreven en de volkeren bij naam genoemd. En hier zijn we gearriveerd bij de titel van ons artikel van deze week: Ik zal vuur werpen in Magog en onder hen die in gerustheid de kustlanden bewonen; en zij zullen weten, dat Ik de HERE ben. (Ezechiël 39:6 - NBG Vertaling 1951)

     

     

    © Grosser Historischer Weltatlas, Herausgegeben vom Bayerischen Schulbuch – Verlag, 1954, (bewerkt door de auteur)

     

    De namen van de volken die Ezechiël (38:1-6) opgeeft die in de toekomst tegen het herstelde Israël zullen oprukken vinden we met uitzondering van de Perzen, op een landkaart van heden niet meer terug. Het vergt studie ter achterhaling welke volken van heden door de profeet in de zesde eeuw v. Chr. bedoelt werden. Een hulp is de Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus die in de eerste eeuw van de christelijk-westerse jaartelling al de volken van zijn oudheid op een wereldkaart van zijn tijd ondergebracht heeft. Magog blijkt hier het gebied van de toenmalige Scythen te beslaan (Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek 1, hoofdstuk VI. 1). Naar onze tijd getransponeerd beslaat dit gebied het zuiden van (Europees) Rusland en een groot deel van Oekraïne. Men zou nu kunnen opwerpen of de profeet misschien niet duidelijker geweest had kunnen zijn. Men moet echter bedenken dat de profeet Ezechiël in de eerste plaats voor zijn tijdgenoten schreef. Van ons vergt het zesentwintig eeuwen later alleen studie en goede wil om een en ander te begrijpen. Dat de profeet in de eerste plaats voor zijn tijdgenoten schreef en sprak zien we ook aan de beschrijving van het leger van Gog, de grootvorst van Mesech en Tubal: ‘paarden en ruiteren, die altemaal volkomen wel gekleed zijn, een grote vergadering, met rondas en schild, die altemaal zwaarden handelen’. Een modern leger is vandaag anders uitgerust.

    De schrikbarende Scythen waren overigens voor Ezechiël en zijn tijdgenoten geen onbekenden. In 621 v. Chr. waren ze vanuit hun woongebied in het verre noorden tegen Klein-Azië opgerukt en waren rakelings langs de grenzen van het Juda van Koning Josia tot aan de grens van Egypte opgerukt. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de Scythische invasie van klein-Azië in de zevende eeuw voor Christus, blz. 371-373.

    De Scythen worden als bevolkingsgroep ook door de apostel Paulus in zijn brief aan de Colossenzen vermeld:

    Colossenzen 3: 11 Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije; maar Christus is alles en in allen. (Statenvertaling)

     

     

    © Robert De Telder, De Nieuwe Orde in opkomst, 1985 (vierde druk)

     

    De wereld waar Paulus in werkzaam was het Romeinse Rijk, een rijk waar hij ook burger van was. In Europa liepen de grenzen van dit rijk ongeveer langs de stromen Rijn en Donau. In Klein-Azië was de grote rivier de Eufraat de oostelijk grens. In Afrika overheerste men de gehele Middellandse Zee kust. Barbaar en Scyth bevonden zich in de tijd van Paulus ten noorden en ten noordoosten van de rivieren Donau en Rijn in Europa.

    Magog was volgens de volkenlijst van het Bijbelboek Genesis een zoon van Jafeth, één van de drie zonen van Noach.

    Genesis 10:1 Dit nu zijn de geboorten van Noachs zonen: Sem, Cham, en Jafeth; en hun werden zonen geboren na den vloed. 2 De zonen van Jafeth zijn: Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Thiras. 3 En de zonen van Gomer zijn: Askenaz, en Rifath, en Togarma. 4 En de zonen van Javan zijn: Elisa, en Tarsis; de Chittieten en Dodanieten. 5 Van dezen zijn verdeeld de eilanden der volken in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun huisgezinnen, onder hun volken. (Statenvertaling)

     

    De nakomelingen van Jafeth hebben zich volgens Genesis in de kustlanden of de eilanden der volken gevestigd. De kustlanden waren voor de Israëlieten de landen aan de overzijde van hun Middellandse Zeekust.

    De plaatsing van de Genesis-volken op de landkaart van zijn tijd door Flavius Josephus is sinds de vierde eeuw na Christus aan correctie toe. De landen en volken in Centraal- en West-Europa vandaag vinden namelijk hun oorsprong in de Germaanse volksverhuizingen die rond 370 AD op gang kwam. Het Romeinse Rijk werd als een gevolg van de invasie van de vele Germaanse volken weggevaagd. Bekende namen van Germaanse volken zijn de Franken, Angelen, Saksen, Vandalen, Goten en anderen. Autochtone Vlamingen, Brabanders en Limburgers vandaag in Laag-België vinden hun oorsprong bij de Salische Franken.

     

     

    © Grosser Historischer Weltatlas, Herausgegeben vom Bayerischen Schulbuch – Verlag, 1954, (bewerkt door de auteur).

     

    Op de bijgevoegde kaart uit een voortreffelijke Duitse geschiedenisatlas zien we hoe de Germaanse volken als een ware overstroming het West-Romeinse Rijk overspoeld hebben. Het ongewone einde van het Romeinse Rijk had de profeet Daniël ten tijde van de Babylonische Ballingschap al voorspelt. De profeet had toen al als vooraf geschreven geschiedenis de wereldrijken voorspelt die ooit over Jeruzalem en de Tempelberg zouden heersen (Daniël hoofdstukken 2 en 7). Het eerste rijk was dat van Babylon, het tweede rijk waren de Meden en de Perzen, het derde rijk was het Griekse en het vierde rijk was dat van Rome. Dat vierde rijk zou twee fases kennen. Een historische eerste fase die onderging als een gevolg van de Germaanse volksverhuizingen zoals de profeet Daniël het schilderde:

    Daniël 9:26 En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hem zelven zijn; en een volk des vorsten, hetwelk komen zal, zal de stad en het heiligdom verderven, en zijn einde zal zijn met een overstromenden vloed, en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vastelijk besloten verwoestingen. (Statenvertaling)

    In 30 AD werd de Messias uitgeroeid en veertig jaar later in 70 AD volgde het oordeel toen de Romeinse legioenen van Titus de stad Jeruzalem en de Tempel met de grond gelijk maakten, gevolgd door een wereldwijde verstrooiing van de Joden.

    De tweede en laatste fase van het Romeinse Rijk is vandaag nog toekomst. De profeet Daniël (2:40-44) beschrijft het Romeinse Rijk van de toekomst als een gedeeld koninkrijk in een verbond van tien koningen. In de dagen van de tien koningen (Daniël 2:44) zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan.

    Het laatste rijk dat voorafgaat aan het Messiaanse Vrederijk zal eveneens ondergaan zoals met zijn voorganger vanaf 370 AD geschiedde. Een nooit eerder geziene migratiegolf van volkeren zal van Godswege over het nieuwe Romeinse Rijk van de toekomst als een overstroming zijn werk doen. Als kaf van de dorsvloeren des zomers (Daniël 2:35) zal de wind het laatste koninkrijk wegnemen.

    En hier zijn we weer bij de titel van het artikel van deze week beland: Ik zal een vuur zenden in Magog, en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.

    Diegenen die beschreven worden als wonende in zekerheid of gerustheid in de kustlanden worden elders door de profeet Ezechiël (38:13) beschreven als: de kooplieden van Tarsis en alle hun jonge leeuwen. De NBG-Vertaling uit 1951 heeft het vertaald als: de handelaars en al de machtigen van Tarsis.

    Tarsis, hebben we gezien in het eerder geciteerde Bijbelgedeelte uit Genesis 10:1-5, was een zoon van Javan, een zoon van Jafeth, een zoon van Noach.

    De naam Tarsis komen we in de Bijbel enkele malen tegen zoals bijvoorbeeld in het tweede Psalmenboek:

    Psalm 72:10 “De koningen van Tharsis en de eilanden zullen geschenken aanbrengen; de koningen van Scheba en Seba zullen vereringen toevoeren”. (Statenvertaling)

    Psalm 72 heeft het over een meervoud van koningen ten tijde van Salomo die hun oorsprong in Tarsis in de kustlanden hadden. Een andere plaats in de Bijbel die Tarsis aan de overzijde van de Middellandse Zeekust ten opzichte van Israël plaatst is de profeet Jesaja:

    Jesaja 66:19 “En Ik zal een teken aan hen zetten, en uit hen, die het ontkomen zullen zijn, zal Ik zenden tot de heidenen naar Tarsis, Pul, en Lud, de boogschutters, naar Tubal en Javan, tot de ver gelegen eilanden, die Mijn gerucht niet gehoord, noch Mijn heerlijkheid gezien hebben; en zij zullen Mijn heerlijkheid onder de heidenen verkondigen”. (Statenvertaling)

    In dit Bijbelgedeelte krijgt Tarsis en de kustlanden de betekenis van het verre westen ten opzichte van Israël.

    De kooplieden van Tarsis ten tijde van het alsnog toekomstige Romeinse Rijk dat voorafgaat aan het Messiaanse Vrederijk en het herstel van alle dingen, plaatsen we aldus op de landkaart in het westelijk gebied van het historische West-Romeinse Rijk. Magog plaatsen we op de hedendaagse landkaart in Europa ten noordoosten van het historische Romeinse Rijk. In tegenstelling met het historische Romeinse Rijk dat zich over vele eeuwen ontwikkeld heeft zal het toekomstige nieuwe Romeinse Rijk slechts gedurende een korte periode van zeven jaar zijn ding kunnen doen. Zeven jaar is de duur van de oordeelsperiode die ooit op een niet berekenbaar tijdstip in de toekomst, over de wereld zal komen. Eerder schreef ik op dit blog op 28.06.2017 een artikel over de chronologie van de Apocalyps. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1498428000&stopdatum=1499032800

     

    Tijdens de zevenjarige oordeelsperiode wordt het land Magog volgens het Bijbelboek Ezechiël 39:6 geoordeeld waarbij tegelijkertijd de handelaars en al de machtigen van Tarsis getroffen zullen worden. Hun bijzondere overtreding wordt beschreven als: een wonen in gerustheid. Dit lijkt op het eerste gezicht onschuldig maar in het licht van Ezechiël hoofdstuk 16:49 blijkt het niet onschuldig:

    Ezechiël 16:49 Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: in trots, overdaad en zorgeloze rust leefde zij met haar dochters zonder de ellendige en de arme te ondersteunen. (NBG Vertaling 1951)

     

     

    © Robert De Telder, De Nieuwe Orde in opkomst, 1985.

    De afbeelding hierboven komt uit mijn boek ‘De Nieuwe Orde in opkomst’ uit 1985 dat met vijfduizend verkochte boeken in het Nederlandse taalgebied toen een bestseller was. De landkaart in kwestie was een poging om één en ander uit het profetisch Woord aanschouwelijk uit te beelden, wat altijd een moeilijke opdracht blijft. Een toekomstig samengaan van vijf landen uit het Oost-Romeinse Rijk met vijf landen van het West-Romeinse Rijk lijkt ook vandaag nog veraf en een utopie. Mijn boek leek bovendien na de val van de Berlijnse muur in 1989 en de implosie van de Sovjet-Unie in 1991, achterhaald. Inmiddels is het (uitverkochte) boek sinds 2004 met het optreden van de Russische federatie buiten haar grenzen opnieuw actueel geworden. Mijn eerdere identificatie van Magog met Rusland blijft staande.

     

    Het nieuwe Romeinse Rijk van de eindtijd zal aanvankelijk de machtigste en rijkste federatie ooit van landen ter wereld worden. Net zoals ten tijde van Sodom en Gomorra zal het echter hun trots, overdaad en zorgeloze rust zonder de ellendige en de arme te ondersteunen, dat op termijn hun oordeel zal betekenen.

     

    Het toekomstige oordeel over Magog dat we vandaag met Rusland identificeren zal voorafgaan aan het einde van het nieuwe Romeinse Rijk (zie de link van 28.06.2017 op dit blog). Het Russische Rijk ontstond in de negende eeuw na Christus en werd gesticht door Scandinaviërs. Omstreeks 825 AD vestigden de Scandinaviërs die zich ‘Roes’ noemden, een onafhankelijk Rijk in het gebied van de Chazaren, met wie ze zich eerder al verbonden hadden. Van de Chazaren trachtten zij de internationale handel op Byzantium en Arabië over te nemen. Het zogenaamde Rijk van Kiev werd rond 880 gesticht en werd de heerschappij van de ‘Roes’ in het gebied daarop onomkeerbaar. Tegen de tiende eeuw aan beheersten zij een gebied van de Donaumonding tot aan de Wolgamonding. In het noorden en noordoosten breidden de Russen hun gebied uit tot aan de Witte Zee, de Poolzee en het Oeralgebergte. Dit was de toestand tot aan de Middeleeuwen. In de tweede helft van de vijftiende eeuw zou Rusland onder leiding van Iwan de Verschrikkelijke zich enorm uitbreiden. De Mongoolse heerschappij werd definitief gebroken en uiteindelijk zou Rusland zich in Azië tot aan de Japanse Zee, uitbreiden. Onder de regering van Iwan de Grote (1533/1584) die zich als Tsaar (Sar-keizer-koning) liet aanspreken begon voor Rusland een nieuwe periode in de geschiedenis. Een andere bekende tsaar is Peter de Grote (1689/1725) die op alle mogelijke manieren trachtte westerse gewoonten en instellingen in Rusland te vestigen. Peter de Grote liet de stad Sint Petersburg bouwen en vestigde de Russische macht aan de Baltische Zee. De Romanow ’s zouden als tsaren over Rusland heersen tot aan de communistische revolutie in 1917. Het communisme zou Rusland daarop voor een periode van meer dan zeventig jaar in een chaos aller aard onderdompelen.

    “Het wereldgebeuren ontwikkelt zich volgens ‘modellen’ en profetische lijnen in de Bijbel”, Huib Verweij.

    Een aan te bevelen website is: http://www.dekoningkomt.nl/

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

    Verwacht voor december 2018:

    Dertig Jubeljaren

    Korte inhoud:

    Dertig verifieerbare historische Jubeljaren zitten er op de tijdsbalk voor het oude Israël vanaf de inname van het land Kanaän in de vijftiende eeuw voor Christus tot aan het openbaar worden van de Messias.

    Het gebod op het Jubeljaar was een belangrijk onderdeel van de Tien Woorden van de HEERE God dat met Sjavoeot (Pinksteren) vijftig dagen na de Exodus op een sabbatdag aan de Israëlieten gegeven werd. Het doel van het Jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijk individueel verlies van land en andere bezittingen aan het einde van een zeven maal zevenjarige sabbatjaarcyclus en met Jom Kippoer in het negenenveertigste jaar te herstellen via een Losser aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. De toepassing van de wet betekende een garantie tegen blijvende verarming van onfortuinlijke. Door middel van de Tien Woorden en in het bijzonder van de Wet op het Jubeljaar zou in het Beloofde Land de ideale maatschappij werkelijkheid worden en dit in contrast met de buurvolken die in de lijn van de tegenstander van het eerste uur Nimrod sindsdien een samenleving op basis van slavernij en uitbuiting kenden. Het negeren van het Jubeljaargebod door de Israëlieten hield de voorzegde zware straf van de verwijdering uit het Beloofde Land in.

    Diegene die in de oudheid de onfortuinlijke in het Jubeljaar in zijn of haar bezit herstelde werd de Goël of Losser genoemd. In geestelijk opzicht is de wet op het Jubeljaar een gelijkenis, een beeld van de Messias die bij Zijn komst alles herstellen zou. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het openbaar worden van de Messias bij de aanvang van het dertigste Jubeljaar geschiedde. Bij zijn tweede komst zal Hij volgens de profeet Jesaja hoofdstuk 61 dan ook een Jubeljaar uitroepen en alles definitief herstellen.

     

     

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).


    22-10-2018 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het achtentwintigste historische jubeljaar van oktober 72 v. Chr. /september 71 v. Chr.

    Met de aflevering van 24.09.2018 op dit blog bracht ik de historische jubeljaren van oktober 170 v. Chr. /september 169 v. Chr. en oktober 121 v. Chr. /september 120 v. Chr. onder de aandacht. Deze week vervolgen we met het achtentwintigste historische jubeljaar van oktober 72 v. Chr. /september 71 v. Chr. Tijdens deze tijdsperiode regeerden de Hasmoneeërs over Judea. Vijf namen zien we op onze schema ’s vermeld worden: Hyrcanus I, Aristobulus, Alexander Janneus, Hyrcanus II en Aristobulus II.

     

     

    Tijdschema 116/103 v. Chr.

     

    In 89 v. Chr. werd Hanna de profetes uit de stam van Aser geboren. Ik vermeld deze gebeurtenis aangezien zij één van de twee getuigen was bij het opdragen van Baby Jezus in de Tempel te Jeruzalem in het jaar vijf voor Christus. Bij het opdragen van Jezus was zij ongeveer vierentachtig jaar oud wat maakt dat zij gerekend vanaf vijf v. Chr. in het jaar 89 v. Chr. geboren werd.

     

     

    Tijdschema 102/89 v. Chr.

     

    Toen Jezus te Bethlehem in de vijfde maand Ab of juli/augustus van de westerse kalender in het jaar vijf voor Christus geboren werd, werd hij naar de wet van Mozes veertig dagen later in Jeruzalem door zijn ouders in de Tempel aan God opgedragen. Dit zijn verordeningen naar het Bijbelboek Leviticus 12:1-4 die Maria en Jozef volgden. Hierna het Bijbelgedeelte uit het Lucasevangelie dat deze geschiedenis brengt:

    Lucas 2:21 En toen acht dagen vervuld waren, zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot was ontvangen. 22 En toen de dagen hunner reiniging naar de wet van Mozes vervuld waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Here voor te stellen, 23 gelijk geschreven staat in de wet des Heren: Al het eerstgeborene van het mannelijke geslacht zal heilig heten voor de Here, 24 en om een offer te brengen overeenkomstig hetgeen in de wet des Heren gezegd is, een paar tortelduiven of twee jonge duiven.

    25 En zie, er was een man te Jeruzalem, wiens naam was Simeon, en deze man was rechtvaardig en vroom, en hij verwachtte de vertroosting van Israël, en de heilige Geest was op hem. 26 En hem was door de heilige Geest een godsspraak gegeven, dat hij de dood niet zou zien, eer hij de Christus des Heren gezien had. 27 En hij kwam door de Geest in de tempel. En toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen overeenkomstig de gewoonte der wet, 28 nam ook hij het in zijn armen en hij loofde God en zeide:

    29 Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord, 30 want mijn ogen hebben uw heil gezien, 31 dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: 32 licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël. 33 En zijn vader en zijn moeder stonden verwonderd over hetgeen van Hem gezegd werd. 34 En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt 35 – en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan –, opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden.

    36 Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd, 37 en nu was zij weduwe, ongeveer vierentachtig jaar oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag. 38 En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.

    39 En toen zij alles volbracht hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was, keerden zij terug naar Galilea, naar hun stad Nazareth.

    (NBG Vertaling 1951)

     

    De twee getuigen bij het opdragen van de Heer Jezus te Jeruzalem waren een oude man genaamd Simeon en een oude vrouw genaamd Hanna. Voor de priesters van dienst in de tempel die dag waren Jozef en Maria maar een gewoon jong koppel uit de provincie met hun boreling. Bovendien sprak het koppel met een tongval waar in Jeruzalem door velen op neergekeken werd (Lucas 26:73). Aan deze priesters ging de komst van de Messias als kind voorbij, behalve aan de twee getuigen, twee oude mensen in Jeruzalem.

    De twee getuigen van de HERE God te Jeruzalem bij het opdragen van de boreling Jezus waren twee oude mensen; een man en vrouw, niet twee mannen, maar een man én een vrouw. En dit volgens de Scheppingsorde:

    Genesis 1: 27 En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.

     

    En de vrouw is in deze geschiedenis een volwaardige getuige en als getuige gelijk aan de man. Geen onderscheid. In de Bijbel zijn man en vrouw aan elkaar gelijk. Dit in tegenstelling met de Midden-Oosten-cultuur waar vrouwen als getuige als onbetrouwbaar gelden. Zie bijvoorbeeld de Koran, Soera 2:282 “En neemt het getuigenis aan van twee uwer mannen, doch indien er niet twee mannen zijn, dan één man en twee vrouwen, behorende tot hen, die gij aanvaardt van de getuigen, voor het geval, dat één van haar beiden dwaalt, zodat de andere van beiden haar eraan kan herinneren.” De Koran volgens de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers.

    Van Hanna staat er bovendien in het Lucasevangelie geschreven dat zij profeet was en de dochter van Fanuël uit de stam Aser. Dat God twee oude mensen als getuigen gebruikte en daarbij ook een vrouw, is dan ook opmerkelijk. Oude mensen namelijk die naar de wijsheid van de wereld meestal afgeschreven zijn. Dit alles behoort tot ‘de dwaasheid der prediking’ (1 Korintiërs 1:21) waar Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs naar verwees.

     

     

    Tijdschema 88/75 v. Chr.

     

    De regeerperiode van Aristobulus II is chronologisch van belang omdat de oudheidhistoricus Flavius Josephus vermeld dat wanneer de hogepriester Aristobulus zich tot koning uitriep dit geschiedde 471 jaar en drie maanden na de bevrijding uit de Babylonische Ballingschap.

    Flavius Josephus, Joodse oorlogen, Boek I, iii.

    1. FOR after the death of their father, the elder of them, Aristobulus, changed the government into a kingdom, and was the first that put a diadem upon his head, four hundred seventy and one years and three months after our people came down into this country, when they were set free from the Babylonian slavery. Now, of his brethren, he appeared to have an affection for Antigonus, who was next to him, and made him his equal; but for the rest, he bound them, and put them in prison. He also put his mother in bonds, for her contesting the government with him; for John had left her to be the governess of public affairs. He also proceeded to that degree of barbarity as to cause her to be pined to death in prison.

     

     

    Tijdschema 74/61 v. Chr.

     

    De vermelding van de tijdsperiode door de oudheidhistoricus Flavius Josephus geeft ons een mogelijkheid tot het uitvoeren van een kruispeiling op de tijdsbalk. Wanneer we vanaf het einde van de Babylonische ballingschap in oktober 535 v. Chr. met de tijdschijf van 471 jaar en drie maanden rekenen arriveren we op de tijdsbalk in januari van het jaar 66 v. Chr. voor het eerste jaar van Aristobulus II. Volgens Josephus regeerde hij voor een periode van drie jaar en vier maanden wat ons op de tijdsbalk naar het voorjaar van 63 v. Chr. loodst.

     

    De verankering op de tijdsbalk van de tijdsperiode van 471 jaar en drie maanden wordt bovendien bevestigd door de vermelding van een bijzonder sabbatjaar tijdens de regeerperiode van Aristobulus. De geleerde William Whiston verwijst in zijn vertaling van de werken van Josephus naar het herkennen van het sabbatjaar bij het lezen van Josephus’ werk:

    Joodse Oudheden Boek XIV, ii.2.

    2. But God punished them immediately for this their barbarity, and took vengeance of them for the murder of Onias, in the manner following: While the priests and Aristobulus were besieged, it happened that the feast called the passover was come, at which it is our custom to offer a great number of sacrifices to God; but those that were with Aristobulus wanted sacrifices, and desired that their countrymen without would furnish them with such sacrifices, and assured them they should have as much money for them as they should desire; and when they required them to pay a thousand drachmae for each head of cattle, Aristobulus and the priests willingly undertook to pay for them accordingly, and those within let down the money over the walls, and gave it them. But when the others had received it, they did not deliver the sacrifices, but arrived at that height of wickedness as to break the assurances they had given, and to be guilty of impiety towards God, by not furnishing those that wanted them with sacrifices. And when the priests found they had been cheated, and that the agreements they had made were violated, they prayed to God that he would avenge them on their countrymen. Nor did he delay that their punishment, but sent a strong and vehement storm of wind, that destroyed the fruits of the whole country, till a modius of wheat was then bought for eleven drachmae.

    Commentaar van William Whiston: Nor is it unlikely that it was the circumstance of the sabbatic year, when they had no new harvest, that occasioned the price of grain to be so extravagant and severe to them. This was many years after the Jews in Judea had deserted God ‘s true religion, and God had thereupon deserted them, that so sad a scarcity and dearth came upon them on the sixth and on the sabbatic year, which otherwise God would certainly have preserved for them from. Of which their desertion of them, more presently.

     

    Hierna een opsomming van de jubeljaren die we met onze artikelenreeks al behandeld hebben.

    Exodus jaartal: 1483 v. Chr. Begin sabbatjaartelling: 1443 v. Chr.

    Jubeljaren en jaartallen v. Chr.:    Historische periode:

    1.       1395/1394                             Richter Othniël

    2.      1346/1345                                      Ruth 6:6

    3.      1297/1296                             Richter Ehud

    4.      1248/1247                             verdrukking Jabin

    5.      1199/1198                              Richter Thola

    6.      1150/1149                              verdrukking Ammon

    7.      1101/1100                              Richter en profeet Samuël

    8.      1052/1051                             Saul

    9.      1003/1002                                     Salomo

    10.    954/953                               Rehabeam

    11.     905/904                               Josafat

    12.     856/855                                Joas

    13.     807/806                               Amazia

    14.     758/757                                Uzzia

    15.     709/708                               Jaar 14 jaar van Hizkia

    16.     660/659                               Manasse

    17.     611/610                                  Josia- val van Nineveh

    18.     562/561                                Jaar 37 ballingschap Jojachin

    19.     513/512                                  Darius I

    20.    464/463                                Artaxerxes I

    21.     415/414                                 Nehemia

    22.    366/365                                Artaxerxes II Mnemon

    23.    317/316                                 Griekse overheersing

    24.    268/267                                Griekse overheersing

    25.    219/218                                 Griekse overheersing

    26.    170/169                                 Griekse overheersing

    27.    121/120                                  Makkabeeën periode

    28.    72/71                                    Makkabeeën periode

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

    Verwacht voor november 2018:

    Dertig Jubeljaren

    Korte inhoud:

    Dertig verifieerbare historische Jubeljaren zitten er op de tijdsbalk voor het oude Israël vanaf de inname van het land Kanaän in de vijftiende eeuw voor Christus tot aan het openbaar worden van de Messias.

    Het gebod op het Jubeljaar was een belangrijk onderdeel van de Tien Woorden van de HEERE God dat met Sjavoeot (Pinksteren) vijftig dagen na de Exodus op een sabbatdag aan de Israëlieten gegeven werd. Het doel van het Jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijk individueel verlies van land en andere bezittingen aan het einde van een zeven maal zevenjarige sabbatjaarcyclus en met Jom Kippoer in het negenenveertigste jaar te herstellen via een Losser aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. De toepassing van de wet betekende een garantie tegen blijvende verarming van onfortuinlijke. Door middel van de Tien Woorden en in het bijzonder van de Wet op het Jubeljaar zou in het Beloofde Land de ideale maatschappij werkelijkheid worden en dit in contrast met de buurvolken die in de lijn van de tegenstander van het eerste uur Nimrod sindsdien een samenleving op basis van slavernij en uitbuiting kenden. Het negeren van het Jubeljaargebod door de Israëlieten hield de voorzegde zware straf van de verwijdering uit het Beloofde Land in.

    Diegene die in de oudheid de onfortuinlijke in het Jubeljaar in zijn of haar bezit herstelde werd de Goël of Losser genoemd. In geestelijk opzicht is de wet op het Jubeljaar een gelijkenis, een beeld van de Messias die bij Zijn komst alles herstellen zou. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het openbaar worden van de Messias bij de aanvang van het dertigste Jubeljaar geschiedde. Bij zijn tweede komst zal Hij volgens de profeet Jesaja hoofdstuk 61 dan ook een Jubeljaar uitroepen en alles definitief herstellen.

     

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).


    15-10-2018 om 08:06 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Assyrische koning Salmaneser V chronologisch in lijn met de Bijbelse koningen van Juda en Israël gebracht.

    We vervolgen deze week onze afleveringen over de koningen van Assyrië in relatie tot Israël met Salmaneser V, de zoon en opvolger van Tiglath Pileser III. Net zoals Tiglath Pileser III staat Salmaneser V bij naam in de historische Bijbelboeken vermeld. De regeerperiode van de Assyrische koningen Pul en Tiglath Pileser behandelden we op 17.09.2018. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=3114745

    Het belangrijkste wapenfeit van Salmaneser V in de Bijbel is de inname van Samaria en de wegvoering van de tien stammen van Israël in Assyrische ballingschap geweest. 

    2 Koningen 18:9 Het geschiedde nu in het vierde jaar van den koning Hizkia (hetwelk was het zevende jaar van Hosea, den zoon van Ela, den koning van Israël) dat Salmaneser, de koning van Assyrië, opkwam tegen Samaria, en haar belegerde. 10 En zij namen haar in ten einde van drie jaren, in het zesde jaar van Hizkia; het was het negende jaar van Hosea, den koning van Israël, als Samaria ingenomen werd. 11 En de koning van Assyrië voerde Israël weg naar Assyrië, en deed hen leiden in Halah, en in Habor, bij de rivier Gozan, en in de steden der Meden. 12 Daarom dat zij de stem des HEEREN, huns Gods, niet waren gehoorzaam geweest, maar Zijn verbond overtreden hadden; en al wat Mozes, de knecht des HEEREN, geboden had, dat hadden zij niet gehoord, noch gedaan. (Statenvertaling)

     

    Ook de Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus schrijft dat Salmaneser V verantwoordelijk voor de inname van Samaria was:

    1. WHEN Shalmaneser, the king of Assyria, had it told him, that [Hoshea] the king of Israel had sent privately to So, the king of Egypt, desiring his assistance against him, he was very angry, and made an expedition against Samaria, in the seventh year of the reign of Hoshea; but when he was not admitted [into the city] by the king, he besieged Samaria three years, and took it by force in the ninth year of the reign of Hoshea, and in the seventh year of Hezekiah, king of Jerusalem, and quite demolished the government of the Israelites, and transplanted all the people into Media and Persia among whom he took king Hoshea alive; and when he had removed these people out of this their land he transplanted other nations out of Cuthah, a place so called, (for there is [still] a river of that name in Persia,) into Samaria, and into the country of the Israelites. … …

    Joodse Oudheden Boek IX, xiv. 1, volgens de vertaling van het Grieks naar het Engels door William Whiston.

     

     

    De inname van Samaria en de wegvoering van de tien stammen van Israël in ballingschap wordt door de Assyriologie echter aan Sargon II op basis van diens bewaard gebleven annalen toegeschreven: 

    “7. I (Sargon) besieged and occupied the town of Samaria, and took 27,280 of its inhabitants captive. I took from them 50 chariots, but left them the rest of their belongings. I placed my Lieutenants over them; I renewed the obligation imposed upon them by one of the Kings who preceded me

    (The Annals of Sargon, [Excerpted from "Great Inscription in the Palace of Khorsabad," Julius Oppert, tr., in Records of the Past, vol. 9 (London: Samuel Bagster and Sons, 1877), pp. 3-20])

     

    Dat Sargon II in het licht van 2 Koningen 18:9 een leugenaar en een geschiedenisvervalser was, wordt door de Assyriologie niet in vraag gebracht. In zijn annalen schrijft Sargon II dat ‘hij’ Samaria belegerde en het innam. Verder schrijft hij dat hij een luitenant over Samaria gesteld heeft, net zoals zijn voorganger-koning deed van wie hij de naam niet doorgeeft. Voorwaar, geen betrouwbare geschiedenisbron.

    Hoogstwaarschijnlijk is Sargon II verantwoordelijk voor een ‘damnatio Memoriae’ in Assyrië, naar zijn voorganger Salmaneser V toe.

    Betreffende Salmaneser V heeft de Assyriologie slechts acht eponiem-jaren ter beschikking om een en ander op de tijdsbalk in te vullen. De Bijbel en de werken van Flavius Josephus leveren heel wat historische informatie en extra regeertijd voor Salmaneser V waar de Assyriologie geen gebruik van wenst te maken.

    Wat de Bijbel betreft wil de orthodoxe Assyriologie wel aannemen dat Salmaneser V, Samaria belegerd heeft, maar maakt daarmee echter een foute identificatie vanuit de eponiemlijst, met Samaria. Men gaat er namelijk van uit dat het vermelde Shamarain in de Eponiemlijst, Samaria zou zijn. Tijdens de eponiemjaren van Mahde, Assur-ishmeani en Salmaneser wordt er gewag gemaakt van een campagne tegen Shamarain. Hoewel deze plaatsnaam afwijkt van het Assyrische Samerina voor Samaria, heeft men toch voor de identificatie van Shamarian voor Samaria gekozen. Tegen deze identificatie spraken al eerder historici zoals o.a. Albright (geciteerd door Merrill F. Unger, Israel and the Aramaeans of Damascus, Chapter X, voetnoot 33).

    Shamarain of beter geschreven Shabarain is te identificeren met Sibraim terwijl Samaria; Samarina blijft.

    De belegering en inname van Samaria door Salmaneser V, nam drie jaar in beslag, een tijdsperiode die in de Eponiemlijsten ontbreekt.

    De conclusie zou moeten zijn dat het duidelijk is dat er hiaten in de Eponiemlijsten voorkomen. Een conclusie die de aangeboden constructie van de Assyriologie naar beneden haalt.

     

    Buiten de eponiemlijsten is er een fragment van een cilinder gevonden dat heden in het British Museum (K.38345) bewaard wordt. Het is een memoriaal tekstcilinder dat te Borsippa in de tempel van Nabu geplaatst werd. De inscriptie zelf is beschadigd en niet volledig. De eindtekst maakt echter duidelijk dat we een schriftelijk document van Salmaneser V in ons bezit hebben. Hierna de tekst, zoals gepubliceerd door Daniel David Luckenbill, Chicago, 1926:

    829. … who did not bow in submission at his feet… the mention of his name… his word (?) …bringing… hastely before him… those not obedient to my (?) command … that … he caused to be surrounded, surrounding the town… the god in whom he trusted… with his help not draw my (?) yoke … who carried off … and was turning (them, it) to himself (his known use) … his word and the mention of his name they did not fear, and did not dread his rule … overflowed his land (?) and laid it low like a deluge … his own … fell upon him and his life was no more … I (?) carried off and brought to Assyria. 830. I am Salmaneser the mighty king, king of the universe, king of Assyria, king of the four regions of the world, viceroy of Babylon, king of Sumer and Akkad, son of …, king of Assyria; most precious scion of Assyria, seed of Royalty, of the eternal days… of Borsippa, whose site (?) had been damaged by the violence of the mighty floods… its damage I repaired and strengthened its structure.… May Nabu look upon the temple with delight.

     

    Het document bevat geen opgave van regeertijd maar is interessant vanwege het feit dat Salmaneser V zich onderkoning van Babylon noemt. Van belang is ook de verwijzing naar het herstel van de tempel van Naboe als het gevolg van het geweld van een grote vloed. Op de tijdsbalk uitgetekend komt voor dit in Assyrië genoteerde fenomeen het jaar van de meganatuurcatastrofe van 722 v. Chr. in beeld. Zie o.a. het artikel van 06.08.2018 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1533506400&stopdatum=1534111200 en scrol naar beneden.

     

    De val van Samaria vond volgens de Bijbelse chronologie plaats in 717 v. Chr. (Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: voorjaar 717 v. Chr., de wegvoering van de tien stammen, blz. 312-320).

     

     

    © Robert De Telder, Kronieken van de koningen van Israël, 2017

     

    Drie jaar eerder in het voorjaar van 720 v. Chr., begon de belegering van Samaria door het Assyrische leger van Salmaneser V. Na de inname van Samaria, begon Salmaneser V datzelfde jaar een campagne tegen Syrië en Fenicië, leert de Joodse historicus Flavius Josephus. Een historisch gegeven dat haaks op de Assyriologische constructie staat. 

     

     

    © Robert De Telder, Kronieken van de koningen van Israël, 2017

     

    2. And now the king of Assyria invaded all Syria and Phoenicia in a hostile manner. The name of this king is also set down in the archives of Tyre, for he made an expedition against Tyre in the reign of Eluleus; and Menander attests to it, who, when he wrote his Chronology, and translated the archives of Tyre into the Greek language, gives us the following history: “One whose name was Eluleus reigned thirty-six years; this king, upon the revolt of the Citteans, sailed to them, and reduced them again to a submission. Against these did the king of Assyria send an army, and in a hostile manner overrun all Phoenicia, but soon made peace with them all, and returned back; but Sidon, and Ace, and Palsetyrus revolted; and many other cities there were which delivered themselves up to the king of Assyria. Accordingly, when the Tyrians would not submit to him, the king returned, and fell upon them again, while the Phoenicians had furnished him with threescore ships, and eight hundred men to row them; and when the Tyrians had come upon them in twelve ships, and the enemy's ships were dispersed, they took five hundred men prisoners, and the reputation of all the citizens of Tyre was thereby increased; but the king of Assyria returned, and placed guards at their rivers and aqueducts, who should hinder the Tyrians from drawing water. This continued for five years; and still the Tyrians bore the siege, and drank of the water they had out of the wells they dug." And this is what is written in the Tyrian archives concerning Shalmaneser, the king of Assyria.

    Joodse Oudheden, Boek IX, xiv. 2, volgens de vertaling van het Grieks naar het Engels door William Whiston.

     

    Flavius Josephus verhaalt dat Salmaneser V na de val van Samaria, een beleg van Tyrus begon dat vijf jaar zou aanslepen. Samen met de driejarige belegering van Samaria zijn dit in totaal acht jaren die in de Eponiemlijsten van de regeerperiode van Salmaneser V, ontbreken. Op basis wat de oudheidhistoricus Flavius Josephus doorgeeft is het zondermeer duidelijk dat de eponiemlijsten die betrekking op Salmaneser V hebben, onvolledig zijn en hiaten vertonen!

    De belegering van Samaria door Salmaneser V liep vanaf 720 v. Chr. tot 717 v. Chr., waarna hij in hetzelfde jaar een belegering van Tyrus voor een periode van vijf jaar tot 712 v. Chr., ondernam. De historische regeerperiode van Salmaneser V besloeg zo een veel langere periode dan de Eponiemlijsten laten verstaan.

    Hierna breng ik een reconstructie van de regeerperiode van Salmaneser V op basis van de Bijbelse gegevens en van de Joodse oudheidhistoricus: Flavius Josephus. Samen met de fragmentarische eponiemgegevens is het mogelijk een en ander logisch op de tijdsbalk onder te brengen.

    Zoals uiteengezet in ‘De Assyriologie herzien’, 2012, was Salmaneser V al in 735 v. Chr. door Tiglath Pileser III als co-regent aangesteld.

     

    731/730 Tijdens het eponiem van Bêl-Harran-bêla-usur, de gouverneur van Guzana, veldtocht tegen [...].©almaneser [V] beklom de troon.

    730/729 Tijdens het eponiem van Marduk-bêla-usur, de gouverneur van Amedi, de koning bleef in het land.

    Commentaar: een eufemisme voor ‘nietsdoen’

    729/728 Tijdens het eponiem van Mahde, de gouverneur van Nineveh, veldtocht tegen [Shamarain].

    728/727 Tijdens het eponiem van A¹¹ur-i¹manni, de gouverneur van Kalizi, veldtocht tegen [Shamarain].

    727/726 Tijdens het eponiem van ©almaneser, de koning van Assyrië, veldtocht tegen [Shamarain].

    Commentaar: Shamarain is niet te verwarren met Samerina of Samaria.

    726/725 Tijdens het eponiem van Inurta-ilaya, de opperbevelhebber.

    725/724 Tijdens het eponiem van Nabû-taris, de gouverneur van [...]ti.

    724/723 Tijdens het eponiem van A¹¹ur-nirka-da'in, de gouverneur van [...]ru.

    Hiaat in de eponiemlijsten tot op Sargon II

    720/717 belegering van Samaria door het leger van Salmaneser V.

    717 val van Samaria

    717/712 hetzelfde jaar van de inname van Samaria rukt Salmaneser V met zijn leger naar Tyrus op en begint een belegering van vijf jaar. Sargon II is hier sinds het voorjaar van 719 v. Chr. mede-koning van Assur. 

     

    Ik neem aan dat Salmaneser V in het vijfde jaar van de belegering van Tyrus in 712 v. Chr., aan zijn einde gekomen is. Hoogstwaarschijnlijk werden hij en zijn troepen die rond de stad Tyrus gelegerd waren, door de invasie van de Zeevolken in de Levant, weggevaagd. Voor de orthodoxie is het einde van Salmaneser V overigens in raadsels gehuld.

    Voor de invallen van de zeevolken gereviseerd naar de achtste eeuw v. Chr., zie: De zonaanbidder, 2016, appendix 1, blz. 149-158.

    De orthodoxie meent Salmaneser V te kunnen identificeren met de Babylonische koning I²loulaios van de Ptolemeüs-canon. Hierna volgt het relevante gedeelte van de canon:

    Nabonassar (Nabonassáros):         27.02.747–22.02.733

    Nabu-nadin-zeri (Nadíos):            23.02.733–21.02.731

    Nabu-mukin-zeri en Pulu             22.02.731–20.02.726

    Ululai (Iloulaíos):                     21.02.726–19.02.721

    Marduk-apla-iddina II                    20.02.721–16.02.709

    Arkeanós (Sargon II)                     17.02.709–14.02.704

     

    Maar op basis van wat we uit de Bijbel en de werken van Flavius Josephus historisch gereconstrueerd hebben, is er geen reden meer om de moeilijke identificatie met Iloulaios te zoeken. We kunnen gerust Iloulaios als Babyloniër op de troon van Babylon laten. Hoogstwaarschijnlijk volgde Salmaneser V de politiek van zijn voorganger Tiglath Pileser III die met een schatplichtig Babylon vrede nam. Op het eerder verwezen cilinder in het British Museum noemt hij zich overigens een ‘vice’roy een onderkoning van Babylon.

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

    Verwacht voor het najaar van 2018:

    Dertig Jubeljaren, 2018

    Korte inhoud:

    Dertig verifieerbare historische Jubeljaren zitten er op de tijdsbalk voor het oude Israël vanaf de inname van het land Kanaän in de vijftiende eeuw voor Christus tot aan het openbaar worden van de Messias.

    Het gebod op het Jubeljaar was een belangrijk onderdeel van de Tien Woorden van de HEERE God dat met Sjavoeot (Pinksteren) vijftig dagen na de Exodus op een sabbatdag aan de Israëlieten gegeven werd. Het doel van het Jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijk individueel verlies van land en andere bezittingen aan het einde van een zeven maal zevenjarige sabbatjaarcyclus en met Jom Kippoer in het negenenveertigste jaar te herstellen via een Losser aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. De toepassing van de wet betekende een garantie tegen blijvende verarming van onfortuinlijke. Door middel van de Tien Woorden en in het bijzonder van de Wet op het Jubeljaar zou in het Beloofde Land de ideale maatschappij werkelijkheid worden en dit in contrast met de buurvolken die in de lijn van de tegenstander van het eerste uur Nimrod sindsdien een samenleving op basis van slavernij en uitbuiting kenden. Het negeren van het Jubeljaargebod door de Israëlieten hield de voorzegde zware straf van de verwijdering uit het Beloofde Land in.

    Diegene die in de oudheid de onfortuinlijke in het Jubeljaar in zijn of haar bezit herstelde werd de Goël of Losser genoemd. In geestelijk opzicht is de wet op het Jubeljaar een gelijkenis, een beeld van de Messias die bij Zijn komst alles herstellen zou. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het openbaar worden van de Messias bij de aanvang van het dertigste Jubeljaar geschiedde. Bij zijn tweede komst zal Hij volgens de profeet Jesaja hoofdstuk 61 dan ook een Jubeljaar uitroepen en alles definitief herstellen.

     

     

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).


    08-10-2018 om 07:40 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een vreemde eend in de bijt van de gevestigde egyptologie

    In 2016 heeft ‘The Temple Mount Sifting Project’ in Israël de vondst in Jeruzalem van een amulet met de naam van farao Thothmosis III er op vermeld, bekend gemaakt. De vondst dateerde al van vier jaar eerder maar werd pas in 2016 publiek gemaakt nadat ‘the Israel Antiquities Authority’ haar onderzoek afgesloten had.

     

     

    De amulet kwam tevoorschijn tijdens het uitfilteren van het puin dat onder de Tempelberg weggegraven werd. Beneden het Islamietisch heiligdom op de Tempelberg, dat gebouwd werd in 691 AD op de plaats waar voorheen de Tempel stond, werd in 1999 door het Islamietisch bestuur, onderaards een extra gebedsruimte gegraven. De Tempelberg bleef ook na de verovering van Oost-Jeruzalem door de Israëli’s op het Jordaanse leger in 1967, onder Arabisch-Islamietisch bestuur. Het puinafval van deze operatie wordt sindsdien door de Israëlische autoriteiten minutieus naar archeologisch materiaal onderzocht. Ook jonge vrijwilligers zijn hier welkom. De amulet werd bij het zorgvuldig onderzoeken van het tempelberg-puin door een Israëlische vrijwilligster van slechts acht jaar oud gevonden. De vondst van een Egyptisch amulet met de naam van een farao erop was dan ook een verheugende gebeurtenis.

     

    Dat de Egyptische naam van farao Thothmosis III er op vermeld staat, werpt echter tegelijkertijd heel wat vragen op. De gevestigde Egyptologie geeft deze farao namelijk een regeerperiode van 1504 tot 1450 v. Chr., en een belangrijke vraag is nu hoe dat amulet in het puin van de Tempelberg verzeilde, een Tempel die pas in de periode 1003/996 v. Chr. gebouwd werd? Voor dat Salomo de Tempel daar liet bouwen was die plaats alleen maar een dorsvloer geweest voor louter landbouwkundig gebruik. Het is dan ook een anomalie voor de gevestigde egyptologie. Een vreemde eend in de bijt.

    De archeologen die in Israël aan het werk zijn dateren hun vondsten aan de hand van de datering van de orthodoxe Egyptologie, die de verschillende Egyptische dynastieën van de oudheid op basis van het vermeende gebruik van een dubbele kalender, op de tijdsbalk geplaatst hebben. Farao Thothmosis III van de achttiende dynastie verzeilde op deze manier in de vijftiende eeuw v. Chr. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 27-42, breng ik de geschiedenis van deze geschiedenis.

     

    Het dateren van bepaalde archeologische vondsten in Israël op basis van de orthodoxe Egyptologie, leidt dan ook dikwijls tot verlegenheid. Eén voorbeeld van zulk een verklaring voor het verzeilen van een amulet met de naam Thothmosis III er op, is de volgende die ik van het internet plukte:

    “The amulet may have been buried in earth brought to the Temple Mount to be used as fill for the expansion of the Mount in Second Temple period,” writes Zachi Dvira in the Temple Mount Sifting Project announcement. “This earth probably originated in the slopes of the Kidron Valley near the Temple Mount, an area which contained tombs of the Late Bronze Age (1550–1150 B.C.E.).”

     

    Het is uitsluitend het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid dat uitkomst biedt. Het Laatbrons tijdperk dient gereviseerd naar de tijdsperiode: 1007/860 v. Chr., in plaats van de orthodoxe jaartallen: 1550/1200 v. Chr. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de opgerichte steen van Jozua te Sichem, blz. 133-141.

    Farao Thothmosis III hoort op de tijdsbalk niet in de vijftiende eeuw v. Chr. thuis maar in de tiende eeuw v. Chr. en is niemand minder dan de Bijbelse farao Sisak die na de dood van Salomo in het vijfde regeringsjaar van de zoon en troonopvolger Rehabeam, de Tempel te Jeruzalem plunderde. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 220-224 en het artikel op dit blog van 20.03.2017: De Bijbelse farao Sisak, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1489964400&stopdatum=1490569200 en scrol naar beneden naar het volgende artikel.

    Het vinden van een amulet met de naam van Thothmosis III er op vermeld in het puinafval van de Tempelberg krijgt alleen zin met Thothmosis III op de tijdsbalk verankerd ten tijde van de Tempel van Salomo.

    Laat ons even summier de geschiedenis van de Tempelberg bestuderen. Op de hierna vermelde afbeelding zien we het oude Jeruzalem ten tijde van koning David.

     

     

    Koning David die over Israël regeerde van 1047 tot 1007 v. Chr. veroverde de burcht Jeruzalem op de Kanaänietische Jebusieten in het achtste jaar van zijn regering, in het voorjaar van 1039 v. Chr. Voorheen had hij gedurende zeven jaar zijn residentie in Hebron in Judea. Op de kaart merken we hoe het Jeruzalem van de oudheid strategisch op een berg gebouwd was. Het noordelijke gedeelte van de berg was toen nog onbebouwd. Het is dezelfde berg Moria waar de aartsvader Abraham met zijn zoon Izaak naar toe moest in 1851 v. Chr.

    Genesis 22:1 En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht; en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik! 2 En Hij zeide: Neem nu uw zoon, uw enige, dien gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen, dien Ik u zeggen zal. 3 Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn jongeren met zich, en Izak zijn zoon; en hij kloofde hout tot het brandoffer, en maakte zich op, en ging naar de plaats, die God hem gezegd had. 4 Aan den derden dag, toen hief Abraham zijn ogen op, en zag die plaats van verre. (Statenvertaling)

     

    Het Heilige der Heiligen van de Tempel van Salomo was over de plaats gebouwd waar de gelovige Abraham in het opdragen van Izaak, door de HEERE God gestopt werd.

    Op de berg Moria bevond zich in de tiende eeuw v. Chr., de dorsvloer van de Jebusiet Ornan, een ruimte die David van Ornan kocht voor de som van zeshonderd gouden sikkelen.

    1 Kronieken 21:18 Toen zeide de engel des HEEREN tot Gad, dat hij David zeggen zou, dat David zou opgaan, om den HEERE een altaar op te richten op den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet. 19 Zo ging dan David op naar het woord van Gad, dat hij in den Naam des HEEREN gesproken had. 20 Toen zich Ornan wendde, zo zag hij den engel; en zijn vier zonen, die bij hem waren, verstaken zich; en Ornan dorste tarwe. 21 En David kwam tot Ornan; en Ornan zag toe, en zag David; zo ging hij uit den dorsvloer, en boog zich neder voor David, met het aangezicht ter aarde. 22 En David zeide tot Ornan: Geef mij de plaats des dorsvloers, dat ik op dezelve den HEERE een altaar bouwe; geef ze mij voor het volle geld, opdat deze plage opgehouden worde van over het volk. 23 Toen zeide Ornan tot David: Neem ze maar henen, en mijn heer de koning doe wat goed is in zijn ogen; zie, ik geef deze runderen tot brandofferen, en deze sleden tot hout, en de tarwe tot spijsoffer; ik geef het al. 24 En de koning David zeide tot Ornan: Neen, maar ik zal het zekerlijk kopen voor het volle geld; want ik zal voor den HEERE niet nemen wat uw is, dat ik een brandoffer om niet offere. 25 En David gaf aan Ornan voor die plaats zeshonderd gouden sikkelen van gewicht. 26 Toen bouwde David aldaar den HEERE een altaar, en hij offerde brandofferen en dankofferen. Als hij den HEERE aanriep, zo antwoordde Hij hem door vuur uit den hemel, op het brandofferaltaar. 27 En de HEERE zeide tot den engel, dat hij zijn zwaard weder in zijn schede steken zou. 28 Ter zelfder tijd, toen David zag, dat de HEERE hem geantwoord had op den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet, zo offerde hij aldaar; 29 Want de tabernakel des HEEREN, dien Mozes in de woestijn gemaakt had, en het altaar des brandoffers, was te dier tijd op de hoogte te Gibeon. 30 David nu kon niet heengaan voor hetzelve, om God te zoeken; want hij was verschrikt voor het zwaard van den engel des HEEREN. (Statenvertaling)

     

    Deze geschiedenis heb ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, blz. 193, chronologisch in het jaar 1007 v. Chr. op de tijdsbalk geplaatst. Het was het laatste regeringsjaar van David. In het najaar van 1007 v. Chr. zou David sterven en ging het koningschap naar de jonge Salomo. Vier jaar later zou Salomo aan de bouw van de Tempel op de berg Moria beginnen.

     

     

    Op de bijgevoegde afbeelding merken we de uitbreiding van Jeruzalem met bouw van de Tempel van Salomo op de dorsvloer van de Jebusiet Ornan. Zuidelijk van de Tempel bouwde Salomo zijn paleis en het zogenaamde ‘Huis van de Libanon’, dat hij versierde met driehonderd gouden schilden. Het zijn overigens deze schilden die we op een tempelmuur van Thothmosis III te Karnak in Egypte afgebeeld terugvinden, met de exacte vermelding erbij van: driehonderd gouden schilden.

     

    Het lijkt mij meer zinvol dat bijvoorbeeld een officier van het leger van Sisak/Thothmosis III tijdens de plundering zijn amulet verloor, en niet ergens in Megiddo in de vijftiende eeuw v. Chr. Dit is uiteraard één mogelijke verklaring van meerdere.

    De Tempel van Salomo werd in 586 v. Chr. door de Babyloniërs vernietigd en later in 535/517 v. Chr., door de teruggekeerde ballingen uit Babylon: Ezra en Nehemia, herbouwd. In het jaar 20 v. Chr. begon Herodes de Grote in zijn achttiende regeringsjaar aan de herbouw van de Tempel (zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 437-441). Deze Tempel werd in 70 AD, veertig jaar na de verwerping van de Messias, door de Romeinen met de grond gelijk gemaakt. Geen steen bleef op de andere staan, staat er geschreven: volledige vernietiging dus. Veel later in 691 AD werd op dezelfde plaats de zogenaamde Arabisch-Islamietische achthoekige rotskoepel door kalief Abd al-Malik gebouwd. Dit Islamietische heiligdom wordt binnen de moslimwereld tot op heden als de derde heilige plaats na Mekka en Medina beschouwd.

    Ik breng dit historische overzicht in het bijzonder ter aantoning van de vraagtekens die er bestaan rond de datering van het gevonden amulet van Thothmosis III in het puinafval van de Tempelberg, als een gevolg van het uitgraven van de berg onder de rotskoepel. De archeologen die er vanuit gaan dat het daterings-keurslijf van de Egyptologie wetenschappelijk correct zou zijn en hun vondsten aan de hand ervan dateren, blijven hier met een vreemde eend in de bijt zitten.

     

     

    Tot op het ogenblik dat Salomo in het jaar 1003 v. Chr. de bouwwerken aan de Tempel liet aanvangen, is de berg Moria een kale plaats geweest. Abraham had daar een altaar van stenen opgericht en de latere eigenaar in de tiende eeuw v. Chr.: de Jebusiet Ornan, gebruikte het als een dorsplaats. Hij was trouwens bezig met het dorsen van tarwe toen koning David hem na een meganatuurcatastrofe benaderde, en heel het gebied van hem , ter oprichting van een altaar, voor veel geld kocht. Tijdens de lange Richterenperiode van de twaalf stammen, een periode die vooraf ging aan het verenigd koninkrijk van Israël onder Saul, David en Salomo, wordt de plaats nooit als een cultische plaats in de Bijbel aangeduid.

     

    De enige zinnige verklaring voor het verzeilen van een amulet met de naam van Thothmosis III in het puin van de Tempelberg is dat Thothmosis III een tijdgenoot van Salomo en Rehabeam was.

     

    Wordt vervolgd..

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    Recente publicaties:

    Verwacht voor het najaar van 2018:

    Dertig Jubeljaren

    Korte inhoud:

    Dertig verifieerbare historische Jubeljaren zitten er op de tijdsbalk voor het oude Israël vanaf de inname van het land Kanaän in de vijftiende eeuw voor Christus tot aan het openbaar worden van de Messias.

    Het gebod op het Jubeljaar was een belangrijk onderdeel van de Tien Woorden van de HEERE God dat met Sjavoeot (Pinksteren) vijftig dagen na de Exodus op een sabbatdag aan de Israëlieten gegeven werd. Het doel van het Jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijk individueel verlies van land en andere bezittingen aan het einde van een zeven maal zevenjarige sabbatjaarcyclus en met Jom Kippoer in het negenenveertigste jaar te herstellen via een Losser aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. De toepassing van de wet betekende een garantie tegen blijvende verarming van onfortuinlijke. Door middel van de Tien Woorden en in het bijzonder van de Wet op het Jubeljaar zou in het Beloofde Land de ideale maatschappij werkelijkheid worden en dit in contrast met de buurvolken die in de lijn van de tegenstander van het eerste uur Nimrod sindsdien een samenleving op basis van slavernij en uitbuiting kenden. Het negeren van het Jubeljaargebod door de Israëlieten hield de voorzegde zware straf van de verwijdering uit het Beloofde Land in.

    Diegene die in de oudheid de onfortuinlijke in het Jubeljaar in zijn of haar bezit herstelde werd de Goël of Losser genoemd. In geestelijk opzicht is de wet op het Jubeljaar een gelijkenis, een beeld van de Messias die bij Zijn komst alles herstellen zou. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het openbaar worden van de Messias bij de aanvang van het dertigste Jubeljaar geschiedde. Bij zijn tweede komst zal Hij volgens de profeet Jesaja hoofdstuk 61 dan ook een Jubeljaar uitroepen en alles definitief herstellen.

     

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).


    01-10-2018 om 08:49 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het zesentwintigste historische jubeljaar van oktober 170/september 169 v. Chr.

    Met de aflevering op dit blog van 27.08.2018 brachten we de geschiedenis van het vierentwintigste en vijfentwintigste jubeljaar. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1535320800&stopdatum=1535925600

     

    Deze week vervolgen we op dit blog met het zesentwintigste en zevenentwintigste historische jubeljaar.

     

     

    De nieuwe cyclus van zeven x zeven sabbatjaarweken die ons naar het zesentwintigste jubeljaar leidt brengt niet veel nieuws aan het licht tenzij dan dat het land Judea tijdens deze tijdsperiode nog steeds een twistappel was tussen de Griekse koninkrijken: Egypte en Syrië.

     

     

    Tijdschema 200/187 toont het derde en het vierde sabbatjaar van de zesentwintigste jubeljaarcyclus met daaronder de regeerperioden van de Grieks-Syrische vorst en de Grieks-Egyptische vorst.

     

     

    Tijdschema 186/173 v. Chr. toont het vijfde en zesde sabbatjaar van de zesentwintigste jubeljaarcyclus. In het jaar 175 v. Chr. merken we op het tijdschema dat in het Grieks-Syrische Rijk het bewind van Antiochus IV een aanvang neemt.

     

     

    Tijdschema 172/159 v. Chr. toont het zevende sabbatjaar gevolgd door het zesentwintigste jubeljaar dat met Jom Kippoer in oktober 170 v. Chr. afgekondigd werd.

    Judea maakte tijdens deze periode nog altijd deel uit het Grieks-Syrische rijk dat vanuit de hoofdstad Antiochië het gebied overheerste. Op de troon zat de Grieks-Syrische vorst Antiochus IV Epiphanes, wat de ‘stralende’ betekende. De Joden maakten er echter ‘Epimanes’ van, wat ‘de gek’ betekende.

    Antiochus IV was een despoot die zijn religie aan alle overwonnen volken in het oosten wilde opdringen. Hij vaardigde in 167 v. Chr. een bevel uit dat men ook in Judea aan de god Zeus zou offeren. Het zou het begin van de bekende opstand van de Makkabeeën worden. Volgens het apocriefe boek 1 Makkabeeën 2:1-28, zond Antiochus ambtenaren naar Judea ter afdwinging van dit bevel. Te Modeïn de woonplaats van de Joodse priester Mattatias, begon de opstand. De religieuze ambtenaren van Antiochus IV die het offeren aan de god Zeus wilden afdwingen werden door Mattatias gedood waarna deze zich met zijn zonen in de woestijn terugtrok en een volksopstand ontketende.

    Mattatias behoorde tot een Joodse priesterfamilie van de orde van Jojarib, een van de vierentwintig priestergroepen die volgens een rol-beurt dienst deden in de Tempel te Jeruzalem. Volgens Flavius Josephus heette Mattatias' vader Johannes, zijn grootvader Simon en zijn overgrootvader Asmoneüs. Naar deze overgrootvader is de familie van de Hasmoneeën genoemd en vandaar de naam Hasmoneeërs voor de latere priester-heersers over Judea.

    Mattatias zou in 165 v. Chr. sneuvelen waarna zijn zoon Judas de Makkabeeër de leiding van de opstand overnam. De eindoverwinning heeft ook Judas niet meegemaakt. Hij sneuvelde in de strijd tegen het Grieks-Syrische leger in 160 v. Chr. Na zijn dood nam zijn broer Jonathan Makkabeüs de leiding over.

    In de tussentijd was de Tempel te Jeruzalem door Antiochius IV verontreinigd. Gedurende de periode van 168 tot 165 v. Chr. zou de Tempel te Jeruzalem door een anti-godsdienst verontreinigd worden. Deze toestand was in het jaar 554 v. Chr. lang voor de feiten door de profeet Daniël (8:1) voorzegd:

    Daniël 8:9 En uit één daarvan kwam weer een horen voort, die klein begon, maar die zeer groot werd tegen het zuiden, tegen het oosten en tegen het Sieraad, 10 ja, zijn grootheid reikte tot aan het heer des hemels, en hij deed er van het heer, namelijk van de sterren, ter aarde vallen, en vertrapte ze. 11 Zelfs tegen de vorst van het heer maakte hij zich groot, en Hem werd het dagelijks offer ontnomen en zijn heilige woning werd neergeworpen. 12 En een eredienst werd in overtreding ingesteld tegenover het dagelijks offer; en hij wierp de waarheid ter aarde, en wat hij ook deed, gelukte hem. 13 Toen hoorde ik een heilige spreken, en een andere heilige zeide tot degene die gesproken had: Hoelang zal dit gezicht gelden – het dagelijks offer en de ontzettende overtreding, het prijsgeven van het heiligdom en het vertrappen van het heer? 14 En hij zeide tot mij: Tweeduizend driehonderd avonden en morgens; dan zal het heiligdom in rechten hersteld worden.

     

    In december van het jaar 165 v. Chr. werd de Tempel te Jeruzalem door Judas de Makkabeeër in zijn rechten hersteld. Het Joodse Chanoeka-feest dat tot op heden jaarlijks gevierd wordt heeft hier zijn oorsprong. Ook de Heer Jezus Christus vierde dit feest zoals in het Johannesevangelie hoofdstuk 10:22 beschreven staat. Zie het artikel op dit blog van 12.01.2018: de chronologie van het Johannes-evangelie, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1515366000&stopdatum=1515970800

     

    Hierna een opsomming van de jubeljaren die we met onze artikelenreeks al behandeld hebben.

    Exodus jaartal: 1483 v. Chr. Begin sabbatjaartelling: 1443 v. Chr.

    Jubeljaren en jaartallen v. Chr.:    Historische periode:

    1.       1395/1394                             Richter Othniël

    2.      1346/1345                                      Ruth 6:6

    3.      1297/1296                             Richter Ehud

    4.      1248/1247                             verdrukking Jabin

    5.      1199/1198                              Richter Thola

    6.      1150/1149                              verdrukking Ammon

    7.      1101/1100                              Richter en profeet Samuël

    8.      1052/1051                             Saul

    9.      1003/1002                                     Salomo

    10.    954/953                               Rehabeam

    11.     905/904                               Josafat

    12.     856/855                                Joas

    13.     807/806                               Amazia

    14.     758/757                                Uzzia

    15.     709/708                               Jaar 14 jaar van Hizkia

    16.     660/659                               Manasse

    17.     611/610                                  Josia- val van Nineveh

    18.     562/561                                Jaar 37 ballingschap Jojachin

    19.     513/512                                  Darius I

    20.    464/463                                Artaxerxes I

    21.     415/414                                 Nehemia

    22.    366/365                                Artaxerxes II Mnemon

    23.    317/316                                 Griekse overheersing

    24.    268/267                                Griekse overheersing

    25.    219/218                                 Griekse overheersing

    26.   170/169                                Griekse overheersing

     

    Scrol naar beneden voor het artikel over het zeventwintigste jubeljaar.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    24-09-2018 om 08:48 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het zevenentwintigste historische jubeljaar van oktober 121/september 120 v. Chr.

    We vervolgen met het zevenentwintigste historische jubeljaar. Een nieuwe tijdschijf van zeven maal zeven jaren leidt ons naar het volgende jubeljaar met uiteindelijk bij het dertigste jubeljaar: het openbaar worden van de lang verwachte Messias.

     

     

    Tijdschema 172/159 v. Chr.

     

    Schema 172/159 toont het eerste sabbatjaar in de nieuwe cyclus van het zevenentwintigste jubeljaar. We hebben al gezien dat de Joden zich onder leiding van Mattatias en Judas Makkabeüs konden vrijvechten van de Grieks-Syrische overheersing. De Tempel te Jeruzalem die door Antiochus IV Epimanes gedurende 1150 dagen verontreinigd was, werd door Judas Makkabeüs hersteld. Volgens de oudheidhistoricus Flavius Josephus zaten er 126 jaar tussen de inname van Jeruzalem door Herodes de Grote in 37 v. Chr. en het begin van de Hasmonese Priesterdynastie.

    Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek XIV, xvi. 4.

    4 b. And thus did the government of the Asamoneans cease, a hundred twenty and six years after it was first set up. This family was a splendid and an illustrious one, both on account of the nobility of their stock, and of the dignity of the high priesthood, as also for the glorious actions their ancestors had performed for our nation; but these men lost the government by their dissensions one with another, and it came to Herod, the son of Antipater, who was of no more than a vulgar family, and of no eminent extraction, but one that was subject to other kings. And this is what history tells us was the end of the Asamonean family.

     

    Jonathan Makkabeüs, de broer van Judas Makkabeüs, was de eerste hogepriester van de nieuw opgezette dynastie der Hasmoneeërs. Ik meen op basis van de tijdschijf die Flavius Josephus opgeeft dat Jonathan Makkabeüs het hogepriesterambt te Jeruzalem opnam in 163 v. Chr. en dit los van het gezag dat de Grieks-Syrische en Egyptische vorsten nog meenden te kunnen uitoefenen over Jeruzalem.

     

     

    Tijdschema 158/145 v. Chr.

     

    Tijdschema 158/145 toont het tweede en het derde sabbatjaar. Al onze aandacht gaat nu naar de nieuw opgerichte priester-dynastie van de Hasmoneeërs te Jeruzalem. Op het bijgevoegde tijdschema merken we de bedieningsperiode van Jonathan Makkabeüs.

     

     

    Tijdschema 144/131 v. Chr.

     

    Het volgende tijdschema 144/131 toont het vierde en het vijfde sabbatjaar op weg naar het afsluitende zevende sabbatjaar gevolgd door het zevenentwintigste jubeljaar.

    De hogepriester Jonathan Makkabeüs kon zich voor een periode van zeventien jaar redelijk goed onafhankelijk van het Grieks-Syrische Rijk opstellen, maar werd uiteindelijk door hen met een list gevangengenomen en gedood. Hij werd opgevolgd door Simon Makkabeüs die gedurende acht jaar het ambt van hogepriester en leider zou kunnen uitoefenen. Ook Simon sneuvelde in de strijd om de onafhankelijkheid van Judea ten overstaan van het Grieks-Syrische Rijk. Hij werd opgevolgd door Johannes Hyrcanus. Op mijn tijdschema 144/131 heb ik een blauwe verticale tijdsbalk aangebracht om een bijzonder accent aan het vijfde sabbatjaar te geven.

    De geleerde William Whiston voegt in zijn Engelse vertaling van het werk van Flavius Josephus een interessante voetnoot toe dat het eerste jaar van Johannes Hyrcanus met het sabbatjaar verbindt.

    19. Hence we learn, that in the days of this excellent high priest, John Hyrcanus, the observation of the Sabbatic year, as Josephus supposed, required a rest from war, as did that of the weekly sabbath from work; I mean this, unless in the case of necessity, when the Jews were attacked by their enemies, in which case indeed, and in which alone, they then allowed defensive fighting to be lawful, even on the sabbath day, as we see in several places of Josephus, Ant. B. XII. ch. 6. sect. 2; B. XIII. ch. 1. sect. 2; Of. the War, B. I. ch. 7. sect. 3. But then it must be noted, that this rest from war no way appears in the First Book of Maccabees, ch. 16., but the direct contrary; though indeed the Jews, in the days of Antiochus Epiphanes, did not venture upon fighting on the Sabbath day, even in the defense of their own lives, till the Asamoneans or Maccabees decreed so to do, 1 Macc. 2:32-41; Antiq. B. XII. ch. 6. sect. 2.”

    Hierna het relevante gedeelte uit het werk van Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek XIII, viii,

    1. SO Ptolemy retired to one of the fortresses that was above Jericho, which was called Dagon. But Hyrcanus having taken the high priesthood that had been his father's before, and in the first place propitiated God by sacrifices, he then made an expedition against Ptolemy; and when he made his attacks upon the place, in other points he was too hard for him, but was rendered weaker than he, by the commiseration he had for his mother and brethren, and by that only; for Ptolemy brought them upon the wall, and tormented them in the sight of all, and threatened that he would throw them down headlong, unless Hyrcanus would leave off the siege. And as he thought that so far as he relaxed as to the siege and taking of the place, so much favor did he show to those that were dearest to him by preventing their misery, his zeal about it was cooled. However, his mother spread out her hands, and begged of him that he would not grow remiss on her account, but indulge his indignation so much the more, and that he would do his utmost to take the place quickly, in order to get their enemy under his power, and then to avenge upon him what he had done to those that were dearest to himself; for that death would be to her sweet, though with torment, if that enemy of theirs might but be brought to punishment for his wicked dealings to them. Now when his mother said so, he resolved to take the fortress immediately; but when he saw her beaten, and torn to pieces, his courage failed him, and he could not but sympathize with what his mother suffered, and was thereby overcome. And as the siege was drawn out into length by this means, that year on which the Jews used to rest came on; for the Jews observe this rest every seventh year, as they do every seventh day; so that Ptolemy being for this cause released from the war, (19) he slew the brethren of Hyrcanus, and his mother; and when he had so done, he fled to Zeno, who was called Cotylas, who was then the tyrant of the city Philadelphia.

     

    Het sabbatjaar van april 135/maart 134 v. Chr. is voor William Whiston één van de tien illustraties die hij opgeeft wat de historische betrouwbaarheid van zijn sabbatjaar- en jubeljaar-telling bevestigd.

     

     

    Tijdschema 130/117 v. Chr.

     

    Het tijdschema 130/117 toont het zesde en het zevende sabbatjaar gevolgd door het zevenentwintigste jubeljaar. We bezitten geen informatie over het wel of niet houden van het jubeljaargebod door de Joden tijdens de periode dat de Hasmoneeër Johannes Hyrcanus hogepriester was.

     

    Hierna een opsomming van de jubeljaren die we met onze artikelenreeks al behandeld hebben.

    Exodus jaartal: 1483 v. Chr. Begin sabbatjaartelling: 1443 v. Chr.

    Jubeljaren en jaartallen v. Chr.:    Historische periode:

    1.       1395/1394                             Richter Othniël

    2.      1346/1345                                      Ruth 6:6

    3.      1297/1296                             Richter Ehud

    4.      1248/1247                             verdrukking Jabin

    5.      1199/1198                              Richter Thola

    6.      1150/1149                              verdrukking Ammon

    7.      1101/1100                              Richter en profeet Samuël

    8.      1052/1051                             Saul

    9.      1003/1002                                     Salomo

    10.    954/953                               Rehabeam

    11.     905/904                               Josafat

    12.     856/855                                Joas

    13.     807/806                               Amazia

    14.     758/757                                Uzzia

    15.     709/708                               Jaar 14 jaar van Hizkia

    16.     660/659                               Manasse

    17.     611/610                                  Josia- val van Nineveh

    18.     562/561                                Jaar 37 ballingschap Jojachin

    19.     513/512                                  Darius I

    20.    464/463                                Artaxerxes I

    21.     415/414                                 Nehemia

    22.    366/365                                Artaxerxes II Mnemon

    23.    317/316                                 Griekse overheersing

    24.    268/267                                Griekse overheersing

    25.    219/218                                 Griekse overheersing

    26.    170/169                                 Griekse overheersing

    27.    121/120                                Makkabeeën periode

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).


    24-09-2018 om 08:44 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Assyrische koningen Pul en Tiglath Pileser III chronologisch in lijn met de Bijbelse koningen van Israël gebracht. (vervolg)

    Hierna volgen de eponiemgegevens met betrekking op Tiglath Pileser III. De jaartallen tussen rechte haken zijn van de orthodoxie, de jaartallen tussen kromme haken zijn de gereviseerde jaartallen:

    Jaar 1 [745/744] (761/760) Tijdens het eponiem van Nabû-bela-usur, de gouverneur van Arrapha, in Ajaru, de dertiende,. In Ta¹rîtu, hij naar Mesopotamia.

    Commentaar: Tijdens zijn eerste regeringsjaar leidde Tiglath Pileser III een veldtocht tegen Babylon en voerde campagne in het noorden en zuiden van Babylonië.

    Jaar 2 [744/743] (760/759) Tijdens het eponiem van Bêl-dan, de gouverneur van Kalhu, veldtocht naar Namri.

    Jaar 3 [743/742] (759/758) Tijdens het eponiem van Tiglath-pileser, de koning van Assyrië, daar gebeurde een bloedbad onder de Urarturieten in Arpad.

    Commentaar: Tijdens zijn derde regeringsjaar leidde Tiglath Pileser III een veldtocht tegen Urartu. Van deze veldtocht zijn de annalen van zijn paleismuren te Kalhu/Kalah (gedeeltelijk-fragmentarisch) bewaard gebleven. In het verloop van zijn veldtocht tegen Urartu beweerd Tiglath Pileser III schatting of tribuut ontvangen te hebben van een aantal koningen van de kust (Middellandse Zee), waaronder hij koning Azaria van Juda als de leider van een Assyrisch-vijandelijke Klein-Aziatische coalitie van koningen vermeld. Verder vermeldde hij o.a. Rezin van Damascus, Menahem van Samaria, Sibitti-bi’li van Goebla en vele meer. Zo is er ook bijvoorbeeld de vermelding van een Arabische koningin Zabibe, wat toch verwondering opwekt: een vrouw op de troon in het Arabië van de achtste eeuw v. Chr.! Onvoorstelbaar vandaag.

    Jaar 4 [742/741] (758/757) Tijdens het eponiem van Nabû-da'inannil, de opperbevelhebber, veldtocht tegen Arpad.

    Jaar 5 [741/740] (757 /756) Tijdens het eponiem van Bêl-Harran-bêla-usur, de paleis maarschalk, veldtocht naar hetzelfde; de stad werd genomen na drie jaar.

    Jaar 6 [740/739] (756/755) Tijdens het eponiem van Nabû-etiranni, de opperdienaar, veldtocht tegen Arpad.

    Jaar 7 [739/738] (755/754) Tijdens het eponiem van Sin-taklak, de maarschalk, veldtocht tegen Ulluba; Birtu werd ingenomen

    Jaar 8 [738/737] (754/753) Tijdens het eponiem van Adad-bêla-ka'in, de gouverneur van A¹¹ur, Kullania werd ingenomen.

    Commentaar: De stad Kullania was dezelfde plaats als het Bijbelse Kalno waarnaar de profeet Jesaja ten tijde van koning Achaz van Juda, verwijst.

    Jesaja 10:5 Wee den Assyriër, die de roede Mijns toorns is, en Mijn grimmigheid is een stok in hun hand! 6 Ik zal hem zenden tegen een huichelachtig volk, en Ik zal hem bevel geven tegen het volk Mijner verbolgenheid; opdat hij den roof rove, en plundere de plundering, en stelle het ter vertreding, gelijk het slijk der straten. 7 Hoewel hij het zo niet meent, en zijn hart alzo niet denkt, maar hij zal in zijn hart hebben te verdelgen, en uit te roeien niet weinige volken. 8 Want hij zegt: Zijn niet mijn vorsten al te zamen koningen? 9 Is niet Kalno gelijk Karchemis? Is Hamath niet gelijk Arfad? Is niet Samaria gelijk Damaskus?

    Van het achtste regeringsjaar van Tiglath Pileser III bleven ook de oorspronkelijke annalen van zijn paleismuren te Kalah/Kalhu bewaard. Hieruit leren we dat hij tijdens de campagne naar Kullania/Kalno opnieuw tribuut ontving van Menahem van Samaria. Een historisch puzzelstukje dat past in het gereviseerde plaatje.

    Jaar 9 [737/736] (753/752) Tijdens het eponiem van Bêl-emuranni, de gouverneur van Rasappa, veldtocht tegen Medië

    Commentaar: Het negende regeringsjaar van Tiglath Pileser bracht hem opnieuw naar Medië, waar grote gebieden van geannexeerd werden.

    Van deze veldtocht is de bekende ‘Iran-stele’ bewaard gebleven. De stele (waarvan de tekst zwaar beschadigd is) verwijst nogmaals naar Menahem van Samaria als schatplichtig aan Tiglath Pileser III. Ook is er een verwijzing naar Sibitti-bi’li van Goebla.

    Jaar 10 [736/735] (752/751) Tijdens het eponiem van Inurta-ilaya, de gouverneur van Nisibis, veldtocht tegen de voet van de berg Nal.

    Jaar 11 [735/734] (751/750) Tijdens het eponiem van A¹¹ur-¹allimanni, de gouverneur van Arrapha, veldtocht tegen Urartu

    Jaar 12 [734/733] (750/749) Tijdens het eponiem van Bêl-dan, de gouverneur van Kalhu (Kalah-Nimrud), veldtocht tegen Filistea

    Commentaar: Voor het twaalfde regeringsjaar van Tiglath Pileser hebben we alleen de summiere vermelding van de eponiemlijst: veldtocht tegen Filistea. Dit als een gevolg dat de betreffende annalen van zijn paleismuren te Kalhu verloren gingen. Essarhaddon een latere Assyrische heerser, recycleerde de tegels voor gebruik in zijn eigen paleis. Voor een historicus is dit vandaag een spijtige zaak. We kunnen ons voorstellen dat de muren van Tiglath Pileser III ’s paleis te Kalhu/Calah een chronologisch verhaal van al zijn veroveringen brachten. Wat gereconstrueerd kon worden uit de rotzooi die Essarhaddon ervan maakte is vandaag als een fragmentarische puzzel waarvan het plaatje ontbreekt. De orthodoxe Assyriologie heeft alle puzzelstukjes binnen het kader van de eponiemlijsten trachten in te vullen.

    De Assyrische veldtocht naar Filistea van 750 v. Chr. past in de Bijbelse gegevens betreffende de beschreven invasie van Israël in de dagen van Pekach:

    2 koningen 15:29 In de dagen Pekah, den koning van Israël, kwam Tiglath-pilezer, de koning van Assyrië, en nam Ijon in, en Abel-beth-maacha, en Janoah, en Kedes, en Hazor, en Gilead, en Galilea, het ganse land van Nafthali; en hij voerde hen weg naar Assyrië.

    Een jaar later in 749 v. Chr. tijdens het eponiem van A¹¹ur-da'inanni, trok Tiglath Pileser III tegen Damascus op.

     

    Jaar 13 [733/732] 749/748 Tijdens het eponiem van A¹¹ur-da'inanni, de gouverneur van Mazamua, veldtocht tegen Damascus.

    Het jaar 748 v. Chr. was een meganatuurcatastrofe-jaar en verantwoordelijk voor een nieuwe breuk in de Eponiemlijsten. Het volgende eponiem van Nabû-bêla-usur met de beschreven veldtocht tegen Damascus zit in de revisie van de geschiedenis van het oudheid-Assyrië verankerd met koning Achaz van Juda in het jaar 737 v. Chr.

    Heel opmerkelijk: een jaar na de meganatuurcatastrofe van 748 v. Chr. begon in Babylon de Nabonassar-era met een noodzakelijke kalenderhervorming. Het jaar 748 v. Chr. was ook het moment dat het leger van Uzzia/Azaria in het jaar van de zevende olympiade, uit Egypte werd teruggetrokken (De zonaanbidder, 2016, blz. 33-44

     

    De derde Assyrische invasie dateer ik in het jaar 736 v. Chr. in het tweede regeringsjaar van koning Achaz van Juda.

    De aanleiding voor het opnieuw oprukken van Tiglath Pileser III tegen Damascus, was een schrijven aan de koningen van Assur door een in het nauw gedreven koning Achaz van Juda, die door de geallieerde legers van Samaria en Damascus aangevallen werd.

    Jesaja 7:1 Het geschiedde nu in de dagen van Achaz, de zoon van Jotham, de zoon van Uzzia, de koning van Juda, dat Rezin, de koning van Aram, met Pekah, de zoon van Remalia, de koning van Israël, tegen Jeruzalem ten strijde trok; maar hij kon in de strijd daartegen de overhand niet behalen.     

    2 Kronieken 28:16 In die tijd zond koning Achaz het verzoek tot de koningen van Assur hem te helpen.   

     

    De beschreven invasie van Pekah geallieerd met Rezin, in Juda kan chronologisch nauwkeurig gedateerd worden in het jaar 736 v. Chr. Zie De Zonaanbidder, 2016, blz. 102.

    Op basis van dit aangereikt Bijbels tijd-navigatiepunt verankeren we het eponiem van Nabû-bêla-usur met de veldtocht van Tiglath Pileser III tegen Damascus, met het jaar 736 v. Chr.

    Jaar 25 [732/731] 736/735 Tijdens het eponiem van Nabû-bêla-usur, de gouverneur van Si'imme, veldtocht tegen Damascus.

    Jaar 26 [731/730] 735/734 Tijdens het eponiem van Nergal-uballit, de gouverneur van Ahizu-hina, veldtocht tegen ©apiya.

    Commentaar: De veldtocht tegen Sapiya voerde Tiglath Pileser III naar het zuidelijke gebied van Babylon, en deze veldtocht is ook fragmentarisch bewaard gebleven via de gereconstrueerde annalen van zijn paleismuren te Kalhu/Kalah.

    Jaar 27 [730/729] 734/733 Tijdens het eponiem van Bêl-lu-dari, de gouverneur van Tille, de koning bleef in het land.

    Commentaar: de uitdrukking: ‘de koning bleef in het land’ is een eufemisme dat op niets doen slaat. We zijn alleen in het bezit van de eponiem-vermelding. Van de annalen op de paleismuren te Kalah bleef als informatie over dit jaar, niets bewaard.

    Jaar 28 [729/728] 733/732 Tijdens het eponiem van Liphur-ilu, de gouverneur van Habruri, de koning nam de hand van Bêl [].

    Commentaar: de uitdrukking ‘de koning nam de hand van Bel’, wijst op het koningschap over de stad Babylon. Volgens de orthodoxe Assyriologie was Tiglath Pileser III onder zijn Babylonische naam Pul, koning over Babylon. Een identificatie die we eerder afwezen. De Bijbelse Pul zit op de tijdsbalk ten tijde van koning Menahem van Israël en is chronologisch gezien te onderscheiden van de Babylonische Pul van de Ptolemeüs-canon.

    De Babylonische koningen die contemporain met Tiglath Pileser III waren, zijn Nabu-shuma-ishkun (761-748 v. Chr.) en Nubu-nasir of Nabonassar (748/734 v. Chr.).

    Tiglath Pileser III heeft verschillende veldtochten naar het gebied van Babylon ondernomen en grote delen ervan geannexeerd. Of hij daadwerkelijk ook de hoofdstad Babylon ooit binnengemarcheerd is blijft een vraagteken. De Babylonische koningslijsten vermelden hem niet.

    Jaar 29 [728/727] 732/731Tijdens het eponiem van Dur-A¹¹ur, de gouverneur van Tu¹han, de koning nam de hand van Bêl; de stad van Hi[...] werd ingenomen.

    (Hiaat tot aan de troonsbestijging van TPIII ’s opvolger: Salmaneser V)

    [727/726] 730/729 Tijdens het eponiem van Bêl-Harran-bêla-usur, de gouverneur van Guzana, veldtocht tegen [...].©almaneser [V] beklom de troon.

     

    Conclusie: In de reconstructie van de regeerperiode van Tiglath Pileser III zijn er meerdere breuken in de Eponiemlijst vastgesteld. Vooreerst was er een periode van co-regentschap met Pul vanaf 768 v. Chr., het jaar van hun gezamenlijke veldtocht naar Israël volgens 1 Kronieken 5:25-26. Vanaf het jaar 761 v. Chr. hebben we dertien eponiemen tot 748 v. Chr. ingevuld. Daarna stelden we een breuk in de Eponiemlijst vast tot 736 v. Chr., waarna de vijf laatste eponiemen historisch geplaatst konden worden.

    Men kan bij deze revisie van de geschiedenis van de oudheid de schouders ophalen en stellen dat de vak-wetenschappers het bij het rechte eind hebben. Voor hen kan er over de rangschikking van de Assyrische koningen op de tijdsbalk niet gediscuteerd worden. De Bijbel is voor hen een louter godsdienstig boek en historisch niet betrouwbaar. Wanneer de Bijbels-chronologische gegevens niet passen in de Assyrische constructie, dan zijn het de Bijbelse gegevens die dienen aangepast en niet andersom.

     

     

    Intussen blijven vele vraagtekens aangaande de regeerperiode van TPIII bestaan. De afkomst van Tiglath Pileser III is in de Assyriologie zelfs omstreden. Er bestaat namelijk twijfel over zijn afstamming. De Assyriologie had hem aanvankelijk als de zoon van Assur Nirari neergezet, maar een latere archeologische vondst weerlegde dit. Op een steen-inscriptie stond Tiglath Pileser III vermeldt als de zoon van Adad Nirari? (KAH,I, Nos. 21-23. Ancient records of Assyria and Babylonia by Daniel David Luckenbill, Chicago, 1926). De tegenstrijdigheid betreffende het zoon-schap van Tiglath Pileser III is binnen de Assyriologie tot op heden niet opgelost. Het is boeiend om het commentaar van de Assyrioloog Luckenbill aangaande de annalen van Tiglath Pileser III te lezen:

    “The annals of Tiglath Pileser were engraved upon the slabs of the rebuilt central palace at Calah. These slabs were later removed by Essarhaddon to be used in his southwest palace of the same city. As a result of the removal and retrimming of the stone, the annals have come down to us in a fragmentary state. Without the aid of the Eponym lists with notes it would have been impossible to arrange the fragments in their chronological order, and, even so, future discoveries are likely to show that the arrangement now generally accepted is wrong.”

     

    Ik noteer dat Luckenbill trouw bleef aan de veronderstelde onverbreekbaarheid van de eponiemlijsten en deze als een hulpmiddel zag voor de gefragmenteerde annalen van TPIII op de tijdsbalk te rangschikken. Ik meen echter aangetoond te hebben dat er wel degelijk meerdere hiaten in de eponiemlijst ten tijde van TPIII voorkomen en deze niet langer als dusdanig bruikbaar zijn. Het commentaar van Luckenbill is veelzeggend en verraad de verlegenheid van een Assyrioloog aangaande de regeerperiode van TPIII. Het zijn naar mijn mening alleen de historische Bijbelboeken en Flavius Josephus die ons in staat stellen alle informatie die we vandaag aangaande Tiglath Pileser III hebben, opnieuw chronologisch op de tijdsbalk te herschikken.

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

     

     

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).


    17-09-2018 om 08:46 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Assyrische koningen Pul én Tiglath Pileser III chronologisch in lijn met de Bijbelse koningen van Israël gebracht.

    De aflevering van deze week vervolgt met de herziening van de chronologie van de Assyrische koningen van de negende en achtste eeuw v. Chr. Met de aflevering van 20.08.2018 behandelden we de koningen van Assyrië: Salmaneser IV, Assur Dan III, Assur Nirari V en de legendarische Sardanapallos die we in chronologische lijn met de koningen van het tienstammenrijk brachten. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=3109332

    Als een gevolg van het linken van Salmaneser III op de tijdsbalk aan de historisch-verifieerbare regeerperiode van Achab van Israël (Zie het artikel van 02.07.2018 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=3102210)

    ontstaat er in de achtste eeuw v. Chr. een tijdsperiode van 782 tot 761 v. Chr. waar de Bijbels-Assyrische koningen Jareb en Pul kunnen ondergebracht worden evenals de legendarische Sardanapallos.

     

     

    © Kronieken van de koningen van Israël, 2017, Robert De Telder

     

    Het zijn als het ware puzzelstukken van een ‘jigsaw-legpuzzel’ die met elk toegevoegd passend stukje het historische plaatje zichtbaar maken. De Bijbels-historische koningen voor deze periode zijn Jareb (Hosea 5:13 en 10:6) en de niet bij naam genoemde Assyrische koning (Jona 3:1-10) die zich op de doemprediking van Jona, tot de God van Israël voor uitredding keerde. Het onderbrengen van de legendarische Sardanapallos op de tijdsbalk doen we via zijn identificatie met een van de Mitanni-koningen. Mitanni-koningen die zoals we al eerder gezien hebben, niemand anders dan de Assyrische koningen van de achtste en zevende eeuw v. Chr. zijn.

    De Bijbelse koning van Assyrië ten tijde van de profeet Jona kan moeilijk met Sardanapallos geïdentificeerd worden. De ene koning roept namelijk bij een crisis een vasten uit en keert zich tot de God van Israël voor uitredding en de andere zijn motto is: ‘Eet, drink en bemin, want al het overige is niet veel waard’.

    Volgens mijn revisie van de geschiedenis van de oudheid is de Bijbelse koning Pul de opvolger van Sardanapallos op de troon van Assur.

    Met het vermelden van Pul als een te onderscheiden Assyrische koning van Tiglath Pileser III botsen we onmiddellijk met de gevestigde Assyriologie. De Bijbelse koningsnaam Pul komt namelijk niet in de Assyrische koningslijst voor. Er bestaat wel een Babylonische koning Pulu of Poros die volgens de Ptolemeüs-canon, op de troon van Babylon zat van 22.02.731 tot 20.02.726 v. Chr. De orthodoxie gaat er van uit dat de Babylonische Pulu of Poros met Tiglath Pileser III te identificeren is die onder een Babylonische troonnaam over Babylon heerste. Zuiver chronologisch gezien kan dit echter niet aangezien er ongeveer een periode van dertig jaar tussen de Bijbelse koning van Assyrië Pul, en de Babylonische Pulu of Poros, zit. Volgens de grondtekst van de Bijbel zijn Pul én Tiglath Pileser wel degelijk twee van elkaar te onderscheiden koningen.

    1 Kronieken 5:25 Maar zij hebben tegen den God hunner vaderen overtreden, en de goden der volken des lands nagehoereerd, welke God voor hun aangezichten had verdelgd. 26 Zo verwekte de God Israels den geest van Pul, den koning van Assyrie, en den geest van Tiglath-Pilneser, den koning van Assyrie, die voerde hen gevankelijk weg, te weten de Rubenieten, en de Gadieten, en den halven stam van Manasse; en hij bracht hen te Halah, en Habor, en Hara, en aan de rivier Gozan, tot op dezen dag. (Statenvertaling)

     

     

    © Kronieken van de koningen van Israël, 2017, Robert De Telder

     

    Het Bijbelboek 1 Kronieken 5:26 heeft het volgens de Statenvertaling duidelijk over twee koningen. Ook de LXX Septuagint Bijbelvertaling (Hebreeuws/Grieks) heeft de twee Assyriërs als twee te onderscheiden koningen vertaald:

    1 Chronicles 5:26 And the God of Israel stirred up the spirit of Phaloch king of Assyria, and the spirit of Thagla-phallasar king of Assyria, and carried away Ruben and Gaddi, and the half-tribe of Manasse, and brought them to Chaach, and Chabor, and to the river Gozan, until this day.

     

    De Joodse historicus Flavius Josephus zag Pul en Tiglath Pileser III ook als twee afzonderlijke Assyrische koningen: Joodse Oudheden, Boek IX, xi.1. …And after this manner it was that this Menahem continued to reign with cruelty and barbarity for ten years. But when Pul, king of Assyria, had made an expedition against him, he did not think meet to fight or engage in battle with the Assyrians, but he persuaded him to accept of a thousand talents of silver, and to go away, and so put an end to the war. This sum the multitude collected for Menahem, by exacting fifty drachme as poll-money for every head; after which he died, and was buried in Samaria, and left his son Pekahiah his successor in the kingdom, who followed the barbarity of his father, and so ruled but two years only, after which he was slain with his friends at a feast, by the treachery of one Pekah, the general of his horse, and the son of Remaliah, who laid snares for him. Now this Pekah held the government twenty years, and proved a wicked man and a transgressor. But the king of Assyria, whose name was Tiglath-Pileser, when he had made an expedition against the Israelites, and had overrun all the land of Gilead, and the region beyond Jordan, and the adjoining country, which is called Galilee, and Kadesh, and Hazor, he made the inhabitants prisoners, and transplanted them into his own kingdom. And so much shall suffice to have related here concerning the king of Assyria.

     

    De voortreffelijke Statenvertaling van de Bijbel werd door meer recente vertalingen wat betreft het vertalen van het woordje ‘en’ in de grondtekst, niet gevolgd. De NBG 1951 en de NBV 2004 volgden het gezag dat de wetenschap der Assyriologie intussen verworven had, en negeerden de grondtekst van de Bijbel zoals de Statenvertaling het correct vertaalde:

    1 Kronieken 5:26 Zo verwekte de God Israels den geest van Pul, den koning van Assyrie, en den geest van Tiglath-Pilneser, den koning van Assyrie,…

     

    Zowel NBG als NBV voegden woorden aan de grondtekst toe zodat Pul en Tiglath Pileser III in lijn met de Assyriologie, als één en dezelfde koning neergezet kunnen worden:

    1 Kronieken 5:26 wekte de God van Israël de geest op van Pul, de koning van Assur, namelijk de geest van Tillegatpilneser, de koning van Assur, en deze voerde hen weg: de Rubenieten, de Gadieten en de helft van de stam Manasse. En hij bracht hen naar Chalach, Chabor, Hara en de rivier van Gozan, waar zij zijn tot op de huidige dag. (NBG 1951)

     

    1 Kronieken 5:26 ..Daarom zette de God van Israël koning Pul van Assyrië, ook bekend als Tiglatpileser, ertoe aan om hen als ballingen weg te voeren. Hij bracht hen naar Chalach, Chabor, Hara en de rivier van Gozan, en daar wonen ze tot op de dag van vandaag. (De Nieuwe Bijbelvertaling NBV 2004)

    Godzijdank dat we vandaag de Statenvertaling in ons bezit hebben. Het oud-Nederlandsch neem ik er graag op de koop toe bij. Met wat inspanning en goede wil is het nog altijd best verstaanbaar.

     

    De beschreven invasie van het gebied van het tienstammenrijk in het Bijbelboek 1 Kronieken 5:26 dateren we in 768 v. Chr. en dit op basis van de Seder Olam (The Rabbinic View of Biblical Chronology, translated and with commentary by Heinrich W. Guggenheimer, 1998, blz. 195). De Joodse overlevering leert namelijk dat er een periode van 59 jaar zat tussen de vernietiging van het leger van Sanherib voor Jeruzalem in het veertiende regeringsjaar van Koning Hizkia van Juda, (zijnde 709 v. Chr.), en de eerste Assyrische invasie volgens 1 Kronieken 5:26. Het jaartal 709 v. Chr. als veertiende regeringsjaar van Hizkia werd bekomen door het linken van de regeerperiode van Hizkia van Juda aan het vijftiende jubeljaar. De constructie van Edwin R. Thiele waarbij de chronologische gegevens van de Bijbel met de Assyrische koningslijst aangepast werden wijzen we af. De Assyriologie dwingt voor het kiezen 701 v. Chr. als jaartal voor de belegering van Jeruzalem door Sanherib, wat een foutief verschil van acht jaar op de tijdsbalk betekent.

    De Seder Olam leert dat de Assyriërs met regelmaat het gebied van Israël en Juda zijn binnengevallen. Ook in de ‘Legends of the Jews, Louis Ginzberg, (Hoofdstuk IX, The Two Kingdoms Chastised), lezen we dat de Assyrische invasies over verschillende jaren verspreid liepen.

     

    Wanneer we de verkregen chronologische gegevens op de tijdsbalk aanbrengen blijkt dat de eerste invasie van Pul én Tiglath Pileser III in het gebied van het tienstammenrijk geschiedde tijdens de periode van anarchie zonder koning op de troon in Israël.

    De tweede Assyrische invasie in het gebied van het tienstammenrijk vond plaatst in het eerste regeringsjaar van Menahem in 763 v. Chr. Koning Menahem van het tienstammenrijk regeerde historisch-verifieerbaar van 763 v. Chr. tot het voorjaar van 753 v. Chr. Deze jaartallen zijn het resultaat van het verankeren van het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia met het vijftiende sabbat- en jubeljaar van 709/708 v. Chr., en vanaf dit ankerjaar op de tijdsbalk naar de regeerperiode van koning Uzzia van Juda te navigeren. De regeerperiode van Menahem is namelijk gelinkt aan die van koning Uzzia van Juda. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: Kroniek van koning Uzzia, blz. 279-284.

    De regeerperiode van de Bijbelse koning van Assyrië: Pul, zit op de tijdsbalk verankerd vanaf het jaar van de meganatuurcatastrofe in 776 v. Chr. De Babylonische Pulu of Poros van de Ptolemeüs canon is te onderscheiden van de Bijbelse Pul als koning van Assyrië en blijft als koning van Babylon behouden met de regeerperiode 731/726 v. Chr. Zie ook TIJD en TIJDEN, 2015, appendix 6: De Ptolemeüs-canon.

    Hierna het Bijbelcitaat dat de Assyriër Pul met Menahem verbindt.

    2 Koningen 15:17 In het negenendertigste jaar van Azarja (Uzzia), de koning van Juda, werd Menahem, de zoon van Gadi, koning over Israël; hij regeerde tien jaar te Samaria. 18 Hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN; hij week al zijn dagen niet af van de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven, 19 Pul, de koning van Assur, trok tegen het land op; Menahem gaf Pul duizend talenten zilver, opdat deze hem zou bijstaan om het koningschap in zijn hand te bevestigen. 20 En Menahem hief dit geld van Israël, van alle vermogende lieden, om het de koning van Assur te geven: vijftig sikkels zilver per hoofd. Toen keerde de koning van Assur terug en bleef daar niet in het land. (NBG Vertaling 1951)

     

    In mijn studie ‘De Assyriologie herzien, 2012, Appendix I: Mitanni, toonde ik aan dat het zogenaamde Rijk van Mitanni in wezen een fictief rijk was, door de moderne Egyptologie gecreëerd. Het Mitannische Rijk wiens vorsten met de farao ’s Amonhotep III en IV correspondeerden is niets anders dan het Assyrische Rijk van de achtste eeuw v. Chr., een eeuw waar ook de Amarna-tijd thuishoort. Op basis van deze identificatie identificeerde ik de Bijbelse Pul als de vader van Tiglath Pileser III en dit op basis van de identificatie van Pul’ s alter ego in het Mythische Mitanni: Suttarna. Zie ook het artikel op dit blog van 24.03.2014: Het mythische rijk Mitanni. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1395615600&stopdatum=1396220400

     

    De regeerperiode van Pul laat ik aanvangen in het jaar van de meganatuurcatastrofe 776 v. Chr., na de dood van de legendarische Sardanapallos alias Artatama. Bij de dood van Pul werd deze opgevolgd door zijn zoon Tiglath Pileser III alias Tusjratta. Tusjratta correspondeerde zoals eerder opgemerkt met de Egyptische farao ’s Amonhotep III en IV. Dertien brieven in de vorm van kleitabletten van Tusjratta zijn bewaard gebleven en maken deel uit van de Amarna-briefwisseling. Het is brief EA17 van Tushratta aan Nimmoeria alias Amonhotep III dat heel wat licht werpt op de troonsbestijging van Tiglath Pileser III en de perikelen op dat gebied. De tijdsperiode die ik hier behandel kreeg ook heel wat aandacht in mijn boek: De zonaanbidder, 2016, blz. 45-51. Het was de tijd ook dat een Assur Uballit, een zoon van Assur Nadin Ahe, met farao correspondeerde. Een periode duidelijk met meer dan één troonpretendent in Assyrië. In de Bijbel zijn het Pul én Tiglath Pileser III die als koningen van Assyrië vermeld worden. Tiglath Pileser III heeft hierbij geruime tijd samen met zijn vader Pul als co-regent geregeerd. Dat wordt duidelijk wanneer we op een tijdsbalk de regeerperiode van koning Menahem chronologisch aanbrengen. Zowel Pul als Tiglath Pileser zijn met Menahem verbonden. In de bewaarde annalen (Annals of Tiglat Pileser III, ANET 3 283) van Tiglath Pïleser III verwijst hij naar Menahem van Samaria.

     

    De gevestigde Assyriologie heeft op basis van de eponiemlijsten voor Tiglath Pileser III een regeertijd van het jaar 745 tot 727 v. Chr., wat niet overeenstemt met de Bijbels-chronologische gegevens over koning Menahem van Israël met de jaren 763 tot 753 v. Chr.

    Bovendien hebben we in de bewaarde annalen (Chapter XIV, I, 770) van Tiglath Pileser III een vermelding over koning Azaria/Uzzia van Juda:

     

     

    © Kronieken van de koningen van Israël, 2017, Robert De Telder

     

    Koning Azaria van Juda wordt door Tiglath Pileser III beschreven als de leider van een coalitie van Klein-Aziatische koningen tegen hem gericht. Koning Uzzia/Azaria van Juda heeft Bijbels-chronologisch een regeertijd van het jaar 803 tot 750 v. Chr. In het jaar 776 v. Chr. werd Uzzia/Azaria echter met melaatsheid geslagen en in quarantaine geplaatst. Zijn zoon Jotham werd toen tot aan zijn dood, als co-regent aangesteld. We moeten aannemen dat de verwijzing naar Azaria van Juda als de leider van een Klein-Aziatische coalitie door TPIII, in de periode van 803 tot 776 v. Chr. op de tijdsbalk te plaatsen is, tijdens zijn gezonde periode. Het is dezelfde periode dat Uzzia/Azaria ook Egypte onder zijn controle had (De Zonaanbidder, 2016, blz. 36-39).

    Het moet duidelijk zijn dat de chronologische constructie van de Assyriologie voor deze tijdsperiode, onverzoenbaar met de Bijbels-chronologische gegevens is. De enige conclusie is dat er hiaten in de Eponiemlijsten voorkomen! Zelfs de constructie van Edwin E. Thiele in het verkorten van de regeertijd van de koningen van Israël en Juda voor deze tijdsperiode mist wanneer we de eerste helft van de regeerperiode van Azaria met Tiglath Pileser III verbinden, haar doel. Ik meen dat het jaar van de zevende olympiade in 748 v. Chr. gepaard gaande met een meganatuurcatastrofe verantwoordelijk is voor een hiaat in de eponiemlijsten. Zo dadelijk wil ik dit verduidelijken.

     

     

    © Kronieken van de koningen van Israël, 2017, Robert De Telder

     

    Dat er een onderbrekingen in de eponiemlijsten vastgesteld kunnen worden heb ik in de aflevering van 20.08.2018 aangetoond. Het eponiem van Nergal-nasir, de gouverneur van Nisibis, meldt een opstand in Kalhu: [746/745] 783/782 Tijdens het eponiem van Nergal-nasir, de gouverneur van Nisibis, opstand in Kalhu.

    Tussen rechte haken staan de jaartallen van de Assyriologie met rechts daarvan de gereviseerde jaartallen aan de hand van de chronologie van de koningen van Israël.

    De opstand in Kalhu moet zich over heel het land uitgebreid hebben en luidde aldus een periode van nooit eerder geziene anarchie in. De Assyriologie laat volgens de eponiemlijsten Assur Nirari V in 745 v. Chr. opgevolgd worden door Tiglath Pileser III. Maar dit klopt niet met de historische realiteit.

    Ik meen dat de usurpator Tiglath Pileser III verantwoordelijk is voor het creëren van een hiaat een ‘damnatio memoriae’, in de geschiedenis van Assyrië.

    Volgens mijn herziening laat ik Assur-nirari V na een periode van anarchie opgevolgd worden door de Sardanapallos van de Griekse legende, gevolgd door Pul en Jareb. De eponiemlijst laat ik in 761 v. Chr. na een tijdshiaat van eenentwintig jaar vervolgen met Tiglath Pileser III.

     

    Scrol naar beneden voor het vervolg van dit artikel met de eponiemlijsten (met commentaar) die betrekking op Tiglath Pileser III hebben.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    17-09-2018 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De datering van de wegvoering van Elia met een vurige wagen met vurige paarden.

    Met het artikel op dit blog van 06.08.2018 bracht ik een aflevering van: een cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong in de oudheid, verdeeld over vier afleveringen. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1533506400&stopdatum=1534111200 en scrol naar deel 2

     

    In het betreffende artikel gaf ik twee mogelijke jaartallen op die in aanmerking komen voor de datering van de meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong waarbij de profeet Elia weggevoerd werd: 885 of 887 v. Chr. Het eerste vermelde jaartal 885 v. Chr. was het resultaat van het terugrekenen in de tijd vanaf 776 v. Chr. toen de moeder van alle verwoestingen planeet aarde trof in een cyclus van meganatuurcatastrofes die sinds het derde millennium voor Christus de aarde van de oudheid teisterden. Het is de studie van de geleerden Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, met hun boek ‘The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes’, dat al langer op dit blog mijn aandacht heeft. Zij leveren een tijdschema van een cyclus van catastrofes van 2484 v. Chr. tot 701 v. Chr. waarbij zij zeven rampen van kosmische oorsprong identificeren die planeet aarde in de oudheid teisterden. De aardbeving ten tijde van koning Uzzia van Juda heb ik op basis van de Bijbelse chronologie gecorrigeerd naar het jaar 776 v. Chr. De geleerden Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer tonen in hun werk aan dat de cyclus van rampen haast gelijk aan een klokwerk alle 54 jaar en zes maanden in de oudheid de aarde teisterde. Hoewel zij rekening hielden met af en toe afwijkingen in de cyclus.

    Zulk een afwijking meen ik nu vastgesteld te hebben. De alom bekende wegvoering van de profeet Elia in een vuurstorm meen ik te kunnen dateren in het najaar van 887 v. Chr.

    Het is een Joodse overlevering die volgens de Seder Olam (Part 2, Chapter 17) leert dat de wegvoering van Elia in het tweede regeringsjaar van koning Achazja van Israël gebeurde:

    “Ahaziah ben Ahab ruled for two years . In Ahaziah ’s second year, Elijah was hidden and will not be seen again until King Messiah will come, then he will be seen, then hidden a second time until Gog and Magog come.

     

     

    © Robert De Telder, Kronieken van de koningen van Israël, 2017

     

    Het tweede regeringsjaar van koning Achazja, de zoon van Achab, valt op basis van de nieuwe chronologie van de koningen van Israël gebaseerd op de sabbat- en jubeljaren in het jaar 887 v. Chr. De plaatsing van de regeerperiode van koning Achab van Israël op de tijdsbalk aan de hand van de sabbat- en jubeljaren, heb ik in mijn boek ‘Kronieken van de koningen Israël, 2017, blz. 59-70, beschreven. Achab regeerde van het jaar 909 tot 888 v. Chr. Zijn zoon Ahazia volgde hem bij zijn dood op nadat deze in co-regentschap met zijn vader de troon gedeeld had. Het co-regentschap nam een aanvang toen Achab tegen de Arameeërs in de slag bij Ramot Gilead ten strijde trok. Een veldslag waar Achab overigens sneuvelde.

    Wat mijn aandacht trok was het feit dat koning Josafat van Juda zich daarna ook met Ahazia de zoon van Achab, geallieerd had. Beide hadden het plan opgevat een vloot van Tharsis-schepen te Ezeon-Geber uit te rusten.

    1 Koningen 22:45 En Josafat maakte vrede met den koning van Israël. 46 Het overige nu der geschiedenissen van Josafat, en zijn macht, die hij bewezen heeft, en hoe hij geoorloogd heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Juda? 47 Ook deed hij uit het land weg de overige schandjongens, die in de dagen van zijn vader Asa overgebleven waren. 48 Toen was er geen koning in Edom, maar een stadhouder des konings. 49 En Josafat maakte schepen van Tharsis, om naar Ofir te gaan om goud; maar zij gingen niet, want de schepen werden gebroken te Ezeon-geber.

     

     

    Een artistieke voorstelling van een Fenicisch schip in nood. De Fenicische schepen stonden al model voor de grote oceaan-vaart ten tijde van de Salomo-era.

     

    1 Koningen 22:50 Toen zeide Ahazia, de zoon van Achab, tot Josafat: Laat mijn knechten met uw knechten op de schepen varen; maar Josafat wilde niet. 51 En Josafat ontsliep met zijn vaderen, en werd bij zijn vaderen begraven in de stad van zijn vader David; en zijn zoon Joram werd koning in zijn plaats.

    52 Ahazia, de zoon van Achab, werd koning over Israël te Samaria, in het zeventiende jaar van Josafat, den koning van Juda, en regeerde twee jaren over Israël. 53 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde in den weg van zijn vader, en in den weg van zijn moeder, en in den weg van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed. 54 En hij diende Baäl, en boog zich voor hem, en vertoornde den HEERE, den God Israëls, naar alles, wat zijn vader gedaan had. (Statenvertaling)

     

    Josafat had eigenzinnig het plan opgevat goud uit het verre Ofir te halen en liet daarom aan de Schelfzee een vloot van Tharsis-schepen bouwen. Waar het land Ofir van de oudheid zich bevond heb ik in een eerder artikel op 13.06.2016 op dit blog onder de aandacht gebracht, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1465768800&stopdatum=1466373600

     

    Het Bijbelboek Kronieken brengt dezelfde geschiedenis over Josafat:

    2 Kronieken 20:34 Het overige nu der geschiedenissen van Josafat, de eerste en de laatste, ziet, die zijn geschreven in de geschiedenissen van Jehu, den zoon van Hanani, die men hem optekenen deed in het boek der koningen van Israël.

    35 Doch na dezen vergezelschapte zich Josafat, de koning van Juda, met Ahazia, den koning van Israël; die handelde goddelooslijk in zijn doen. 36 En hij vergezelschapte zich met hem, om schepen te maken, om naar Tharsis te gaan; en zij maakten de schepen te Ezeon-geber. 37 Maar Eliëzer, de zoon van Dodava, van Maresa, profeteerde tegen Josafat, zeggende: Omdat gij u met Ahazia vergezelschapt hebt, heeft de HEERE uw werken verscheurd. Alzo werden de schepen verbroken, dat zij niet konden naar Tharsis gaan. (Statenvertaling)

     

    In verband met de keuze voor de datering van de meganatuurcatastrofe die gelijk viel met de wegvoering van Elia viel mij in het bijzonder op dat de Tharsis-schepen te Ezion Geber naar een Woord des HEEREN verbroken werden. Volgens de profeet Eliëzer zou de HEERE God de onderneming van Josafat ‘verscheuren’. Het is aldus niet onwaarschijnlijk dat de meganatuurcatastrofe de oorzaak werd ter verbreking van de schepen. Daarenboven lagen de schepen voor anker te Ezion Geber niet ver van het moderne Eilat in Israël aan de kop van de Schelfzee. Dezelfde as waar de ramp met de vernietiging van het Egyptische leger na de exodus in 1483 v. Chr. plaatsvond en veertig jaar later in 1443 v. Chr. de intocht in Kanaän meer naar het noorden nabij Jericho, gepaard gaande met eveneens opmerkelijke natuurfenomenen.

     

    Chronologisch uitgetekend op een tijdsbalk valt veel op zijn plaats. Koning Ahazia van het tienstammenrijk regeerde slechts twee jaar en het begin van zijn regering is verbonden met het zeventiende regeringsjaar van Josafat. Een regeringsjaar dat liep van najaar 889 tot najaar 888 v. Chr. Een jaar later in 887 v. Chr. zou Ahazia het leven al laten.

    2 Koningen 1:17 Alzo stierf hij (Ahazia), naar het woord des HEEREN, dat Elia gesproken had; en Joram werd koning in zijn plaats, in het tweede jaar van Joram, den zoon van Josafat, den koning van Juda; want hij had geen zoon. 18 Het overige nu der zaken van Ahazia, die hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël? (Statenvertaling)

     

    De wegvoering van Elia geschiedde zo in het najaar van 887 v. Chr. in het tweede en laatste jaar van Ahazia. Ik herhaal voor alle duidelijkheid nog even het citaat uit de Seder Olam

    “Ahaziah ben Ahab ruled for two years . In Ahaziah ’s second year, Elijah was hidden and will not be seen again until King Messiah will come, then he will be seen, then hidden a second time until Gog and Magog come.

     

    Wat chronologisch gezien opvalt wanneer uitgetekend op een tijdsbalk, is dat het stervensjaar van Ahazia en opvolging door Joram van Israël volgens 2 Koningen 1:17 plaatsvond in het tweede jaar van Joram van Juda. Dit betekent dat ook Joram van Juda als co-regent van Josafat werd benoemd vooraleer Josafat zich geallieerd met Achab tegen de Arameeërs ten strijde trok. Dit lijkt schijnbaar in strijd met 2 Kronieken 21:5 maar is het niet. Het co-regentschap van Joram van Juda lost namelijk een probleem op dat Bijbelvorsers al langer dan vandaag bezighoudt. 2 Kronieken 21:12 schijnt namelijk te leren dat Joram van Juda nog een schrijven, een brief van de profeet Elia ontving in de periode na de dood van Josafat? Volgens een Joodse legende was dat ook het geval:

    Elijah's removal from earth, so far being an interruption to his relations with men, rather marks the beginning of his real activity as a helper in time of need, as a teacher and as a guide. At first his intervention in sublunar affairs was not frequent. Seven years after his translation, he wrote a letter to the wicked king Jehoram, who reigned over Judah. (Legends of the Jews, Louis Ginzberg, 1909, Volume IV, Chapter VII Elijah)

     

     

    © Robert De Telder, Kronieken van de koningen van Israël, 2017

     

    Het is een fantastisch allerongelooflijks verhaal dat de legende leert die we aan de Bijbel moeten toetsen. Een opdracht die Paulus in het Nieuwe Testament ons leert: 1 Thessalonicenzen 5:21 Beproeft alle dingen; behoudt het goede.

    De conclusie in het licht van 2 Koningen 1:17 is dat de brief van Elia aan Joram van Juda geschreven werd tijdens de regeerperiode van Joram als co-regent met zijn vader, vooraleer Elia werd weggevoerd.

    Er bestaan andere theorieën ter verklaring van het schrijven van een brief door Elia na zijn wegvoering aan koning Joram van Juda. De Bijbelse Encyclopedie KOK bijvoorbeeld leert het volgende:

    “Meer dan zeven jaar na de hemelvaart van Elia ging een schrijven van hem naar de goddeloze koning Joram van Juda, waarin de Here hem een zwaar oordeel aankondigt wegens zijn afgoderij en de moord op zijn familieleden, 2 Kron. 21:12-15. Wij hebben dus in deze brief te doen met een profetie, door Elia zelf op schrift gesteld.” (Bijbelse Encyclopedie J.H.KOK – KAMPEN, 1975)

    De samenstellers van de Bijbelse encyclopedie hebben in tegenstelling tot de Joodse legende gekozen voor een meer logische verklaring voor het schrijven van de brief door Elia.

    Nochtans levert de toepassing van chronologie als ruggengraat van alle geschiedschrijving, een meer plausibele verklaring voor het schrijven van een brief door Elia geadresseerd aan Joram van Juda.

     

    Het dateren van de meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong in het tweede en laatste regeringsjaar van koning Ahazia van Israël in 887 v. Chr. heeft als resultaat dat de legendarische zondvloed van Deucalion nu ook met meer nauwkeurigheid op de tijdsbalk kan ondergebracht worden. Wanneer teruggerekend in de tijd vanaf oktober 887 v. Chr. met een tijdschijf van 54 jaar en zes maanden arriveren we in maart/april van het jaar 941 v. Chr. voor de ramp die over Egypte kwam tijdens de regeerperiode van farao Misphragmuthosis/Thothmosis III.

    Over de zondvloed van Deucalion schreef ik eerder op dit blog op 13.03.2017 een artikel. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1489359600&stopdatum=1489964400

     

    Volgens het studiewerk van Donald W. Patten was de planeet Mars in de oudheid de oorzaak en boosdoener van ‘werelden in botsing’. Hierna een citaat van Patten met een beschrijving van een interactie tussen Mars en de aarde in de oudheid:

    “On one or two occasions of the Mars fly-bys, Mars was as close as 70.000 miles from Earth, and at such a distance would appear 50 times as large as the Moon, would reflect 100 times as much sunlight as the Moon (since its albedo or reflectivity is 15% compared to the lunar 7%). Mars at that distance would create tidal effects possibly as much as 350 times as intense as the average lunar tides experienced today. Thus earthquakes plus blizzards of meteors were experienced. Under such circumstances ancient Teutons might well implore Thor to control his “celestial son” Tyr or Tiwes.”

     

    De beschrijving van Patten geeft een beeld van de tekenen aan de kosmische hemel die in een cyclus iedere keer een horrorschouwspel voor de oudheidvolken waren. Op het hoogtepunt van een interval na 54 jaar en zes maanden leek het alsof telkens het einde van de wereld daar was. De heidenvolken meenden in de planeten in beroering hun goden aan het werk te zien. Alleen de profeten van de God van Israël: JHWH, wisten toen beter.

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

     

    Verwacht voor het najaar van 2018:

    Dertig Jubeljaren, 2018

    Korte inhoud:

    Dertig verifieerbare historische Jubeljaren zitten er op de tijdsbalk voor het oude Israël vanaf de inname van het land Kanaän in de vijftiende eeuw voor Christus tot aan het openbaar worden van de Messias.

    Het gebod op het Jubeljaar was een belangrijk onderdeel van de Tien Woorden van de HEERE God dat met Sjavoeot (Pinksteren) vijftig dagen na de Exodus op een sabbatdag aan de Israëlieten gegeven werd. Het doel van het Jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijk individueel verlies van land en andere bezittingen aan het einde van een zeven maal zevenjarige sabbatjaarcyclus en met Jom Kippoer in het negenenveertigste jaar te herstellen via een Losser aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. De toepassing van de wet betekende een garantie tegen blijvende verarming van onfortuinlijke. Door middel van de Tien Woorden en in het bijzonder van de Wet op het Jubeljaar zou in het Beloofde Land de ideale maatschappij werkelijkheid worden en dit in contrast met de buurvolken die in de lijn van de tegenstander van het eerste uur Nimrod sindsdien een samenleving op basis van slavernij en uitbuiting kenden. Het negeren van het Jubeljaargebod door de Israëlieten hield de voorzegde zware straf van de verwijdering uit het Beloofde Land in.

    Diegene die in de oudheid de onfortuinlijke in het Jubeljaar in zijn of haar bezit herstelde werd de Goël of Losser genoemd. In geestelijk opzicht is de wet op het Jubeljaar een gelijkenis, een beeld van de Messias die bij Zijn komst alles herstellen zou. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het openbaar worden van de Messias bij de aanvang van het dertigste Jubeljaar geschiedde. Bij zijn tweede komst zal Hij volgens de profeet Jesaja hoofdstuk 61 dan ook een Jubeljaar uitroepen en alles definitief herstellen.

     

     

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).


    10-09-2018 om 08:07 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Prinses Ano: een vreemde eend in de bijt

    Anomalie is een Grieks woord dat via de Franse taal als leenwoord in het Nederlands terecht kwam.

    Anomalie staat voor een tegenspraak in een theorie die binnen een bepaald model of paradigma niet verklaard kan worden. Die anomalie is als een vreemde eend in de bijt die de hele bestaande theorie op zijn kop zet.

    Het is met dit onderwerp dat ik enkele artikels aan het voorbereiden ben ter plaatsing op mijn blog. Een blog dat handelt over het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid. Vooral het oude Egypte en Assyrië krijgen veel aandacht. Beide wetenschappen hebben in de negentiende eeuw, begin twintigste eeuw chronologieën van koningslijsten gelanceerd die haaks op de chronologie van de historische Bijbelboeken staan.

     

     

    © Christoph Marx

     

    De uitgevoerde schikking van de Egyptische dynastieën op de tijdsbalk aan het begin van de twintigste eeuw spant hierbij de kroon. Door het hanteren van het gebruik van een veronderstelde Sothis-kalender in het oude Egypte werd de geschiedenis van Egypte onnatuurlijk uitgerekt en zit men er soms tot zeshonderd jaar op de tijdsbalk naast.

    De geschiedenis van Israël en haar aartsvaders zoals in de Bijbel gebracht loopt voor het belangrijkste gedeelte gelijk met het oude Egypte. Meermaals waren er in de loop der tijden interacties tussen Egypte en Kanaän en zijn beide onlosmakelijk met elkaar verbonden. Abraham bijvoorbeeld is ten tijde van een hongersnood naar Egypte getrokken en zo verzeilde zijn vrouw Sarai in de harem van een niet bij naam genoemde farao. Daarna kunnen we in het Bijbelboek Genesis lezen over een andere hongersnood van zeven jaar lang met de aartsvader Jozef die het tijdens deze periode tot onderkoning van Egypte schopt. Later volgt de verdrukking en slavernij van het Israëlitische volk in Egypte met daarop de tien plagen en de Exodus uit Egypte onder leiding van Mozes naar het Beloofde Land Kanaän. De bovenvermelde historische feiten worden in de Bijbel op de tijdsbalk tussen de twintigste en de vijftiende eeuw voor Christus gedateerd. Aldus vonden er volgens de Thora een aantal interacties tussen Kanaän en Egypte plaats. Interacties die zowel in de Bijbel als in Egypte genoteerd werden. Zo is er bijvoorbeeld de vermelding in Egypte van een hongersnood ten tijde van de regering van farao Zoser van de derde dynastie die zelfs nauwkeurig zeven jaar duurde. Dezelfde tijdspanne die het Bijbelboek Genesis voor de hongersnood van Jozef vermeldt. Het Bijbelboek Exodus geeft de farao van de verdrukking ten tijde van Mozes een regeerperiode van de som van 2 x 40 jaar. In de faraolijst van Manetho, een Egyptische historicus uit de derde eeuw voor Christus, vinden we slechts één farao vermeld met zulk een lange regeerperiode, namelijk in de zesde dynastie: farao Pepi II. Twee aanwijzingen die aantonen dat de geschiedenis zoals beschreven in de Bijbelboeken Genesis en Exodus contemporain met die van het Oude Rijk van Egypte was. Niets hiervan vinden we echter als een gevolg van het gebruik van de Sothis-kalender door de orthodoxie in de geschiedschrijving over Egypte terug.

    In het model van de revisionist van het eerste uur Dr. I. Velikovsky veroverden de Bijbelse Amalekieten die hij identificeerde met de Hyksos van Manetho na de exodus van de Israëlieten, Egypte. Na de vernietiging van het Egyptische leger in de Schelfzee lag het land namelijk open en bloot voor een invasie. Zie mijn boek EXODUS, 2016, blz. 107-124.

     

     

    Na de heerschappij van de Hyksos dat als een tussenperiode in de Egyptische geschiedenis zit, nam het Nieuwe Rijk in Egypte een aanvang. Voor Velikovsky waren de eerste farao ’s van de achttiende dynastie rond 1000 v. Chr. tijdgenoten van de Bijbelse koningen Saul, David en Salomo, de tijd van het verenigd koninkrijk Israël. In het model van de Egyptologie echter belandde de achttiende dynastie vanaf de zestiende eeuw v. Chr. op de tijdsbalk. Of zo maar even zeshonderd jaar verschil in tijd. 

    Hierna een citaat uit ‘Eeuwen in Chaos’, 1952, blz.255, dat de werkmethode van Velikovsky beschrijft:

    …in de zaal van de historie, waar mensenmenigten uit vele eeuwen elkaar verdringen, wijs ik rechtstreeks bepaalde figuren aan, die geheel andere namen dragen  dan de door ons gezochte personen, men zegt zelfs, dat ze thuishoren in een eeuw, die wel zes eeuwen gescheiden is van de tijd van de personen die wij zoeken. Zelfs nog eer ik onderzoek doe naar de op deze wijze schijnbaar zonder recht van spreken uitgekozen personen, verklaar ik de identificatie als juist. Het kompas in mijn hand is het kompas van de tijdmeting… zaal van de historie, waar mensenmenigten uit vele eeuwen elkaar verdringen, wijs ik rechtstreeks bepaalde figuren aan, die geheel andere namen dragen  dan de door ons gezochte personen, men zegt zelfs, dat ze thuishoren in een eeuw, die

    Toen Velikovsky zijn bevindingen in boekvorm in de tweede helft van de twintigste eeuw publiceerde werd hij door de academische wereld hevig aangevallen. Zijn boeken WORLDS IN COLLISION (1951) ‘Werelden in botsing’, gevolgd door AGES IN CHAOS ‘Eeuwen in Chaos’ (1952), werden verworpen. De autodidact Velikovsky moest binnen zijn eigen vakgebied blijven en werd verguisd.

    We zijn nu vele decennia later met sindsdien de opkomst van heel wat revisionisten van de geschiedenis van de oudheid die op hun beurt de orthodoxe egyptologie weerlegd en eigen varianten uitgewerkt hebben. Want één ding staat als een paal boven water: de Sothis-kalender is definitief ontmaskerd als een hoax van de oude Grieken en Romeinen van weleer.

    Wat mij persoonlijk betreft in mijn studie van de chronologie van de oudheid, blijf ik de reconstructie van Velikovsky in grote lijnen volgen, vooral dan zijn identificatie van het Nieuwe Rijk als contemporain met de koningen van Israël. Zie onder andere het meest recente artikel over dit onderwerp op dit blog van 21.03.2018, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1521414000&stopdatum=1522018800

     

     

    Een anomalie voor de gevestigde Egyptologie is de vondst van een Egyptisch artefact dat de achttiende dynastie met de tijd van Salomo in de tiende eeuw v. Chr. verbindt. Het kunststuk is een vaas met de naam ANO er op vermeld. Het is dezelfde naam die in de Griekse Septuagint-Bijbel vermeld wordt als de naam van de Egyptische vrouw van Jerobeam, een tegenstander van Salomo en de eerste koning van het afgescheurde tienstammenrijk. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, Prinses Ano – de Egyptische vrouw van Jerobeam, blz. 217-219, heb ik dit aangehaald.

    Dr. I. Velikovsky verwijst in zijn werk ‘Eeuwen in chaos’ in hoofdstuk 4 naar dit Egyptisch kunstvoorwerp en geeft in de voetnoten de opslagcode van het Metropolitan Museum of Art in New York op: 10.130.1003. Zestig jaar na de publicatie van Velikovsky ’s boek kan men heden via het internet de kunstschatten van het Metropolitan Museum of Art te New York opzoeken en via de code toegang tot een afbeelding van de vaas in kwestie krijgen.

    De Septuagintbijbel is een Griekse vertaling van het Oude Testament, dat teruggaat tot de derde eeuw voor Christus. Volgens de overlevering zouden zeventig Joodse geleerden gewerkt hebben aan de vertaling ten tijde van de regering van de Griekse koning van Egypte Ptolemaeus II Philadelphus (285/246 v. Chr.) en deze Bijbel was bestemd voor zijn groeiende bibliotheek van Alexandrië. Hierna het Bijbelgedeelte van de Septuagint over de prinses in kwestie:

    Septuagint III Kings 12:24

    And there was a man of mount Ephraim, a servant to Solomon, and his name was Jeroboam: and the name of his mother was Sarira, a harlot: and Solomon made him head of the levies of the house of Joseph: and he built for Solomon Sarira in mount Ephraim; and he had three hundred chariots of horses: he built the citadel with the levies of the house of Ephraim; he fortified the city of David, and aspired to the kingdom, And Solomon sought to kill him; and he was afraid, and escaped to Susakim king of Egypt, and was with him until Solomon died….

    … … … And Jeroboam heard in Egypt that Solomon was dead: and he spoke in the ears of Susakim king of Egypt, saying, Let me go, and I will depart into my land: and Susakim said to him, Ask and request, and I will grant it thee. And Susakim gave to Jeroboam Ano the eldest sister of Thekemina his wife: she was great among the daughters of the king, and she bore to Jerobaom Abia his son: and Jeroboam said to Susakim, Let me indeed go, and I will depart.

     

    Voor mij is het de logica zelve dat de Septuagint vertalers van de Hebreeuwse Bijbel in de derde eeuw v. Chr. in Egypte heel wat historisch genoteerde bijzonderheden kenden en dit aan de Bijbelvertaling hebben toegevoegd. Zij hadden toegang tot dezelfde bronnen die Manetho de Egyptische historicus, enkele jaren later ten tijde van koning Ptolemeüs III zou gebruiken voor de samenstelling van zijn Egyptische geschiedenis (zie Flavius Josephus, Tegen de Grieken Boek I,73).

     

    Op deze wijze kan een vaas ten tijde van de achttiende dynastie met de naam Ano er op vermeld gelinkt worden aan Jerobeam en Salomo en gedateerd in de tiende eeuw v. Chr. Het is een van de puzzelstukjes die het historisch gereviseerde plaatje tevoorschijn doet komen.

     

    Wordt vervolgd …

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

     

    Verwacht voor het najaar van 2018:

    Dertig Jubeljaren, 2018

    Korte inhoud:

    Dertig verifieerbare historische Jubeljaren zitten er op de tijdsbalk voor het oude Israël vanaf de inname van het land Kanaän in de vijftiende eeuw voor Christus tot aan het openbaar worden van de Messias.

    Het gebod op het Jubeljaar was een belangrijk onderdeel van de Tien Woorden van de HEERE God dat met Sjavoeot (Pinksteren) vijftig dagen na de Exodus op een sabbatdag aan de Israëlieten gegeven werd. Het doel van het Jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijk individueel verlies van land en andere bezittingen aan het einde van een zeven maal zevenjarige sabbatjaarcyclus en met Jom Kippoer in het negenenveertigste jaar te herstellen via een Losser aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. De toepassing van de wet betekende een garantie tegen blijvende verarming van onfortuinlijke. Door middel van de Tien Woorden en in het bijzonder van de Wet op het Jubeljaar zou in het Beloofde Land de ideale maatschappij werkelijkheid worden en dit in contrast met de buurvolken die in de lijn van de tegenstander van het eerste uur Nimrod sindsdien een samenleving op basis van slavernij en uitbuiting kenden. Het negeren van het Jubeljaargebod door de Israëlieten hield de voorzegde zware straf van de verwijdering uit het Beloofde Land in.

    Diegene die in de oudheid de onfortuinlijke in het Jubeljaar in zijn of haar bezit herstelde werd de Goël of Losser genoemd. In geestelijk opzicht is de wet op het Jubeljaar een gelijkenis, een beeld van de Messias die bij Zijn komst alles herstellen zou. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het openbaar worden van de Messias bij de aanvang van het dertigste Jubeljaar geschiedde. Bij zijn tweede komst zal Hij volgens de profeet Jesaja hoofdstuk 61 dan ook een Jubeljaar uitroepen en alles definitief herstellen.

     

     

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).


    03-09-2018 om 07:55 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het vierentwintigste historische jubeljaar van oktober 268/september 267 v. Chr.

    Met onze aflevering van 13.08.2018 brachten we de historische periode ten tijde van het drieëntwintigste jubeljaar. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=3108382

    Voor Judea betekende het de overgang van een Perzische overheersing naar de Griekse overheersing. Deze week vervolgen we met de historische periode ten tijde van het vierentwintigste jubeljaar.

     

     

    Tijdschema 312/299 v. Chr.

     

    We geven op onze tijdschema ’s vooral aandacht aan de Griekse vorsten noordelijk en zuidelijk van Judea: Syrië en Egypte. De Griekse vorsten in deze gebieden hebben dikwijls om het bezit van Judea gestreden. In Egypte zien we na de Diadochen-oorlogen Ptolemeus I Soter op het toneel verschijnen en in Syrië is het Seleucus I Nicator die het gebied noordelijk van Judea controleert.

    Verder merken we op tijdschema 312/299 v. Chr. het eerste en het tweede sabbatjaar in de cyclus van het vierentwintigste jubeljaar.

     

     

    Tijdschema 298/285 v. Chr.

     

    Het volgende tijdschema 298/285 v. Chr. toont het derde en het vierde sabbatjaar met daaronder via een donkerblauwe tijdsbalk de zeventig jaarweken van de profeet Daniël voor deze periode. Het land Judea stond onder Grieks bestuur.

     

     

    Tijdschema 284/271 v. Chr.

     

    Het volgende tijdschema 284/271 v. Chr. toont het vijfde en zesde sabbatjaar van de vierentwintigste jubeljaarcyclus.

    Daaronder staan de Grieks-Syrische en de Grieks-Egyptische heersers voor deze periode vermeld.

     

     

    Tijdschema 270/257 v. Chr.

     

    Het tijdschema 270/257 v. Chr. toont het zevende sabbatjaar gevolgd door het vierentwintigste jubeljaar. Voor deze periode bezitten we geen historische informatie over het wel of niet houden van het jubeljaargebod door het nageslacht van de teruggekeerde ballingen uit Babylon sinds 536 v. Chr. Het is de zogenaamde stille periode tussen het optreden van de laatste profeet van het Oude Testament Maleachi en het optreden van Johannes de Doper in 26 AD.

     

    Hierna een opsomming van de jubeljaren die we met onze artikelenreeks al behandeld hebben.

    Exodus jaartal: 1483 v. Chr. Begin sabbatjaartelling: 1443 v. Chr.

    Jubeljaren en jaartallen v. Chr.:    Historische periode:

    1.       1395/1394                             Richter Othniël

    2.      1346/1345                                      Ruth 6:6

    3.      1297/1296                             Richter Ehud

    4.      1248/1247                             verdrukking Jabin

    5.      1199/1198                              Richter Thola

    6.      1150/1149                              verdrukking Ammon

    7.      1101/1100                              Richter en profeet Samuël

    8.      1052/1051                             Saul

    9.      1003/1002                                     Salomo

    10.    954/953                               Rehabeam

    11.     905/904                               Josafat

    12.     856/855                                Joas

    13.     807/806                               Amazia

    14.     758/757                                Uzzia

    15.     709/708                               Jaar 14 jaar van Hizkia

    16.     660/659                               Manasse

    17.     611/610                                  Josia- val van Nineveh

    18.     562/561                                Jaar 37 ballingschap Jojachin

    19.     513/512                                  Darius I

    20.    464/463                                Artaxerxes I

    21.     415/414                                 Nehemia

    22.    366/365                                Artaxerxes II Mnemon

    23.    317/316                                 Griekse overheersing

    24.   268/267                               Griekse overheersing

     

    Deze week breng ik twee afleveringen over de historische jubeljaren. Voor de aflevering van het vijfentwintigste jubeljaar, scrol eenvoudig verder naar beneden.

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    27-08-2018 om 09:04 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het vijfentwintigste historische jubeljaar van oktober 219/september 218 v. Chr.

    We vervolgen deze week met het historische vijfentwintigste jubeljaar en duiken hiermee weer de verre geschiedenis in. De inmiddels vertrouwde tijdsbalken hebben bovenaan de westerse jaartelling verdeeld in vier kwartalen met daaronder in een bijzondere tijdsbalk de zeven maal zeven sabbatjaren die ons naar het volgende jubeljaar leiden.

     

     

    Tijdschema 256/243 v. Chr.

     

    Het bijgevoegde tijdschema 256/243 v. Chr. ziet via de blauwe tijdsbalk de voortgang van de cyclus van sabbatjaren van het vijfentwintigste jubeljaar. De donkerblauwe tijdsbalk geeft de zeventig jaarweken van de profeet Daniël weer. Beide zijn chronologische instrumenten die de stille periode tussen het Oude en het Nieuwe Testament overbruggen en ons tot het openbaar worden van de Messias – de Losser – leiden.

    Het bijgevoegde tijdschema toont verder de regeerperioden van de Grieks-Syrische en Grieks-Egyptische vorsten. Zij worden in het Bijbelboek Daniël aangeduid als de koningen van het noorden en de koningen van het zuiden.

     

    Tijdens de regeerperiode van Ptolemeüs II neemt men aan dat de Egyptische oudheidhistoricus Manetho zijn geschiedenis van het oude Egypte heeft neergeschreven. Het boek ‘Aigyptiaka’ maakte deel uit van de beroemde bibliotheek van Alexandrië. Het werk bracht de geschiedenis van Egypte vanaf de voortijd tot aan Alexander de Grote. Manetho leverde een lijst van eenendertig dynastieën die over het oude Egypte geheerst hadden. De bedoeling van Manetho was om aan te tonen dat de Egyptische geschiedenis de oudste van heel de oudheidwereld was. Een aantal van zijn farao-namen en veronderstelde dynastieën werden door de moderne archeologie weerlegd of in twijfel getrokken en zijn vermoedelijk een fabricatie van Manetho. Het originele werk van Manetho is verloren gegaan bij de laatste brand van de bibliotheek van Alexandrië in 642 AD. Belangrijke fragmenten zijn bewaard gebleven in het werk van Flavius Josephus uit de eerste eeuw van onze jaartelling. Later hebben ook christelijke chronografen zoals Julius Africanus, Eusebius en Syncellus gedeelten van het werk van Manetho gekopieerd.

     

     

    De bijgevoegde artistieke afbeelding toont de bibliotheek te Alexandrië. In deze stad stichtte Ptolemeüs I rond 290 v. Chr. het Museion, een soort cultuurcentrum. De bibliotheek werd hier later een onderdeel van. De bibliotheek bestond vermoedelijk uit een lange, hoge zaal-gang. De wanden waren voorzien van nissen met boekenrollen. Men schat dat er tot zevenhonderdduizend boekrollen bewaard werden waaronder bijvoorbeeld de werken van Aristoteles. Aan deze bibliotheek werd ook het werk van Manetho toevertrouwd. Ook de bekende Septuagintbijbel, een vertaling van het Oude Testament in de Griekse taal was in deze bibliotheek te vinden. De bibliotheek kwam aan haar definitieve einde bij de inval van de Arabische moslims in 642 AD. Dit is echter de laatste versie die er over het einde van de bibliotheek bestaat. Andere versies leggen de schuld bij onverdraagzame christenen, wanneer het christendom in de vierde eeuw na Christus staatsgodsdienst werd. Zij zouden deze bibliotheek met vuur hebben willen vernietigen, omdat het niet strookte met hun godsdienstleer. De ware oorzaak blijft aldus in nevelen gehuld. Een ding is zeker: vuur vernietigde de onschatbare werken. Vuur dat door fanatici aangestoken werd.

     

     

    Tijdschema 242/229 v. Chr.

     

    Tijdschema 242/229 toont het vierde en het vijfde sabbatjaar met daaronder de regeerperioden van de Grieks-Syrische vorst en de Grieks-Egyptische heerser aangebracht.

     

     

    Tijdschema 228/215 v. Chr.

     

    Tijdschema 228/215 toont het zesde en het zevende sabbatjaar gevolgd door het vijfentwintigste jubeljaar. We bezitten geen enkele verwijzing naar het eventueel houden of niet houden van het vijfentwintigste jubeljaar door de Joden in de derde eeuw v. Chr. Het was de tijd van de Griekse overheersing van het land Judea. Judea was gedurende deze periode een twistappel tussen de koningen van het noorden en het zuiden. In het Bijbelboek Daniël hoofdstuk elf werd deze geschiedenis al in 539 v. Chr. voor de feiten beschreven.

    Daniël 11:1 Ik echter, ik stond in het eerste jaar van Darius de Mediër hèm tot een helper en toevlucht –. 2 Nu dan, ik zal u de waarheid bekendmaken. Zie, nog drie koningen zullen in Perzië opstaan (1. Cyrus II 550/330, 2. Cambyses 529/522, 3. Darius I Hystaspes 521/486 v. Chr.), en de vierde (Xerxes I 486/465 v. Chr.) zal grotere rijkdom bezitten dan alle anderen, en als hij sterk geworden is door zijn rijkdom, zal hij alles in beweging brengen tegen het koninkrijk van Griekenland. 3 En er zal een heldhaftige koning (Alexander de Grote ) opstaan, die met grote heerschappij zal regeren en doen zal wat hem goeddunkt. 4 Maar nauwelijks is hij opgestaan, of zijn koninkrijk zal verbroken worden en verdeeld naar de vier (1. Kassander - Macedonië, 2. Lysimachus - Thracië en Klein-Azië, 3. Ptolemeüs I – Egypte, 4. Seleucus – Syrië.) windstreken des hemels; doch niet aan zijn nakomelingen, en zonder de macht waarmee hij heerste; want zijn koninkrijk zal uiteengerukt worden en aan anderen dan dezen komen. 5 Dan zal de koning van het Zuiden (Ptolemeüs I Soter – 323/285 v. Chr.) sterk worden, maar een van zijn oversten (Seleucus I Nikator – 312/281 v. Chr.) zal hem in sterkte overtreffen en heersen; zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn. 6 En na verloop van jaren zullen zij zich verbinden: de dochter (Berenice, dochter van Ptolemeus II Philadelphus – 285/246 v. Chr.) van de koning van het Zuiden zal komen tot de koning van het Noorden om een vergelijk te treffen, maar zij zal de sterkte van haar macht niet behouden, evenmin zal zijn macht standhouden; zij zal worden prijsgegeven, zo ook degenen die haar brachten, hij die haar verwekte, en hij die haar verwierf. 7 En in die tijden zal een spruit (Ptolemeus III Euergetes – 246/222 v. Chr. ) uit haar wortels in zijn plaats oprijzen, en deze zal oprukken tegen het leger, de burcht van de koning van het Noorden binnentrekken, en zegevierend daartegen optreden. 8 Ja, zelfs hun goden met hun gegoten beelden, met hun kostbare voorwerpen, zilver en goud, zal hij als buit naar Egypte voeren; hij zal enige jaren zich van strijd tegen de koning van het Noorden onthouden, 9 daarna zal deze het koninkrijk van de koning van het Zuiden binnenvallen, doch naar zijn eigen land moeten terugkeren.

    10 Dan zullen zijn zonen (Seleucus III Kereanos Soter – 226/223 - en Antiochus III de grote – 223/187 v. Chr.) zich ten strijde rusten en een menigte grote legers verzamelen; een van hen zal tegen hem oprukken, als een overstroming steeds verder om zich heen grijpen, en bij een hernieuwde stormloop komen tot aan zijn vesting. 11 Dan zal de koning van het Zuiden (Ptolemeus IV Philopator – 222/203 v. Chr.) verbitterd worden en uittrekken en strijden met de koning van het Noorden, en deze zal een grote menigte op de been brengen, maar die menigte zal in zijn macht worden overgegeven. 12 En wanneer die menigte is weggevaagd, zal zijn hart zich verheffen; wel zal hij tienduizenden neervellen, maar toch niet sterk zijn. 13 En opnieuw zal de koning van het Noorden een menigte op de been brengen, groter dan de eerste, en na een tijdsverloop van jaren zal hij tegen hem oprukken met een groot leger en een geweldige tros. 14 In die tijden nu zullen velen opstaan tegen de koning van het Zuiden (Ptolemeus V Epiphanes – 203/181 v. Chr.); ook zullen gewelddadige mensen uit uw volk zich verheffen om een gezicht tot werkelijkheid te maken, maar zij zullen struikelen. 15 En de koning van het Noorden (Seleucus IV Philopater – 187/175 v. Chr.) zal komen, een wal opwerpen en een versterkte stad (Sidon) innemen; de strijdkrachten van het Zuiden zullen geen stand kunnen houden, noch ook de keurtroepen, ja, er zal geen kracht zijn om stand te houden. 16 En hij die tegen hem optrekt, zal doen wat hem goeddunkt, en niemand zal voor hem standhouden; hij zal vaste voet krijgen in het Sieraadland en verdelging zal in zijn hand zijn. 17 Dan zal hij ernaar streven om de macht te verwerven over het gehele koninkrijk van de ander en hij zal een vergelijk met hem treffen; een vrouw (Antiochus gaf zijn dochter Cleopatra I ten huwelijk aan Ptolemeus V.) zal hij hem geven om het rijk te gronde te richten, maar dit zal niet slagen en hem niet tot voordeel zijn. 18 En hij zal zijn aangezicht keren tegen de kustlanden en er vele veroveren, maar een bevelhebber zal hem met zijn smaad doen ophouden zonder dat hij hem diens smaad vergelden kan. 19 Daarna zal hij zijn aangezicht keren naar de burchten van zijn eigen land – maar hij zal struikelen en vallen en niet meer gevonden worden. 20 In zijn plaats zal iemand opstaan, die een afperser rondzendt door het heerlijkste deel van het koninkrijk, maar binnen enkele dagen zal hij verbroken worden, doch niet door toorn, noch door strijd. 21 En in zijn plaats zal een veracht man (Antiochus IV Epiphanes – 175/164 v. Chr.) opstaan, wie men de koninklijke waardigheid niet had toegedacht; onverhoeds echter zal hij komen en zich meester maken van het koningschap door slinkse streken; 22 alles overstromende strijdkrachten zullen voor zijn aangezicht weggespoeld en vernietigd worden, ja, ook een vorst (Hogepriester Onias III) van het verbond. 23 En wanneer men met hem een verbond heeft aangegaan, zal hij bedrog plegen; zo zal hij omhoog komen en sterk worden, met weinig volk. 24 Onverhoeds zal hij in de vruchtbaarste streken van het landschap komen, en doen wat zijn vaderen noch zijn voorvaderen gedaan hebben: roof en buit en have zal hij voor zijn mannen uitstrooien; ook tegen de versterkte plaatsen zal hij plannen beramen – maar slechts voor een tijd. 25 Ook zal hij zijn kracht en zijn moed richten tegen de koning van het Zuiden (Ptolemeus VI) met een groot leger, en de koning van het Zuiden zal zich ten strijde rusten met een uitermate groot en sterk leger, maar hij zal geen stand kunnen houden, want men zal plannen tegen hem beramen; 26 zijn eigen tafelgenoten zullen hem afbreuk doen en zijn leger zal wegspoelen, en er zullen vele verslagenen vallen. 27 En die beide koningen (Antiochus en Ptolemeus) zullen kwaad in de zin hebben, en aan één tafel gezeten, zullen zij leugens spreken, maar het zal niet gelukken, want nog toeft het einde tot de vastgestelde tijd. 28 Dan zal hij naar zijn land terugkeren met rijke have, en zijn hart zal zijn tegen het heilig verbond; zo zal hij doen en naar zijn land terugkeren. 29 Ter bestemder tijd zal hij opnieuw in het Zuiden binnenvallen, maar de laatste keer zal het niet zijn zoals de eerste: 30 er zullen schepen der Kittiërs (Romeinse oorlogsbodems onder leiding van Popilius Laenas) tegen hem komen, zodat hij afgeschrikt wordt; maar op de terugweg zal hij vergramd worden tegen het heilig verbond en tot daden overgaan; en, teruggekeerd, zal hij zijn belangstelling wijden aan hen die het heilig verbond verzaken. 31 Dan zullen strijdmachten door hem op de been gebracht worden; zij zullen het heiligdom, de vesting, ontheiligen, het dagelijks offer doen ophouden en een gruwel oprichten, die verwoesting brengt. 32 En degenen die zich misgaan tegen het verbond, zal hij door vleierijen tot afval bewegen, maar het volk dat zijn God kent, zal sterk zijn en daden doen. 33 En de verstandigen onder het volk zullen velen tot inzicht brengen, maar zij zullen een tijdlang struikelen door zwaard en vuur, door gevangenschap en beroving. 34 Doch, terwijl zij struikelen, zullen zij een kleine hulp vinden (Opstand van de Makkabeeën); dan zullen velen zich in huichelachtigheid bij hen aansluiten. 35 Sommige van de verstandigen zullen struikelen, opdat er onder hen loutering, schifting en zuivering teweeggebracht worde, tot aan de eindtijd; want deze toeft nog tot de vastgestelde tijd. (NBG Vertaling 1951)

     

    Hierna een opsomming van de jubeljaren die we met onze artikelenreeks al behandeld hebben.

    Exodus jaartal: 1483 v. Chr. Begin sabbatjaartelling: 1443 v. Chr.

    Jubeljaren en jaartallen v. Chr.:    Historische periode:

    1.       1395/1394                             Richter Othniël

    2.      1346/1345                                      Ruth 6:6

    3.      1297/1296                             Richter Ehud

    4.      1248/1247                             verdrukking Jabin

    5.      1199/1198                              Richter Thola

    6.      1150/1149                              verdrukking Ammon

    7.      1101/1100                              Richter en profeet Samuël

    8.      1052/1051                             Saul

    9.      1003/1002                                     Salomo

    10.    954/953                               Rehabeam

    11.     905/904                               Josafat

    12.     856/855                                Joas

    13.     807/806                               Amazia

    14.     758/757                                Uzzia

    15.     709/708                               Jaar 14 jaar van Hizkia

    16.     660/659                               Manasse

    17.     611/610                                  Josia- val van Nineveh

    18.     562/561                                Jaar 37 ballingschap Jojachin

    19.     513/512                                  Darius I

    20.    464/463                                Artaxerxes I

    21.     415/414                                 Nehemia

    22.    366/365                                Artaxerxes II Mnemon

    23.    317/316                                 Griekse overheersing

    24.    268/267                                Griekse overheersing

    25.    219/218                                Griekse overheersing

     

    Wordt vervolgd

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

     

    Verwacht voor het najaar van 2018:

    Dertig Jubeljaren, 2018

    Korte inhoud:

    Dertig verifieerbare historische Jubeljaren zitten er op de tijdsbalk voor het oude Israël vanaf de inname van het land Kanaän in de vijftiende eeuw voor Christus tot aan het openbaar worden van de Messias.

    Het gebod op het Jubeljaar was een belangrijk onderdeel van de Tien Woorden van de HEERE God dat met Sjavoeot (Pinksteren) vijftig dagen na de Exodus op een sabbatdag aan de Israëlieten gegeven werd. Het doel van het Jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijk individueel verlies van land en andere bezittingen aan het einde van een zeven maal zevenjarige sabbatjaarcyclus en met Jom Kippoer in het negenenveertigste jaar te herstellen via een Losser aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. De toepassing van de wet betekende een garantie tegen blijvende verarming van onfortuinlijke. Door middel van de Tien Woorden en in het bijzonder van de Wet op het Jubeljaar zou in het Beloofde Land de ideale maatschappij werkelijkheid worden en dit in contrast met de buurvolken die in de lijn van de tegenstander van het eerste uur Nimrod sindsdien een samenleving op basis van slavernij en uitbuiting kenden. Het negeren van het Jubeljaargebod door de Israëlieten hield de voorzegde zware straf van de verwijdering uit het Beloofde Land in.

    Diegene die in de oudheid de onfortuinlijke in het Jubeljaar in zijn of haar bezit herstelde werd de Goël of Losser genoemd. In geestelijk opzicht is de wet op het Jubeljaar een gelijkenis, een beeld van de Messias die bij Zijn komst alles herstellen zou. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het openbaar worden van de Messias bij de aanvang van het dertigste Jubeljaar geschiedde. Bij zijn tweede komst zal Hij volgens de profeet Jesaja hoofdstuk 61 dan ook een Jubeljaar uitroepen en alles definitief herstellen.

     

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).


    27-08-2018 om 09:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Assyrische koningen Salmaneser IV, Assur Dan III en Assur Nirari V chronologisch in lijn met de Bijbelse koningen van Israël gebracht.

    De aflevering van deze week vervolgt met de herziening van de chronologie van de Assyrische koningen van de negende en achtste eeuw v. Chr. Met de aflevering van 16.07.2018 behandelden we de koningen van Assyrië: Shamsi Adad V en Adad Nirari III, die we in chronologische lijn met de koningen van het tienstammenrijk brachten. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=3104354

     

    De opvolger van Adad Nirari III op de Assyrische troon was Salmaneser IV. Volgens de gevestigde Assyriologie regeerde hij van 781/780 tot 772/771 v. Chr. Volgens mijn herziening van de chronologie van de koningen van Assyrië zat hij van 818/817 tot 809/808 v. Chr. op de troon van Assur. Een historisch verifieerbaar verschil van zevenendertig jaar.

     

     

    © Kronieken van de koningen van Israël, 2017, Robert De Telder

     

    De regeerperiode van Salmaneser IV laat zich aan de hand van de Eponiemlijsten op de tijdsbalk invullen door vanaf het laatste jaar van Adad Nerari III naar onze tijd toe te rekenen. Hierna volgen de eponiemlijst-gegevens die betrekking hebben op de regeerperiode van Salmaneser IV:

     

     

    © Kronieken van de koningen van Israël, 2017, Robert De Telder

     

    [781/780] 818/817 Tijdens het eponiem van ©almaneser [IV], de koning van Assyrië, veldtocht tegen Urartu

    [780/779] 817/816 Tijdens het eponiem van ©am¹i-ilu, de opperbevelhebber, veldtocht tegen Urartu.

    [779/778] 816/815 Tijdens het eponiem van Marduk-remanni, de opperdienaar, veldtocht tegen Urartu.

    [778/777] 815/814 Tijdens het eponiem van Bêl-le¹er, de paleis maarschalk, veldtocht tegen Urartu.

    [777/776] 814/813 Tijdens het eponiem van Nabû-i¹deya-ka'in, de maarschalk, veldtocht tegen Itu'a.

    [776/775] 813/812 Tijdens het eponiem van Pan-A¹¹ur-lamur, gouverneur van A¹¹ur, veldtocht tegen Urartu.

    [775/774] 812/811 Tijdens het eponiem van Nergal-ere¹, gouverneur van Rasappa, veldtocht tegen de cederberg.

    [774/773] 811/810 Tijdens het eponiem van I¹tar-duri, gouverneur van Nisibis, veldtocht tegen Urartu en Namri

    [773/772] 810/809 Tijdens het eponiem van Mannu-ki-Adad, gouverneur van Raqmat, veldtocht tegen Damascus.

    [772/771] 809/808 Tijdens het eponiem van A¹¹ur-bela-usur, gouverneur van Kalhu, veldtocht tegen Hatarikka.

     

    Tijdgenoten van Salmaneser IV in Israël en Juda waren de koningen Joas en Jerobeam II van het tienstammenrijk en koning Amazia van Juda. De veldtocht in Salmaneser ’s voorlaatste jaar bracht hem in de nabijheid van de noordelijke grenzen van Israël. Vermoedelijk verzwakte de veldtocht tegen Damascus door Salmaneser IV verder de macht van Aram. Tegen het einde aan van de regeerperiode van Salmaneser IV zat Jerobeam II al acht jaar op de troon van het tienstammenrijk. Jerobeam II zou volgens een woord van de profeet Jona, de zoon van Amitthai, in het noorden de grenzen van het verenigd koninkrijk van Israël van weleer herstellen.

    2 Koningen 14:23 In het vijftiende jaar van Amazia, den zoon van Joas, den koning van Juda, werd te Samaria koning, Jerobeam, de zoon van Joas, koning van Israël, en regeerde een en veertig jaren. 24 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet van alle zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed. 25 Hij bracht ook weder de landpale van Israël van den ingang van Hamath, tot aan de zee van het vlakke veld; naar het woord des HEEREN, des Gods van Israël, dat Hij gesproken had door den dienst van Zijn knecht Jona, den zoon van Amitthai, den profeet, die van Gath-hefer was. 26 Want de HEERE zag, dat de ellende van Israël zeer bitter was, en dat er geen opgeslotenen noch verlatenen waren, en dat Israël geen helper had. 27 En de HEERE had niet gesproken, dat Hij den naam van Israël van onder den hemel verdelgen zou; maar Hij verloste hen door de hand van Jerobeam, den zoon van Joas. 28 Het overige nu der geschiedenissen van Jerobeam, en al wat hij gedaan heeft, en zijn macht, hoe hij gekrijgd heeft, en hoe hij Damaskus en Hamath, tot Juda behorende, aan Israël wedergebracht heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël? (Statenvertaling)

    Zie ook mijn boek: Kronieken van de koningen van Israël, 2017, blz. 105-115.

     

     

    © Kronieken van de koningen van Israël, 2017, Robert De Telder

     

    Dit Schriftwoord ging in vervulling tijdens de regeerperiode van de opvolger van Salmaneser IV: Assur Dan III. De eponiemlijsten die betrekking hebben op de regeerperiode van Assur Dan III tonen in het begin van zijn regering enkele veldtochten waarna de militaire macht van Assur begon af te brokkelen. Vanaf het zevende jaar van Assur Dan III komen vooral vermeldingen over pestepidemieën, opstanden en een schrikbarende ongewone verduistering van de zon, voor. Dit naast de laconieke vermeldingen zoals: de koning bleef in het land, wat een eufemisme voor niets doen betekende:

    [771/770] 808/807 Tijdens het eponiem van A¹¹ur-dan [III], koning van Assyrië, veldtocht tegen Gananati.

    [770/769] 807/806 Tijdens het eponiem van ©am¹i-ilu, de opperbevelhebber, veldtocht tegen Marad.

    [769/768] 806/805 Tijdens het eponiem van Bêl-ilaya, gouverneur van Arrapha, veldtocht tegen Itu'a.

    [768/767] 805/804 Tijdens het eponiem van Aplaya, gouverneur van Mazamua, de koning bleef in het land.

    [767/766] 804/803 Tijdens het eponiem van Qurdi-A¹¹ur, gouverneur van Ahizuhina, veldtocht tegen Gananati.

    [766/765] 803/802 Tijdens het eponiem van Mu¹allim-Inurta, gouverneur van Tille, veldtocht tegen Medië.

    [765/764] 802/801 Tijdens het eponiem van Inurta-mukin-ni¹i, gouverneur van, veldtocht tegen Hatarikka; pest.

    [764/763] 801/800 Tijdens het eponiem van Sidqi-ilu, gouverneur van Tu¹han, de koning bleef in het land.

    [763/762] 800/799 Tijdens het eponiem van Bur-Saggile, gouverneur van Guzana, opstand in Libbi-ali; in Simanu eclips van de zon.

    [762/761] 799/798 Tijdens het eponiem van Tab-bêlu, gouverneur van Amedi, opstand in Libbi-ali.

    [761/760] 798/797 Tijdens het eponiem van Nabû-mukin-apli, gouverneur van Nineveh, opstand in Arrapha.

    [760/759] 797/796 Tijdens het eponiem van La-qipu, gouverneur van Kalizi, opstand in Arrapha.

    [759/758] 796/795 Tijdens het eponiem van Pan-A¹¹ur-lamur, gouverneur van Arbela, opstand in Guzana; pest.

    [758/757] 795/794 Tijdens het eponiem van Ana-bêli-taklak, gouverneur van Isana, veldtocht tegen Guazana; vrede in het land.

    [757/756] 794/793 Tijdens het eponiem van Inurta-iddin, gouverneur van Kurba'il, de koning bleef in het land.

    [756/755] 793/792 Tijdens het eponiem van Bêl-¹adua, gouverneur van Tamnuna, de koning bleef in het land.

    [755/754] 792/791 Tijdens het eponiem van Iqisu, gouverneur van ©ibhini¹, veldtocht tegen Hatarikka.

    [754/753] 791/790 Tijdens het eponiem van Inurta-¹ezibanni, gouverneur van Talmusu, veldtocht tegen Arpad; terugkeer van A¹¹ur.

     

     

    © Kronieken van de koningen van Israël, 2017, Robert De Telder

     

    Het was tijdens de periode van Assyrië ’s neergang van als militaire macht dat Jerobeam II van Israël het gebied noordelijk van Israël inpalmde.

     

    In de zomer van 800 v. Chr. werd de oude wereld geteisterd door een meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong. In het artikel van 02.07.2018 verwees ik naar het eerdere rampjaar 860 v. Chr. wat het einde van de regeerperiode van Salmaneser III markeerde en toonde aan dat er toen een cyclus van rampen over de oude wereld gaande was. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3102210

     

    De catastrofetheorie gaf ik aandacht in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2016, blz. 157 -163, 169-175, 193 en 331-338. Het is de studie van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer met hun boek ‘The long day of Joshua and six other catastrophes, 1973, chapter VI’, dat ik onderzocht en toepaste in mijn reconstructie van de geschiedenis van de oudheid.

     

    Het eponiem van Bur Sagale in het tiende regeringsjaar van Assur Dan valt niet toevallig volgens mijn revisie in het jaar 800 v. Chr. Dat jaar blijkt op basis van Bijbelse chronologie het jaar van de aardbeving te zijn waar de profeet Amos het begin van zijn bediening aan koppelt.

    Amos 8:9 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de Heere HEERE, dat Ik de zon op den middag zal doen ondergaan, en het land bij lichten dage verduisteren. 10 En Ik zal uw feesten in rouw, en al uw liederen in weeklage veranderen, en op alle lenden een zak, en op alle hoofd kaalheid brengen; en Ik zal het land stellen in rouw, als er is over een enigen zoon, en deszelfs einde als een bitteren dag. (Statenvertaling)

     

     

    Zie ook mijn uitgave: De zonaanbidder, 2016, blz. 7-12. Een gewone eclips van maan/zon was het niet. In het kosmische catastrofemodel was het een ander hemellichaam dat verantwoordelijk voor de zonsverduistering was. Volgens de al eerder geciteerde geleerde Donald W. Patten was het de planeet Mars die in haar verstoorde omwenteling om de zon, planeet aarde voor parten zorgde. De planeet Mars was voor vele volken tijdens deze periode en de volgende eeuwen, de oorlogsgod. De Assyriërs noemden hem Nergal.

     

    De opvolger van Assur Dan III was Assur Nirari V. Opnieuw maken we gebruik van de eponiemlijst-gegevens om deze koning op de tijdsbalk te plaatsen. Slechts acht jaar zou Assur Nirari V de Assyrische kroon torsen. Tijdgenoten van Assur Nirari V in Israël en Juda waren de machtige koningen Jerobeam II en Uzzia. Onder het bewind van deze koningen zouden Juda en Israël gans het gebied van wijlen koning David onder hun scepter brengen.

    [753/752] 790/789 Tijdens het eponiem van A¹¹ur-nirari [V], koning van Assyrië, de koning bleef in het land.

    [752/751] 789/788 Tijdens het eponiem van ©am¹i-ilu, de opperbevelhebber, de koning bleef in het land.

    [751/750] 788/787 Tijdens het eponiem van Marduk-¹allimanni, de paleis maarschalk, de koning bleef in het land.

    [750/749] 787/786 Tijdens het eponiem van Bêl-dan, de opperdienaar, de koning bleef in het land.

    [749/748] 786/785 Tijdens het eponiem van ©ama¹-kenu-dugul, de maarschalk, veldtocht tegen Namri.

    [748/747] 785/784 Tijdens het eponiem van Adad-bela-ka'in, de gouverneur van A¹¹ur, veldtocht tegen Namri.

    [747/746] 784/783 Tijdens het eponiem van Sin-¹allimanni, de gouverneur van Rasappa, de koning bleef in het land.

    [746/745] 783/782 Tijdens het eponiem van Nergal-nasir, de gouverneur van Nisibis, opstand in Kalhu.

     

    Voor Assyrië betekende deze periode een tijd van teloorgang. Vijf maal lezen we in de eponiemlijst dat de koning ‘in het land bleef’. Geen expedities van welke aard ook werden ondernomen. De uitdrukking: de koning bleef in het land’ is dan ook een eufemisme voor nietsdoen.

    Het laatste eponiem vermeld een opstand in Kalhu. Een revolutie die zich over heel het land moet uitgebreid hebben en zo een periode van nooit eerder geziene anarchie inluidde.

    De Assyriologie laat volgens de eponiemlijsten Assur Nirari V opgevolgd worden door Tiglath Pileser III. Maar dit klopt niet met de historische realiteit.

    In mijn revisie van de chronologie van de Assyrische koningen meen ik dat het eponiem van Nergal-nasir gereviseerd naar 782 v. Chr. het begin van een breuk in de Eponiemlijst zag.

    Het is de usurpator Tiglath Pileser III die vermoedelijk verantwoordelijk is voor het creëren van een hiaat een ‘damnatio memoriae’, in de geschiedenis van Assyrië.

    De extra tijdsperiode die in de herziening van de chronologie van de koningen van Assyrië gecreëerd wordt zorgt voor ruimte op de tijdsbalk voor het invullen van namen van Assyrische koningen die door Tiglath Pileser III ‘deleted’ werden.

    In mijn herziening laat ik A¹¹ur-nirari V na een periode van anarchie opgevolgd worden door de Sardanapallos van een Griekse legende. Ook de Assyrische koning die zich op de prediking van Jona tot de God van Israël voor uitredding keerde, krijgt in deze tijdsspanne een plaats op de tijdsbalk. De ramp die Jona in Nineveh aankondigde was die van het jaar 776 v. Chr. Zie het artikel op dit blog: De moeder van alle verwoestingen van 17.11.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1510527600&stopdatum=1511132400

     

    De Assyrische koning Sardanapallos kennen we alleen uit een Griekse legende en komt in de bewaard gebleven Assyrische koningslijst niet voor.

    Hierna een extract uit een oud geschiedenisboek dat ik een tijd terug in een antiquariaat kon aankopen.

    (P.H. Witkamp, De Sagen-tijd der Oude Volken, 1889)

    “De Griekse geschiedschrijvers kenden de namen der grote Assyrische koningen van de achtste eeuw v. Chr. niet, en dachten met hun gewone lichtzinnigheid een gehele reeks van onbetekenende koningen uit, die zij van Ninus en Semiramis lieten afstammen. Als de laatste dezer koninklijke fantasiebeelden noemden zij Sardanapallos. Deze, zo verdichtten zij, bracht de meeste tijd in zijn harem door, droeg zelfs vrouwen-klederen en vond smaak in vrouwelijke arbeid. Hij was een wellusteling zoals niemand voor hem, en gaf zich over aan natuurlijke en onnatuurlijke zonden. Zinnelijk genot was zijn enig levensdoel, en dit gaf hij ook onverholen te kennen, o.a. in een opschrift op zeker gedenkteken. Dit opschrift luidde: “Sardanapallos, zoon van Anaxeyndaraxas, heeft Anchiale en Tarsos op één dag gebouwd. Eet, drink en bemin, want al het overige is niet veel waard.” Twee belastingplichtige vorsten, Arbakes van Medië en Belyses van Babylon, waren in opstand gekomen. Dit wekte Sardanapallos uit zijn lethargie op, en de dapperheid van zijn geslacht herleefde in zijn gemoed. Hij was de opstandelingen tegemoet getrokken, had hen verscheidene malen verslagen en zou hen vernietigd hebben, zo niet uit Baktrië teruggekeerde Assyrische troepen, in plaats van hem bijstand te bieden, tot de vijanden waren overgelopen. Hij werd binnen Nineveh belegerd, doch bood twee jaar tegenstand. In het derde jaar was de Tigris buiten zijn oevers getreden en had daardoor de stadsmuur zodanig ondermijnd, dat twintig stadiën daarvan in puin stortten. Nu herinnerde Sardanapallos zich een orakel, dat hem zolang de zegepraal beloofde totdat de rivier zich tegen hem zou keren. Om de vijanden niet levend in handen te vallen, besloot hij zich met zijn vrouwen, zijn paleis en zijn kostbaarste bezittingen te verbranden. Op een 125 meter hoge brandstapel liet hij een kamer van 32 meter lengte en een gelijke breedte voor zich inrichten. Honderdvijftig gouden, met tapijten bedekte rustbedden warden daarin neergelegd, en aan het einde der zaal onwaardeerbare schatten van edel metaal, vonkelende stenen en kunstwerken opgehoopt. Toen dit gereed was, nam hij met zijn vrouwen op de rustbedden plaats, en liet door gesnedenen, de enigen die met zijn voornemen bekend waren, de brandstapel aansteken. Veertien dagen duurde de brand. Het volk merkte niet van dit alles, en meende dat de rook kwam van een groot offer. Welhaast werd nu Nineveh ingenomen en verwoest. Dat gehele verhaal is een verdichtsel.

     

    %%FOTO6%%%

     

    De Engelse kunstschilder Ford Maddox Brown (1821/1893) uit de negentiende eeuw, maakte een prachtig schilderij over de dood van de legendarische Sardanapallos en voegde met zijn penseel terecht in de linkerbovenhoek een eclips, een kosmisch fenomeen aan de zon, aan zijn afbeelding toe.

     

    Alhoewel de hierboven geciteerde historicus het ‘gehele’ verhaal als een verdichtsel bestempeld plaatst hij toch in zijn studie Sardanapallos op de tijdslijn tussen de regeerperioden van Assur Nirari en Tiglath Pileser III in, in de achtste eeuw v. Chr. wat opmerkelijk is. De geleerde P.H. Witkamp leefde en werkte voor de tijd dat de Assyrische koningslijst te Khorsabad in Irak in de eerste helft van de twintigste eeuw, ontdekt werd. Tegenwoordig wordt Sardanapallos door de orthodoxe Assyriologie met de Assyrische koning Assurbanipal geïdentificeerd. Dit is echter ook gissen door de Assyriologie. De beschrijving die we van de historische Assurbanipal hebben komt niet overeen met de beschrijving die de oude Grieken aan Sardanapallos toedachten.

     

    Enkele jaren geleden werd ik thuis door onze Radio 1-mensen gecontacteerd in verband met de uitspattingen van Sardanapallos. Het was de tijd dat de legendarische naam in de media gehanteerd werd om de toenmalige (2007/2011) baas van het IMF de heer Dominique Gaston André Strauss-Kahn (1949-) en de vermoede seksschandalen rond zijn persoon te beschrijven en RADIO 1 wilde graag meer informatie over de pikante details van de persoon van de historische (?) Sardanapallos te weten komen. Aan de telefoon gaf ik in het kort de beschrijving aan de hand van de studie van de geleerde P.H. Witkamp uit de negentiende eeuw. Men vroeg me of ik bereid was later op de dag opnieuw gecontacteerd te worden ter directe uitzending op de radio. Ik was uiteraard graag bereid en hield mij beschikbaar. Later op de dag had men echter een Assyrioloog uit Den Haag gecontacteerd en besloot om de academisch geschoolde dame op de radio te interviewen. De Assyrioloog identificeerde echter in lijn met de gevestigde Assyriologie, Sardanapallos met Assurbanipal. Van Assurbanipal weten we dat deze koning in tegenstelling een cultuurmens was die onder andere in zijn tijd al aan archeologie deed en een bibliotheek samenstelde. De historische Assurbanipal lijkt nergens op de beschrijving van de wellusteling Sardanapallos van de Griekse legende. Ik herinner me dat de Radio-interviewer alleen maar interesse had in de pikante details van Sardanapallos en niet in bibliotheken. Een interesse die de Assyrioloog echter over de telefoon niet kon bevredigen. Ik was zo vrank en vrij om na de uitzending de studio in Brussel te bellen met de mededeling dat ik het beter gekund had.

     

    De Griekse legende bevat zo veel schijnbaar historische details dat het verhaal voor mij heel aannemelijk overkomt. Zo worden de twee antagonisten van Sardanapallos bij naam en plaatsnaam genoemd: Arbakes van Medië en Belyses van Babylon. Twee tegenstanders van Sardanapallos die tegen hem in opstand kwamen. Wat ook altijd al mijn aandacht had was de vermelding bij de belegering van Nineveh door Arbakes en Belyses, over het buiten de oevers treden van de rivier de Tigris, in het derde jaar van de belegering. Ook Egyptische bronnen geven informatie over hetzelfde fenomeen waarbij de Nijl ten tijde van aangetoonde meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong (buiten het seizoensgebonden overlopen), buiten zijn oevers trad.

    Ik meen dat het einde van Sardanapallos en het buiten de oevers treden van de Tigris op de tijdsbalk gelijk loopt met de bijzondere tekenen aan de hemel in 776 v. Chr. Er zit naar mijn mening een hoge graad van historische werkelijkheid in de Griekse legende over Sardanapallos.

    Als een gevolg van het linken van Salmaneser III op de tijdsbalk aan de regeerperiode van Achab van Israël ontstaat er een tijdsperiode van 782 tot 761 v. Chr. waar de Bijbels-Assyrische koningen van de achtste eeuw v. Chr. kunnen ondergebracht worden zoals ook de legendarische Sardanapallos. Het zijn zelfs puzzelstukken die het historische plaatje compleet maken. De Bijbels-historische koningen voor deze periode zijn Jareb (Hosea 5:13 en 10:6) en de niet bij naam genoemde koning (Jona 3:1-10) die zich op de prediking van Jona tot de God van Israël keerde. De koning van Assyrië ten tijde van de profeet Jona kan moeilijk met Sardanapallos geïdentificeerd worden. De ene koning roept bij een crisis een vasten uit en keert zich tot de God van Israël voor uitredding en de andere zijn motto is: ‘Eet, drink en bemin, want al het overige is niet veel waard’. Er blijven nog heel wat vraagtekens over.

     

    De Assyriër Jareb staat bij naam als koning van Assur in de Bijbel vermeld, daar kan geen twijfel over bestaan.

    Hosea 10:5 De inwoners van Samaria zullen verschrikt zijn over het kalf van Beth-aven; want zijn volk zal over hetzelve treuren, mitsgaders zijn Chemarim (die zich over hetzelve verheugden), over zijn heerlijkheid, omdat zij van hetzelve is weggevaren. 6 Ja, datzelve zal naar Assur gevoerd worden, tot een geschenk voor den koning Jareb; Efraïm zal schaamte behalen, en Israël zal beschaamd worden vanwege zijn raadslag. (Statenvertaling)

     

    We moeten ons wel bedienen van de oude Statenvertalingbijbel die de naam ongeschonden als een eigennaam weergaf. Latere vertalingen van de Bijbel door godgeleerden volgden de gezaghebbende Assyriologie en vertaalden de eigennaam JAREB naar een synoniem toe. De NBG-vertalers van anno 1951 vertaalden Jareb naar ‘Strijdlust’ en de NBV-vertalers van 2005 vertaalden naar ‘Kemphaan’.

    Hosea 5:13 Toen Efraïm zijn krankheid zag, en Juda zijn gezwel, ging Efraïm naar Assur en zond boden naar koning Strijdlust (JAREB). Deze echter kan u geen genezing schenken, en zal het gezwel van u niet wegnemen. (NBG Vertaling 1951)

    Hosea 5:13 Toen Efraïm merkte hoe ziek het was, en Juda zijn zwerende wonden zag, wendde Efraïm zich tot Assyrië om hulp te zoeken bij koning Kemphaan (JAREB). Maar die kan geen genezing brengen, die heeft geen middel tegen hun kwalen. (NBV 2005)

     

    We hebben hier nochtans met een eigennaam van een Bijbelshistorische Assyrische koning te doen die in de achtste eeuw voor Christus op de tijdsbalk ondergebracht moet worden. Ook de Septuagint-vertalers in de derde eeuw v. Chr. die de Bijbel van het Hebreeuws naar het Grieks overzetten, hanteerden de naam van een voor hen toen bekende Assyrische koning, zij het met een kleine afwijking van de Masoretische tekst.

    Hosea 5:13 And Ephraim saw his disease, and Judas his pain; then Ephraim went to the Assyrians, and sent ambassadors to king Jarim: but he could not heal you, and your pain shall in nowise cease from you. (LXX, naar het Engels vertaald)

     

    Waar exact JAREB of JARIM in de achtste eeuw v. Chr. op de tijdsbalk geplaatst moet worden, is alsnog moeilijk. In mijn boek ‘De Assyriologie herzien, 2012’, appendix 1, Mitanni, heb ik de Bijbelse Jareb ingevuld als de opvolger van Assur Nerari V alias Artatama. Ik besef nu dat ik hier voorbarig geweest ben. De Mitannische Artatama is vermoedelijk de legendarische Sardanapallos, en Jareb komt op de tijdsbalk na hem terecht.

    Verder vermeld ik in mijn boek: De Assyriologie herzien’ al de Assyrische koningen vanaf Shamsi Adad tot Essarhaddon met opgave van hun vermoedelijke alter ego’s in Mitanni. Mitanni is een staatverzinsel van de Egyptologie, en staat gewoonweg voor Assyrië. Hierna het betreffende gecorrigeerde schema met in de linkse kolom de Mitanni-namen en rechts daarvan hun hoogstwaarschijnlijke alter ego’s in Assur:

    Kirta                             Shamsi Adad                860/847

    Suttarna I           Adad Nerari                 847/818

    Baratarna            Salmaneser IV             818/808

    Parsatatar           Assur Dan III               808/790

    Saustatar            Assur Nerari V             790/782

    Artatama          Sardanapallos                   782/776

    Suttarna II          Pul                                776/761

    Artashumara  Jareb                           776/???

    Tushratta            Tiglath Pileser III        768/730

    Kurtiwazza          Salmaneser V               730/712

    Sattuara I            Sargon II                      721/686

    Vashasatta          Sanherib                       716/680

    Sattuara II                    Essarhaddon                680/668

     

    Misschien dat Jareb geïdentificeerd kan worden met de Mitannische naam Artashumara, een zoon van Suttarna II alias Pul. Artashumara werd vermoord en er is verder weinig over hem bekend. De oorzaak is de ‘damnatio Memoriae’ door Tiglath Pileser III uitgevoerd.

     

    Conclusie: de stelling van de vakwetenschap Assyriologie dat de Eponiemlijsten het chronologische kader bevatten van een volledige ononderbroken lijst van Assyrische koningen is weerlegd. In de Bijbel, in de werken van Flavius Josephus en andere bronnen zijn er duidelijke aanwijzingen dat bepaalde namen van Assyrische koningen zoals onder andere die van Jareb uit de lijst verwijderd werden, en dat als een gevolg de aangeboden chronologie van de Assyrische koningen door de orthodoxe Assyriologie vraagtekens oproept.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

    Verwacht voor het najaar van 2018:

    Dertig Jubeljaren, 2018

    Korte inhoud: Dertig verifieerbare historische Jubeljaren zitten er op de tijdsbalk voor het oude Israël vanaf de inname van het land Kanaän in de vijftiende eeuw voor Christus tot aan het openbaar worden van de Messias.

    Het gebod op het Jubeljaar was een belangrijk onderdeel van de Tien Woorden van de HEERE God dat met Sjavoeot (Pinksteren) vijftig dagen na de Exodus op een sabbatdag aan de Israëlieten gegeven werd. Het doel van het Jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijk individueel verlies van land en andere bezittingen aan het einde van een zeven maal zevenjarige sabbatjaarcyclus en met Jom Kippoer in het negenenveertigste jaar te herstellen via een Losser aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. De toepassing van de wet betekende een garantie tegen blijvende verarming van onfortuinlijke. Door middel van de Tien Woorden en in het bijzonder van de Wet op het Jubeljaar zou in het Beloofde Land de ideale maatschappij werkelijkheid worden en dit in contrast met de buurvolken die in de lijn van de tegenstander van het eerste uur Nimrod sindsdien een samenleving op basis van slavernij en uitbuiting kenden. Het negeren van het Jubeljaargebod door de Israëlieten hield de voorzegde zware straf van de verwijdering uit het Beloofde Land in.

    Diegene die in de oudheid de onfortuinlijke in het Jubeljaar in zijn of haar bezit herstelde werd de Goël of Losser genoemd. In geestelijk opzicht is de wet op het Jubeljaar een gelijkenis, een beeld van de Messias die bij Zijn komst alles herstellen zou. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het openbaar worden van de Messias bij de aanvang van het dertigste Jubeljaar geschiedde. Bij zijn tweede komst zal Hij volgens de profeet Jesaja hoofdstuk 61 dan ook een Jubeljaar uitroepen en alles definitief herstellen.

     

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    20-08-2018 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het drieëntwintigste historische Jubeljaar van oktober 317/september 316 v. Chr.

    Met onze aflevering van 23.07.2018 brachten we het tweeëntwintigste jubeljaar onder de aandacht. Deze week gaan we verder met het drieëntwintigste jubeljaar dat in het jaar 317/316 v. Chr. viel. Tijdens deze periode maken we het einde van de Perzische heerschappij over het gebied van Israël mee. Het derde beestrijk van de profeet Daniël: Griekenland, zou in 331 v. Chr. de nieuwe heerser over Jeruzalem en de Tempel worden.

     

     

    Tijdschema 368/355 v. Chr.

     

    De bijgevoegde tijdsbalken hebben bovenaan de westerse jaartelling met daaronder via een blauwe tijdsbalk de sabbatjaar- en jubeljaar-telling. Daaronder ziet men via een donkerblauwe tijdsbalk de zeventig jaarweken van Daniël afgebeeld. Het is een tijdsbalk die de overbrugging tussen het Oude en het Nieuwe Testament maakt tot op het optreden van Johannes de Doper in 26 AD als heraut van de komende Messias.

    In 359 v. Chr. merken we op het tijdschema het einde van de regeerperiode van de Pers Artaxerxes II Mnemon en het begin van de regeerperiode van Artaxerxes III Ochus.

     

     

    Tijdschema 354/341 v. Chr.

     

    Het bijgevoegde tijdschema toont het tweede en het derde sabbatjaar van de nieuwe jubeljaarcyclus die ons naar het drieëntwintigste jubeljaar zullen loodsen. Het is de tijd van de regeerperiode van de Pers Artaxerxes III Ochus.

     

     

    Tijdschema 340/327 v. Chr.

     

    Het bijgevoegde tijdschema toont het vierde en het vijfde sabbatjaar in de jubeljaarcyclus.

    In de maand november van het jaar 331 v. Chr. verwelkomde Jeruzalem Alexander de Grote, die voordien het Perzische leger onder leiding van Darius III in de slag bij Issos verslagen had. Het was het begin van de overheersing van Israël door de Grieken en het einde van de Perzische periode over Israël die 208 jaar geduurd had.

    Alexander de Grote (21.07.356 v. Chr. – 11.06.323 v. Chr.) staat in de geschiedenis van de oudheid bekend als de schepper van een van de grootste imperiums ooit. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 409-417 heb ik uitgebreid aandacht aan hem gegeven.

     

    Na het verslaan van de Perzen in de slag bij Issos trok Alexander langs de kust van de Levant verder naar het zuiden. Het eerste obstakel was Tyrus dat toen nog een eiland voor de Libanese kust was. De handelslieden van Tyrus waanden zich veilig voor Alexander op hun eiland. Alexander liet echter met het puin van een vorige belegering onder Nebukadnezar, een dam aanleggen en veroverde aldus de stad Tyrus. Woedend over de weerstand van de Tyriërs liet hij toe dat zijn soldaten de stad plunderden en verwoesten. De mannen van Tyrus werden gekruisigd en de vrouwen als slavinnen verkocht. Daarna vervolgde Alexander zijn tocht naar het zuiden en bereikte via Gaza Egypte dat hem als bevrijder ontving en als nieuwe farao installeerde. Tot hier wat betreft de gekende en algemeen aanvaarde geschiedenis over Alexander de Grote. De Bijbel door monde van de profeet Daniël had in de zesde eeuw voor Christus de persoon van Alexander en zijn rijk al beschreven. De Joodse historicus Flavius Josephus heeft uitvoerig de geschiedenis over Alexander de Grote in zijn relatie tot de Joden neergeschreven. Het was na de verovering van Tyrus en Gaza dat Alexander de Grote zich volgens Flavius Josephus, naar Jeruzalem begaf (Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek XI, viii. 4-5).

    4.b ……. Now Alexander, when he had taken Gaza, made haste to go up to Jerusalem; and Jaddua the high priest, when he heard that, was in an agony, and under terror, as not knowing how he should meet the Macedonians, since the king was displeased at his foregoing disobedience. He therefore ordained that the people should make supplications, and should join with him in offering sacrifice to God, whom he besought to protect that nation, and to deliver them from the perils that were coming upon them; whereupon God warned him in a dream, which came upon him after he had offered sacrifice, that he should take courage, and adorn the city, and open the gates; that the rest should appear in white garments, but that he and the priests should meet the king in the habits proper to their order, without the dread of any ill consequences, which the providence of God would prevent. Upon which, when he rose from his sleep, he greatly rejoiced, and declared to all the warning he had received from God. According to which dream he acted entirely, and so waited for the coming of the king.

    5. And when he understood that he was not far from the city, he went out in procession, with the priests and the multitude of the citizens. The procession was venerable, and the manner of it different from that of other nations. It reached to a place called Sapha, which name, translated into Greek, signifies a prospect, for you have thence a prospect both of Jerusalem and of the temple. And when the Phoenicians and the Chaldeans that followed him thought they should have liberty to plunder the city, and torment the high priest to death, which the king's displeasure fairly promised them, the very reverse of it happened; for Alexander, when he saw the multitude at a distance, in white garments, while the priests stood clothed with fine linen, and the high priest in purple and scarlet clothing, with his mitre on his head, having the golden plate whereon the name of God was engraved, he approached by himself, and adored that name, and first saluted the high priest. The Jews also did all together, with one voice, salute Alexander, and encompass him about; whereupon the kings of Syria and the rest were surprised at what Alexander had done, and supposed him disordered in his mind. However, Parmenio alone went up to him, and asked him how it came to pass that, when all others adored him, he should adore the high priest of the Jews? To whom he replied, "I did not adore him, but that God who hath honored him with his high priesthood; for I saw this very person in a dream, in this very habit, when I was at Dios in Macedonia, who, when I was considering with myself how I might obtain the dominion of Asia, exhorted me to make no delay, but boldly to pass over the sea thither, for that he would conduct my army, and would give me the dominion over the Persians; whence it is that, having seen no other in that habit, and now seeing this person in it, and remembering that vision, and the exhortation which I had in my dream, I believe that I bring this army under the Divine conduct, and shall therewith conquer Darius, and destroy the power of the Persians, and that all things will succeed according to what is in my own mind." And when he had said this to Parmenio, and had given the high priest his right hand, the priests ran along by him, and he came into the city. And when he went up into the temple, he offered sacrifice to God, according to the high priest's direction, and magnificently treated both the high priest and the priests. And when the Book of Daniel was showed him (23: The place showed Alexander might be Daniel 7:6; 8:3-8, 20--22; 11:3; some or all of them very plain predictions of Alexander's conquests and successors.) wherein Daniel declared that one of the Greeks should destroy the empire of the Persians, he supposed that himself was the person intended. And as he was then glad, he dismissed the multitude for the present; but the next day he called them to him, and bid them ask what favors they pleased of him; whereupon the high priest desired that they might enjoy the laws of their forefathers, and might pay no tribute on the seventh year. He granted all they desired. And when they entreared him that he would permit the Jews in Babylon and Media to enjoy their own laws also, he willingly promised to do hereafter what they desired. And when he said to the multitude, that if any of them would enlist themselves in his army, on this condition, that they should continue under the laws of their forefathers, and live according to them, he was willing to take them with him, many were ready to accompany him in his wars.

     

     

    The MacMillan Bible Atlas plaatst bij de reisroute van Alexander de Grote naar Jeruzalem een vraagteken? De reden is hoogstwaarschijnlijk dat alleen de oudheidhistoricus Flavius Josephus de reis van Alexander naar Jeruzalem en de ontmoeting met de hogepriester vermeldt. Geen andere historische bron is voorhanden.

     

    Flavius Josephus schrijft dat wanneer Alexander Jeruzalem nadert, de Joden door de Samaritanen bij hem in een kwaad daglicht gesteld zijn. De hogepriester wendde het gevaar af door een Goddelijke ingeving in een droom te gehoorzamen. De hogepriester ging daarop in vol ornaat getooid met op zijn hoofdbedekking een gouden plaat met daarop de naam JHWH geschreven, gevolgd door een grote menigte, Alexander tegemoet. Bij het zien van de hogepriester en de naam van JHWH bewijst Alexander eer aan de Naam van de God van Israël door alleen naar de priester toe te gaan, HASHEM te aanbidden en de priester te groeten. Als er dan hierop reactie van de Griekse omstaanders kwam antwoordde Alexander dat bij het zien van de hogepriester van Jeruzalem, hem een droom in herinnering kwam. Een droom die hij eerder in Dios in Macedonië had. Het droombeeld had hem toen verteld niet te vrezen maar haast te maken met het oversteken van de zee naar Azië. Zeker en vast zou hij de heerschappij over het Rijk der Perzen veroveren.

    Flavius Josephus verhaalt verder hoe men Alexander te Jeruzalem het Bijbelboek(rol) van de profeet Daniël toonde met de gedeelten die op hem betrekking hadden.

    Dit is meta-historie waar vooral Dr. F. De Graaff in zijn boek: Israël-Hellas-Rome, het mysterie van de antieke beschaving, 1993, over uitweid. De God van Abraham, Izaak en Jakob/Israël is Heer over het wereldgebeuren. Hij leidt de geschiedenis van deze wereld en grijpt meermaals in de loop der gebeurtenissen in. Gebeurtenissen die sinds de rebellie zoals beschreven in het Bijbelboek Genesis schijnbaar geleidt worden door toeval, oorzaak en gevolg.

    Voor de Joden betekende de val van het Perzische Rijk geen vrijheid maar alleen een wisseling van heersers die achtereenvolgens over hun gebied heersten. Eerst de Babyloniërs, daarna de Meden en de Perzen en vervolgens de Grieken. Later zouden vanaf 63 v. Chr. de Romeinen de heerschappij overnemen.

     

     

    Tijdschema 326/313 v. Chr.

     

    Het tijdschema 326/313 v. Chr. toont het zesde en het zevende sabbatjaar gevolgd door het drieëntwintigste jubeljaar in 317/316 v. Chr. We bezitten geen enkele informatie over het eventueel houden of niet-houden van het jubeljaargebod door de teruggekeerde ballingen in Judea.

     

    Op ons schema merken we de vroegtijdige dood van Alexander de Grote in 323 v. Chr. Bij zijn dood strekte het nieuwe wereldrijk zich uit van de kusten van de oostelijke Middellandse Zee tot aan de rivier de Indus in India. Na de dood van Alexander de Grote zou het Rijk door zijn generaals of diadochen in vier gedeeld worden nadat zij een serie oorlogen met elkaar uitvochten. Het land Judea zou hierbij een twistappel zijn tussen vooral de Griekse koning van het Zuiden in Egypte en de Griekse Koning van het Noorden in Syrië.

     

    De geschiedenis die we hier behandelen werd haarfijn door de profeet Daniël in 539 v. Chr. voorzegt en opgeschreven:

    Daniël 11:1 Ik echter, ik stond in het eerste jaar van Darius de Mediër hèm tot een helper en toevlucht –. 2 Nu dan, ik zal u de waarheid bekendmaken. Zie, nog drie koningen zullen in Perzië opstaan (1. Cyrus II 550/330, 2. Cambyses 529/522, 3. Darius I Hystaspes 521/486 v. Chr.), en de vierde (Xerxes I 486/465 v. Chr.) zal grotere rijkdom bezitten dan alle anderen, en als hij sterk geworden is door zijn rijkdom, zal hij alles in beweging brengen tegen het koninkrijk van Griekenland. 3 En er zal een heldhaftige koning (Alexander de Grote) opstaan, die met grote heerschappij zal regeren en doen zal wat hem goeddunkt. 4 Maar nauwelijks is hij opgestaan, of zijn koninkrijk zal verbroken worden en verdeeld naar de vier (1. Kassander - Macedonië, 2. Lysimachus - Thracië en Klein-Azië, 3. Ptolemeüs I – Egypte, 4. Seleucus – Syrië.) windstreken des hemels; doch niet aan zijn nakomelingen, en zonder de macht waarmee hij heerste; want zijn koninkrijk zal uiteengerukt worden en aan anderen dan dezen komen. (NBG Vertaling 1951)

    Hierna een opsomming van de jubeljaren die we met onze artikelenreeks al behandeld hebben.

    Exodus jaartal: 1483 v. Chr. Begin sabbatjaartelling: 1443 v. Chr.

    Jubeljaren en jaartallen v. Chr.:    Historische periode:

    1.       1395/1394                             Richter Othniël

    2.      1346/1345                                      Ruth 6:6

    3.      1297/1296                             Richter Ehud

    4.      1248/1247                             verdrukking Jabin

    5.      1199/1198                              Richter Thola

    6.      1150/1149                              verdrukking Ammon

    7.      1101/1100                              Richter en profeet Samuël

    8.      1052/1051                             Saul

    9.      1003/1002                                     Salomo

    10.    954/953                               Rehabeam

    11.     905/904                               Josafat

    12.     856/855                                Joas

    13.     807/806                               Amazia

    14.     758/757                                Uzzia

    15.     709/708                               Jaar 14 jaar van Hizkia

    16.     660/659                               Manasse

    17.     611/610                                  Josia- val van Nineveh

    18.     562/561                                Jaar 37 ballingschap Jojachin

    19.     513/512                                  Darius I

    20.    464/463                                Artaxerxes I

    21.     415/414                                 Nehemia

    22.    366/365                                Artaxerxes II Mnemon

    23.   317/316                                Griekse overheersing

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).


    13-08-2018 om 09:31 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong in de oudheid (deel 1)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Jesaja 1:1 Het gezicht van Jesaja, den zoon van Amoz, hetwelk hij zag over Juda en Jeruzalem, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia, de koningen van Juda. 2 Hoort, gij hemelen! en neem ter ore, gij aarde! want de HEERE spreekt: Ik heb kinderen groot gemaakt en verhoogd; maar zij hebben tegen Mij overtreden. 3 Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib zijns heren; maar Israël heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet. 4 Wee het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid, het zaad der boosdoeners, de verdervende kinderen! Zij hebben den HEERE verlaten, zij hebben den Heilige Israëls gelasterd, zij hebben zich vervreemd, wijkende achterwaarts. 5 Waartoe zoudt gij meer geslagen worden? Gij zoudt des afvals des te meer maken; het ganse hoofd is krank, en het ganse hart is mat. 6 Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels aan hetzelve; maar wonden, en striemen, en etterbuilen, die niet uitgedrukt noch verbonden zijn, en geen derzelve is met olie verzacht. 7 Uw aardrijk is een verwoesting, uw steden zijn met het vuur verbrand; uw land verteren de vreemden in uw tegenwoordigheid, en een verwoesting is er, als een omkering door de vreemden. 8 En de dochter van Sion is overgebleven als een hutje in den wijngaard, als een nachthutje in den komkommerhof, als een belegerde stad. 9 Zo niet de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden. (Statenvertaling)

     

    %%%FOTO1%%%

     

    Toen de bekende Oudtestamentische profeet Jesaja zijn bediening begon was het gebied van Israël net door een meganatuurcatastrofe getroffen. De geciteerde verzen geven een beschrijving van het land dat als omgekeerd beschreven wordt met alom verbrande steden. De dodentol aan mensenlevens moet enorm geweest zijn en de overlevenden worden als een overblijfsel beschreven. De verwoesting kon men vergelijken met de bekende historische verwoesting van de steden Sodom en Gomorra in oktober van het jaar 1889 v. Chr.

    De beschreven verwoesting van het land door de profeet Jesaja was zo desastreus dat later de profeet Zacharia ernaar verwijst wanneer deze de Apocalyps van de HEERE God op de Olijfberg te Jeruzalem beschrijft.

    Zacharia 14:1 Ziet, de dag komt den HEERE, dat uw roof zal uitgedeeld worden in het midden van u, o Jeruzalem! 2 Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde verzamelen; en de stad zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden worden; en de helft der stad zal uitgaan in de gevangenis; maar het overige des volks zal uit de stad niet uitgeroeid worden. 3 En de HEERE zal uittrekken, en Hij zal strijden tegen die heidenen, gelijk ten dage als Hij gestreden heeft, ten dage des strijds. 4 En Zijn voeten zullen te dien dage staan op den Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeën gespleten worden naar het oosten, en naar het westen, zodat er een zeer grote vallei zal zijn; en de ene helft des bergs zal wijken naar het noorden, en de helft deszelven naar het zuiden. 5 Dan zult gijlieden vlieden door de vallei Mijner bergen (want deze vallei der bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, den koning van Juda; dan zal de HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen met U, o HEERE! 6 En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht, en de dikke duisternis. 7 Maar het zal een enige dag zijn, die den HEERE bekend zal zijn; het zal noch dag, noch nacht zijn; en het zal geschieden, ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen. (Statenvertaling)

     

    De profetie van Zacharia hoofdstuk 14 is uitgebreider en gaat tot en met vers eenentwintig. Ik wens echter in het bijzonder de aandacht te vestigen op vers vijf waar de profeet de omvang van de aardbeving ten tijde van koning Uzzia beschrijft. De profeet onderlijnt hier het destructieve karakter van de apocalyptische meganatuurcatastrofe wanneer Jesaja zijn bediening als profeet van de HEERE aanving.

     

    Het dateren van de meganatuurcatastrofe in het jaar dat Jesaja zijn bediening begon doen we met de hulp van de historische Bijbelboeken en de Joodse historicus uit de eerste eeuw van onze tijdrekening: Flavius Josephus.

    De regeerperiode van koning Uzzia heb ik in mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: De kroniek van koning Uzzia van Juda: blz. 279, uitgewerkt en op de tijdsbalk verankerd met de jaren: 803/750 v. Chr.

    De Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus reikt het ankerjaar aan tot het exact dateren van het begin van de bediening van Jesaja als profeet. Ook hij beschrijft hoe het land Juda door een aardbeving getroffen werd op het moment dat koning Uzzia/Azaria zich met Jom Kippoer de rol van hogepriesters toe eigende:

    In the meantime a great earthquake shook the ground and a rent was made in the temple, and the bright rays of the sun shone through it, and fell upon the king's face, insomuch that the leprosy seized upon him immediately. And before the city, at a place called Eroge, half the mountain broke off from the rest on the west, and rolled itself four furlongs, and stood still at the east mountain, till the roads, as well as the king's gardens, were spoiled by the obstruction. Now, as soon as the priests saw that the king's face was infected with the leprosy, they told him of the calamity he was under, and commanded that he should go out of the city as a polluted person. Hereupon he was so confounded at the sad distemper, and sensible that he was not at liberty to contradict, that he did as he was commanded, and underwent this miserable and terrible punishment for an intention beyond what befitted a man to have, and for that impiety against God which was implied therein. So he abode out of the city for some time, and lived a private life, while his son Jotham took the government; after which he died with grief and anxiety at what had happened to him, when he had lived sixty- eight years, and reigned of them fifty-two; and was buried by himself in his own gardens.

    (Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek IX,x.4)

     

    Het was in de maand oktober met Jom Kippoer van het jaar 776 v. Chr. dat Uzzia meende niet alleen als koning maar ook als hogepriester te kunnen optreden. Het resultaat was dat hij met melaatsheid geslagen werd en de volgende vijfentwintig jaar tot aan zijn dood in quarantaine geplaatst (2 Kronieken 26:16-23).

    Het vermelde Bijbelgedeelte maakt duidelijk dat koning Uzzia in quarantaine geplaatst werd en dat zijn zoon van dan af in zijn plaats het land bestuurde. Een jaartal geeft de Kroniekschrijver niet op, maar zowel THE LEGENDS OF THE JEWS gecompileerd door Louis Ginzberg als de SEDER OLAM vermelden een periode van vijfentwintig jaar dat de zoon van Uzzia: Jotham, als co-regent optrad.

    Het laatste regeringsjaar van Uzzia op de tijdsbalk was het jaar oktober 751/september 750 v. Chr. Wanneer we vanaf dit jaartal vijfentwintig jaar terugrekenen arriveren we in de maand oktober van het jaar 776 v. Chr.

    Het jaar 776 v. Chr. is het jaartal van de instelling van de Olympische Spelen door de Grieken, als dank naar hun goden toe voor de afgewende meganatuurcatastrofe. Ook over Nineveh werd in 776 v. Chr. een verwoesting afgewend. Het was hetzelfde jaar dat de profeet Jona naar Nineveh gezonden werd ter aankondiging van de nakende verwoesting. Het is geen toeval dat we Bijbels-chronologisch naar hetzelfde jaartal geloodst worden voor de datering van de aardbeving van Uzzia en het begin van de bediening van de profeet Jesaja. De combinatie van de hiervoor aangehaalde chronologische bronnen leveren allen het jaar 776 v. Chr. voor de grote aardbeving ten tijde van de regeerperiode van Uzzia en het jaar van het begin van het optreden van de profeet Jesaja, op.

     

    In de reconstructie die de geleerde Edwin R. Thiele (1895/1986) maakte van de regeerperiode van de koningen van Israël en Juda gaat het verband met het jaar 776 v. Chr. verloren of wordt het niet opgemerkt.

    Thiele dokterde op basis van de Assyrische koningslijst het jaartal 701 v. Chr. voor het veertiende regeringsjaar van Hizkia, uit. Het veertiende regeringsjaar van Hizkia wijkt met acht jaar van de Bijbelse chronologische gegevens af en het sterfjaar van Salomo wijkt zelfs met zevenendertig jaar af van de Bijbels-chronologische gegevens volgens de Sabbatjaar- en jubeljaarcyclus.

    Fundamentele Bijbels-chronologische citaten zoals 2 Koningen 18:9-13 die niet compatibel met de fabricatie van de Assyriologie zijn verklaarde Thiele zelfs als kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd. Zijn werk “The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1951” wordt nochtans door godgeleerden vandaag beschouwd als de definitieve Bijbelse chronologie en vindt men in menig naslagwerk terug. Een reden voor mij om de studie van de Bijbel niet uitsluitend aan theologen over te laten. Ik blijf uiteraard dankbaar naar die theologen toe die ons de Statenvertaling en andere degelijke vertalingen van het Hebreeuws en het Grieks leverden.

     

    De erudiete onderzoeker van het eerste uur Dr. Immanuël Velikovsky (1895/1979), Werelden in botsing, 1950 ziet de grote natuurramp ten tijde van koning Uzzia als een scheidslijn tussen twee tijdsperioden. Als een gevolg van de meganatuurcatastrofe werd in het Midden-Oosten tegen 747 v. Chr. noodgedwongen een nieuwe kalender ingevoerd. Dat jaar was het begin van de era van Nabonassar, een tot dan toe onbekende koning van Babylon. Over dit onderwerp ga ik uitgebreid in met mijn werk TIJD en TIJDEN, blz. 331, de noodzakelijke kalenderhervorming van de achtste eeuw voor Christus.

    Volgens Velikovsky werden de Olympiaden die in 776 v. Chr. van start gingen door een of andere kosmische gebeurtenis ingeluid. In het tweede hoofdstuk van zijn boek ‘Werelden in botsing’ maakt hij de link met de planeet Mars en de Romeinse mythologie. De Romeinse maand maart was aan de planeet Mars gewijd die verondersteld werd als god, de vader van Romulus, de stichter van Rome te zijn.

    De stichting van Rome in 753 v. Chr. vond plaats in een tijd, niet ver verwijderd van ‘de grote verwoesting’ of zoals de titel van dit hoofdstuk  luidt: ‘de moeder van alle verwoestingen’, die de profeet Jesaja in 776 v. Chr. beschreef. Volgens een Romeinse overlevering zouden de ontvangenis van Romulus door zijn moeder, de stichting van Rome en de dood van Romulus hebben plaatsgevonden in jaren van grote natuurberoeringen die gepaard gingen met verschijnselen aan de hemel en storingen in de beweging van de zon.

     

    Een cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong.

    Ik besef dat het aanvaarden van een cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong in de oudheid, voor menigeen moeilijk is. Men kan de schouders ophalen voor een theorie die ontwikkeld en gebaseerd is op Mythisch-historische overleveringen en niet op astrofysische waarneming. Het lijkt dan ook fantastisch wanneer men bedenkt dat het zonnestelsel dat in de huidige tijd als een klokwerk loopt, ooit tot slechts 2650 jaar terug de tijd in, in beroering was.

    Het boek ‘Werelden in botsing’ van Dr. I. Velikovsky las ik de eerste maal in 1975. De kosmologische aspecten waren voor mij toen een vrij moeilijke materie, een onderwerp die ik niet onmiddellijk vanuit mijn opleiding en vorming kon toetsen. De motivatie van Velikovsky voor zijn studie en publicaties was echter de Bijbel, een Boek dat hij als seculiere Jood als een historisch boek benaderde. De Exodus uit Egypte van de Israëlieten was voor hem een historisch feit en de tien plagen gevolgd door het scheuren van de Rode Zee verklaarde hij vanuit de kosmologie. Ik stond aldus open voor de voor mij nieuwe theorieën die hij bracht.

    Op 21 februari 1991 was ik uitgenodigd in Hilversum in het programma van Feike ter Velde: Mag ik eens met je praten, (https://teleblik.nl/media/5424617), en in het vervolg van dit gebeuren mocht ik daarna enkele malen op de radio komen. Bij zulk een opname voor een radioprogramma in Katwijk aan Zee kreeg ik als afscheid van ds. Willem Glashouwer twee recensieboeken cadeau, boeken die hem vanuit Amerika waren toegestuurd. Eén boek was het al eerder geciteerde boek: ‘The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes’ van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, en het andere boek was ‘The Biblical Flood and the Ice Epoch’ van Donald W. Patten. Het was na het lezen en bestuderen van deze werken dat ik ook de draad met Velikovsky en de kosmologie weer opnam. Vooral dan het chronologische aspect van de cyclus van kosmische rampen kreeg mijn aandacht.

    Ik ben van mening dat de onderzoekers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, chronologisch gezien wat de intervallen tussen de catastrofes betreft, correct zitten. Wat men ook wil geloven of afwijzen wat betreft de kosmische catastrofetheorie, een cyclus van meganatuurcatastrofes kan vanuit de Bijbel, de werken van Flavius Josephus en andere bronnen, chronologisch aangetoond worden, en in dat spoor ga ik verder.

    De geleerden Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, ‘The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes’, leveren een schema met een cyclus van catastrofes van 2484 v. Chr. tot 701 v. Chr. Zij identificeren zeven rampen van kosmische oorsprong die planeet aarde in de oudheid teisterden. Het jaar 701 v. Chr. is hun vertrekpunt op de tijdsbalk en ankerpunt vanaf waar zij in de tijd terugrekenen.

    Het noodlottige jaartal 701 v. Chr. dat de onderzoekers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer als vertrekpunt op de tijdsbalk nemen hebben zij van eerder vermelde geleerde Edwin R. Thiele. Thiele dokterde op basis van de Assyrische koningslijst het jaartal 701 v. Chr. voor het veertiende regeringsjaar van Hizkia, uit. Hij deed dit via het aanpassen van de Bijbelse chronologische gegevens aan de Assyrische Khorsabad-koningslijst. Om in lijn met de Assyrische chronologische gegevens te komen verkorte Thiele de algemene regeringstijd van de koningen van Israël en Juda met ongeveer veertig jaar. Het veertiende regeringsjaar van Hizkia wijkt op die manier met acht jaar van de Bijbelse chronologische gegevens af. Het Exodusjaartal 1447 v. Chr. wijkt zelfs zesendertig jaar af van de Bijbels-chronologische gegevens volgens de Sabbatjaar- en jubeljaarcyclus.

    Als een gevolg van het hanteren van de chronologie van Thiele voor de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda zit ook Donald W. Patten in zijn cycluslijst van rampen er acht tot achtendertig jaar en gaan verloren. Zij werken als een gevolg dikwijls met ‘circa ’s jaartallen wat de datering van de meganatuurcatastrofes betreft.

    Wanneer men echter het cyclusmodel van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer, binnen de nieuwe chronologie hanteert zijn de resultaten nochtans verbluffend.

    Een voorbeeld is het bekende jaartal 776 v. Chr. met de instelling van de Olympische Spelen door de Grieken als dank naar hun goden toe, toen een verwachte ramp werd afgewend. Het is een ankerjaar bij uitstek waar we met zekerheid de cyclus van rampen mee kunnen linken. Heel de wereld hield tegen het jaar 776 v. Chr. de adem in voor de aangekondigde ramp die planeet aarde dan opnieuw zou treffen.

    Wanneer men vanaf het jaartal 776 v. Chr. in oktober 54 jaar en zes maanden op de tijdsbalk naar voor rekent arriveert men in maart 722 v. Chr.

    Het verkregen jaartal 722 v. Chr. is hier opmerkelijk omdat dit jaar volgens de Bijbelse chronologie in het voorjaar de dood zag van koning Achaz, de vader van Hizkia, met een historische vermelding van een kosmisch fenomeen. Een Joodse legende verhaalt namelijk dat op de dag dat koning Achaz stierf er slechts gedurende twee uur daglicht was (Louis Ginzberg, Legends of the Jews, Volume IV, Bible Times and Characters. From Joshua to Esther). De oorzaak ligt volgens de catastrofetheorie bij een storing van planeet aarde in haar omwenteling om de zon.

     

    Voorjaar 722 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar

    Het jaar dat koning Achaz van Juda stierf en begraven werd was het voorjaar van 722 v. Chr. Sinds het begin van de bediening van Jesaja in oktober 776 v. Chr. waren er 54 jaar en zes maanden verlopen. Een tijdsperiode die de cyclus van meganatuurcatastrofes volgens Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, in hun studie; ‘The long day of Joshua and six other catastrophes, had.

    Een Joodse overlevering leert dat een meganatuurcatastrofe van kosmische aard de aarde trof op de dag van het overlijden van koning Achaz van Juda:

    While the northern kingdom was rapidly descending into the pit of destruction, a mighty upward impulse was given to Judah, both spiritually and materially, by its king Hezekiah. In his infancy the king had been destined as a sacrifice to Moloch. His mother had saved him from death only by rubbing him with the blood of a salamander, which made him fire-proof. In every respect he was the opposite of his father. As the latter is counted among the worst of sinners, so Hezekiah is counted among the most pious of Israel. His first act as king is evidence that he held the honor of God to be his chief concern, important beyond all else. He refused to accord his father regal obsequies; his remains were buried as though he had been poor and of plebeian rank. Impious as he was, Ahaz deserved nothing more dignified. God had Himself made it known to Hezekiah, by a sign, that his father was to have no consideration paid him. On the day of the dead king's funeral daylight lasted but two hours, and his body had to be interred when the earth was enveloped in darkness.

    Louis Ginzberg, Legends of the Jews, Volume IV, Bible Times and Characters. From Joshua to Esther.

     

    Zoals eerder opgemerkt was het volgens de theorie de planeet Mars die in de achtste eeuw voor Christus verantwoordelijk was dat planeet aarde in haar loop rond de zon periodiek verstoord werd met iedere keer de daarmee gepaard gaande catastrofes. Deze boosdoener werd door de volkeren van de oudheid vergoddelijkt en kreeg van hen diverse namen zoals: MARS bij de Romeinen, Ares bij de Grieken, Tyr bij de Germanen, Horus in Egypte, Baal of Bel in Klein-Azië en Indra in India.

     

    De hiervoor vermelde volkeren verwijzen in hun bewaarde geschriften naar een cyclus van rampen die de wereld getroffen hebben met intervallen van ongeveer 54 en 108 jaar.

    Wanneer men het jaartal 776 v. Chr. als ankerjaar en navigatiepunt gebruikt en vanaf hier 54 jaar op de tijdsbalk naar voor en naar achter rekent verkrijgt men meer dan eens passende historische vermeldingen van meganatuurcatastrofes.

     

    Essarhaddon ‘s veldtocht naar Egypte en de vermelding van een meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong.

    De geleerden Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, in hun studie: ‘The long day of Joshua and six other catastrophes’, plaatsen de laatste ramp in 701 v. Chr. op de tijdsbalk en volgens hen kwam daarna ons zonnestelsel tot rust kwam en namen de planeten hun huidige stand in:

    After the year 701 BC, Mars was sufficiently ‘bumped’ or perturbed in its orbit by Earth to throw its orbit out of 2:1 resonance. It subsequently arrived in its current orbit, which is 1.88 in its period compared to Earth’s orbital period.’ (The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, 1973, Chapter II)

     

    Nochtans bestaat er een primaire bron met een indicatie dat er nog een ramp volgde. De annalen van de Assyrische koning Essarhaddon verwijzen namelijk mogelijk naar een gelijkaardige meganatuurcatastrofe wanneer deze zijn veldtocht tegen Egypte ondernam.

    Wanneer we van het vorige meganatuurcatastrofe-jaar 722 v. Chr. met een tijdschijf van 54 jaar en zes maanden rekenen arriveren we op de tijdsbalk in oktober 668 v. Chr.

    De annalen van Essarhaddon verwijzen naar een storm-demon die hem vooraf naar Egypte ging. Ik meen dat de verwijzing van Essarhaddon van een storm-demon naar een kosmisch fenomeen verwijst dat past in de cyclus van meganatuurcatastrofes die planeet aarde van de vierentwintigste tot de achtste eeuw voor Christus plaagden. Hierna het betreffende gedeelte uit de bewaarde annalen van Essarhaddon dat over de storm-demon handelt:

    “The king, whose sovereignty the lord of lords, Marduk, has exalted, far above that of the kings of the four quarters, who has brought all the lands in submission under his feet who has exacted tribute and tax from them. (He is) conqueror of his foes, destroyer of his enemies; (He is) the king whose walk is a storm, and whose deeds a raging wolf. Before him is a storm-demon, behind him a cloudburst. The onset of his battle is mighty. He is a consuming flame, a fire that does not go out. (He is) the son of Sennacherib, king of the universe, king of Assyria, son of Sargon, king of the universe, king of Assyria, viceroy of Babylon, king of Sumer and Akkad. (He is of) the eternal seed of priesthood, of Bel-bani, son of Adasi, who established the kingdom of Assyria, who at the command of A¹¹ur, Shamash, Nabu, and Marduk, the great gods, his lords, overthrew the servitude of the city of A¹¹ur.”

    (Adapted from Luckenbill 2:224-27, Luckenbill, Daniel David. Ancient Records of Assyria and Babylonia. Vol. 2: From Sargon to the End. Chicago: University of Chicago Press, 1927.)

     

    De invasie van Egypte door Essarhaddon wordt in zijn annalen vermeldt in zijn tiende regeringsjaar in 671 v. Chr. wat met drie jaar afwijkt van het verkregen meganatuurcatastrofe-jaar in oktober 668 v. Chr.

    Een afwijking in de cyclus is echter niet onmogelijk wat de onderzoekers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, in hun boek: The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, overigens bevestigen.

    Het zou echter ook mogelijk zijn dat de annalen van Essarhaddon niet nauwkeurig zijn, en dan wordt het jaartal 668 v. Chr. een eventueel nieuw ankerpunt op de tijdsbalk.

    Hierna enkele citaten van de zijde van de Assyriologie over de regeerperiode van Essarhaddon en Assurbanipal:

    “The sources for the reign of Esarhaddon are difficult to date and are not reliable with regard to 15 details of campaigns and to their chronology. There are considerable differences in the recorded order of events between the Esarhaddon and the Babylonian chronicles and Esarhaddon’s prisms. Eph’al has questioned the reliability of the Esarhaddon and Babylonian Chronicles. Etcetera…

    “However, Cf. H. Tadmor, “An Assyrian Victory Chant and Related Matters”, in: G. Frame (ed.), From the Upper Sea to the Lower Sea: Studies on the History of Assyria and Babylonia in Honour of A. K. Grayson (Leiden, 2004) 269-272. Tadmor postulates that Esarhaddon’s Annals were ideologically edited and thus are less valid for chronological reconstruction than the Esarhaddon and the Babylonian chronicles. However, note that some events in the Chronicles were also wrongly placed. Tadmor, “Autobiographical Apology”, 272. Cf. J. A. Spalinger, “Esarhaddon and Egypt: An Analysis of the First Invasion”

     

    Vanuit mijn persoonlijke opleiding kan ik moeilijk over afwijkingen in de cyclus van catastrofes oordelen en blijft het voor mij een vraag wanneer juist planeet aarde en het zonnestelsel tot rust kwam en het exacte klokwerk, dat we vandaag van alle planeten waarnemen, een aanvang nam. Het is vooral via mijn interesse voor chronologie dat de cyclus van catastrofes van kosmische oorsprong al lange tijd mijn aandacht heeft aangezien het past in de in de Bijbel beschreven rampen in de oudheid.

    De moderne wetenschap kosmologie wijst de theorie van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer die gebaseerd is op mythologische bronnen en de Bijbel, af. Hun geavanceerde computersystemen zijn alle geprogrammeerd op basis van de uniformiteittheorie: de aarde is nooit in haar baan om de zon verstoord en ons zonnestelsel loopt sinds mensengeheugenis als een klokwerk.

    Het laatste boek: Mankind in Amnesia, 1982, dat de controversiële onderzoeker Dr. Immanuël Velikovsky (1895/1979) schreef was gewijd aan dit door de moderne kosmologie afwijzen van de nochtans historisch gedateerde meganatuurcatastrofes dat hij catalogeerde onder een ‘collectief geheugenverlies’ van de moderne wetenschap. Velikovsky omschreef het als het volgt: De herinnering aan catastrofes werd uitgewist, niet door gebrek aan geschreven overleveringen, maar door een kenmerkend proces, dat later gehele naties, tezamen met hun geletterden, in deze overleveringen allegorieën of vergelijkingen deed zien, terwijl in werkelijkheid kosmische natuurverstoringen daarin heel duidelijk stonden beschreven.

     

    Voorjaar 830 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    We keren terug naar het jaar 776 v. Chr. waar we ons verhaal mee begonnen zijn. Vanaf dit ankerjaar op de tijdsbalk gaan we in tijdschijven van 54 jaar en zes maanden terug de tijd in.

    Het resultaat voor de eerste tijdschijf vanaf 776 v. Chr. is het voorjaar van 830 v. Chr. voor een veronderstelde meganatuurcatastrofe. Aanwijzingen naar mogelijke historische rampen voor dit jaar hebben we niet. Dat er niettemin tekenen aan de hemel waren staat volgens mij buiten twijfel. In de chronologie van de koningen van Juda en Israël is het jaar 830 v. Chr. het sterfjaar van koning Joahaz van het tienstammenrijk en nam zijn zoon Joas het bewind over. Joas was in 833 v. Chr. als co-regent al aangesteld.

    Het voorjaar van 830 v. Chr. zag ook niet toevallig de dood van koning Joas en de troonsbestijging van diens zoon Amazia, en had waarschijnlijk verband met tekenen aan de kosmische hemel. Het is een mogelijke verklaring voor de gerapporteerde ziekten in de Bijbel voor deze tijd en het aanstellen van co-regenten in zowel Israël als Juda. Ook het fenomeen van de afgodendienst in Juda (2 Kronieken 25:14) en Israël dat iedere keer opnieuw de kop opstak kan misschien vanuit de cyclus van meganatuurcatastrofes verklaard worden.

     

    Het fenomeen van de afgoderij dat in de oudheid stak telkens opnieuw de kop op in zowel Israël als Juda. De oorsprong en oorzaak ligt volgens mij bij de cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong die planeet aarde met intervallen vanaf de vierentwintigste eeuw v. Chr. tot de zevende eeuw v. Chr. getroffen heeft. De wereld van de oudheid was voor een lange tijd in beroering en een bron van afgoderij bij de volkeren en Israël die meenden in de planeten in beroering, goden aan het werk te zien. Toen de Israëlieten onder leiding van Mozes in 1483 v. Chr. uit Egypte trokken namen zij hun afgoden al mee. Het bekende gouden kalf dat zij bij de berg Gods maakten was een afbeelding van een Egyptische afgod. Het is Stefanus die in 30 AD voor de Joodse raad staande deze onheilsgeschiedenis beknopt doorgaf:

    Handelingen 7:41 En zij maakten een kalf in die dagen, en brachten offerande tot den afgod, en verheugden zich in de werken hunner handen. 42 En God keerde Zich, en gaf hen over, dat zij het heir des hemels dienden, gelijk geschreven is in het boek der profeten: Hebt gij ook slachtofferen en offeranden Mij opgeofferd, veertig jaren in de woestijn, gij huis Israëls? 43 Ja, gij hebt opgenomen den tabernakel van Moloch, en het gesternte van uw god Remfan, de afbeeldingen, die gij gemaakt hebt, om die te aanbidden; en Ik zal u overvoeren op gene zijde van Babylon. (Statenvertaling)

     

    Stefanus citeerde de profeet Amos hoofdstuk vijf waar de god Remfan vermeldt wordt. Er is verschil in schrijfwijze van de naam Remfan, ook in het Grieks. De Septuagintvertalers noemden hem Raephan. De NBG-vertalers van 1951 vertaalden de naam naar Kewan. Deze naam staat voor de oud-Babylonische god: Kajawanu, die de planeet Saturnus voorstelde. De verering van Saturnus en de naam Saturnus kan zelfs in verband gebracht worden met Nimrod, de anti-messias van Genesis. In het oude Babylon werd de naam als ‘Stur’ geschreven, een naam met een getalswaarde van zeshonderdzesenzestig.

    Als men dan niet het geloof van Mozes heeft naar Hebreeën 11:27 ‘die voorwaarts ging als ziende de Onzienlijke’, dan maakt men geestelijk blind en doof zijnde de verkeerde keuzes wanneer ‘werelden in botsing’ komen, en mist men zijn doel.

     

    Wordt vervolgd….

     

    Met vriendelijke groet?

    Robert De Telder

    06-08-2018 om 07:31 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong in de oudheid - deel 3

    Najaar 1212 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    Voor het bekomen jaartal 1212 v. Chr. in de cyclus van meganatuurcatastrofes bezitten we ook ditmaal naar mijn weten geen bijzondere vermelding in de Bijbel of andere bronnen.

    Het was de tijd van de Richteren voor de twaalf stammen van Israël. In het najaar van 1212 v. Chr. zitten we naar het einde toe van de bediening als richter van de bekende Deborah en Gideon die beiden gedurende veertig jaar het volk geleidt hebben. De aanvang van de bediening van Deborah was getuige van een kosmisch fenomeen.

    In Egypte heersten sinds de Exodus de Hyksos of Amalekieten over het land. De Egyptische oudheidhistoricus Manetho verdeelt hun regeerperiode over twee dynastieën: de vijftiende en zestiende dynastie. Het is een lange periode in de oudheidgeschiedenis van Egypte waar we als een gevolg van de ontketende beeldenstorm door farao Ahmose van de achttiende dynastie na de verdrijving van de Hyksos weinig over weten.

     

    Voorjaar 1266 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    Op de tijdsbalk zoals in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, gebracht vinden we geen verwijzing naar een meganatuurcatastrofe voor het jaar 1266 v. Chr. Maar zoals in het vorige hoofdstuk opgemerkt hebben we wel een verwijzing naar een kosmisch fenomeen in de Bijbel in het jaar dat de richter Deborah haar bediening aanvangt in het voorjaar van 1249 v. Chr. wat een verschil van zeventien jaar in de veronderstelde cyclus oplevert. De aanvang van de richterperiode van Deborah is op de tijdsbalk chronologisch stevig verankerd, wanneer we met de voorhanden zijnde chronologische gegevens terugrekenen vanaf de richter Jefta in 1143 v. Chr. toen er driehonderd jaar verstreken waren sinds de inname van Kanaän onder leiding van Jozua. Het resultaat is 1249 v. Chr. voor het begin van het richter-schap van Deborah. Als generaal van het militieleger van Israël versloeg zij het machtige leger van Jabin die over negenhonderd ijzeren strijdwagens beschikte (Richteren 4:1-16).

    Het Bijbelboek Richteren geeft een verwijzing naar een kosmisch fenomeen dat zich tijdens de slag tussen de Israëlieten en het leger van Jabin afspeelde:

    Richteren 5:20 “Van de hemel streden de sterren (Hebreeuws: KOWKAB), vanuit haar banen (Hebreeuws: MECILLAH) streden zij tegen Sisera.” (NBG Vertaling 1951)

     

    De onderzoekers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer, verbinden in hun studie ‘The long day of Joshua and six other catastrophes – Chapter VI - (1973), het kosmisch fenomeen van Richteren 5:20 met een ‘fly-by’ van de planeet Mars. De Hebreeuwse grondtekst-woorden die ik in het Bijbelcitaat hierboven tussen ronde haken vermeld heb zijn van hen. Hierna hun commentaar voor de Hebreeuwse woorden KOWKAB en MECILLAH.

    KOWKAB: a blazing or rolling star, a shining star, a luminary, and we propose, a rotating planet such as Mars.

    MECILLAH: which Strong’s Concordance translates as a viaduct, a staircase, a causeway, a course, a highway, a path, a terrace, and our belief is it could also be accurately translated ‘an orbit’, or ‘orbits’, paths of the luminaries.

     

    Het Bijbelgedeelte van Richteren 5:20 “Van de hemel streden de sterren, vanuit haar banen streden zij tegen Sisera.”, krijgt in het licht van de studie van Patten wel een heel letterlijke betekenis. Het resultaat was dat het machtige leger van de koning van Kanaän verslagen kon worden. Voor de Israëlieten was het duidelijk dat de HERE God ingegrepen had. De onderzoeker Patten schrijft dienaangaande in zijn werk iets heel merkwaardig neer:

    ‘Agnostics will in the future , more and more, discount evolutionary uniformitarianism, and will see the validity in the astronomical, catastrophic view of science and ancient history, yet perhaps without the hand of God.’ (The long day of Joshua and six other catastrophes by Donald W. Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, 1973)

     

    Het nieuwe ankerpunt op de tijdsbalk is het jaar 1249 v. Chr. ter berekening van eerder plaatsgevonden meganatuurcatastrofes.

    Wanneer we verder terug de tijd ingaan vanaf 1249 v. Chr. met schijven van 54 jaar en 6 maanden krijgen we volgende resultaten:

    september/oktober            1304 v. Chr.

    Maart/april              1358 v. Chr.

    Het verkregen jaartal 1304 v. Chr. levert geen historische verwijzing naar een natuurcatastrofe op maar het jaar 1358 v. Chr. wel. Het is een jaartal dat verbonden is met de genoteerde hongersnood ten tijde van Naomi zoals beschreven in het Bijbelboek Ruth.

     

    Voorjaar 1358 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    Ruth 1:1 In de dagen dat de richters richtten, gebeurde het, dat er een hongersnood in het land was. Toen trok een man uit Bethlehem in Juda met zijn vrouw en zijn beide zonen weg om als vreemdeling te vertoeven in het veld van Moab. 2 De naam van de man was Elimelek, de naam van zijn vrouw Naomi en de namen van zijn beide zonen Machlon en Kiljon, Efratieten uit Bethlehem in Juda; en in het veld van Moab aangekomen, bleven zij daar. 3 Toen stierf Elimelek, de man van Naomi, zodat deze met haar beide zonen achterbleef. 4 Dezen namen zich Moabitische vrouwen: de ene heette Orpa en de andere Ruth; en zij woonden daar ongeveer tien jaren. 5 Toen stierven ook die twee, Machlon en Kiljon, zodat die vrouw achterbleef, zonder haar beide zonen en haar man. 6 Daarna maakte zij zich met haar schoondochters op en keerde uit het veld van Moab terug, want zij had in het veld van Moab vernomen, dat de HERE naar zijn volk omgezien had door hun brood te geven. (NBG Vertaling 1951)

     

    Mijn plaatsing van de sabbat- en jubeljaren op de tijdsbalk zoals in TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 147-163, gebracht levert het jaar 1358 v. Chr. als het jaar van de hongersnood die in het Bijbelboek Ruth 1:1 vermeld wordt. De meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong maakten dat in één slag oogsten en dergelijke vernietigd werden en hongersnoden als gevolg. Het resultaat waren meestal volksverhuizingen op grote schaal met mensen die op zoek gingen naar nieuwe vestigingsgebieden.

    De Sabbat- en Jubeljaarcyclus ging van start in 1443 v. Chr. in de maand Nisan wanneer de Israëlieten onder de leiding van Jozua de Jordaan overtrokken ter inbezitneming van het Beloofde Land. In 1437 v. Chr. was het land veroverd en begon het eerste sabbatjaar. Zeven maal zeven sabbatjaren later begon in de maand Tishri van het zevende sabbatjaar, het eerste jubeljaar dat van 1395 tot 1394 v. Chr. liep.

    Het was het tweede jubeljaar van oct1346/sep1345 v. Chr. sinds de instelling ervan dat het jubeljaar was ten tijde van Naomi en Ruth. Het zesde jaar van de dubbele zegening in de sabbatjaarcyclus was maart 1347/april 1346 v. Chr. Dit was het jaar dat Naomi in haar ballingsland Moab vernam dat de HERE God naar zijn volk had omgezien door het brood te geven. Het was het jaar van de zogenaamde dubbele zegening zodat de opbrengst van het land voldoende zou zijn om het sabbatjaar en ditmaal ook het Jubeljaar te overbruggen.

    Vanaf het jaartal 1347/1346 v. Chr. rekenen we tien jaar terug voor het vertrek van Naomi als een gevolg van de hongersnood, naar Moab wat ons in het jaar 1357 v. Chr. brengt. Het is het exacte jaartal voor de hongersnood ten tijde van de verdrukking (1367/1349 v. Chr.) van de Israëlieten door de koning van Moab Eglon.

    Het jaartal 1357 v. Chr. als een meganatuurcatastrofe-jaar met mislukte oogsten tot gevolg is een jaartal dat Patten en zijn medewerkers gemist hebben en dit uitsluitend als een gevolg van hun hanteren van Thiele ’s ankerjaar 701 v. Chr. op de tijdsbalk.

     

    Najaar 1413 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    Voor het bekomen jaartal 1413 v. Chr. in de cyclus van meganatuurcatastrofes met het rekenen van tijdschijven van 54 jaar en zes maanden bezitten we ook ditmaal naar mijn weten geen bijzondere vermelding in de Bijbel of andere bronnen.

    Het was de tijd kort na de dood van Jozua gevolgd door de tijd dat oudsten de twaalf stammen van Israël richtten.

    In Egypte heersten sinds de Exodus de Hyksos of Amalekieten over het land die na de Exodus en de tien plagen het land overrompelden.

     

    Voorjaar 1467 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    Het jaartal 1467 v. Chr. bekomen we door opnieuw met een tijdschijf van 54 jaar es zes maanden vanaf het vorige navigatiepunt op de tijdsbalk in de tijd terug te rekenen. Dit jaartal levert in de mij bekende bronnen geen vermelding naar een meganatuurcatastrofe op. Wat wel opvalt is dat we met de rekenoefening op de tijdsbalk het jaartal 1443 v. Chr. gepasseerd zijn. Dit jaartal levert in de Bijbel een vermelding naar een meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong op. Het is het bericht van het stilstaan van de zon op het woord van Jozua ten tijde van de slag bij Gibeon waar de Israëlieten tegen een coalitie van Kanaänietische vorsten moesten strijden. Tussen de jaartallen 1413 v. Chr. en 1443 v. Chr. bestaat er een verschil van zo maar even dertig jaar. Wat is hier aan de hand?

     

    Najaar 1443 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar!

    In onze studie van de cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong zoeken we altijd absolute ankerpunten op de tijdsbalk. Op dit fundament zetten we onze reis verder in de tijd terug met najaar 1443 v. Chr. als navigatiepunt op de tijdsbalk.

    De Israëlieten arriveerden aan de Jordaan aan de oostelijke grens van Jericho, in de lente van het jaar 1443 v. Chr., exact op de dag af, veertig jaar na de exodus uit Egypte. In mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, verankerde ik het jaartal van de Exodus met het jaar 1483 v. Chr. Dit laatste jaartal was het resultaat van het chronologisch hanteren van de Jubeljaren volgens de opgave door William Whiston. In totaal waren er van oct27/sep28 AD, het jaar dat Jezus het ‘aangename jaar des HEREN’ of Jubeljaar uitriep en zich als Messias bekendmaakte, tot het jubeljaar van oktober 1395/ september 1394 v. Chr. dertig jubeljaren geweest. Van het eerste Jubeljaar in okt1395 tot sep1394 v. Chr. zijn het zeven maal zeven jaar of negenenveertig jaar teruggerekend (sabbatjaren van maart/tot april tot maart/april) tot het begin van de inname van het Beloofde Land in 1443 v. Chr.

    Jozua 4:19 Het volk nu is uit de Jordaan opgeklommen op de tiende der eerste maand en zij legerden zich te Gilgal, aan de oostelijke grens van Jericho.

     

    Jozua 5:10 Terwijl de Israëlieten te Gilgal gelegerd waren, vierden zij het Pascha op de veertiende dag van die maand, des avonds, in de vlakten van Jericho; 11 en zij aten, daags na het Pascha, van de opbrengst van het land, ongezuurde broden en geroost koren, op dezelfde dag. 12 En het manna hield op, daags nadat zij van de opbrengst van het land hadden gegeten. Dus hadden de Israëlieten geen manna meer, maar zij aten dat jaar van wat het land Kanaän opleverde.

     

    Deze twee Bijbelcitaten plaatsen we aldus chronologisch op de tijdsbalk in de maand Nisan of maart/april, van het jaar 1443 v. Chr. Vanuit Jozua 5:12 maken we op dat in 1443 v. Chr. met de maand nisan, de sabbatjaarcyclus van start ging met zes jaar later het eerste sabbatjaar in het jaar apr1437/mrt1436 v. Chr.

    Wat diezelfde maand Nisan van 1443 v. Chr. na het Pesachfeest chronologisch volgde, was de inname van Jericho, zoals beschreven in het Bijbelboek Jozua hoofdstukken 5 en 6. Daarna plaatsen we het debacle bij Ai (Jozua 7:1-26) op de tijdsbalk, met daarna de overwinning over Ai (Jozua 8;1-29), nog altijd in het voorjaar van 1443 v. Chr.

    Vervolgens gaat het Bijbelboek Jozua (8:30-35) na de verovering van Ai, verder met een bericht dat Jozua op de berg Ebal een altaar voor de HERE God van Israël bouwt en daar de Wet van Mozes aan het volk voorleest. Ook in de ‘Legends of the Jews’ merken we dezelfde chronologische volgorde, waarbij men onmiddellijk na het oversteken van de Jordaan naar de berg Ebal optrekt:

    When the people arrived on the further shore, the holy Ark, which had all the while been standing in the bed of the river, set forward of itself, and, dragging the priests after it, overtook the people. The day continued eventful. Unassailed, the Israelites marched seventy miles to Mount Gerizim and Mount Ebal, and there performed the ceremony bidden by Moses in Deuteronomy: six of the tribes ascended Mount Gerizim, and six Mount Ebal (Legends of the Jews by Louis Ginzberg, 1909, Volume IV, I. JOSHUA).

    De mobilisatie van de overige koningen van Kanaän volgt na het bouwen van het altaar op de berg Ebal. Dit feit plaats ik in de herfst van 1443 v., Chr. op de tijdsbalk.

    Jozua 9:1 Zodra al de koningen aan de westzijde van de Jordaan, op het Gebergte, in de Laagte en langs de ganse kust der Grote Zee tot tegenover de Libanon, de Hethieten, de Amorieten, de Kanaänieten, de Perizzieten, de Chiwwieten en de Jebusieten dit hoorden, 2 sloten zij zich aaneen om eendrachtig Jozua en Israël te bestrijden.

     

    De inwoners van de stad Gibeon hadden intussen met een list een bondgenootschap met Jozua en de Israëlieten gesloten en werden vervolgens het doelwit van de overige koningen van Kanaän. Deze geschiedenis staat in Jozua hoofdstuk 9 beschreven. Chronologisch zitten we nu ongeveer in de herfst van 1443 v. Chr. Wat daarna volgt is de in Jozua hoofdstuk 10, beschreven oorlog:

    Jozua 10:1 Zodra Adonisedek, de koning van Jeruzalem, hoorde, dat Jozua Ai veroverd en met de ban geslagen had – evenals hij met Jericho en zijn koning gedaan had, zo had hij ook met Ai en zijn koning gedaan – en dat de inwoners van Gibeon met Israël vriendschap gesloten hadden en in hun midden waren, 2 toen werd men zeer bevreesd, want Gibeon was een grote stad, als een der koninklijke steden, ja, het was groter dan Ai, en al haar mannen waren helden. 3 Daarom zond Adonisedek, de koning van Jeruzalem, aan Hoham, de koning van Hebron, aan Piram, de koning van Jarmut, aan Jafia, de koning van Lakis, en aan Debir, de koning van Eglon, deze boodschap: 4 Trekt op tot mij en helpt mij, opdat wij Gibeon slaan, omdat het vriendschap gesloten heeft met Jozua en de Israëlieten. 5 Hierop verenigden zich de vijf koningen der Amorieten en trokken op: de koning van Jeruzalem, de koning van Hebron, de koning van Jarmut, de koning van Lakis en de koning van Eglon, zij met al hun legers; zij belegerden Gibeon en streden ertegen. 6 Toen zonden de mannen van Gibeon tot Jozua, naar de legerplaats te Gilgal, deze boodschap: Trek uw hand niet van uw knechten af, ruk haastig tot ons op, verlos ons en help ons, want alle koningen der Amorieten, die op het gebergte wonen, hebben zich tegen ons verzameld. 7 Toen trok Jozua uit Gilgal op, hij en al het krijgsvolk met hem, allen dappere helden. 8 En de HERE zeide tot Jozua: Vrees niet voor hen, want Ik geef hen in uw macht, niemand van hen zal voor u standhouden. 9 En Jozua overviel hen plotseling – de ganse nacht was hij, van Gilgal uit, opgetrokken – 10 en de HERE bracht hen voor het aangezicht van Israël in verwarring, zodat hij hun een grote nederlaag toebracht bij Gibeon, hen vervolgde in de richting van de bergpas van Bet-Choron en hen versloeg tot bij Azeka en Makkeda. 11 Terwijl zij nu voor Israël vluchtten en zij juist op de helling van Bet-Choron waren, wierp de HERE uit de hemel grote stenen op hen, tot Azeka toe, zodat zij stierven; die door de hagelstenen stierven, waren talrijker dan die, welke de Israëlieten met het zwaard doodden. 12 Toen sprak Jozua tot de HERE ten dage, waarop de HERE de Amorieten aan de Israëlieten overleverde, en hij zeide in tegenwoordigheid van Israël: Zon, sta stil te Gibeon en gij, maan, in het dal van Ajjalon! 13 En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat het volk zich op zijn vijand gewroken had. Is dit niet geschreven in het Boek des Oprechten? De zon nu bleef staan midden aan de hemel en haastte zich niet onder te gaan omstreeks een volle dag. 14 Een dag als deze is er noch vroeger, noch later ooit geweest, waarop de HERE zó iemands stem verhoorde, want de HERE streed voor Israël. 15 Hierop keerde Jozua en geheel Israël met hem terug naar de legerplaats te Gilgal. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het hiervoor beschreven treffen tussen het leger van de Israëlieten onder leiding van Jozua en de Kanaänietische coalitie van de vijf koningen plaats ik op de tijdsbalk in de maand oktober van het jaar 1443 v. Chr., nog hetzelfde jaar dat Jericho en Ai ingenomen werden.

    De meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong die het Bijbelboek Jozua beschrijft, is hiermee indirect door de plaatsing van de sabbat- en jubeljaren op de tijdsbalk, gedateerd. De Seder Olam plaatst het fenomeen van het stilstaan van de zon gelijk met de zonnewende in de maand juni van dat jaar en meent hiermee een verklaring voor het fenomeen te kunnen invullen. Het stilstaan van de zon, op het woord van Jozua, is dan ook een aller ongelooflijkst verhaal, schreef Dr. I. Velikovsky in zijn werk ‘Werelden in botsing, 1950, hfst.1. De verdienste van de erudiete Velikovsky is dat hij het gebeuren met de zon op het slagveld bij Gibeon, wetenschappelijk aanvaardbaar vanuit andere oudheid-bronnen, kosmologisch verklaart heeft. De wereld van de oudheid werd vanaf het jaar 2341 v. Chr. tot en met het jaar 668 v. Chr. geplaagd door een cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong.

    Hierna een korte samenvatting van Velikovsky ‘s kosmologische bevindingen zoals uiteengezet in ‘Worlds in Collision’ of ‘Werelden in botsing’. Rond het jaar 1500 voor Christus was de planeet Venus nog een komeet, die ontstaan was uit Jupiter, en rond deze tijd de baan van de aarde verstoorde. Beide hemellichamen geraakten in elkaars invloedssfeer en de aarde werd gestoord in zijn omloop om de zon, met als een gevolg te lange en te korte dagen en nachten wat door oudheidastronomen ook waargenomen werd. Een ander resultaat waren aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en het vormen van nieuwe gebergten als gevolg van een bewegende aardkorst. Uit de staart van de komeet viel een rode stof, soms vermengd met vloeistof, meteorieten en koolwaterstoffen op aarde neer. Met de interactie tussen Venus en planeet Aarde nam men elektrische ontladingen waar tussen de kop en de staart van de komeet. Op aarde gaf deze waarneming aanleiding tot het ontstaan van mythologische verhalen. De plaats van de polen op aarde veranderde. De door de grote hitte verdampte hoeveelheid water viel als sneeuw neer op plaatsen, waar vroeger geen koud klimaat heerste met resultaat ingevroren mammoets in Siberië. Dit ganse kosmologische scenario gebeurde tegelijk met de Exodus van de Israëlieten uit Egypte in 1483 v. Chr. en verklaart de Bijbelse plagen en het uiteengaan van de Rode Zee. Daarna vond nog een cyclus van bijna-botsingen plaats alvorens de planeten van ons zonnestelsel in de achtste eeuw voor Christus tot rust kwamen en hun huidige baan om de zon innamen. Vooral de planeet Mars zou de planeet aarde nog vele eeuwen kopzorgen bezorgen waarvan de volkeren van de oudheid in hun geschriften getuigenis van aflegden.

     

    De afwijking van dertig jaar in de cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong vereist een verklaring die ik schuldig moet blijven. Mijn opleiding en vorming laten me niet toe een verklaring vanuit de kosmische catastrofetheorie te geven. Mijn terrein van onderzoek ligt al vele jaren bij de chronologie van de herziening van de geschiedenis van de oudheid waar ik meen enige kennis over vergaard te hebben.

    Wanneer ik het van het najaar van 1443 v. Chr. als navigatiepunt op de tijdsbal reken met tijdschijven van 54 jaar en zes maanden arriveer ik negen cycli eerder in het najaar van 1007 v. Chr. Dit jaartal is opmerkelijk omdat dit koning David laatste regeringsjaar was met de beschrijving in de Bijbel (1 Kronieken 21:16-17 en 2 Samuel 24:16-17) van een kosmisch fenomeen boven Jeruzalem.

    1 Kronieken 21:14 De HEERE dan gaf pestilentie in Israël; en er vielen van Israël zeventig duizend man. 15 En God zond een engel naar Jeruzalem, om die te verderven; en als hij haar verdierf, zag het de HEERE, en het berouwde Hem over dat kwaad; en Hij zeide tot den verdervenden engel: Het is genoeg, trek nu uw hand af. De engel des HEEREN nu stond bij den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet. 16 Als David zijn ogen ophief, zo zag hij den engel des HEEREN, staande tussen de aarde en tussen den hemel, met zijn uitgetrokken zwaard in zijn hand, uitgestrekt over Jeruzalem; toen viel David, en de oudsten, bedekt met zakken, op hun aangezichten.

     

    In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 185-195, beschrijf ik de chronologie van het gebeuren.

    Het najaar van 1443 v. Chr. staat als navigatiepunt op de tijdsbalk vast verankerd en vanaf dit nieuwe ankerpunt rekenen we verder de tijd in aan tijdschijven van 54 jaar en zes maanden wat enkele verrassende resultaten oplevert. De optelberekening geeft het volgende resultaat:

    Maart 1497 v. Chr., oktober 1552 v. Chr., maart 1606 v. Chr. en oktober 1661 v. Chr.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    06-08-2018 om 07:24 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong in de oudheid (deel 4)

    Najaar 1661 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar!

    Het najaar van 1661 v. Chr. kan exact verbonden worden met de meganatuurcatastrofe die in het Bijbelboek Job beschreven wordt:

    Job 1:16 Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: Het vuur Gods viel uit den hemel, en ontstak onder de schapen en onder de jongeren, en verteerde ze; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.

     

    Job 9:1 Maar Job antwoordde en zeide: 2 Waarlijk, ik weet, dat het zo is; want hoe zou de mens rechtvaardig zijn bij God? 3 Zo Hij lust heeft, om met hem te twisten, niet een uit duizend zal hij Hem beantwoorden. 4 Hij is wijs van hart, en sterk van kracht; wie heeft zich tegen Hem verhard, en vrede gehad? 5 Die de bergen verzet, dat zij het niet gewaar worden, Die ze omkeert in Zijn toorn; 6 Die de aarde beweegt uit haar plaats, dat haar pilaren schudden; 7 Die de zon gebiedt, en zij gaat niet op; en verzegelt de sterren; 8 Die alleen de hemelen uitbreidt, en treedt op de hoogten der zee; 9 Die den Wagen maakt, den Orion, en het Zevengesternte, en de binnenkameren van het Zuiden; 10 Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; en wonderen, die men niet tellen kan.

     

    Job 26:7 Hij breidt het noorden uit over het woeste; Hij hangt de aarde aan een niet. 8 Hij bindt de wateren in Zijn wolken; nochtans scheurt de wolk daaronder niet. 9 Hij houdt het vlakke Zijns troons vast; Hij spreidt Zijn wolk daarover. 10 Hij heeft een gezet perk over het vlakke der wateren rondom afgetekend, tot aan de voleinding toe des lichts met de duisternis. 11 De pilaren des hemels sidderen, en ontzetten zich voor Zijn schelden. 12 Door Zijn kracht klieft Hij de zee, en door Zijn verstand verslaat Hij haar verheffing. 13 Door Zijn Geest heeft Hij de hemelen versierd; Zijn hand heeft de langwemelende slang geschapen. 14 Ziet, dit zijn maar uiterste einden Zijner wegen; en wat een klein stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord? Wie zou dan den donder Zijner mogendheden verstaan?

     

    Een Joodse overlevering leert dat het onheil over Job met nieuwjaarsdag een aanvang nam: “This day of Job's accusation was the New Year's Day, whereon the good and the evil deeds of man are brought before God.”

    (Legends of the Jews, by Louis Ginzberg, Chapter III, Job and the Patriarchs)

    Het beschreven vuur uit de hemel uit Job 1:16 geschiedde in de maand oktober en sluit aan met de beschreven cyclus van meganatuurcatastrofes.

    De Seder Olam die ik eerder citeerde, geeft aanwijzingen waarmee we het jaar 1661 v. Chr. als navigatiepunt op de tijdsbalk kunnen vastpinnen. De geboorte van Job plaatsten we in het jaar van de trek van Jacobs familie naar Egypte in het jaar 1699 v. Chr. De leeftijdsspan van Job was 140 jaar wat hem een plaats op de tijdsbalk geeft van 1699 tot 1559 v. Chr. Job was in zijn achtendertigste levensjaar toen het vuur uit de hemel toesloeg.

    Volgens het onderzoek van Donald W. Patten is het niet mogelijk vanuit de Bijbel of de Talmoed de catastrofe ten tijde van Job te dateren? Zij geven in hun studie twee mogelijke jaartallen op: oktober 1728 v. Chr. en/of 1620 v. Chr. Dit als een gevolg van hun gebruik van het jaar 701 v. Chr. dat zij van THIELE ontleend hebben.

    De lezer moet beseffen dat ik geen kritiek lever op het inhoudelijke werk van Patten en zijn medewerkers maar alleen op de chronologische aspecten er van. Hun kosmologisch-wetenschappelijke bevindingen blijven onaangetast en zijn bovendien verstaanbaar geschreven voor diegenen die niet met hun vakwetenschap vertrouwd zijn.

     

    Voorjaar 1715 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    Dit jaartal is het resultaat van het verder in de tijd terugrekenen vanaf het vorige navigatiepunt op de tijdsbalk: 1661 v. Chr. Op mijn tijdsbalken, zoals in TIJD en TIJDEN, 2015, gepubliceerd vinden we geen bijzondere verwijzing naar een eventuele meganatuurcatastrofe. Dat er zich tekenen aan de hemel hebben voorgedaan lijkt voor de hand te liggen. Het volgende jaartal dat bekomen wordt is 1770 v. Chr. met idem dito geen verwijzingen naar catastrofes. Daarna volgt het jaar 1824 v. Chr., gevolgd door 1879 v. Chr. en 1933 v. Chr. Het is pas in het najaar van 1988 v. Chr. dat er zich een merkwaardigheid voordoet.

     

    Najaar 1988 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?!

    Op mijn tijdsbalk blijkt dit jaar het geboortejaar van Abram/Abraham geweest te zijn. Een jaar waarvan we kunnen aannemen dat het met tekenen aan de hemel gepaard ging. De Joodse legendes verbinden een kosmisch fenomeen met de nacht dat Abram geboren werd:

    Terah had been a high official at the court of Nimrod, and he was held in great consideration by the king and his suite. A son was born unto him whom he called Abram, because the king had raised him to an exalted place. In the night of Abraham's birth, the astrologers and the wise men of Nimrod came to the house of Terah, and ate and drank, and rejoiced with him that night. When they left the house, they lifted up their eyes toward heaven to look at the stars, and they saw, and, behold, one great star came from the east and ran athwart the heavens and swallowed up the four stars at the four corners. They all were astonished at the sight, but they understood this matter, and knew its import. They said to one another: "This only betokens that the child that hath been born unto Terah this night will grow up and be fruitful, and he will multiply and possess all the earth, he and his children forever, and he and his seed will slay great kings and inherit their lands."

    (Legends of the Jews compiled by Louis Ginzberg, 1909, Volume I, Chapter V)

     

    Het zijn dezelfde legendes die leren dat de ‘Heerlijkheid des HEREN’ de Tempel van Salomo te Jeruzalem pas vulde een jaar na het afwerken van het Heiligdom in 995 v. Chr. De reden hebben we eerder gezien, was dat dit fenomeen gelijk moest lopen met de maand van Abram ’s geboorte (Louis Ginzberg, Legends of the Jews, Volume 4, Chapter V).

     

    Wanneer we van het geboortejaar van Abram ditmaal op de tijdsbalk vooruit rekenen arriveren we in het jaar 1889 v. Chr. voor zijn negenennegentigste levensjaar en de vermelding in de Bijbel die de vernietiging van Sodom en Gomorra met dat jaar verbind.

    Genesis 19:24 Toen deed de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen, van den HEERE uit den hemel. 25 En Hij keerde deze steden om, en die ganse vlakte, en alle inwoners dezer steden, ook het gewas des lands. (Statenvertaling)

     

    De in de Bijbel beschreven ramp met zwavel en vuur dat vanuit de hemel over de steden Sodom en Gomorra wijkt tien jaar van de cyclus van meganatuurcatastrofes af. Afwijkingen waar de onderzoekers Patten en zijn medewerkers rekening mee hielden.

     

    Najaar 2206 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?!

    Wanneer we onze rekenoefening met tijdschijven van 54 jaar en zes maanden verder de tijd inzetten arriveren we in het najaar van 2206 v. Chr. in de dagen van Peleg.

    Genesis 10:25 En Heber werden twee zonen geboren; des enen naam was Peleg; want in zijn dagen is de aarde verdeeld; en zijns broeders naam was Joktan. (Statenvertaling)

     

    Het is een kort Bijbelcitaat waar nochtans meerdere verklaringen over gegeven worden. Eén verklaring leert dat de continentale drift, het uiteenscheuren van de aardelandmassa, in één meganatuurcatastrofe plaatsgevonden heeft. Het is een verklaring die in lijn ligt met de gepresenteerde catastrofetheorie.

     

    De grootste catastrofe ooit die planeet aarde trof was de Grote Vloed of zondvloed die ik op basis van sabbat- en jubeljaarkalender in het jaar 2341/2340 v. Chr. op de tijdsbalk geplaatst heb.

    De chronologie van mijn boek TIJD en TIJDEN is opgebouwd binnen het raamwerk van de sabbat- en jubeljaren volgens de telling van William Whiston als fundament. Er waren dertig jubeljaren vanaf het optreden van de Heer Jezus Christus in oktober 27 AD te Nazareth volgens Lukas hoofdstuk 4, wanneer de Heiland het ‘aangename jaar des HEREN’ uitriep. Het eerste jubeljaar terug de tijd viel in okt.1395/sep.1394 v. Chr. Zeven maal zeven jaar eerder waren zij in 1443 v. Chr. het beloofde land Kanaän binnengetrokken en begon de eerste sabbatjaren-cyclus. Veertig jaar daarvoor waren de Israëlieten in 1483 v. Chr. uit Egypte opgetrokken. Volgens het Bijbelboek 1 Koningen 6:1 waren het vierhonderdtachtig jaar vanaf het exodusjaar tot het vierde regeringsjaar van Salomo wanneer deze aan de bouw van de Tempel te Jeruzalem begon. Het vierde regeringsjaar van Salomo viel volgens de sabbat- en jubeljaar-telling in oktober 1004/september 1003 v. Chr. Zijn eerste regeringsjaar begon in oktober 1007 v. Chr. Daarvoor hebben we de veertigjarige regeerperiode van David: 1047/1007 v. Chr. en daarvoor regeerde Saul van 1087 tot 1047 v. Chr. over de twaalf stammen van Israël. De koningen van Israël en Juda heb ik tussen de jaartallen 1087 en 586 v. Chr. op de tijdsbalk herschikt met de historische sabbat- en jubeljaren als ijkpunten.

    Vanaf Pesach in het voorjaar van 1483 v. Chr. met de Exodus en negenenveertig dagen later Sjavoeot en het geven van de Tien Woorden aan Mozes zijn het vierhonderddertig jaar terug tot de roeping van Abram/Abraham (Galaten 3:17) in 1913 v. Chr. Het was in het stervensjaar van Thera dat Abram uit Haran naar Kanaän vertrok (Genesis 11:32 en 12:1-4). Vanaf Thera de vader van Abram/Abraham hanteren we de jaartallen van de geslachtslijn van Sem de zoon van Noach (Genesis 11:10-22) tot op Thera. Het resultaat is 2340 v. Chr. voor het einde van de Grote Vloed. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 13-21, wijs ik ook op de hogere jaartallen die de Griekse Septuagintvertaling hanteert ter berekening van het jaar van de zondvloed en leg uit waarom ik de Masoretische tekst van onze Bijbel verkies.

    Mijn keuze voor een jong jaartal voor de zondvloed werd bevestigd door de studie van Dr. Werner Papke aan: “Die Sterne von Babylon, Die geheime Botschaft des Gilgamesch – nach 4000 Jahren entschlüsselt”. Het werk dateert al van 1989 (ISBN 3 7857 0498 4). De auteur brengt een Duitse vertaling van het Gilgamesj-epos en berekend de astronomische datum van de Babylonische versie van de zondvloed. Tot mijn verrassing kwam in zijn studie telkens weer het jaar 2340 v. Chr. tevoorschijn, voor het gebeuren. Het is hetzelfde jaartal waar ik bij arriveerde in mijn studie: TIJD en TIJDEN. Dit op basis van de sabbat- en jubeljaartelling op de wijze van tellen volgens William Whiston en vervolgens via de juiste verbinding met het tijdstip van de roeping van Abraham, voorafgegaan met de Genesisgeslachtsregisters van de aartsvaders. Ik beschouw de verkregen astronomische datum van 2340 v. Chr. van Werner Papke voor het Gilgamesj-epos, als een kruispeiling dat mijn in de tijd terug navigeren via de sabbat- en jubeljaren, bevestigd. Verbazend bij het lezen van het werk van Dr. Werner Papke was ook de astronomische kennis van de Chaldeeërs. Zij waren blijkbaar Copernicus vierduizend jaar vooraf. Zij wisten bijvoorbeeld dat de planeten niet om de aarde, maar om de zon cirkelen en dat planeet aarde met haar maan op de vierde plaats na Saturnus komt. Het toont veel over de kennis van de nakomelingen van Noach in het derde millennium v. Chr. Dit alles is een kennis die later verloren ging en in het Westen slechts vijfhonderd geleden opnieuw verkregen werd.

    Het Bijbelboek Genesis leert een wereldwijde grote vloed dat het einde van de eerste beschaving sinds de Schepping betekende met een nieuw begin in 2340 v. Chr. De wereld die onderging was een beschaving zonder weerga geweest gelijk aan het Atlantis uit de Griekse mythologie. Maar het was een beschaving geweest die haar eigen weg naar de ondergang ging. Honderdtwintig jaar voor de Grote Vloed was de maat vol en was de aarde en alles wat er op leefde gedoemd tot sterven. Wat de maat vol maakte was het vermengen van de zonen Gods met de dochters der mensen, met als resultaat: de Nefilim. Een Hebreeuws woord dat meestal vertaald wordt met reuzen of geweldenaars.

    Genesis 6:1 Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, 2 zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. 3 En de HERE zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn. 4 De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun (kinderen) baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam. 5 Toen de HERE zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, 6 berouwde het de HERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart. 7 En de HERE zeide: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb. 8 Maar Noach vond genade in de ogen des HEREN.

     

    In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, heb ik de Grote Vloed gedateerd van oktober/november Anno Mundi 1656 tot oktober/november van AM 1657 of 2341/2340 v. Chr. volgens de westerse jaartelling. Dat de meganatuurcatastrofe dat de zondvloed was, een volledig jaar duurde leert het Bijbelboek Genesis:

    Genesis 7:10 Na zeven dagen kwamen de wateren van de vloed over de aarde. 11 In Noach ‘s zeshonderdste levensjaar, in de tweede maand (oktober/november), op de zeventiende dag der maand, op die dag braken alle kolken der grote waterdiepten open en werden de sluizen des hemels geopend. 12 En de slagregen was veertig dagen en veertig nachten over de aarde.

    Genesis 8:13 In het zeshonderd en eerste jaar, in de eerste maand (september/oktober), op de eerste der maand, waren de wateren opgedroogd van de aarde; daarop verwijderde Noach het luik van de ark, en hij zag uit, en zie, de aardbodem droogde op. 14 In de tweede maand (oktober/november), op de zevenentwintigste dag der maand, was de aarde droog.

     

    De beschrijving in Genesis 7:11 dat alle kolken der grote waterdiepten openbraken verklaart Patten vanuit kosmische krachten veroorzaakt wanneer planeet aarde in haar baan om de zon door andere hemellichamen verstoord werd. Patten verklaart verder de continentale drift op aarde en de vorming wereldwijd van bergketens als een gevolg van de zondvloedramp. Zie het commentaar op de cover van het boek hierna:

    The author contends that, through the agency of astral principles, the Earth became engaged, or engulfed, in simultaneous gravitational upheavals and magnetic conflicts. There came with suddenness to our fragile, spiraling sphere, The Biblical Flood and The Ice Epoch. Readers of this unique book will find a challenging and refreshing view of ancient catastrophism and its conclusion, Divine Creation, a subject of importance in this age of increasing intellectual rootlessness.

    It is over and against the prevailing monopoly of uniformitarian thought (which proposes that oceans of time are necessary for anything and everything, both geologically and biologically) that Mr. Patten proposes his view of historical celestial crises, global catastrophes. Such catastrophes may explain many features about several planets. Such catastrophes, relative to the Earth-Moon system, explain the raising up of mountain ranges, sweeping across the face of the Earth in arcuate alignment, similar to the mountain patterns of the Moon.

    This was achieved suddenly, and by tidal upheavals within the oceans (of centrifugally rotating lava) within the Earth's crust. Simultaneously, tidal upheavals engulfing the oceans raised tides of subcontinental dimensions on the Earth's crust, thus the historically recorded Deluge, or Flood.

    (The Biblical Flood and the Ice Epoch by Donald Wesley Patten, 1966)

     

    Een periode van Gods handelen met de mens werd in 2341/2340 v. Chr. definitief afgesloten. Ik vind het opmerkelijk dat er in het Bijbelboek Genesis staat geschreven dat de HEERE God de deur van de ark sloot en niet Noach:

    Genesis 7:16b … En de HEERE sloot achter hem toe..

    Het betekende het afsluiten van een Bijbelse bedeling. Slechts acht mensen: vier mannen en vier vrouwen overleefden de meganatuurcatastrofe van Godswege en begonnen daarna met een verbond van God en met de belofte dat Hij nooit meer de aarde zou verderven (Genesis 9:9-11) aan een nieuw leven met nieuwe verantwoordelijkheden. Het ‘kwaad’ (Rom. 3:9-17) was echter mee de ark ingegaan en in de geslachtslijn van Cham zou er dra een nieuwe opstand opkomen. Het was de Bijbelse Nimrod die het verzet na de grote vloed leidde. Met de roeping van Abram/Abraham in 1913 v. Chr. werd ook de bedeling van na de vloed afgesloten en ving de periode van de belofte aan.

     

    De Joodse legendes over de Grote Vloed verhalen ook over de kosmos die bij de ramp betrokken was:

    The flood was produced by a union of the male waters, which are above the firmament, and the female waters issuing from the earth. The upper waters rushed through the space left when God removed two stars out of the constellation Pleiades. Afterward, to put a stop to the flood, God had to transfer two stars from the constellation of the Bear to the constellation of the Pleiades. That is why the Bear runs after the Pleiades. She wants her two children back, but they will be restored to her only in the future world. There were other changes among the celestial spheres during the year of the flood. All the time it lasted, the sun and the moon shed no light, whence Noah was called by his name, "the resting one," for in his life the sun and the moon rested. The ark was illuminated by a precious stone, the light of which was more brilliant by night than by day, so enabling Noah to distinguish between day and night.

    (Legends of the Jews compiled by Louis Ginzberg, 1909, Volume 1, Chapter IV)

     

    Het is opmerkelijk dat de legende het heeft over een herstel van de kosmos over de wereld die volgens de Hebreeuwse profeten van de Bijbel nog komen moet.

    In zijn boek hanteert Patten de sleutel: ‘The past is the key to the future’. Het is deze sleutel die niet alleen deuren opent naar verleden en heden maar ook naar de toekomst. Want voor wie dacht dat de meganatuurcatastrofes van de vierentwintigste eeuw tot de zevende eeuw voor Christus het einde van een aarde in beroering betekende, komt bedrogen uit. Wanneer we het laatste Bijbelboek Openbaring los van de orthodoxe uitlegkunde bestuderen en de beschreven aangekondigde rampen als nog in de toekomst te geschiedden willen zien blijkt dat planeet aarde wederom danig geschud zal worden. Of zoals de Heer Jezus Christus zijn wederkomst aankondigde in zijn rede over de laatste dingen:

    Lucas 21:25 En er zullen tekenen zijn aan zon en maan en sterren, en op de aarde radeloze angst onder de volken vanwege het bulderen van zee en branding, 26 terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen. 27 En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid.

     

    Openbaring 22:20 Die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk. Amen. Ja, kom, Heere Jezus! 21 De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    06-08-2018 om 07:23 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong in de oudheid (deel 2)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Najaar oktober 885 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    Onze reis in de tijd terug voert ons van het vorige meganatuurcatastrofe-jaar in het voorjaar van 830 v. Chr. aan 54 jaar en zes maanden naar het najaar van 885 v. Chr.

    Niet toevallig vinden we in de Bijbel tijdens deze epoque de geschiedenis van de wegvoering van de profeet Elia in een vurige wagen ten tijde van een storm.

    2 Koningen 2:1 Het geschiedde nu, als de HEERE Elia met een onweder ten hemel opnemen zou, dat Elia met Elisa ging van Gilgal. 2 En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar Beth-el gezonden. Maar Elisa zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! Alzo gingen zij af naar Beth-el. 3 Toen gingen de zonen der profeten, die te Beth-el waren, tot Elisa uit, en zeiden tot hem: Weet gij, dat de HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil. 4 En Elia zeide tot hem: Elisa, blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar Jericho gezonden. Maar hij zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! Alzo kwamen zij te Jericho. 5 Toen traden de zonen der profeten, die te Jericho waren, naar Elisa toe, en zeiden tot hem: Weet gij, dat de HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil. 6 En Elia zeide tot hem: Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! En zij beiden gingen henen. 7 En vijftig mannen van de zonen der profeten gingen henen, en stonden tegenover van verre; en die beiden stonden aan de Jordaan. 8 Toen nam Elia zijn mantel, en wond hem samen, en sloeg het water, en het werd herwaarts en derwaarts verdeeld; en zij beiden gingen er door op het droge. 9 Het geschiedde nu, als zij overgekomen waren, dat Elia zeide tot Elisa: Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen worde. En Elisa zeide: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn! 10 En hij zeide: Gij hebt een harde zaak begeerd; indien gij mij zult zien, als ik van bij u weggenomen worde, het zal u alzo geschieden; doch zo niet, het zal niet geschieden. 11 En het gebeurde, als zij voortgingen, gaande en sprekende, ziet, zo was er een vurige wagen met vurige paarden, die tussen hen beiden scheiding maakten. Alzo voer Elia met een onweder ten hemel. (Statenvertaling)

     

    De tijdperiode van het optreden van de profeet Elia wordt in de Bijbel beschreven als een bijzondere tijd van tekenen aan de hemel. Zo beschrijft het Bijbelboek 1 Koningen hoofdstuk 18 hoe de profeet Elia getuige was van hemels (kosmisch) vuur dat zijn slachtoffer op het altaar van twaalf stenen op de berg Karmel, volledig verteerde, stenen en al. Het kosmisch verband met deze beschreven gebeurtenis wordt door de wetenschappers Patten, Hatch en Steinhauer in hun boek: The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, 1973, Page 153-159, uitvoerig beschreven. Hun datering van de catastrofe gebeurde echter aan de hand van Thiele ’s jaartallen voor Achab van Israël en zit er als een gevolg enkele jaren naast. De plaatsing van de regeerperiode van koning Achab van Israël op de tijdsbalk aan de hand van de sabbat- en jubeljaren, heb ik in mijn boek ‘Kronieken van de koningen Israël, 2017, blz. 59-70, beschreven. Achab regeerde van het jaar 909 tot 888 v. Chr. Zijn zoon Ahazia volgde hem op nadat deze in co-regentschap met zijn vader de troon gedeeld had.

    De Seder Olam (Part 2, Chapter 17) leert dat de wegvoering van Elia in het tweede regeringsjaar van koning Achazja van Israël gebeurde:

    “Ahaziah ben Ahab ruled for two years . In Ahaziah ’s second year, Elijah was hidden and will not be seen again until King Messiah will come, then he will be seen, then hidden a second time until Gog and Magog come.

     

    Indien de geleverde chronologie in de Seder Olam correct is wijkt de wegvoering van Elia in een vurige storm met drie jaar af. Het tweede regeringsjaar van Ahazia van Israël viel in april 888/maart 887 v. Chr.

     

    Voorjaar 939 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar? Of voorjaar 942 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    Aangezien de chronologie van de wegvoering van Elia in een vurige wagen ten tijde van een kosmische storm niet absoluut vast ligt hebben we twee mogelijke resultaten wanneer we in de tijd verder terug rekenen met de tijdschijf van 54 jaar en zes maanden, en arriveren we op de tijdsbalk in de periode tussen oktober 942 en oktober 939 v. Chr.

     

    %%%FOTO1%%%

     

    Tijdens deze epoque valt binnen het raamwerk van de herziening van de geschiedenis van de oudheid de regeerperiode van farao Thothmosis III en de vermelding van de zondvloed van Deucalion door de Egyptische historicus Manetho.

    De zondvloed van Deucalion behoort tot de zondvloedverhalen uit de Griekse mythologie en wordt ook al eens in verband met de Bijbelse Genesiszondvloed gebracht. Nu vermeldt de Egyptische historicus Manetho echter dat de overstroming van Deucalion plaatsvond tijdens het bewind van de zesde farao uit de achttiende dynastie. Het is mijn overtuiging dat de zondvloed van Deucalion in de periode tussen oktober 942 en oktober 939 v. Chr. te plaatsen is.

    In mijn studie TIJD en TIJDEN, 2016, blz. 197-203 en blz. 220-223, heb ik de regeerperiode van farao Thothmosis III/ Misphragmuthosis/ Mencheperre, op de tijdsbalk op basis van de Bijbelse chronologie verankerd.

    Misphragmuthosis of beter bekend als Mencheperre of Thothmosis III was de zesde farao van de achttiende dynastie van Manetho. Alleen de kopieerder van Manetho: Africanus, vermeldt laconiek bij zijn regeerperiode voor Misphragmuthosis dat in zijn tijd de vloed van Deucalion plaatsvond. De andere kopieerders van Manetho: Eusebius en Josephus, zwijgen over de vloed. Africanus geeft verder geen chronologische indicatie wanneer juist de ramp Egypte trof.

    Uitgaande van een aangetoonde cyclus van meganatuurcatastrofes zijn we in staat (ongeveer) een jaartal aan de vloed van Deucalion ten tijde van Misphragmuthosis te geven.

    Gerekend vanaf oktober 776 v. Chr. en vervolgens vanaf maart/april 830 v. Chr. met tijdschijven van telkens 54 jaar en zes maanden arriveerden we in oktober 885 of 888 v. Chr. Vanaf de verkregen twee mogelijke ankerpunten verder de tijd ingerekend arriveren we in het voorjaar van 939 of 942 v. Chr. tegen het einde aan van de regeerperiode van Thothmosis III/Misphragmuthosis in diens vijfenveertigste of zevenenveertigste regeringsjaar.

    De nasleep van de meganatuurcatastrofe betekende een verzwakking van de macht van Thothmosis III over de regio, want daarna vinden we geen genoteerde veldtochten meer terug (Sir Alan Gardiner, Egypt of the Pharaohs, 1961, Book II, VIII, The Theban Supremacy, page 197).

    Na de grote vloed van Deucalion volgde in 933 v. Chr. de invasie van het geruïneerde Egypte door de Bijbelse farao Zera de Ethiopiër. Over de Ethiopische invasie en bezetting van Egypte en de ontstane tussenperiode in de achttiende dynastie, besteedde ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 229-232, een hoofdstuk.

    Op het bijgevoegde schema merken we ook dat het jaar 942 v. Chr. tijdens de regeerperiode van Asa van Juda viel, en tijdens de regeerperiode van Baesa van het tienstammenrijk. De Bijbel zwijgt tijdens deze periode over buitensporig natuurgeweld. Ik neem aan dat in het bijzonder de Grieken en de Egyptenaren dat jaar getroffen werden en het gebied van Israël grotendeels verschoond bleef.

     

    Najaar 994 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar? Of najaar 997 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    Het toepassen van de tijdschijf van 54 jaar en zes maanden voor de intervallen in de cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong brengt ons voor dit hoofdstuk op de tijdsbalk tussen 997 en 994 v. Chr. afhankelijk van het jaartal dat men als ankerjaar of navigatiepunt op de tijdsbalk hanteert.

    Wanneer we op mijn tijdsschema ’s zoals in TIJD en TIJDEN, 2015, gebracht in deze periode op zoek gaan naar een vermelding in de Bijbel naar een kosmisch fenomeen met gevolgen op aarde komen we verrassender wijze uit bij het afgewerkt zijn van de Tempel van Salomo te Jeruzalem in het najaar van 996 v. Chr. en de Heerlijkheid des HEEREN of de Sjekinah die daarop het Heilige der heiligen in de Tempel vulde.

    1 Koningen 6:37 In het vierde jaar werd de grond van het huis des HEEREN gelegd, in de maand Ziv; 38 En in het elfde jaar, in de maand Bul, welke is de achtste maand (oktober/november), was dit huis volmaakt, naar al zijn stukken en naar al zijn behoren; alzo heeft hij zeven jaren daaraan gebouwd.

     

    2 Kronieken 7:1 Als nu Salomo voleind had te bidden, zo daalde het vuur van den hemel, en verteerde het brandoffer en de slachtofferen; en de heerlijkheid des HEEREN vervulde het huis. 2 En de priesters konden niet ingaan in het huis des HEEREN; want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld. 3 En als al de kinderen Israëls dat vuur zagen afdalen, en de heerlijkheid des HEEREN over het huis, zo bukten zij met hun aangezichten ter aarde op den vloer, en aanbaden en loofden den HEERE, dat Hij goedig is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid. (Statenvertaling)

     

    Wanneer we de relevante hoofdstukken in het Bijbelboek 2 Kronieken lezen lijkt het er op dat de heerlijkheid des HEEREN de Tempel vulde in dezelfde maand en jaar wanneer de Tempel voltooid was. Een expliciet jaartal wordt niet geleverd. Volgens de Joodse legendes echter vond het fenomeen van het vuur uit de hemel pas een jaar later plaats.

    "The Temple was finished in the month of Bul, now called Marheshwan, but the edifice stood closed for nearly a whole year, because it was the will of God that the dedication take place in the month of Abraham's birth. Meantime the enemies of Solomon rejoiced maliciously. "Was it not the son of Bath-sheba," they said, "who built the Temple? How, then, could God permit His Shekinah to rest upon it?" When the consecration of the house took place, and "the fire came down from heaven," they recognized their mistake. The importance of the Temple appeared at once, for the torrential rains which annually since the deluge had fallen for forty days beginning with the month of Marheshwan, for the first time failed to come, and thenceforward appeared no more. "

    Louis Ginzberg, Legends of the Jews, Volume 4, Chapter V.

     

    Indien de aangeboden chronologie vanuit de Joodse overlevering correct is dateren we het vuur vanuit de hemel in het najaar van 995 v. Chr., één jaar na de voltooiing van de Tempel.

    De legende leert eveneens dat er zich daarna een klimaatwijziging voordeed want de hevige regenbuien die de wereld blijkbaar sinds de Grote Vloed ieder jaar gedurende veertig dagen getroffen had, bleven daarna weg.

     

    Met de chronologische informatie die we nu bezitten komen twee ankerjaren en navigatiepunten op de tijdsbalk tevoorschijn als mogelijk tijdstip voor een jaar met een kosmisch fenomeen: najaar 996 en/of najaar 995 v. Chr. Vanaf deze jaartallen gaan we verder de tijd in en op zoek naar historische bronnen die een en ander bevestigen.

     

    Voorjaar 1049 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    Mijn keuze valt op het voorjaar van 1049 v. Chr. voor een jaar dat opnieuw getuige van een meganatuurcatastrofe was. Het was namelijk in 1049 v. Chr. dat in Egypte de Hyksos/Amalekieten verdreven werden met de notering van een meganatuurcatastrofe. Dat zelfde jaar trok koning Saul van het Verenigd Koninkrijk Israël ten strijde tegen de stad van Amalek in zijn achtendertigste regeringsjaar.

    In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 179-194, behandel ik de veertigjarige regeerperiode van Saul.

    Binnen het tijdskader van de nieuwe chronologie rukte in Egypte farao Ahmose van de achttiende dynastie in diens elfde regeringsjaar in 1049 v. Chr. op naar het noorden, naar de Nijldelta en dwong de Hyksos tot terugtrekken. Daarna rukte farao Ahmose Klein-Azië binnen ter belegering van Sjaroehen, een plaats die Velikovsky in zijn boek ‘Eeuwen in Chaos’, in de nabijheid van Petra situeerde. Saul en Ahmose hebben geallieerd aan de heerschappij van de Amalekieten/Hyksos een einde gebracht.

     

    Dat het achtendertigste regeringsjaar van Saul gelijk valt met het elfde regeringsjaar van farao Ahmose is het resultaat van het verankeren van het vijfentwintigste regeringsjaar van farao Thothmosis III alias de Bijbelse Sisak, met het vijfde regeringsjaar van koning Rehabeam van Juda in het voorjaar van 961 v. Chr. Dat jaar plunderde Sisak de Tempel te Jeruzalem. Dit heb ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 197-203 en blz. 220-223, uiteengezet.

    Vanaf het jaartal 961 v. Chr. heb ik de regeerperiode van Thothmosis III en van zijn voorgangers op de tijdsbalk gerangschikt. Het eerste regeringsjaar van Thothmosis III wordt nu 986/985 v. Chr. Dit jaar loopt gelijk met het begin van de regeerperiode van Hatsjepsoet, de vrouw die voor een periode van tweeëntwintig jaar farao over Egypte was. Thothmosis III was gedurende deze tijd ondergeschikt aan Hatsjepsoet. Na haar dood in het jaar 964 v. Chr. rukte Thothmosis III in zijn drieëntwintigste regeringsjaar voor de eerste maal Klein-Azië binnen en beëindigde de periode van vrede die er was tussen Hatsjepsoet en Salomo. Hatsjepsoet werd door Velikovsky overtuigend geïdentificeerd met de Bijbelse koningin van Scheba. Zie TIJD en TIJDEN, blz. 208-210. De expeditie naar het land Poent door Hatsjepsoet in haar negende regeringsjaar, was naar het Israël van Salomo. Salomo zat dan dertig jaar op de troon en vierde naar ik aanneem, een soortgelijk Heb-Seb-festival  zoals in Egypte gebruikelijk was. De voorganger van Hatsjepsoet was haar vader Thothmosis I die veertien jaar regeerde van 1000/999 v. Chr. tot 987/986 v. Chr. De korte regeerperiode van Thothmosis II loopt gelijk met die van zijn echtgenote Hatsjepsoet. Thothmosis I had ook een zoon bij een bijvrouw genaamd Isis: Thothmosis III. Deze troonopvolger zou echter moeten wachten tot de dood van Hatsjepsoet alvorens de scepter in Egypte te kunnen overnemen. De voorganger van Thothmosis I op de troon in Egypte was farao Amonhotep I met een regeerperiode van vierentwintig jaar. Zijn regeringsjaren gaan van het jaar 1024/1023 tot 1001/1000 v. Chr. De chronologische bronnen van Manetho geven verschillende aantallen voor de regeringsduur. Africanus geeft een regeringsduur van 24 jaar op, Eusebius 21 jaar, Josephus 20 jaar en zeven maanden. Ik heb gekozen voor de periode van 24 jaar omdat dit als een puzzelstukje in het gereviseerde plaatje past. De voorganger van farao Amonhotep I op de faraolijst was een farao met de naam Chebros of Chebron. En zo arriveren we terugrekenend vanaf het vijfentwintigste regeringsjaar van Thothmosis III bij de farao die de Hyksos uit Egypte verdreven heeft: farao Ahmose. Hij krijgt van de kopieerders van Manetho een regeerperiode van vijfentwintig jaar tot vijfentwintig jaar plus tien maanden toebedeeld. Naast de aangehaalde kroniekschrijvers met hun al eens afwijkende jaartallen hebben we in Egypte de overgebleven monumenten met ook heel wat informatie over regeerperioden van farao’s. Het hoogste getal wat de regeerperiode voor Ahmose betreft is hier echter tweeëntwintig jaar. Op mijn samengestelde tijdsbalk heb ik farao Ahmose vanaf het jaar 1060 tot 1037 v. Chr. aangebracht. Zijn elfde regeringsjaar valt in 1050/1049 v. Chr. met in het voorjaar van 1049 v. Chr. zijn oorlog met de Hyksos.

    Dat de verdrijving van de Hyksos uit Egypte specifiek in het elfde regeringsjaar van farao Ahmose plaatsvond, hebben we van het zogenaamde Rhind-papyrus. Het Rhind-papyrus heeft zijn naam te danken aan de vinder ervan: de Schotse egyptoloog Alexander Henry Rhind namelijk, die anno 1858 in Thebe in de ruïnes van een klein gebouw in de buurt van het Ramesseum de vondst deed. Het British Museum kocht dit stuk uit zijn nalatenschap in 1865. De papyrusrol, die in het hiëratisch, een vorm van cursieve hiërogliefen beschreven is, is een enkele rol met een lengte van vijf en een halve meter en een breedte van 32 centimeter. De inhoud gaat voor het grootste gedeelte over de wiskunde van de oude Egyptenaren, maar op het document staat ook een historische vermelding over farao Ahmose en de verdrijving van de Hyksos. Hierna het betreffende gedeelte:

    Jaar 11, tweede maand van het oogstseizoen. Heliopolis werd ingenomen. De eerste maand van het overstromingsseizoen, 23ste dag, de bevelhebber (?) van het leger (?) tegen (?) Tjaru. 25ste dag, het werd vernomen dat Tjaru ingenomen was. Jaar 11, de eerste maand van het overstromingsseizoen, derde dag. Geboorte van Seth, de majesteit van deze god maakte dat zijn stem gehoord werd. Geboorte van Isis, de hemelen regenden.

     

    De meganatuurcatastrofe meen ik in de vermelding van het Rhind-papyrus te herkennen in de ‘Geboorte van Seth, de majesteit van deze god maakte dat zijn stem gehoord werd. Geboorte van Isis, de hemelen regenden’.

     

    Voor de Egyptenaren waren de planeten en de natuurelementen hun goden die hun in de strijd tegen de Hyksos, die de god Seth vereerden, ter hulp kwamen. Zo werd Isis in het oude Egypte met de planeet Venus geassocieerd en Seth met de komeet Typhon. Dit zou ook de komeet geweest zijn die bij de Exodus verantwoordelijk voor heel wat plagen en ziektes was. De geboorte van Isis en een regen van vuur samen met een vloedgolf, bezegelden het lot van de Hyksos in 1049 v. Chr. die de strijd opgaven. De zogenaamde stormwind-stele van Ahmose die te Karnak gevonden werd en waarop hij het herbouwen van de piramiden van zijn voorgangers vermeld, zou kunnen verwijzen naar de meganatuurcatastrofe van 1049 v. Chr.

    Steinhauer, chronologisch gezien wat de intervallen tussen de catastrofes betreft correct zijn.

     

    Najaar 1104 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    Wanneer we weer dezelfde rekenoefening maken met de tijdschijf van 54 jaar en zes maanden vanaf het vorige ankerjaar: voorjaar 1049 v. Chr. arriveren we in het najaar van 1104 v. Chr. voor een meganatuurcatastrofe.

    Het is de Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus die de ramp beschrijft die de Filistijnen overkwam in ongeveer 1104 v. Chr.

    Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek VI,ii.2b.

    ….Now while the altar had the sacrifice of God upon it, and had not yet consumed it wholly by its sacred fire, the enemy's army marched out of their camp, and was put in order of battle, and this in hope that they should be conquerors, since the Jews were caught in distressed circumstances, as neither having their weapons with them, nor being assembled there in order to fight. But things so fell out, that they would hardly have been credited though they had been foretold by anybody: for, in the first place, God disturbed their enemies with an earthquake, and moved the ground under them to such a degree, that he caused it to tremble, and made them to shake, insomuch that by its trembling, he made some unable to keep their feet, and made them fall down, and by opening its chasms, he caused that others should be hurried down into them; after which he caused such a noise of thunder to come among them, and made fiery lightning shine so terribly round about them, that it was ready to burn their faces; and he so suddenly shook their weapons out of their hands, that he made them fly and return home naked. So Samuel with the multitude pursued them to Bethcar, a place so called; and there he set up a stone as a boundary of their victory and their enemies' flight, and called it the Stone of Power, as a signal of that power God had given them against their enemies.

     

    De wetenschappers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch enLoren C. Steinhauer stellen dat deze steen een meteoriet was: “in all likelihood a Mars-asteroid, once a part of the fragmented planet, Electra.”

    The ‘stone of power’ was a large impressive meteorite, and it was selected, appropriately enough, for an historical monument. (The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, 1973, Chapter VI, Catastrophes of the Davidic Era, The Samuelic Catastrophe)

     

    Het Bijbelboek 1 Samuël verhaalt in een gelijkaardig verslag het fenomeen ten tijde van de slag bij Eben-Haëzer tussen de Filistijnen en de Israëlieten ten tijde van het richter-schap van Samuël.

    1 Samuël 7:9 En toen Samuël voor Israël tot de HERE riep, antwoordde de HERE hem. 10 Terwijl Samuël bezig was het brandoffer te brengen, rukten de Filistijnen op ten strijde tegen Israël, maar de HERE deed te dien dage machtig de donder rollen over de Filistijnen en bracht hen in verwarring, zodat zij tegen Israël de nederlaag leden. 11 De mannen van Israël trokken toen uit Mispa, vervolgden de Filistijnen en versloegen hen tot beneden Bet-Kar. 12 En Samuël nam een steen en stelde die op tussen Mispa en Sen; hij gaf hem de naam Eben-Haëzer, en zeide: Tot hiertoe heeft ons de HERE geholpen. 13 Zo werden de Filistijnen vernederd en drongen het gebied van Israël niet meer binnen. (NBG Vertaling 1951)

     

    Ook op andere plaatsen in Klein-Azië, zijn er verwijzingen voor deze tijd, naar vallende stenen. De onderzoekers Patten & Co maken bijvoorbeeld de link met de neergekomen meteoriet ten tijde van Samuël, met de zwarte steen in Mekka.

    The ‘stone of power’ was a large impressive meteorite, and it was selected, appropriately enough, for an historical monument. That kind of monument occurs elsewhere on the Arabian peninsula. During one or another of these many cyclic catastrophes a meteorite fell in on near Mecca, for the black stone of Kaaba in Mecca is also a meteorite. In ancient times, it, too, fell from the sky, and became a holy thing to surrounding tribes. Later it was brought into Islamic faith, an adoption from local cosmic lore. One ancient Arab legend relates it was brought down by the Archangel Gabriel, an archangel or celestial being sometimes considered a governor of the luminaries. (The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, 1973, Chapter VI, Catastrophes of the Davidic Era, The Samuelic Catastrophe)

     

    Donald W. Patten en zijn medewerkers plaatsen het voorval in ‘ongeveer’ 1080 BC. Zij hebben gebruik gemaakt van de jaartallen die Edwin R. Thiele samengesteld heeft voor de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda. Hun ankerpunt en vertrekpunt op de tijdsbalk is het jaar 701 v. Chr. Vanaf dit jaartal op de tijdsbalk terugwerkend arriveren zij in ongeveer in het jaar 1080 v. Chr. voor de catastrofe ten tijde van de richter Samuel.

    In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de opgerichte steen van Samuël te Eben Haëzer, blz. 169-175, dateerde ik de meganatuurcatastrofe ten tijde van de profeet Samuël exact voor de maand oktober van het jaar 1103 v. Chr. en dit op basis van de nieuwe chronologie via het raamwerk van de sabbat- en jubeljarentelling. Dit betekent een afwijking van één jaar met het veronderstelde catastrofejaar in 1104 v. Chr.

    Volgens mijn reconstructie van de geschiedenis van de oudheid viel in 1103 v. Chr. het einde van de veertigjarige verdrukking van de Israëlieten door de Filistijnen.

    1 Samuël 7: 13 Zo werden de Filistijnen vernederd en drongen het gebied van Israël niet meer binnen. De hand des HEREN was tegen de Filistijnen al de dagen van Samuël, 14 en de steden die de Filistijnen aan Israël ontnomen hadden, kwamen opnieuw aan Israël, van Ekron af tot Gat toe; en Israël ontrukte het daarbij behorende gebied aan de macht der Filistijnen. Ook was er vrede tussen Israël en de Amorieten. 15 Samuël nu was richter over Israël, zolang hij leefde. (NBG Vertaling 1951)

     

    De periode van de verdrukking van veertig jaar door de Filistijnen begon in 1143 v. Chr. op. Dat jaartal was op de tijdsbalk al een ankerjaar. Het was het jaar dat de richter Jefta optrad en het exact driehonderd jaar tot aan de intocht in Kanaän o.l.v. Jozua in 1443 v. Chr. was. Het is ook het jaar dat de bekende richter Simson aan zijn bediening begint. Van de richter Simson staat er nergens in het Bijbelboek Richteren geschreven dat hij ‘rust’ in het heel het land bracht. Deze rust zou pas onder Samuël na de overwinning op de Filistijnen bij Eben-Haëzer werkelijkheid worden. Simson heeft echter wel gedurende een periode van twintig jaar, het leven van de Filistijnen zuur gemaakt.

     

    Voorjaar 1157 v. Chr.: meganatuurcatastrofe-jaar?

    Voor dit bekomen jaartal in de cyclus van meganatuurcatastrofes bezitten we geen bijzondere vermelding in de Bijbel of andere bronnen.

    Het was de tijd van de Richteren voor de twaalf stammen van Israël. De richter en priester Eli had in 1163 v. Chr. zijn bediening opgenomen met de geboorte van de latere richter en profeet Samuël in hetzelfde jaar. In 1161 v. Chr. was de verdrukking van de Israëlieten door de hand van de Filistijnen en de Ammonieten begonnen (Richteren 10:7).

    In Egypte heersten sinds de Exodus de Hyksos of Amalekieten over het land. Een periode waar we als een gevolg van de ontketende beeldenstorm door farao Ahmose van de achttiende dynastie na de verdrijving van de Hyksos weinig over weten.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

    06-08-2018 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De datering van de val van Homeros’ Troje

    Ik heb verleden week de (dvd)film Troy uit 2004 bekeken en dit is de aanleiding voor een nieuw artikel op mijn blog geworden. De film van meer dan twee uur is gebaseerd op de Ilias en de Odyssee van Homeros en werd geregisseerd door Wolfgang Petersen. Bij de aanvang van de film merkt men onmiddellijk dat de belegering van Troje rond 1200 v. Chr. op de tijdsbalk geplaatst wordt. Het jaartal 1200 v. Chr. is het gangbare jaartal dat door de orthodoxie gehanteerd wordt. Net zoals alle andere jaartallen die aan historische gebeurtenissen in Klein-Azië en Griekenland verbonden zijn, zijn deze gelinkt aan het verkregen tijdskader van de Egyptologie. Ik geef één voorbeeld: de bekende invallen van de zeevolken in de Levant en Egypte zijn gelinkt aan het achtste regeringsjaar van Ramses III van de twintigste dynastie van Manetho. Als een gevolg van de verankering van de Egyptische dynastieën op de tijdsbalk op basis van veronderstelde Sothis-perioden met tijdsprongen van iedere keer 1460 jaar, vanaf 139 AD terug het verleden in, belandde de twintigste dynastie in de twaalfde eeuw v. Chr. en kreeg Ramses III van de orthodoxie de regeringsjaren 1182 tot 1151 v. Chr. toebedeelt. In het achtste en elfde regeringsjaar van Ramses III moest deze prins strijd leveren tegen een invasie van Zeevolken. Zeevolken die vanuit de Griekse eilanden Klein-Azië binnenvielen, het Hethietenland onder de voet liepen en verder langs de Levant richting Egypte oprukten. Het is een strijd die gedetailleerd op de muren van Ramses III’ dodentempel te Medinet Haboe afgebeeld staat. Hoewel Ramses III meldt dat Hatti of het Hethieten-rijk als een gevolg van de invasie van de Zeevolken ten onder ging blijkt dat de Assyriërs nog tot in de achtste eeuw v. Chr. naar de Hethieten blijven verwijzen. Wat is hier aan de hand? Het antwoord is vrij simpel: als een gevolg van het hanteren van de vermeende (foutieve) Sothis-kalender door de Egyptologie belandde Ramses III in de twaalfde eeuw v. Chr. op de tijdsbalk in plaats van in de correcte achtste eeuw v. Chr. Zie het artikel op dit blog van 24.03.2015: Ramses III en de zeevolken, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1427065200&stopdatum=1427670000

     

    De film uit 2004 wijkt op heel wat punten van het boek van Homeros af. De oorlog bijvoorbeeld lijkt in de film binnen één seizoen te geschieden waartegenover Homeros leert dat de belegering tien jaar in beslag heeft genomen. Op het internet vindt men sites die alle fouten in de film mooi op een rijtje opsommen. Eén treffend voorbeeld was een gefilmde opgang van de zon boven de zee (dvd 1.00.55). Aangezien Troje echter aan de westkust van het huidige Turkije ligt betekent dat, dat de zon in het westen opkomt?

     

     

    Wat in de film helemaal niet aan bod komt is de rol van de goden tijdens het beleg van Troje door de Grieken. In de Ilias van Homeros nemen de Griekse goden Zeus, Hera, Pallas Athene, Ares en Apollo actief aan de strijd deel.

    De notoire Dr. Immanuel Velikovsky (1895/1979) verwees in zijn bestseller 'Werelden in botsing' (derde hoofdstuk: wanneer werd de Ilias geschreven?) naar de Ilias, de geschiedenis van de belegering van Troje. De Griekse goden Athene en Ares waren volgens Velikovsky de planeten Venus en Mars die toen de baan van de aarde om de zon verstoorden, en interacties met elkaar hadden. Velikovsky citeert heel wat stukken uit de Ilias, als aanwijzingen voor de juistheid van zijn kosmische catastrofetheorie. Hij toont aan dat er zich boven het slagveld te Troje een kosmisch gebeuren afspeelde, met dramatische impact over het slagveld en voor de aarde.

     

     

    © Robert De Telder, De zonaanbidder, Achnaton de strenge en hardvochtige farao volgens de profeet Jesaja, 2016

     

    Het is de verdienste van de in zijn tijd voor dilettant uitgescholden Heinrich Schliemann het legendarische Troje vanonder het zand tevoorschijn gebracht te hebben. Heinrich Schliemann (1822/1890) was een succesvol zakenman en daarnaast autodidact in geschiedenis en archeologie. Omdat hij Homeros niet alleen als dichter zag maar overtuigd was dat Homeros met zijn strijd om Troje geschiedenis geschreven had, ging hij op zoek naar het Troje van de oudheid. In 1868 begon hij zijn zoektocht in het landschap Troas in het Ottomaanse gedeelte van Klein Azië. In de heuvel Hissarlik groef hij door de verschillende vestigingslagen heen tot hij de oudste sporen van de vestiging: Troje II ontdekte. Geweldige muren van een burcht kwamen te voorschijn. Overal waren er sporen van brand zichtbaar, wat bij Schliemann alle twijfel wegnam. Troje II is het Troje van de Ilias. Als kers op de taart vond hij in deze laag een grote goudschat. Duizenden objecten van zuiver goud, waaronder diademen met 2272 gouden ringen komen te voorschijn. Schliemann was er van overtuigd de schat van Priamus gevonden te hebben. De Ilias was niet langer een dichterlijk werk en een legende maar echte geschiedschrijving. Geen fictie meer maar non-fictie.

     

    Mijn boek DE ZONAANBIDDER, 2016, begin ik met de geschiedenis van het beleg van Troje maar dan getransponeerd naar de achtste eeuw v. Chr. van 800 tot 790 v. Chr.

    De legendarische Ethiopische heerser Memnon krijgt in mijn boek nu ook een historische plaats op de tijdsbalk. Memnon was volgens een legende een van de geallieerden van Priamos, de koning van Troje. Memnon trok met een leger vanuit Egypte over Klein-Azië naar Troje om het te steunen in zijn strijd tegen de Grieken, maar kwam daar aan zijn einde. In de Odysseus (III.111-2) verwijst Nestor naar de dood van zijn zoon Antilochos die sneuvelde door de speer van “de glorierijke zoon van de verlichte morgen,” (Odysseus IV.185-202) wat het epitheta is voor Memnon. Nestor smeekte daarop Achilles wraak te nemen, waarna Achilles Memnon doodde.

     

     

    Later wordt de Ethiopische krijgsheer bij naam genoemd als de grote Memnon (Odysseus XI.522). Van Memnon zijn in Anatolië beelden bewaard gebleven waar ook Herodotus (2:106) naar verwijst, maar deze identificeert de beelden met de Egyptische farao Sesostris. De autochtone bevolking van Anatolië echter beweerde dat de beelden Memnon voorstelden.

    In mijn studie maak ik van Memnon een tijdgenoot van farao Thothmosis IV van de achttiende dynastie van Manetho. Het is de oudheidhistoricus Herodotos die me jaren geleden al op deze denkpiste plaatste. Het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid heeft sinds 1975 mijn aandacht al. Het werk van Herodotos heb ik naast de werken van Flavius Josephus en uiteraard de Bijbel, toen voor de eerste maal doorgenomen.

    Wist u dat Herodotos (Boek 2:112, 120) een variant op de kaping van Helena van Sparta door Paris heeft doorgegeven?

    Boek 2:112. After him (Pheros), they said, there succeeded to the throne a man of Memphis, whose name in the tongue of the Hellenes was Proteus; for whom there is now a sacred enclosure at Memphis, very fair and well ordered, lying on that side of the temple of Hephaistos which faces the North Wind. Round about this enclosure dwell Phenicians of Tyre, and this whole region is called the Camp of the Tyrians. Within the enclosure of Proteus there is a temple called the temple of the "foreign Aphrodite," which temple I conjecture to be one of Helen the daughter of Tyndareus, not only because I have heard the tale how Helen dwelt with Proteus, but also especially because it is called by the name of the "foreign Aphrodite," for the other temples of Aphrodite which there are have none of them the addition of the word "foreign" to the name.

     

    113. And the priests told me, when I inquired, that the things concerning Helen happened thus:--Alexander having carried off Helen was sailing away from Sparta to his own land, and when he had come to the Egean Sea contrary winds drove him from his course to the Sea of Egypt; and after that, since the blasts did not cease to blow, he came to Egypt itself, and in Egypt to that which is now named the Canobic mouth of the Nile and to Taricheiai. Now there was upon the shore, as still there is now, a temple of Heracles, in which if any man's slave take refuge and have the sacred marks set upon him, giving himself over to the god, it is not lawful to lay hands upon him; and this custom has continued still unchanged from the beginning down to my own time. Accordingly the attendants of Alexander, having heard of the custom which existed about the temple, ran away from him, and sitting down as suppliants of the god, accused Alexander, because they desired to do him hurt, telling the whole tale how things were about Helen and about the wrong done to Menelaos; and this accusation they made not only to the priests but also to the warden of this river-mouth, whose name was Thonis.

     

    Het is duidelijk dat Herodotos zijn Egyptische farao ‘s met een Griekse naam aanduidt. De opdracht is om deze Griekse namen met Egyptische namen die ons via de monumenten bereikten te identificeren.

    Farao Proteus wordt door de vader der historie: Herodotos (Boek 2:113, 120), met de bekende ontvoering van Helena uit het Griekse epos verbonden. In feite is het verhaal over het stranden van Helena op de Egyptische kust de enige anekdote die Herodotos over de persoon van Proteus en diens regeerperiode vermeldt. Ten tijde van Herodotos’ reis naar Egypte bevond het graf van Proteus zich in Memfis waar ook een tempel aan Aphrodite de vreemdelinge gewijd was. Gefascineerd door deze tempel liet Herodotus zich door de priesters van Egypte onderwijzen in de geschiedenis van Helena. Na de schaking van Helena uit Sparta met Alexandros op weg naar zijn vaderland, werd zijn schip midden op de Egeïsche zee door winden uit koers geslagen en naar de Egyptische kust gedreven. Herodotos vult zoveel details in over de lotgevallen van deze Grieken in Egypte dat dit verhaal als heel aannemelijk als historie overkomt. Deze geschiedenis is dan een variant op het relaas van Homeros' Ilias, wat Herodotos ook bevestigt.

     

    Farao Proteus van de oudheidhistoricus Herodotos is volgens mijn reconstructie van de geschiedenis van de oudheid, identiek met farao Thothmosis IV van Manetho ‘s achttiende dynastie. In mijn uitgave ‘De zonaanbidder, Achnaton de strenge en hardvochtige farao volgens de profeet Jesaja, 2016, blz. 25-31, heb ik de regeerperiode van farao Thothmosis IV op de tijdsbalk verankerd met de jaren 797/776 v. Chr. en mijn revisie van de koningen Egypte toegelicht.

     

     

    © Robert De Telder, De zonaanbidder, Achnaton de strenge en hardvochtige farao volgens de profeet Jesaja, 2016,

     

    Als een gevolg van de herschikking van de achttiende Egyptische dynastie op de tijdsbalk verdwijnen ook de zogenaamde duistere eeuwen voor Griekenland en plaatsen we de belegering van Troje op de tijdsbalk nu van 800 tot 790 v. Chr. Twee jaartallen die met kosmische meganatuurcatastrofe-jaren verbonden zijn en passen in het plaatje dat we uit de Ilias hebben met de planeetgoden actief in de kosmische hemel boven het slagveld te Troje.

     

    De legendarische Ethiopiër Memnon is in mijn revisie de koning die de Nubisch/Ethiopische tussenperiode sinds de invasie van Juda door de Bijbelse Ethiopiër Zera, afsloot.

    Memnon was met zijn leger naar het slagveld bij Troje vertrokken en niet teruggekeerd. Dit was het moment voor de jonge prins met de naam Thothmosis IV om de macht in 790 v. Chr. over te nemen en het Nubische juk af te schudden.

     

    Gevolgtrekking: het beleg van Troje is hiermee via de identificatie van Herodotos’ Proteus met Thothmosis IV en dit binnen het raamwerk van de herziening van de geschiedenis van de oudheid, gedateerd van 800 tot 790 v. Chr.

     

    Wordt vervolgd

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

     

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    %%% FOTO5%%%

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).




    30-07-2018 om 07:45 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het tweeëntwintigste historische Jubeljaar van oktober 366/september 365 v. Chr.

    Met onze aflevering van 09.07.2018 op dit blog behandelden we het eenentwintigste jubeljaar van oktober 415/september 414 v. Chr. Deze week vervolgen we onze reis in de tijd met het tweeëntwintigste jubeljaar sinds de instelling ervan door Mozes.

    De bijgevoegde tijdschema ’s beslaan telkens veertien jaar met bovenaan de jaartallen volgens de westerse kalender. Elk jaar beslaat twintig millimeter verdeeld in vier kwartalen van elk vijf millimeter. Onder de westerse jaartelling ziet men de Joodse sabbatjaren- en jubeljaren in een lichtblauwe tijdsbalk uitgetekend. De sabbatjaren lopen van april tot maart ononderbroken door in een cyclus van zeven maal zeven jaar. In het negenenveertigste jaar begon in oktober het jubeljaar, dat liep tot september van het jaar daarop, waar het eerste jaar van een nieuwe sabbatjaarcyclus al in april aangevangen was. Dit is de wijze van tellen door de geleerde William Whiston (1667/1752 AD), aangereikt en juist bevonden te zijn.

     

     

    Tijdschema 410/397 v. Chr.

     

    Het bijgevoegde tijdschema 410/397 v. Chr. toont het eerste en het tweede sabbatjaar in de cyclus van het tweeëntwintigste jubeljaar. Wat onmiddellijk op het tijdschema 410/397 v. Chr. opvalt is de verticale blauwe tijdsbalk in het jaar 410/409 v. Chr. Sinds het jaar 458 v. Chr. met de start van de zeventig jaarweken van de profeet Daniël zijn er zeven maal zeven jaarweken of negenenveertig jaar verlopen. Hierna het relevante Bijbelcitaat:

    Daniël 9:24 Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. 25 Weet dan en versta: vanaf het ogenblik (458 v. Chr.), dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken (410/409 v. Chr.); en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden. 26 En na de tweeënzestig weken (26+ AD) zal een gezalfde worden uitgeroeid (30 AD), terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten (70 AD), maar zijn einde zal zijn in de overstroming (370AD+); en tot het einde toe (20?? AD) zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. (NBG Vertaling 1951)

     

    De zeventig jaarweken hebben hun begin in april 458 v. Chr. in het zevende regeringsjaar van de Pers Artaxerxes I. De zeventig jaarweken zijn verdeeld in drie perioden of tijdschijven van jaarweken. De eerste periode die zeven maal zeven jaarweken beslaat eindigt op ons tijdschema in april 410/maart 409 v. Chr. In 409 v. Chr. begon de tweede tijdschijf van jaarweken van in totaal tweeënzestig jaarweken.

    De gezalfde waar in vers 25 naar verwezen wordt identificeren we zuiver chronologisch gezien als de landvoogd Nehemia van het gelijknamige Bijbelboek.

    In het jaar 405 v. Chr. in de maand december merken we op het tijdschema de regeringswissel in Perzië waar Artaxerxes II Mnemon de scepter van Darius II Nothus overneemt.

     

     

    Tijdschema 396/383 v. Chr.

     

    Het bijgevoegde tijdschema (396/383 v. Chr.) toont het derde en het vierde sabbatjaar van tweeëntwintigste jubeljaarcyclus. De donkerblauwe tijdsbalk toont de voortgang van de zeven plus tweeënzestig jaarweken met daaronder de regeerperiode van de Pers Artaxerxes II Mnemon.

    De sabbatjaar- en jubeljaarcyclus loodsen ons samen met de zeventig jaarweken van Daniël en de jaartallen van de Ptolemeüs-canon, over de stille periode na het afsluiten van het Oude Testament naar de tijd van het optreden van Johannes de Doper, de heraut die in de geest en kracht van Elia de weg voor de Messias baande.

     

     

    Tijdschema 382/369 v. Chr.

     

    Het tijdschema 382/369 v. Chr. toont het vijfde en het zesde sabbatjaar van de tweeëntwintigste jubeljaarcyclus. Buiten het commentaar voor het vorige Tijdschema 396/383 v. Chr. valt er niets nieuws te melden. Een restant van de Joden is uit Babylonische ballingschap onder leiding van Zerubbabel, Ezra en Nehemia naar Judea teruggekeerd en leeft daar onder Perzische heerschappij.

     

     

    Tijdschema 368/355 v. Chr.

     

    Het laatste bijgevoegde tijdschema 368/355 v. Chr. toont het zevende sabbatjaar gevolgd door het tweeëntwintigste jubeljaar. De Bijbel geeft geen indicatie over het houden van het jubeljaargebod in deze tijdsperiode.

    In november van het jaar 359 v. Chr. merken we op het tijdschema (tijdschema 368/355 v. Chr.) de regeringswissel in Perzië. Koning Artaxerxes II Mnemon wordt opgevolgd door Artaxerxes III Ochus.

     

    Hierna een opsomming van de jubeljaren die we met onze artikelenreeks al behandeld hebben.

    Exodus jaartal: 1483 v. Chr. Begin sabbatjaartelling: 1443 v. Chr.

    Jubeljaren en jaartallen v. Chr.:    Historische periode:

    1.       1395/1394                             Richter Othniël

    2.      1346/1345                                      Ruth 6:6

    3.      1297/1296                             Richter Ehud

    4.      1248/1247                             verdrukking Jabin

    5.      1199/1198                              Richter Thola

    6.      1150/1149                              verdrukking Ammon

    7.      1101/1100                              Richter en profeet Samuël

    8.      1052/1051                             Saul

    9.      1003/1002                                     Salomo

    10.    954/953                               Rehabeam

    11.     905/904                               Josafat

    12.     856/855                                Joas

    13.     807/806                               Amazia

    14.     758/757                                Uzzia

    15.     709/708                               Jaar 14 jaar van Hizkia

    16.     660/659                               Manasse

    17.     611/610                                  Josia- val van Nineveh

    18.     562/561                                Jaar 37 ballingschap Jojachin

    19.     513/512                                  Darius I

    20.    464/463                                Artaxerxes I

    21.     415/414                                 Nehemia

    22.   366/365                               Artaxerxes II Mnemon

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

     

     

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

     

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

     

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).


    23-07-2018 om 07:25 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 02/11-08/11 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 08/06-14/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 31/12-06/01 2019
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 01/01-07/01 2018
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 30/12-05/01 2014
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 06/01-12/01 2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs