In 2016
heeft ‘The Temple Mount Sifting Project’ in Israël de vondst in Jeruzalem van
een amulet met de naam van farao
Thothmosis III er op vermeld, bekend gemaakt. De vondst dateerde al van
vier jaar eerder maar werd pas in 2016 publiek gemaakt nadat ‘the Israel
Antiquities Authority’ haar onderzoek afgesloten had.

De
amulet kwam tevoorschijn tijdens het uitfilteren van het puin dat onder de
Tempelberg weggegraven werd. Beneden het Islamietisch heiligdom op de
Tempelberg, dat gebouwd werd in 691 AD op de plaats waar voorheen de Tempel
stond, werd in 1999 door het Islamietisch bestuur, onderaards een extra
gebedsruimte gegraven. De Tempelberg bleef ook na de verovering van
Oost-Jeruzalem door de Israëli’s op het Jordaanse leger in 1967, onder
Arabisch-Islamietisch bestuur. Het puinafval van deze operatie wordt sindsdien
door de Israëlische autoriteiten minutieus naar archeologisch materiaal
onderzocht. Ook jonge vrijwilligers zijn hier welkom. De amulet werd bij het
zorgvuldig onderzoeken van het tempelberg-puin door een Israëlische
vrijwilligster van slechts acht jaar oud gevonden. De vondst van een Egyptisch
amulet met de naam van een farao erop was dan ook een verheugende gebeurtenis.
Dat de
Egyptische naam van farao Thothmosis III er op vermeld staat, werpt echter
tegelijkertijd heel wat vragen op. De gevestigde Egyptologie geeft deze farao
namelijk een regeerperiode van 1504
tot 1450 v. Chr., en een belangrijke vraag is nu hoe dat amulet in het puin van
de Tempelberg verzeilde, een Tempel die pas in de periode 1003/996 v. Chr. gebouwd werd? Voor dat Salomo de Tempel daar liet
bouwen was die plaats alleen maar een dorsvloer geweest voor louter landbouwkundig
gebruik. Het is dan ook een anomalie voor de gevestigde egyptologie. Een
vreemde eend in de bijt.
De
archeologen die in Israël aan het werk zijn dateren hun vondsten aan de hand
van de datering van de orthodoxe Egyptologie, die de verschillende Egyptische
dynastieën van de oudheid op basis van het vermeende gebruik van een dubbele
kalender, op de tijdsbalk geplaatst hebben. Farao Thothmosis III van de
achttiende dynastie verzeilde op deze manier in de vijftiende eeuw v. Chr. In
mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz.
27-42, breng ik de geschiedenis van deze geschiedenis.
Het
dateren van bepaalde archeologische vondsten in Israël op basis van de
orthodoxe Egyptologie, leidt dan ook dikwijls tot verlegenheid. Eén voorbeeld
van zulk een verklaring voor het verzeilen van een amulet met de naam
Thothmosis III er op, is de volgende die ik van het internet plukte:
“The amulet may have been buried
in earth brought to the Temple Mount to be used as fill for the expansion of
the Mount in Second Temple period,” writes Zachi Dvira in the Temple Mount
Sifting Project announcement. “This earth probably
originated in the slopes of the Kidron Valley near the Temple Mount, an area
which contained tombs of the Late Bronze Age (1550–1150 B.C.E.).”
Het is uitsluitend
het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid dat uitkomst biedt. Het
Laatbrons tijdperk dient gereviseerd naar de tijdsperiode: 1007/860 v. Chr., in
plaats van de orthodoxe jaartallen: 1550/1200 v. Chr. Zie TIJD en TIJDEN, 2015,
hoofdstuk: de opgerichte steen van Jozua te Sichem, blz. 133-141.
Farao Thothmosis III hoort op de tijdsbalk niet
in de vijftiende eeuw v. Chr. thuis maar in de tiende eeuw v. Chr. en is
niemand minder dan de Bijbelse farao Sisak
die na de dood van Salomo in het vijfde regeringsjaar van de zoon en
troonopvolger Rehabeam, de Tempel te Jeruzalem plunderde. Zie TIJD en TIJDEN,
2015, blz. 220-224 en het artikel op dit blog van 20.03.2017: De Bijbelse farao Sisak, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1489964400&stopdatum=1490569200 en
scrol naar beneden naar het volgende artikel.
Het
vinden van een amulet met de naam van Thothmosis III er op vermeld in het
puinafval van de Tempelberg krijgt alleen zin met Thothmosis III op de
tijdsbalk verankerd ten tijde van de Tempel van Salomo.
Laat
ons even summier de geschiedenis van de Tempelberg bestuderen. Op de hierna
vermelde afbeelding zien we het oude Jeruzalem ten tijde van koning David.

Koning
David die over Israël regeerde van 1047 tot 1007 v. Chr. veroverde de burcht
Jeruzalem op de Kanaänietische Jebusieten in het achtste jaar van zijn regering,
in het voorjaar van 1039 v. Chr. Voorheen had hij gedurende zeven jaar zijn
residentie in Hebron in Judea. Op de kaart merken we hoe het Jeruzalem van de
oudheid strategisch op een berg gebouwd was. Het noordelijke gedeelte van de
berg was toen nog onbebouwd. Het is dezelfde berg Moria waar de aartsvader
Abraham met zijn zoon Izaak naar toe moest in 1851 v. Chr.
Genesis
22:1 En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht; en Hij zeide
tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik! 2 En Hij zeide: Neem nu uw
zoon, uw enige, dien gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen, dien Ik u zeggen
zal. 3 Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en zadelde zijn ezel, en nam
twee van zijn jongeren met zich, en Izak zijn zoon; en hij kloofde hout tot het
brandoffer, en maakte zich op, en ging naar de plaats, die God hem gezegd had. 4
Aan den derden dag, toen hief Abraham
zijn ogen op, en zag die plaats van verre. (Statenvertaling)
Het
Heilige der Heiligen van de Tempel van Salomo was over de plaats gebouwd waar
de gelovige Abraham in het opdragen van Izaak, door de HEERE God gestopt werd.
Op de
berg Moria bevond zich in de tiende eeuw v. Chr., de dorsvloer van de Jebusiet
Ornan, een ruimte die David van Ornan kocht voor de som van zeshonderd gouden
sikkelen.
1
Kronieken 21:18 Toen zeide de engel des
HEEREN tot Gad, dat hij David zeggen zou, dat David zou opgaan, om den HEERE een altaar op te richten op den dorsvloer van Ornan, den
Jebusiet. 19 Zo ging dan David op naar het woord van Gad, dat hij in den Naam
des HEEREN gesproken had. 20 Toen zich Ornan wendde, zo zag hij den engel; en
zijn vier zonen, die bij hem waren, verstaken zich; en Ornan dorste tarwe. 21 En David kwam tot Ornan; en Ornan zag
toe, en zag David; zo ging hij uit den dorsvloer, en boog zich neder voor
David, met het aangezicht ter aarde. 22 En David zeide tot Ornan: Geef mij de
plaats des dorsvloers, dat ik op dezelve den HEERE een altaar bouwe; geef ze
mij voor het volle geld, opdat deze plage opgehouden worde van over het volk. 23
Toen zeide Ornan tot David: Neem ze maar henen, en mijn heer de koning doe wat
goed is in zijn ogen; zie, ik geef deze runderen tot brandofferen, en deze
sleden tot hout, en de tarwe tot spijsoffer; ik geef het al. 24 En de koning
David zeide tot Ornan: Neen, maar ik zal het zekerlijk kopen voor het volle
geld; want ik zal voor den HEERE niet nemen wat uw is, dat ik een brandoffer om
niet offere. 25 En David gaf aan Ornan
voor die plaats zeshonderd gouden sikkelen van gewicht. 26 Toen bouwde
David aldaar den HEERE een altaar, en hij offerde brandofferen en dankofferen.
Als hij den HEERE aanriep, zo antwoordde Hij hem door vuur uit den hemel, op
het brandofferaltaar. 27 En de HEERE zeide tot den engel, dat hij zijn zwaard
weder in zijn schede steken zou. 28 Ter zelfder tijd, toen David zag, dat de
HEERE hem geantwoord had op den
dorsvloer van Ornan, den Jebusiet, zo offerde hij aldaar; 29 Want de
tabernakel des HEEREN, dien Mozes in de woestijn gemaakt had, en het altaar des
brandoffers, was te dier tijd op de hoogte te Gibeon. 30 David nu kon niet
heengaan voor hetzelve, om God te zoeken; want hij was verschrikt voor het
zwaard van den engel des HEEREN. (Statenvertaling)
Deze
geschiedenis heb ik in mijn boek TIJD en
TIJDEN, blz. 193, chronologisch in het jaar 1007 v. Chr. op de tijdsbalk
geplaatst. Het was het laatste regeringsjaar van David. In het najaar van 1007
v. Chr. zou David sterven en ging het koningschap naar de jonge Salomo. Vier
jaar later zou Salomo aan de bouw van de Tempel op de berg Moria beginnen.

Op de
bijgevoegde afbeelding merken we de uitbreiding van Jeruzalem met bouw van de
Tempel van Salomo op de dorsvloer van de Jebusiet Ornan. Zuidelijk van de
Tempel bouwde Salomo zijn paleis en het zogenaamde ‘Huis van de Libanon’, dat
hij versierde met driehonderd gouden
schilden. Het zijn overigens deze schilden die we op een tempelmuur van
Thothmosis III te Karnak in Egypte afgebeeld terugvinden, met de exacte vermelding
erbij van: driehonderd gouden schilden.
Het
lijkt mij meer zinvol dat bijvoorbeeld een officier van het leger van
Sisak/Thothmosis III tijdens de plundering zijn amulet verloor, en niet ergens
in Megiddo in de vijftiende eeuw v. Chr. Dit is uiteraard één mogelijke
verklaring van meerdere.
De
Tempel van Salomo werd in 586 v. Chr. door de Babyloniërs vernietigd en later
in 535/517 v. Chr., door de teruggekeerde ballingen uit Babylon: Ezra en
Nehemia, herbouwd. In het jaar 20 v. Chr. begon Herodes de Grote in zijn
achttiende regeringsjaar aan de herbouw van de Tempel (zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 437-441). Deze Tempel werd in 70 AD,
veertig jaar na de verwerping van de Messias, door de Romeinen met de grond
gelijk gemaakt. Geen steen bleef op de andere staan, staat er geschreven:
volledige vernietiging dus. Veel later in 691 AD werd op dezelfde plaats de
zogenaamde Arabisch-Islamietische achthoekige rotskoepel door kalief Abd
al-Malik gebouwd. Dit Islamietische heiligdom wordt binnen de moslimwereld tot
op heden als de derde heilige plaats na Mekka en Medina beschouwd.
Ik
breng dit historische overzicht in het bijzonder ter aantoning van de
vraagtekens die er bestaan rond de datering van het gevonden amulet van
Thothmosis III in het puinafval van de Tempelberg, als een gevolg van het
uitgraven van de berg onder de rotskoepel. De archeologen die er vanuit gaan
dat het daterings-keurslijf van de Egyptologie wetenschappelijk correct zou
zijn en hun vondsten aan de hand ervan dateren, blijven hier met een vreemde
eend in de bijt zitten.

Tot op
het ogenblik dat Salomo in het jaar 1003 v. Chr. de bouwwerken aan de Tempel
liet aanvangen, is de berg Moria een kale plaats geweest. Abraham had daar een
altaar van stenen opgericht en de latere eigenaar in de tiende eeuw v. Chr.: de
Jebusiet Ornan, gebruikte het als een dorsplaats. Hij was trouwens bezig met
het dorsen van tarwe toen koning David hem na een meganatuurcatastrofe benaderde,
en heel het gebied van hem , ter oprichting van een altaar, voor veel geld
kocht. Tijdens de lange Richterenperiode van de twaalf stammen, een periode die
vooraf ging aan het verenigd koninkrijk van Israël onder Saul, David en Salomo,
wordt de plaats nooit als een cultische plaats in de Bijbel aangeduid.
De
enige zinnige verklaring voor het verzeilen van een amulet met de naam van Thothmosis
III in het puin van de Tempelberg is dat Thothmosis III een tijdgenoot van
Salomo en Rehabeam was.
Wordt
vervolgd..
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:
Verwacht voor het najaar van 2018:
Dertig
Jubeljaren
Korte inhoud:
Dertig verifieerbare historische Jubeljaren zitten er
op de tijdsbalk voor het oude Israël vanaf de inname van het land Kanaän in de
vijftiende eeuw voor Christus tot aan het openbaar worden van de Messias.
Het gebod op het Jubeljaar was een belangrijk onderdeel
van de Tien Woorden van de HEERE God dat met Sjavoeot (Pinksteren) vijftig
dagen na de Exodus op een sabbatdag aan de Israëlieten gegeven werd. Het doel
van het Jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijk individueel verlies van
land en andere bezittingen aan het einde van een zeven maal zevenjarige
sabbatjaarcyclus en met Jom Kippoer in het negenenveertigste jaar te herstellen
via een Losser aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. De toepassing van de
wet betekende een garantie tegen blijvende verarming van onfortuinlijke. Door
middel van de Tien Woorden en in het bijzonder van de Wet op het Jubeljaar zou
in het Beloofde Land de ideale maatschappij werkelijkheid worden en dit in
contrast met de buurvolken die in de lijn van de tegenstander van het eerste
uur Nimrod sindsdien een samenleving op basis van slavernij en uitbuiting
kenden. Het negeren van het Jubeljaargebod door de Israëlieten hield de
voorzegde zware straf van de verwijdering uit het Beloofde Land in.
Diegene die in de oudheid de onfortuinlijke in het
Jubeljaar in zijn of haar bezit herstelde werd de Goël of Losser genoemd. In
geestelijk opzicht is de wet op het Jubeljaar een gelijkenis, een beeld van de
Messias die bij Zijn komst alles herstellen zou. Het is dan ook niet verwonderlijk
dat het openbaar worden van de Messias bij de aanvang van het dertigste
Jubeljaar geschiedde. Bij zijn tweede komst zal Hij volgens de profeet Jesaja
hoofdstuk 61 dan ook een Jubeljaar uitroepen en alles definitief herstellen.
Kronieken van
de koningen van Israël, 2017, zie
link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Genesis
versus Egyptologie, 2009, dit boek is
uitverkocht maar kan online gelezen
worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html
Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document
gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).