Met de
aflevering op dit blog van 27.08.2018
brachten we de geschiedenis van het vierentwintigste en vijfentwintigste
jubeljaar. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1535320800&stopdatum=1535925600
Deze
week vervolgen we op dit blog met het zesentwintigste en zevenentwintigste
historische jubeljaar.

De nieuwe
cyclus van zeven x zeven sabbatjaarweken die ons naar het zesentwintigste
jubeljaar leidt brengt niet veel nieuws aan het licht tenzij dan dat het land
Judea tijdens deze tijdsperiode nog steeds een twistappel was tussen de Griekse
koninkrijken: Egypte en Syrië.

Tijdschema
200/187 toont het derde en het vierde sabbatjaar van de zesentwintigste
jubeljaarcyclus met daaronder de regeerperioden van de Grieks-Syrische vorst en
de Grieks-Egyptische vorst.

Tijdschema
186/173 v. Chr. toont het vijfde en zesde sabbatjaar van de zesentwintigste
jubeljaarcyclus. In het jaar 175 v. Chr. merken we op het tijdschema dat in het
Grieks-Syrische Rijk het bewind van Antiochus IV een aanvang neemt.

Tijdschema
172/159 v. Chr. toont het zevende sabbatjaar gevolgd door het zesentwintigste
jubeljaar dat met Jom Kippoer in oktober 170 v. Chr. afgekondigd werd.
Judea maakte
tijdens deze periode nog altijd deel uit het Grieks-Syrische rijk dat vanuit de
hoofdstad Antiochië het gebied overheerste. Op de troon zat de Grieks-Syrische vorst
Antiochus IV Epiphanes, wat de ‘stralende’ betekende. De Joden maakten er
echter ‘Epimanes’ van, wat ‘de gek’ betekende.
Antiochus
IV was een despoot die zijn religie aan alle overwonnen volken in het oosten
wilde opdringen. Hij vaardigde in 167 v. Chr. een bevel uit dat men ook in Judea aan de god Zeus zou offeren. Het
zou het begin van de bekende opstand van de Makkabeeën worden. Volgens het
apocriefe boek 1 Makkabeeën 2:1-28, zond Antiochus ambtenaren naar Judea ter
afdwinging van dit bevel. Te Modeïn de woonplaats van de Joodse priester
Mattatias, begon de opstand. De religieuze ambtenaren van Antiochus IV die het offeren
aan de god Zeus wilden afdwingen werden door Mattatias gedood waarna deze zich
met zijn zonen in de woestijn terugtrok en een volksopstand ontketende.
Mattatias behoorde tot een Joodse priesterfamilie van
de orde van Jojarib, een van de vierentwintig priestergroepen die volgens een rol-beurt
dienst deden in de Tempel te Jeruzalem. Volgens Flavius Josephus heette Mattatias' vader
Johannes, zijn grootvader Simon en zijn overgrootvader Asmoneüs. Naar deze
overgrootvader is de familie van de Hasmoneeën genoemd en vandaar de naam
Hasmoneeërs voor de latere priester-heersers over Judea.
Mattatias zou in 165 v. Chr. sneuvelen
waarna zijn zoon Judas de Makkabeeër de leiding van de opstand overnam. De
eindoverwinning heeft ook Judas niet meegemaakt. Hij sneuvelde in de strijd
tegen het Grieks-Syrische leger in 160 v. Chr. Na zijn dood nam zijn broer
Jonathan Makkabeüs de leiding over.
In de tussentijd was de Tempel
te Jeruzalem door Antiochius IV verontreinigd. Gedurende de periode van 168 tot
165 v. Chr. zou de Tempel te Jeruzalem door een anti-godsdienst verontreinigd
worden. Deze toestand was in het jaar 554 v. Chr. lang voor de feiten door de
profeet Daniël (8:1) voorzegd:
Daniël 8:9 En uit één daarvan kwam
weer een horen voort, die klein
begon, maar die zeer groot werd tegen het zuiden, tegen het oosten en tegen het
Sieraad, 10 ja, zijn grootheid reikte tot aan het heer des hemels, en hij deed
er van het heer, namelijk van de sterren, ter aarde vallen, en vertrapte ze. 11
Zelfs tegen de vorst van het heer maakte hij zich groot, en Hem werd het dagelijks offer ontnomen en zijn
heilige woning werd neergeworpen. 12 En
een eredienst werd in overtreding ingesteld tegenover het dagelijks offer;
en hij wierp de waarheid ter aarde, en wat hij ook deed, gelukte hem. 13 Toen
hoorde ik een heilige spreken, en een andere heilige zeide tot degene die
gesproken had: Hoelang zal dit gezicht gelden – het dagelijks offer en de
ontzettende overtreding, het prijsgeven van het heiligdom en het vertrappen van
het heer? 14 En hij zeide tot mij: Tweeduizend
driehonderd avonden en morgens; dan zal het heiligdom in rechten hersteld
worden.
In december van het jaar 165 v.
Chr. werd de Tempel te Jeruzalem door Judas de Makkabeeër in zijn rechten hersteld.
Het Joodse Chanoeka-feest dat tot op heden jaarlijks gevierd wordt heeft hier zijn
oorsprong. Ook de Heer Jezus Christus vierde dit feest zoals in het Johannesevangelie
hoofdstuk 10:22 beschreven staat. Zie het artikel op dit blog van 12.01.2018: de chronologie van het
Johannes-evangelie, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1515366000&stopdatum=1515970800
Hierna
een opsomming van de jubeljaren die we met onze artikelenreeks al behandeld
hebben.
Exodus
jaartal: 1483 v. Chr. Begin sabbatjaartelling: 1443 v. Chr.
Jubeljaren
en jaartallen v. Chr.: Historische
periode:
1. 1395/1394 Richter
Othniël
2. 1346/1345 Ruth
6:6
3. 1297/1296 Richter
Ehud
4. 1248/1247 verdrukking
Jabin
5. 1199/1198 Richter
Thola
6. 1150/1149 verdrukking
Ammon
7. 1101/1100 Richter
en profeet Samuël
8. 1052/1051 Saul
9. 1003/1002 Salomo
10. 954/953 Rehabeam
11. 905/904 Josafat
12. 856/855 Joas
13. 807/806 Amazia
14. 758/757 Uzzia
15. 709/708 Jaar
14 jaar van Hizkia
16. 660/659 Manasse
17. 611/610 Josia-
val van Nineveh
18. 562/561 Jaar 37 ballingschap Jojachin
19. 513/512 Darius I
20. 464/463 Artaxerxes I
21. 415/414 Nehemia
22. 366/365 Artaxerxes
II Mnemon
23. 317/316 Griekse
overheersing
24. 268/267 Griekse
overheersing
25. 219/218 Griekse
overheersing
26. 170/169 Griekse overheersing
Scrol naar beneden voor het
artikel over het zeventwintigste jubeljaar.
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder