Bedelaars. Bedelaars zijn er aan bepaalde kruispunten in Gent. Even geleden waren ze daar soms. Nu steeds. Aan een kruispunt, een bekertje in de hand, vragend om geld zodra het rood is en je stil staat met de auto. En aangezien de laatste keer dat ik het kruispunt gebruikte alledrie onze kinderen in de auto zaten, maakte dat de bedelaar deze middag een onderwerp tijdens het eten werd. Want ook al was het groen en stond het al dan niet geven van geld niet ter discussie, Remi en Helena hadden de man gezien. Geen spiegel weegt op tegen de spiegel die onze allesvragende, en daarbij nietsontziende, kinderen zijn. Naast het feit dat ik mijn kinderen 'het goede voorbeeld' wil meegeven, vind ik dat het er niet toe doet of iemand aan armoede al dan niet schuld heeft.(De woorden 'schuld hebben' is sowieso iets waar ik het moeilijk mee heb. Heeft er iemand ooit schuld aan iets? Is alles niet een reactie, interactie?) En het doet er voor mij ook niet toe doet of ze uberhaupt wel arm zijn. Ik wil het niet op mijn geweten hebben dat iemand honger of koud heeft omdat ik betwijfel of het wel zo is. En al hebben er negenennegentig op de honderd bedelaars me bij mijn pietje te pakken, dan nog zal die ene in nood werkelijk geholpen zijn met mijn ene euro. En dat de andere dan maar veel plezier mogen hebben met die andere euro's. En even geleden dacht ik dat het essentieel was dat Piet en ik op één lijn stonden, dat dat iets was waar we moesten aan werken. Hard aan werken, kloppen, schuren, polijsten. Nu denk ik dat het mooi is zo. Twee meningen die niet gelijk zijn en toch beiden warm-en barmhartig zijn. En daarnaast deze van onze drie kinderen. Allemaal rond die ene tafel. En dat is zo mooi om zien. Je ziet ze als het ware nadenken, hun hersens krakend en linken leggend.
Op dit vroege ochtenduur slaapt Lucas nog, open ik de laptop, spelen Remi, Piet en Helena Monopoly. Dat Piet Monopoly speelt is uitzonderlijk, en deze keer ook bijzonder. Helena speelt namelijk voor de eerste keer 'de grote Monopoly'. En kan dus wel wat ondersteuning gebruiken tegen Remi die graag wint en die de overwinning al op een gouden dienblaadje gepresenteerd ziet. Luttele minuten later, de laptop nog niet opgewarmd, stormt Helena het bureautje binnen 'mama, ik ben zot-, zot-, ZOT-goed bezig!' Remi zal met tijd nog een te vrezen kuitenbijterke in zijn zusje ontdekken lijkt me!
O, ik heb nu toch raar gedroomd vannacht. Ik ben er helemaal tuut van. Zo'n rare, rare, rare droom. De kamergenoot is een kennis van vroeger. De vriendin in het bad is een vriendin van me.
Ik moest ergens overnachten. In een kamer op een lange, brede gang in een groot hotel. Maar eens je de kamerdeur opendeed, dan was je precies in een kleine houten chalet in Oostenrijk. De kamer was klein. Alles van hout gemaakt. Piepklein en helemaal leeg op twee bedden na. Eentje links tegen de muur, eentje rechts tegen de muur. Ik sta in die kamer en wil door de deur naar buiten gaan, net op het moment dat mijn kamergenoot binnen wil komen. Ik ben verlegen, verlegen door de onverwachte ontmoeting, verlegen door de massa bagage die ik meeheb. En alles wat ik mee heb is felgekleurd. Geel, oranje, rood, paars, groen. Ik mompel verontschuldigend tegen hem : 'zelf de boekentas van Helena accentueert het'. En ik toon hem de boekentas van Helena die ik in mijn rechterhand achter mijn rug vasthield. Het is een grote boekentas met een flap. Tweekleurig. fel. En blinkend. Blinkend, hoogglanzend plastic. Ik ga weg. En wacht. Uren, uren, later open ik voorzichtig de deur van de kamer. Ik denk dat die kamergenoot er nog niet is. Ik zie de kamer helemaal aangekleed. Alles in hoofdzakelijk rood, felroze, oranje. En alles in plastic. Ik kijk verbaasd rond, ga naar de gordijnen. De gordijnen zijn een soort douchegordijnen die nog in de plastic verpakking zitten, het etiket er nog op. Ik ga van de gordijnen, naar het bed, naar de muren, kijk rond, voel met mijn handen overal aan. Alles is bekleed. Tot de muren en vloer toe. Alles is nieuw, zit nog in verpakking. En denk 'amai, hij heeft hier veel werk van gemaakt'. Ik blijf in de kamer rondstappen, heel erg langzaam, verwonderend, verbaasd, rondkijkend. Glimlachend ook. Plots zie ik twee schoenen en een zwarte broek. Mijn kamergenoot zie ik nu pas. Zittend tussen de twee bedden op de grond aan het lezen. Uren. Al die uren heeft hij daar gezeten. Hij lacht naar me, steekt zijn hand uit en trekt me naar zich toe. Het volgende moment loop ik in de gang. Gangen door. Veel gangen en duw hard een deur open. Zonder aan te kloppen of bellen. Het is een badkamer. Heel smal en lang. Donkergrijs. Strak. Links is er een bad. In dat bad ligt de dochter van een vriendin van me. Ze heeft een bloem achter haar oor. Ik zeg gehaast, hijgend, 'waar je mama?'. Ze wijst naar achteraan . Achteraan in de badkamer is er nog een bad, een witte badkuip. Het is wel twintig meter verder. De badkamer is misschien twee meter breed. Overal donkergrijze tegels, hoge kasten en spiegels. Ik loop naar achteren. De deur achter me laat ik open staan. Het enige dat ik in het bad zie is het zitvlak van mijn vriendin. Enkel haar twee billen zijn boven water. Ze beweegt en zwemt precies rond. Ik roep haar, probeer haar aandacht te trekken, maar ze blijft onder water. Enkel haar zitvlak dat heen en weer beweegt kan ik zien. Als ze uiteindelijk boven water komt, haar gezicht niet zichtbaar, want haar natte haar hangt er helemaal voor, vertel ik haar wat er gebeurt is. Opgewonden, heel erg blij. Ze mompelt 'je bent precies mijn zus' en duikt weer onder water in het bad. Ik voel een immense tristesse op me neerdalen, ik voel me onbegrepen. Ik schud mijn hoofd van links naar rechts alsof ik dat gevoel van me af wil schudden en zeg tegen mezelf dat ik het haar straks wel zal uitleggen. Ik ga de badkamer uit en loop terug naar mijn hotelkamer. Lopen door de gang. Veel gangen. Al die gangen terug door naar de kamer.
Wat een rare, rare, rare droom. Freud zou er werk aan hebben.
Een beeld van 175 voor Christus jouw wil opleggen. Daar moet je Berlusconi voor heten. Ach, 't is eens iets anders dan een minderjarig meisje, denk ik cynisch. Tot nu toe bekeek ik zijn 'capriolen' met verbazing, meewarring en soms wat gegrinnik. Maar samen met het beeld van Venus en Mars bekruipt me langzaam een ander gevoel. Kent deze man wel nog waarden en normen? En wat met de hele entourage rond hem die met hem naar de macht geklommen is?
Ik weet dat een collega van me hier leest. En woensdag stonden we te praten. Even, altijd even, en altijd fijn. En verbaasd zal ik gekeken hebben toen bleek dat ze dacht dat het een moeilijke periode is voor me. Misschien moet ik wel even verduidelijken dat hetgene ik hier neerschrijf niet altijd over mezelf gaat. Soms neem ik deeltjes mee. Dingen die ik zie, hoor of lees, die rond me gebeuren. Soms zijn het deeltjes van mezelf. Soms zijn het deeltjes van anderen. Maar altijd zijn het dingen die me raken. Zoals ook zij mij raakt.
Hij had haar gezegd dat ze twee verschillende oorlelletjes had. Het rechter was iets dikker dan het linker. En nu, twee weken later, zat ze aan haar bureau, haar ellebogen beiden steunend op het werkblad, haar linkerhand aan haar linkeroor, haar rechterhand aan haar rechteroor. Hij had gelijk. Ze had het nooit eerder gemerkt. En ze vroeg zich af wat dat zei over hem. Of over haar.
all around me are familiar faces worn out places worn out faces bright and early for the daily races going no where going no where their tears are filling up their glasses no expression no expression hide my head I wanna drown my sorrow no tomorrow no tomorrow and I find a kind of funny I find it kind of sad the dreams in which I'm dying are the best I've ever had I find it hard to tell you I find it hard to take when people run in circles its a very very mad world mad world children waiting for the day they feel good happy birthday happy birthday and i feel the way that every child should sit and listen sit and listen went to school and I was very nervous no one knew me no one new me hello teacher tell me what's my lesson look right through me look right through me and I find it kind of funny I find it kind of sad the dreams in which I'm dying are the best I've ever had I find it hard to tell you I find it hard to take when people run in circles its a very very mad world mad world enlarging your world mad world
De bloemen aan de kassa roepen me. Oranje bloemen. Fel. Prikkelend. Opwekkend. Duidelijk. De kleur van de herfst, van de ondergaande zon, van warmte. Ik geef geen bloemen aan haar. Zij moesten aan haar gegeven worden, ze riepen me. Ik ben enkel de bezorger. En in gedachten proest ik het uit bij het beeld dat ik in mijn fantasie zie, hoor. Zoals in een film. Hey, ...HEY!, ha-lloo-oooo, ik moet mee! Remember? Zo ging het natuurlijk niet. Maar zo voelde het wel aan. http://www.youtube.com/watch?v=Hx-yqFLeUeY schiet door mijn hoofd en ik schiet weer in een lach.
Een boek had mama mee. Van marianne Fredriksson. Geen roman van haar deze keer, maar een fotoboek. Een fotoboek van haar leefomgeving in Zweden. Foto's vergezeld van fragmenten uit romans van haar. Twee stukjes kleefden aan me.
'Om de zin van het leven te vinden , is er maar één weg en die leidt naar ons binnenste. We moeten in ons hart voelen dat ons leven zin heeft. En daarvoor moeten we, nu spreek ik als een soort aalmoeder, onze schaduw leren kennen. Deze schaduw verenigt alles in zich wat wij bij onszelf niet willen zien. Het zwarte, het donkere, het moeilijke. Als we weigeren te zien wat er zich in de schaduw bevindt verbannen we het naar ons onderbewustzijn En dan drukt het zich uit in onze dromen of in gevoelsuitbarstingen, die we zelf kunnen begrijpen noch duiden. Plotseling worden we belaagd door boosheid, afgunst of zelfs haat. Zolang we onze schaduw niet zien, projecteren we hem op anderen.'
Alles kwam tot leven door de wind die zich vrij over de vlakte bewoog en die alles beroerde, soms uitdagend heftig, dan weer zacht en teder. Maar er bestond ook verdriet en een weemoedig verlangen,ongeduld en droom. En een man die dat alles met zich meedroeg. Hij zat bij de grote rivier, eeuwig hetzelfde en eeuwig nieuw. En hij zocht de oever alsof hij niet genoeg kon krijgen van hun schoonheid en zachte stevigheid.
Nog nooit, werkelijk nog nooit heb ik zoveel Vliegenzwammen gezien als vorige week in de duitse bossen. Ik zou zeggen één per vierkante meter, in werkelijkheid schromelijk overdreven, maar gevoelsmatig juist. Remi komt naast me stappen en zegt : 'de papa van Cas heeft toen hij klein was ooit met zijn juf een kaboutertje gezien. En Cas gelooft dat! En jij mama?'
Het is nog donker als ik de woonkamer van ons vakantiehuisje inga, het donsdeken onder mijn arm. Water opzet voor thee, de gordijnen opendoe, de lichten uitlaat, het vuur in de open haard aansteek. Vanuit de zetel kijk naar buiten. Naar het langzaamaan licht worden. Naar het licht en de nevel op het meer, het gras, de heuvel aan de overkant. Naar de dauw, de bomen, de natuur die wakker wordt. En in dit moment van geluk voel ik meer dan ooit tevoren aan wat ik al eerder wist. Het huis hier in Merelbeke, hoe mooi en leuk ook klopt niet. Het klopt althans niet voor mij, het werkt niet voor mij. Wij hebben ons in een omgeving genesteld die niet de onze was, en daar geprobeerd het allerbeste van te maken. Door veel te investeren in ons huis, onze tuin. Veel energie stoppen daarin. Dagdagelijks. Een nestje gebouwd en bouwen. Een veilig, gezellig en vooral afgeschermd nestje in een 'lelijke' omgeving. Het is de omgekeerde wereld gaat er door mijn hoofd. Het huis, de tuin, ... hoe het eruit ziet, wat er is, wat niet, doet er niet toe. Het doet er niet toe omdat we wel overal iets van kunnen maken. Hetgene er wel toedoet is de omgeving. Een omgeving die wijds, groen, rustig, mooi is. Je hebt in een mooie omgeving geen grote tuin, geen hagen, geen omheining, geen ... nodig. Daar kan 'jouw' stukje gewoon overlopen in de omgeving. Een omgeving die zo goed aanvoelt dat je er energie van krijgt in plaats van voortdurend in te moeten investeren. En dromen doe ik dan van een huis met zicht op groene heuvels en rotsen aan de zee in Engeland. Of het binnenland met schapen in de weiden en bochtige holle wegen. Van een huis met roze hortensias in een kleine bretoense baai met rosten, ruikend naar het zilte tot in je bed. Maar dat is dromerij. Heel wat realistischer en even dicht bij mezelf zijn hier vele plaatsen in de buurt. Voorlopig blijf ik investeren in ons mooie huis in een 'lelijke' omgeving en dagdroom van een piepklein 'vlucht'-huisje in de natuur. En misschien komt dat er eerder dan verwacht. Ik merk dat Piets boosheid en teleurstelling rond mijn denken langzaamaan veranderd is. Paralel met het ouder worden, met het zwaar wegen van de vele uren onderweg zijn van werk naar huis, met het hebben van drie kinderen. 'Het ingewikkelde ontstaat uit het eenvoudige' is en citaat van Colin Wilson en was de Dagelijkse Gedachte van gisteren. Da's eentje om mee te nemen.
Jin-shei. Een boek van Alma Hromic. Ik heb het mee om te herlezen op vakantie. Links, rechts en achter me bossen. Groots. Voor me water. Een meer, een stuwmeer. Achter het meer; heuvels. Groen. En schapen die vrij rondlopen. Honderden. Jin-shei en het verlangen zoals vroeger in één trek door te kunnen lezen, in het boek te kunnen kruipen, me mee te laten nemen. Jin-shei en hier en daar gebeurtenissen, zinnen, woorden, die niet genegeerd kunnen worden. Ik weet niet wat het is, maar alles rond me beweegt schreef ik iets meer dan een jaar geleden naar vriend M. Alles rond me beweegt en ik sta stil middenin. En ik zie zoals een film alles gebeuren, voel vanalles, voel met een helderheid andermans manoeuvres, angsten, vreugde, verdriet, gekonkel, machtsspelletjes, mooie en minder mooie harten,... maar ben niet bij machte te reageren. Een 'gelatenheid' in me, een rust, het niet meer kunnen meespelen met spelletjes, ik vind het juiste woord niet, die ik voor het eerst ervaren heb enkele jaren geleden. Na meer inzicht na een breuk met een vriend, na een longontsteking. Die er gekomen is samen met het bewustzijn een dag op de grens gebalanceerd te hebben. Een gelatenheid die ik niet meer wegkrijg, niet in andere kanalen gegoten krijg, die ik niet onderdrukt krijg, niet meer wil onderdrukken, die is wie ik nu ben. En verbaasd kijk ik naar mensen die het niet zien, die de verandering niet zien of ze negatief bekijken. Jin-shei en hier en daar gebeurtenissen, zinnen, woorden, die niet genegeerd kunnen worden en het water zo mooi voor me.
Zesenzeventig jaar werd mijn papa op tweeëntwintig Oktober. Een gezegende leeftijd. Eigenlijk dubbel-, driedubbel-, vierdubbel gezegend als we aan de woorden van de artsen denken. Uitgesproken in het voorjaar vier jaar geleden. Dag per dag kijken. Blij zijn met elke dag dat papa er nog is. Wat resulteerde in bange harten. En in een kerstfeest in mineur, in de keuken, uit het zicht, want dit zou vast en zeker de allerlaatste kerst zijn dat we als gezin konden samenvieren. Nu vier jaar later belde ik papa op om hem een gelukkige verjaardag te wensen. 'Met de jarige!' klinkt het vrolijk en uit volle borst. 'Onkruid vergaat niet' lach ik terug. En alles wat is dat is zou mijn collegaatje zeggen. De angst van de eerste maanden is weg. Ingeruild voor dankbaarheid. Voor die mooie lieve papa. Voor de onbezorgdheid, de rust en gelukzaligheid waarmee hij zich op de dagen laat meestromen.
Dit postte een vriendin op Facebook en ik werd eensklaps vijfentwintig jaar in de tijd teruggekatapulteerd. Naar zus, haar pijnen en haar platen. As a child here I stand.
Als je terugblikt dan kan je momenten in je leven een bepaalde belangrijkheid geven. De woorden sleutelmomenten, kantelmomenten, mijlpalen toekennen. Kan je zien hoe iets tekenend was voor het verdere verloop. En soms weet je het direct, zegt je buik je het, voel je het in je grote teen. Zoals deze middag. Of het een mijlpaal zal worden die in de massa zal verdwijnen in het gezelschap van duizend eerdere op-dat-moment-belangrijke gebeurtenissen of het een mijlpaal zal worden die de jaren overleeft dat weet ik niet. En gelukkig doet het er nu niet toe. Want alles dat is dat is.
Diep in het bos had ik de zon voor jou gevangen. Ik wou ze je geven, een zon voor het leven. Maar je moest ze niet hebben, dus liet ik ze los. Sindsdien schijnt ze nooit meer diep in het bos.
___________________
Een vrouwtje aan de zee klapte in haar handen en alles klapte mee. Van haar knieên tot haar oren, van haar tenen tot haar tanden. Want het vrouwtje was al oud en aan de zee daar was het koud.
____________________
Aan de voet van de berg staat een tentje en daarin woont een ventje en roep je heel luid : Ventje, kom eruit! Dan roept dat ventje dwars door zijn tentje: Iebuskwiebuskwiet!
Maar wat dat zeggen wil, weet ik niet.
___________________
Een prachtig boekje vind ik dit. 'Varkentjes van marsepein' van Geert De Kockere. Al heb ik nog nooit een boek van hem tegen gekomen dat ik niet prachtig vind.