Oudejaarsavond en Pimpampet en ik die blijf nalachen als ik eraan denk. De opdracht was een krant met een K. 'Kerk en Leven' roept Piet uit. Vuur, mijn handen had ik in het vuur gestoken. Zo zeker was ik van mijn zaak na dag op dag vijfentwintig jaar samenzijn dat deze 'godsdienstketter' Kerk en Leven niet zou kennen. En blijkbaar had ik dat toch vrij goed ingeschat, want toen we na de eerste verbazing, uitgelachen waren wou ik toch graag weten hoe hij op de naam van dat weekblad gekomen was. Bleek dat er onlangs een item op de radio was over Kerk en Leven die wou adverteren op 'de lijvekes' van Cercle Brugge en daarvoor vriendelijk bedankt was. Haha, Cercle Brugge ... vandaar! Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. En die van Piet ook!
Onthoud, zegt de Dalai Lama, onthoud dat je kinderen geen kleurboeken zijn die je kan inkleuren met jouw lievelingskleuren. Ze stopte met afdrogen, de handdoek in haar handen, ademde diep en keek naar buiten. Het landschap wit en stil. De woorden van Millie in haar hoofd.
Schoolvakantie, dus onverwachte wendingen van de dagen. Wat voor iemand met mijn rigide denken en navenante nauwkeurig bijgehouden agenda niet altijd eenvoudig is. Maar met de nodige rustmomenten (lees: geen gerij, geen bezoek, geen geplande activiteiten, geen telefoon) is voor elk gezinslid vakantie ook werkelijk vakantie. En grinikkend kijk ik naar hoe de dag van vandaag en gisteren zo verschillend is. Gisteren : Lucas met twee vrienden. Rustig, cool, alles onder controle. Hier en daar een stem die onder invloed van de hormonen even de hoogte of laagte inschiet. En daarnaast vooral heel veel gegooi met het hoofd naar links of rechts, al naar gelang langs welke kant de bles op het voorhoofd hoort te liggen. Het groepje hoofdzakelijk vertoevend waar ik niet ben. En waar ik het niet in mijn hoofd haal te gaan vragen of er iemand een stukje fruit wil. Ondertussen flaneert een ander trio zich door het huis. Letterlijk. Helena en twee vriendinnetjes bewegen zich van haar kamer naar de badkamer naar onze slaapkamer, de keuken, de woonkamer. Het hele huis door. Waarbij veel aandacht en tijd gaat aan zich verkleden, zich schmincken en samen dansen en zingen op muziek. ik kijk heel diep in zijn ogen en zie duizend regenbogen http://www.youtube.com/watch?v=Y4lOFfiVyRY De drie meisjes zoeken wel mijn aanwezigheid op en laten het fruit, een koekje, wat drinken, zich welgevallen. Vandaag : Lucas is met vrienden en vriendinnen naar de bioscoop. Helena speelt bij een vriendinnetje. Remi is dus alleen thuis. Remi, vriendje M en ikzelf. En na uren in vrijwel stilte een prachtig en hoog bouwwerk gemaakt te hebben met de duizend KAPLAblokjes beramen ze een aanslag. Ze gaan de toren aanvallen met papieren vliegtuigjes en kijken wat er dan gebeurt. Ze gaan het ook filmen. Ze hebben mijn aanwezigheid niet nodig, noch stoort ze hen. Ik snij wat fruit en denk aan de duizend regenbogen. Ze laten zich het fruit, dessertje en drinken welgevallen.
Flashmobs, zegt wikipedia, een flashmob is een groep mensen die plotseling op een openbare plek samenkomt, iets ongebruikelijks doet en daarna weer snel uiteenvalt. Flashmobs worden veelal georganiseerd via moderne communicatiemiddelen. Zoals deze : http://www.youtube.com/watch?v=SXh7JR9oKVE Zo super vind ik dat; even wakker schudden, even stekken, prikken, lostrekken van gewoontes en patronen . Hartverwarmend. Hallelujah!
Ze wonen in groene heuvels. Levens geleden. In de nabijheid van bergen, zee en rotsen. Groen, rust, wijds. Mooi. Hun huisje; hout en eenvoudig. Links het huis, een bankje, bloemen. Rechts er tegenaan ; een soort schuurtje, een overkapping. Hout gestapeld, een zaagbok, wat stro, hooi. Ze zijn gelukkig. Eén. Hij is veel weg, weken na elkaar. Is herder, visser, misschien handelaar. Zij is alleen, maar voelt zich niet alleen. Zelf afwezig vervult hij alles. Kijkt ze reikhalzend uit naar hem. Zorgt voor de dieren, het huis. Er zijn geen kinderen. Nochtans is ze niet jong meer. Hij is onderweg naar huis. Verlangend. Ziet haar liggend onder de afkapping, aan het houtblok, ze is dood. Hij vlucht en blijft vluchten. Zijn verdriet groot. Nooit meer wil hij met iemand één zijn.
Een oudere man op school, een gewezen schooldirecteur, staat in de zaal. Sinds zijn kleinzoon in ons klasje zat komt hij steeds een hand geven. En meestal volgen er wat zinnen op en af. En hoe het komt, ik weet het niet goed, misschien was het de wederzijdse genegenheid voor zijn kleinzoon die het hem deed, maar ik heb altijd het gevoel dat hij een stukje van zichzelf geeft. En zo zie ik nu een man die vroeg zijn echtgenote aan een ziekte verloor. Hertrouwde met een mevrouw die hij later door dezelfde ziekte moest afstaan. Gisteren is de mama van de eerste echtgenote op éénennegentig jaar overleden. Tweeënveertig jaar zegt hij hoofdschuddend, tweeënveertig jaar heeft ze haar dochter overleefd. Het zou niet mogen zijn.
Bedelaars. Bedelaars zijn er aan bepaalde kruispunten in Gent. Even geleden waren ze daar soms. Nu steeds. Aan een kruispunt, een bekertje in de hand, vragend om geld zodra het rood is en je stil staat met de auto. En aangezien de laatste keer dat ik het kruispunt gebruikte alledrie onze kinderen in de auto zaten, maakte dat de bedelaar deze middag een onderwerp tijdens het eten werd. Want ook al was het groen en stond het al dan niet geven van geld niet ter discussie, Remi en Helena hadden de man gezien. Geen spiegel weegt op tegen de spiegel die onze allesvragende, en daarbij nietsontziende, kinderen zijn. Naast het feit dat ik mijn kinderen 'het goede voorbeeld' wil meegeven, vind ik dat het er niet toe doet of iemand aan armoede al dan niet schuld heeft.(De woorden 'schuld hebben' is sowieso iets waar ik het moeilijk mee heb. Heeft er iemand ooit schuld aan iets? Is alles niet een reactie, interactie?) En het doet er voor mij ook niet toe doet of ze uberhaupt wel arm zijn. Ik wil het niet op mijn geweten hebben dat iemand honger of koud heeft omdat ik betwijfel of het wel zo is. En al hebben er negenennegentig op de honderd bedelaars me bij mijn pietje te pakken, dan nog zal die ene in nood werkelijk geholpen zijn met mijn ene euro. En dat de andere dan maar veel plezier mogen hebben met die andere euro's. En even geleden dacht ik dat het essentieel was dat Piet en ik op één lijn stonden, dat dat iets was waar we moesten aan werken. Hard aan werken, kloppen, schuren, polijsten. Nu denk ik dat het mooi is zo. Twee meningen die niet gelijk zijn en toch beiden warm-en barmhartig zijn. En daarnaast deze van onze drie kinderen. Allemaal rond die ene tafel. En dat is zo mooi om zien. Je ziet ze als het ware nadenken, hun hersens krakend en linken leggend.
Op dit vroege ochtenduur slaapt Lucas nog, open ik de laptop, spelen Remi, Piet en Helena Monopoly. Dat Piet Monopoly speelt is uitzonderlijk, en deze keer ook bijzonder. Helena speelt namelijk voor de eerste keer 'de grote Monopoly'. En kan dus wel wat ondersteuning gebruiken tegen Remi die graag wint en die de overwinning al op een gouden dienblaadje gepresenteerd ziet. Luttele minuten later, de laptop nog niet opgewarmd, stormt Helena het bureautje binnen 'mama, ik ben zot-, zot-, ZOT-goed bezig!' Remi zal met tijd nog een te vrezen kuitenbijterke in zijn zusje ontdekken lijkt me!
O, ik heb nu toch raar gedroomd vannacht. Ik ben er helemaal tuut van. Zo'n rare, rare, rare droom. De kamergenoot is een kennis van vroeger. De vriendin in het bad is een vriendin van me.
Ik moest ergens overnachten. In een kamer op een lange, brede gang in een groot hotel. Maar eens je de kamerdeur opendeed, dan was je precies in een kleine houten chalet in Oostenrijk. De kamer was klein. Alles van hout gemaakt. Piepklein en helemaal leeg op twee bedden na. Eentje links tegen de muur, eentje rechts tegen de muur. Ik sta in die kamer en wil door de deur naar buiten gaan, net op het moment dat mijn kamergenoot binnen wil komen. Ik ben verlegen, verlegen door de onverwachte ontmoeting, verlegen door de massa bagage die ik meeheb. En alles wat ik mee heb is felgekleurd. Geel, oranje, rood, paars, groen. Ik mompel verontschuldigend tegen hem : 'zelf de boekentas van Helena accentueert het'. En ik toon hem de boekentas van Helena die ik in mijn rechterhand achter mijn rug vasthield. Het is een grote boekentas met een flap. Tweekleurig. fel. En blinkend. Blinkend, hoogglanzend plastic. Ik ga weg. En wacht. Uren, uren, later open ik voorzichtig de deur van de kamer. Ik denk dat die kamergenoot er nog niet is. Ik zie de kamer helemaal aangekleed. Alles in hoofdzakelijk rood, felroze, oranje. En alles in plastic. Ik kijk verbaasd rond, ga naar de gordijnen. De gordijnen zijn een soort douchegordijnen die nog in de plastic verpakking zitten, het etiket er nog op. Ik ga van de gordijnen, naar het bed, naar de muren, kijk rond, voel met mijn handen overal aan. Alles is bekleed. Tot de muren en vloer toe. Alles is nieuw, zit nog in verpakking. En denk 'amai, hij heeft hier veel werk van gemaakt'. Ik blijf in de kamer rondstappen, heel erg langzaam, verwonderend, verbaasd, rondkijkend. Glimlachend ook. Plots zie ik twee schoenen en een zwarte broek. Mijn kamergenoot zie ik nu pas. Zittend tussen de twee bedden op de grond aan het lezen. Uren. Al die uren heeft hij daar gezeten. Hij lacht naar me, steekt zijn hand uit en trekt me naar zich toe. Het volgende moment loop ik in de gang. Gangen door. Veel gangen en duw hard een deur open. Zonder aan te kloppen of bellen. Het is een badkamer. Heel smal en lang. Donkergrijs. Strak. Links is er een bad. In dat bad ligt de dochter van een vriendin van me. Ze heeft een bloem achter haar oor. Ik zeg gehaast, hijgend, 'waar je mama?'. Ze wijst naar achteraan . Achteraan in de badkamer is er nog een bad, een witte badkuip. Het is wel twintig meter verder. De badkamer is misschien twee meter breed. Overal donkergrijze tegels, hoge kasten en spiegels. Ik loop naar achteren. De deur achter me laat ik open staan. Het enige dat ik in het bad zie is het zitvlak van mijn vriendin. Enkel haar twee billen zijn boven water. Ze beweegt en zwemt precies rond. Ik roep haar, probeer haar aandacht te trekken, maar ze blijft onder water. Enkel haar zitvlak dat heen en weer beweegt kan ik zien. Als ze uiteindelijk boven water komt, haar gezicht niet zichtbaar, want haar natte haar hangt er helemaal voor, vertel ik haar wat er gebeurt is. Opgewonden, heel erg blij. Ze mompelt 'je bent precies mijn zus' en duikt weer onder water in het bad. Ik voel een immense tristesse op me neerdalen, ik voel me onbegrepen. Ik schud mijn hoofd van links naar rechts alsof ik dat gevoel van me af wil schudden en zeg tegen mezelf dat ik het haar straks wel zal uitleggen. Ik ga de badkamer uit en loop terug naar mijn hotelkamer. Lopen door de gang. Veel gangen. Al die gangen terug door naar de kamer.
Wat een rare, rare, rare droom. Freud zou er werk aan hebben.
Een beeld van 175 voor Christus jouw wil opleggen. Daar moet je Berlusconi voor heten. Ach, 't is eens iets anders dan een minderjarig meisje, denk ik cynisch. Tot nu toe bekeek ik zijn 'capriolen' met verbazing, meewarring en soms wat gegrinnik. Maar samen met het beeld van Venus en Mars bekruipt me langzaam een ander gevoel. Kent deze man wel nog waarden en normen? En wat met de hele entourage rond hem die met hem naar de macht geklommen is?
Ik weet dat een collega van me hier leest. En woensdag stonden we te praten. Even, altijd even, en altijd fijn. En verbaasd zal ik gekeken hebben toen bleek dat ze dacht dat het een moeilijke periode is voor me. Misschien moet ik wel even verduidelijken dat hetgene ik hier neerschrijf niet altijd over mezelf gaat. Soms neem ik deeltjes mee. Dingen die ik zie, hoor of lees, die rond me gebeuren. Soms zijn het deeltjes van mezelf. Soms zijn het deeltjes van anderen. Maar altijd zijn het dingen die me raken. Zoals ook zij mij raakt.
Hij had haar gezegd dat ze twee verschillende oorlelletjes had. Het rechter was iets dikker dan het linker. En nu, twee weken later, zat ze aan haar bureau, haar ellebogen beiden steunend op het werkblad, haar linkerhand aan haar linkeroor, haar rechterhand aan haar rechteroor. Hij had gelijk. Ze had het nooit eerder gemerkt. En ze vroeg zich af wat dat zei over hem. Of over haar.
all around me are familiar faces worn out places worn out faces bright and early for the daily races going no where going no where their tears are filling up their glasses no expression no expression hide my head I wanna drown my sorrow no tomorrow no tomorrow and I find a kind of funny I find it kind of sad the dreams in which I'm dying are the best I've ever had I find it hard to tell you I find it hard to take when people run in circles its a very very mad world mad world children waiting for the day they feel good happy birthday happy birthday and i feel the way that every child should sit and listen sit and listen went to school and I was very nervous no one knew me no one new me hello teacher tell me what's my lesson look right through me look right through me and I find it kind of funny I find it kind of sad the dreams in which I'm dying are the best I've ever had I find it hard to tell you I find it hard to take when people run in circles its a very very mad world mad world enlarging your world mad world
De bloemen aan de kassa roepen me. Oranje bloemen. Fel. Prikkelend. Opwekkend. Duidelijk. De kleur van de herfst, van de ondergaande zon, van warmte. Ik geef geen bloemen aan haar. Zij moesten aan haar gegeven worden, ze riepen me. Ik ben enkel de bezorger. En in gedachten proest ik het uit bij het beeld dat ik in mijn fantasie zie, hoor. Zoals in een film. Hey, ...HEY!, ha-lloo-oooo, ik moet mee! Remember? Zo ging het natuurlijk niet. Maar zo voelde het wel aan. http://www.youtube.com/watch?v=Hx-yqFLeUeY schiet door mijn hoofd en ik schiet weer in een lach.
Een boek had mama mee. Van marianne Fredriksson. Geen roman van haar deze keer, maar een fotoboek. Een fotoboek van haar leefomgeving in Zweden. Foto's vergezeld van fragmenten uit romans van haar. Twee stukjes kleefden aan me.
'Om de zin van het leven te vinden , is er maar één weg en die leidt naar ons binnenste. We moeten in ons hart voelen dat ons leven zin heeft. En daarvoor moeten we, nu spreek ik als een soort aalmoeder, onze schaduw leren kennen. Deze schaduw verenigt alles in zich wat wij bij onszelf niet willen zien. Het zwarte, het donkere, het moeilijke. Als we weigeren te zien wat er zich in de schaduw bevindt verbannen we het naar ons onderbewustzijn En dan drukt het zich uit in onze dromen of in gevoelsuitbarstingen, die we zelf kunnen begrijpen noch duiden. Plotseling worden we belaagd door boosheid, afgunst of zelfs haat. Zolang we onze schaduw niet zien, projecteren we hem op anderen.'