Rond 8u30 bereikten we het
Visitor Center van Wadi Rum. Hier kochten we voor 5 JD een toegangsticket voor
het park, dat sinds dit jaar op de UNESCO werelderfgoedlijst staat. Daarna zette
het busje ons in het dorp voor het kantoor van Saleem van Jordan Tracks af.
Saleem bood ons direct thee aan, wees ons het toilet, vroeg waar we vandaan kwamen
en vertelde ons de planning voor de komende dagen. We moesten een tijdje
wachten op de andere mensen die samen met ons de jeeptour zouden doen. In de
tussentijd maakten we een wandeling door het dorpje. Rond 9u45 arriveerden de
andere toeristen (3 Maleisische meisjes) en konden we vertrekken.
De
18-jarige Mohammed was onze chauffeur en gids. Hij vertelde ons over het leven
van de bedoeïenen en over de woestijn. Een eerste stop maakten we bij Lawrences
Spring. We beklommen de berg en zagen het water uit de berg stromen. Echt
ongelooflijk om water te zien in zon droge omgeving!
We reden verder
naar een kloof met Nabateese inscripties. In de kloof zat een jongen die zich
bewoog als een aapje en ons de mooiste inscripties aanwees.
Na onze
wandeling door de kloof dronken we thee in een bedoeïentent.
Verder
beklommen we ook een zandduin. Het zand had een rode kleur en we zakten telkens
20 cm in het zand. Een behoorlijk vermoeiende klim! Tom klom via de rotsen
verder naar de top terwijl Machteld zich in een grot nestelde om te genieten
van het uitzicht.
We stopten
bij nog meer Nabateese inscripties (de Anfashieh
Inscriptions). Mohammed vertelde ons dat deze inscripties vroeger dienden
als wegwijzers voor de karavanen naar het Oosten.
We maakten
nog een korte tussenstop bij het huis van TE Lawrence(Lawrence of Arabia) en
bij een rotsformatie in de vorm van een champignon.
Rond 13u30
stopten we voor een picknick: 2 platte ronde broodjes, een blikje tonijn, een
tomaat, een komkommer, 2 smeerkaasjes, een banaan, 2 koekjes en een mangosapje.
Smullen! Abdullah, een vriend van Mohammed, had hetzelfde picknickplekje
gekozen met zijn toeristen. Abdullah speelde wat bedoeïenenmuziek op zijn luit
en verbaasde ons met enkele Nederlandse woordjes: Machtig prachtig! We
deden ook een middagdutje..
Rond 15u
vertrokken we weer met onze jeep. We reden naar een kloof, waar we samen met de
Maleisische meisjes door wandelden en klauterden. Mohammed wachtte ons aan de
andere kant op. We twijfelen eigenlijk of de Maleisische meisjes de tour wel
leuk vonden. Ze praatten heel weinig, ze wilden nergens op klimmen, Het leek
net alsof ze gewoon weer een plaats van hun lijstje konden schrappen.. Wel
jammer.. Wij vonden de woestijn echt helemaal geweldig, we genoten van de rust,
de kleurschakeringen, de kamelen die her en der opdoken, en we verbaasden ons
over de hoeveelheid planten in de woestijn..
De voorlaatste halte was de Um Fruth-brug, een rotsformatie in - jawel
- de vorm van een brug. Van beneden gezien zag het er best eng uit, maar 1x
boven leek de smalle brug ineens veel groter en dus helemaal niet eng. De
Maleisische meisjes trokken fotos van onze beklimming
Daarna reden we weer een eindje door de woestijn op zoek naar een
plaats om de zonsondergang te kunnen zien. Echt machtig!
Na al dit moois werden we in het kamp afgezet. Weer vielen we van de
ene verbazing in de andere! In de badkamer was er stromend water, een echte wc
en zelfs een douche!
De slaapkamers waren hutten op een halve meter boven de grond, met
matrassen, lakens en dikke dekens. Er was ook een gezellige zithoek, waar we om
19u30 mochten aanschuiven voor het eten. De kok had een heerlijke maaltijd
bereid: rijst, kip en groenten.
Na een leuke, maar vermoeiende
dag in de woestijn smaakte dat verrukkelijk!! Na het eten maakten we nog een
kleine wandeling om de sterren beter te kunnen zien. Supermooi! We genoten
echt! s Nachts hoorden we wolven huilen, maar voor de rest was het muisstil!
Part III: Petra - het eindpunt kan nooit zo interessant zijn dan de weg ernaartoe
De tweede dag in Petra begon voor ons om 07.00u.
Nu hadden we wel een ontbijtbuffet aangezien er nog gasten waren
aangekomen. Er werd ook weer een lunchbox klaargemaakt, en daar
gingen we weer, nu met lichte pijn in de voeten van de dag ervoor.
Vandaag stopten we wel even bij de bakker voor 3 broodjes (en dat
voor 0.30JD!). In deze bakkerij vielen de broden ook letterlijk uit
de lucht!
Aangezien we de dag ervoor al veel hadden gezien
van het park, gingen we nu op zoek naar alternatieve wandelwegen.
Machteld had in haar Lonely Planet gelezen dat er ergens een weg naar
de top van berg moest zijn, waar je dan kon neerkijken op de
Treasury. We wisten niet goed waar deze lag, maar begonnen toch aan
onze klim naar boven. Nadat een paar verwoede pogingen om de absolute
top te bereiken steeds weer op een dood spoor strandden, besloten we
maar halt te houden op een mooi plekje net onder de top. Ook hier
hadden we een mooi uitzicht op de oude stad.
Na een lange rustpauze
begonnen we aan onze afdaling, en bezochten we de koninklijke tombes
en de andere naburige tombes.
Daarna zetten we koers naar het slangenmonument.
Dit lag in het zuidwesten van het park, ver weg van de andere
bezienswaardigheden. Na een wandeling van een dik uur kwamen we aan
bij een bedoeienendorp. De bedoeienen leven hier nog in de rotsen,
maar maken er toch een mooie thuis van.
Een jongen op zijn ezel kwam
ons voorbijgereden, en hij wees ons de weg naar het monument. We
staan er ook telkens van te kijken hoe goed hun Engelse taal is,
zelfs van de bedoeienen. Niet dat ze volzinnen kunnen zeggen, maar ze
begrijpen toch best veel. We hielden halt in de schaduw van een grote
rots, en aten er ons lunchpakket op. Ondertussen kwam er ook een
(jonge) bedoeienenvrouw bij ons zitten. Ze had net haar geiten naar
de woestijn gejaagd om er te gaan grazen. Ze kwam 5 meter langs ons
zitten, en nodigde ons uit voor thee, en vroeg vanwaar we kwamen. We
bedankten vriendelijk voor de thee, en zetten onze weg verder op zoek
naar het slangenmonument. Na korte klauterperte kwamen bij iets uit
wat op een slang leek. Ietwat teleurgesteld in het monument keerden
we terug naar de oude stad. Maarja, het eindpunt kan nooit zo
interessant zijn dan de weg ernaartoe.
In de oude stad bezochten we nog enkele ruines die
we de dag ervoor waren overgeslagen, zoals de kerk met de blauwe
zuilen, en het kleine museum (1 kamer groot).
We kwamen ook de Britse
vrouwen tegen. Een van hen had een halsketting gekocht, en nu kwamen
de verkopers achter haar aan om nog meer te verkopen. De verkopers
zijn eigenlijk best wel vriendelijk, maar op den duur begint het echt
wel vervelend te worden om al die kraampjes af te wijzen. En ze
hebben altijd en overal wel 'Happy Hour' of een 'special price'. Zelf
kochten we toch ook een koelkastmagneet om bij ons thuis op te
hangen. We zagen ook een standje van een westerse vrouw die getrouwd
is geweest met een van de bedoeienen
(http://marriedtoabedouin.com/index.html).
Ze leeft nu nog steeds samen met de bedoeienen, maar haar man is
helaas overleden.
Nu we alles in het park gezien hadden, zochten we
een alternatieve weg om het park te verlaten. We hadden nu immers de
Siq al 3 keer doorlopen, en er zou een andere uitweg zijn ook. We
wisten niet exact waar die lag, dus moesten we nog even zoeken. We
starten onze weg noordwaarts, en kwamen uit bij de christelijke
tombes. Volgens het plannetje dat we hadden, was dit niet de juiste
richting. We volgden toen maar de wadi, een opgedroogde
rivierbedding. Hierin hebben we overblijfselen (botten en vel) van
wel 3 geiten gezien.
Na verloop van tijd kwamen we weer uit bij een
bedoeienen nederzetting. De kinderen kwamen ons tegemoet, en
probeerden wat steentjes te verkopen. Maar de weg splitste hier, en
we wisten niet goed welke richting op te gaan. We zagen nog andere
mensen komen, en lieten hen voorgaan terwijl wij een drinkpauze
inlasten. Toen de andere mensen gepasseerd waren, gingen wij ze
achterna, in de hoop dat zij dezelfde weg opgingen. Toen we langs een
huis passeerden, kwam er een (stomme?) man naar buiten, en die wees
ons de andere richting aan. We vertrouwden hem meer, ook al omdat dat
ons logischer leek als we ons ongedetailleerd plannetje bekeken. Wij
volgden het advies van de man, en al snel bleken we op het juiste pad
te zitten. We kwamen terecht in een nieuwe Siq, maar deze was vele
smaller dan de grote aan de ingang. Op sommige plaatsen was deze maar
een halve meter breed, zodat je jezelf erdoor moest persen.
Ook was
deze Siq op enkele plaatsen geblokkeerd door grote rotsblokken, zodat
we een heus hindernissenparcours moesten overwinnen. Maar er is geen
berg te hoog, of geen dal te diep voor ons, dus we klauterden en
klommen onze weg verder over de rotsblokken.
Verder was het nog een
aangename wandeling door deze Siq, en we kwamen uiteindelijk uit bij
de ingang van de grote Siq.
Het was alweer een vermoeiende dag geweest, met
lange wandelingen (langer dan eerst gedacht), en dus wilde we een
taxi nemen naar het hotel. De eerste taxichauffeur vroeg 5JD, en de
tweede zou het wel voor 3JD. De dag ervoor betaalden we 1JD, dus nu
hadden we iets van verrekt, we lopen wel terug. In het hotel namen we
weer een douche om het stof af te spoelen, en doken we het bed in
voor een uiltje te knappen.
Een uurtje later stonden we weer op en gingen we
op zoek naar eten. Omdat we hierna naar de woestijn zouden gaan, en
dan weer bedoeienenkost moesten eten, gingen we nu naar een
pizzatent. We hadden allebei grote honger, en dus bestelden we
allebei een grote pizza. Nadat Machteld de tomaten uit haar pizza had
gevist, smulden we van ons eten. Daarna gingen we op zoek naar een
pintje. En dat was niet zo gemakkelijk aangezien Jordanie een
Arabisch land is. In de restaurants hebben ze wel alcoholvrij bier,
maar dat drink je ook niet voor de lekkernij (heeft Tom de dag
voordien geprobeerd). We zijn toen in de bar van een groot hotel gaan
zitten, dat was ingericht als Irish Pub. We bestelden er een grote
Carlsberg (omdat ze geen Belgisch bier hadden), en lieten het ons
smaken.
Daarna volgde de terugtocht naar het hotel, waar de Britse
vrouwen ook weer aangekomen waren. We hoorden hen uit over hun dag,
en vertelden hen onze plannen. Die bestonden erin om de volgende dag
al vroeg te vertrekken, en dan naar Wadi Rum af te reizen.
Nadat we onze komst naar Wadi Rum hadden
bevestigd, vroegen we de receptionist om de buschauffeur te vragen of
hij de volgende dag zou rijden. Hij rijdt immers alleen maar als zijn
bus vol zit. Gelukkig zitten we nu in het hoogseizoen, dus zou hij
ons om 06.20u komen ophalen aan het hotel.
's Morgens hadden we dus weer vroeg ontbijt, en om
06.20u stipt kwam de bus bij ons hotel langs. Wij stonden hem buiten
al op te wachten, en sprongen dus direct in de bus. Dat was wel
anders bij de volgende passagiers (Amerikanen). We hebben een half
uur op hen moeten wachten omdat ze nog steeds in hun bed lagen. Als
uitleg zeiden ze dat ze een verkeerd uur hadden meegekregen. Nadat
ook zij waren opgestapt, reed de bus verder en pikte nog enkele
dorpsgenoten op. Wanneer de bus volzat, rekende de zoon van de
chauffeur af, en stapte die uit. De bus zette koers richting zuiden,
met als bestemming de woestijn in Wadi Rum.
Part II: Petra - âShe will even love you more!â
Na dik 2 uur rijden (rond 15.00u) kwamen we aan
bij het centraal busstation van Wadi Musa. Centraal busstation is
misschien een groot woord, want het was niet veel meer dan een open
parkeerruimte waar een paar bussen stonden geparkeerd. Een chauffeur
van het Valentine Inn-hotel stond op de bus-parking mensen te
ronselen die nog niets geboekt hadden. Dat is blijkbaar wel meer de
gewoonte hier, want iedereen kan je hier wel verder helpen met de
verdere uitstippeling van je reis. De chauffeur was zo vriendelijk om
ons voor 1JD naar ons hotel te brengen. Onderweg probeerde hij ons
natuurlijk nog te overtuigen om naar zijn hotel te komen, maar wij
bleven voet bij stuk houden. Machteld houden ook gelezen dat de
rating (reviews door andere gasten) voor zijn hotel niet zo hoog was.
De chauffeur zette ons af aan het Qasr-Al-Bint
hotel. De receptionist stond ons al op te wachten, en zonder
boe-of-bah werden we naar onze kamer gebracht. Van een ongewone
check-in gesproken.. De kamer was very basic, maar meer dan een
bed en douche hadden we eigenlijk ook niet nodig. Omdat we toch wel
wat moe waren van de lange busritten, ploften we direct in bed. Niet
veel later waren we dan ook allebei ingedommeld.
Na een korte power-nap gingen we het dorpje
verkennen. We wandelden door de straatjes en tussen het drukke
verkeer, terwijl de duisternis inviel. Vele mensen keken ons aan of
na, maar de meesten waren toch wel zo vriendelijk om goeiedag of
welcome te zeggen. Bijna aangekomen aan het hotel kwamen we uit
op een gezellig restaurantje. Volgens de Lonely Planet, onze
reisgids, was het zeker de moeite om hier eens binnen te springen.
Wij namen de tip aan, en in plaats van binnen te springen, gingen we
buiten op het stoepterras zitten. Ze serveerden hier diverse lokale
Bedouine-gerechten, allemaal met zeer exotische namen. Maar goed dat
er bij ons op het werk ook twee Arabieren werken, die af en toe ook
wel eens iets meebrengen. Zo hadden we toch al een beetje een idee
wat te verwachten. We kozen allebei voor de Maglouba, een
gerecht van gestoomde rijst, kip en groenten. Het betekent
ondersteboven, en dat is ook letterlijk wat ze doen. Wanneer
alles gaar is, halen ze de kookpot van het vuur, en draaien ze deze
om op een grote plaat. (zie link:
http://bedouinhistorydesertsafari.wordpress.com/2010/09/01/making-maglouba).
En speciaal voor ons kregen we een speciale prijs .
Op de weg terug naar huis kochten we ook nog enkele flessen water in
een klein kruidenierzaakje. In het hotel kregen we ook nog lunchboxen
aangeboden voor de volgende dag, en werd het tijdstip voor ontbijt
vastgelegd op 06.30u. Daarna was het tijd voor ons om te gaan slapen.
We verblijven in een dorpje genaamd Wadi Musa
(http://en.wikipedia.org/wiki/Wadi_Musa).
Dit dorpje ligt het dichtst bij Petra, een oude Nabateaanse
nederzetting. De economie van het dorp draait daarom ook vooral rond
het opvangen en voeden van de vele toeristen. Wadi Musa is
arabisch voor de vallei van Mozes. Mozes zou door deze vallei
zijn gepasseerd, en zijn volk van water hebben voorzien door een rots
in twee te splitsen met zijn staf. De Nabateanen hebben in Petra
kanalen gebouwd om het water van deze bron naar de stad te leiden. De
stad Petra werd ergens in de 6e eeuw v.C. gesticht, en was
de hoofdstad van het Nabateaanse Rijk. Het is al eeuwenlang bekend om
zijn uit-steen-gehouwen-architectuur en zijn water-wegen-systemen.
Sinds 1985 maakt het deel uit van UNESCO werelderfgoed. In 2007 werd
de site ook opgenomen in de lijst van de 7 nieuwe wereldwonderen.
Het park opent zijn deuren om 06.00u, maar om het
toch een beetje menselijk te houden, we immers ook op vakantie,
besloten we om 06.30u te gaan ontbijten. En dat was ook wel een
beetje vreemd. Geen buffet of iets dergelijks, maar er was 1 tafel
gedekt voor ons, voorzien van het hele ontbijtmenu. Blijkbaar waren
wij dus de enige gasten in het hotel die dag
Het ontbijt was best goed, en we smikkelden dan ook alles naar
binnen. Het verse sinaasappelsap had wel een vreemd poedersmaakje,
maar voor de rest was alles op en top. Na het ontbijt gingen we te
voet naar het park, een half uurtje bergaf stappen naar de poorten
van Petra.
Aan de inkom van het park kochten we ons een
toegangsticket voor twee dagen. Het heeft wel een vreemde
prijsindeling: als je 1 dag komt, betaal je 50 JD pp, daarna komt er
5JD voor elke additionele dag bij (http://petrapark.com).
Jordaniërs betalen ook maar 1 JD om het park binnen te komen (het
loont dus precies om u te laten naturaliseren J).
Na de inkom kom je al snel paardenmenners tegen die je een ritje in
een koets aanbieden. Ze zeggen dan wel dat het in de inkomprijs is
inbegrepen, maar blijkbaar vragen ze achteraf toch een tip omdat het
paard toch ook moet eten Wij lieten dit aanbod links liggen en
zetten onze tocht verder. Het was nog zon 20 minuten stappen tot
aan de ingang van de Siq, en onderweg zagen we al de eerste tombes en
facades. Bij de meeste bezienswaardigheden stond ook een bord met
meer uitleg, zodat je meer kwam te weten wat je zag.
rotspartijen in Petra
De Siq is de smalle kloof die de ingang vormt naar
het oude stadsgedeelte. Deze kloof werd vroeger gebruikt om de
karavanen en het water naar de oude stad te leiden. De kloof is wel
tientallen meters hoog, en op sommige plaatsen ook maar enkele meters
breed. De rotsen hebben ook verschillende kleuren (rood, geel en
zwart zijn vaak voorkomend). Het was dan ook adembenemend om hier
door te wandelen. In de rotswand was er vaak ook iets uitgekerfd,
zoals kleine tombes en schrijnen, en zelfs een karavaan van enkele
kamelen was er te zien. Soms waren er nog stukken van de oude
oorspronkelijk weg zichtbaar. Deze stukken waren geplaveid met grote
(bolle) stenen. Voor ons wandelaars was dat makkelijk te doen, maar
de koetsen die er over reden hotsten en botsten nogal heen en weer.
We waren dan ook blij dat we er niet zelf in zaten.
wandelen door de Siq
Het meest magische moment was op het einde van de
Siq. Op dat moment kijk je uit op de oude schatkamer (The Treasury)
in het park.
Een prachtig en immens groot paleis uitgekerfd in de
rode zandsteen. Het draagt de naam van schatkamer omdat een oude
legende van de Bedoeïenen ons vertelt dat een Egyptische farao zijn
schat heeft bewaard in dit paleis op zijn veroveringstocht door deze
streek. Er zijn ook enkele gaten in het paleis te zien die men heeft
gemaakt wanneer men het paleis probeerde open te breken voor de
schat.
Onze tocht bracht ons verder langs enkele facades,
allemaal gehouwen uit de rode zandsteen. Het volgende traject bracht
ons eerst via een 45 minuten durende steile beklimming naar de High
Place of Sacrifice, een altaar boven op de berg waar de Nabateanen
offers uitbrachten voor hun goden. Twee obelisken markeren de ingang
van deze site.
Het wonderbaarlijke van deze obelisken is dat ze uit
de rots zijn gehouwen, en niet erop zijn gebouwd! Op deze bergtop had
je ook een wonderbaarlijk uitzicht op de oude stad.
Op de terugweg
naar beneden kozen we ervoor om het Wadi Farasa-pad te volgen
(Arabisch voor 'vlinder vallei').
Dit pad bracht ons langs het
Leeuwen monument, een oude fontein waar in eerdere tijden het water
zo werd omgeleid dat het uit de bek van de leeuw stroomde.
Verderop
lag ook de 'Garden Tomb', een overblijfsel van een tempel en een
grote water cisterne. Langs deze water cisterne waren er bomen en
bloemen aangeplant, vandaar de naam.
Er lagen meerdere tombes langs
dit pad, maar de belangrijkste waren toch de tombe van de Romeinse
soldaat en de Garden Triclinium. Bij deze laatste waren nog restanten
zichtbaar van een grote koer, omgeven door kolomzuilen.
We zetten onze weg verder naar Al-Habis, alwaar de
ruines van een oud kruisvaarders fort uit 1116 op de top van de berg
liggen. De ruines zelf stellen niet zo veel voor, maar ook hier had
je een mooi uitzicht over de oude stad, en in de verte zag je de
koninklijke tombes liggen.
We zochten even naar een alternatieve weg
voor de afdaling, maar dat bleek verloren moeite. We daalden weer af
via hetzelfde pad, en zetten koers naar het klooster. Onderweg kwamen
we langs een onafgewerkte tombe. Dat het niet afgewerkt was, kon twee
redenen hebben: (i) de rots was ongeschikt om verder te werken, (ii)
de financiering werd stopgezet om eender welke reden (geld is op, of
dood van financierder). We passeerden ook langs het Columbarium, een
tombe met vele niches. Volgens sommigen deden de niches dienst als
laatste rustplaats voor urnes, voor anderen was het een oud duivenkot
(zoals we ook in Masada gezien hebben).
De weg naar het klooster hield een klim van 45
minuten in, en in totaal moeten we ongeveer 900 trappen nemen. Er
stellen dan ook vele bedoeienen voor om met hun ezel naar boven te
gaan, en dit tegen een schappelijke prijsje (1 JD). Ze probeerden je
op allerlei manieren te overtuigen, en zeiden tegen Tom: She will
even love you more!. Wij gingen de uitdaging van het klimmen toch
liever zelf aan, en begonnen te voet aan de lange tocht. Onderweg
maakten we even een tussenstop aan de Leeuwen tombe, waar we onze
lunchpakketten van het hotel opaten. Ze hadden voor elk van ons 2
broodjes gesmeerd, een brikje fruitsap en een flesje water voorzien.
Machteld had tijdens het ontbijt ook nog 2 potjes gelei
meegesmokkeld, zodat we die nu ook konden opeten.
Na het nemen van de om en bij 900 treden kwamen we
uit bij het klooster (The Monastery; Al-Deir). Deze 50m brede en 45m
hoge tombe was nog groter dan de schatkamer, en opnieuw gehouwen uit
de rotswand. Het draagt de naam van klooster omdat het in het
Byzantijnse Rijk dienst deed als kerk, en er kruisen waren terug
gevonden op de wanden van het klooster.
Het pad leidde ons verder
naar een viewpoint, genaamd 'The end of the world'. Het uitzicht was
prachtig. Je kon kilometers ver kijken, en de horizon verdween in de
bergen en woestijn. Heel in de verte zou Israel ergens moeten liggen,
maar nergens was er een teken van leven te zien.
De terugweg verliep langs hetzelfde pad. Maar
afdalen is toch veel gemakkelijker dan klimmen. Onderweg zagen we ook
een oude Bedoeiene vrouw problemen hebben met haar geiten. Ze drongen
steeds haar winkeltje binnen, en telkens moest ze ze verjagen. En
geloof me, Arabische vrouwen kunnen lelijk doen hoor!
Na het klooster gingen we de oude stad verkennen.
Er waren ruines te zien van oude kerken en tempels. Hier staat
trouwens ook een tempel met een ingebouwd theater, iets wat men
nergens anders ter wereld heeft teruggevonden. Aan het Nymphaeum, een
oude drinkfontein, staat een pistache-boom van wel 450 jaar oud!
Tegen 16.00u begonnen onze voetjes toch al wat moe
te worden, en dus besloten we ons te gaan neerzetten in het theater.
Ook dit immense theater (8500 zitplaatsen) werd uit de rots gehouwen.
Jammer genoeg was dit oude theater om veiligheidsredenen afgesloten.
We konden wel op de muren van het theater zitten, en kijken naar het
kleurenspel van de zonsondergang op de tegenoverliggende rotsen en
tombes.
De ruines in dit park zijn niet alleen veroorzaakt
door de tand des tijds, maar ook door een grote aardbeving in 363
v.C. Je ziet nu ook dat de gebouwen bijna allemaal verwoest werden,
maar dat de uitgehouwen tombes nauwelijks geraakt zijn. Alleen erosie
van de zandsteen bedreigt deze magnifieke structuren.
Na de zonsondergang liepen we terug naar de poort
van het park, en zochten ons een mooi restaurantje uit. We ploften
neer in de stoelen van Oriental Restaurant, en bestelden er weer
lokale bedoeiene-kost, waar de naam ons nu even ontsnapt. Tom had
iets met kip en aardappelblokjes, overgoten met tomatensaus en
geserveerd met rijst, en Machteld had kip omhuld in een soort wrap of
platte pannekoek.
Na het eten namen een taxi terug. Onze voeten
konden de helling niet meer op, en voor 1JD ben je ook zo op het
hotel. Op het hotel aangekomen zagen we dat we niet meer alleen
waren. Een vrolijke bende van 5 Britse vijftigers uit de buurt van
London, kwam net aan. Terwijl we op onze douche wachtten, raakten we
aan de praat met de vrouwen en kregen we een thee aangeboden door het
hotel. Qua klantvriendelijkheid scoren ze hier echt wel hoge punten!
Een douche was broodnodig. De hele dag hadden we
gestapt door de droge zand en keien, en dat maakte dat we volledig
onder het stof hingen. Voor we gingen douchen, moesten we het wel
even tegen receptie gaan zeggen zodat zij de boiler konden aanzetten.
Tien à vijftien minuten later konden we dan gaan douchen. Na de
heerlijke douche doken we recht ons bed in, om te recupereren van
deze toch wel zware dag.
Machteld kreeg
in het begin van de week toestemming van Ilan om pintjes te drinken en op
vakantie te gaan na het voorleggen van de resultaten van haar onderzoek. Omdat
we sowieso 10 dagen vrij hadden owv Sukkot, voegden we de daad bij het woord. Dinsdagavond
na een werkdag die precies langer duurde dan normaal vertrokken we naar
Jordanië. Rond 22u30 stonden we in ons dorp op een bus te wachten die ons naar
Haifa zou brengen. De bus van 22u38 zagen we niet passeren en de bus van 22u51
was 20 minuten te laat en reed ons gewoon voorbij! We bedachten heel wat
plannetjes om toch nog op tijd in Haifa te geraken, waar de nachtbus naar Eilat
om 23u58 zou vertrekken. Als we zelf met de auto zouden gaan, zouden we met
parkeerproblemen zitten.. Misschien moesten we Ilan opbellen en een lift
vragen? Net toen we onze auto thuis wilden gaan halen, reed er een
taxichauffeur zonder werk langs. Wat een geluk! Wie had kunnen denken dat het
moeilijkste deel van onze reis een bus nemen in eigen dorp zou zijn??? De taxichauffeur
was superenthousiast dat we naar Jordanië zouden gaan.. Hij zette ons af in het
busstation Lev HaMifrats, waar we op zoek gingen naar onze bus. Stipt op tijd
vertrok de volle bus richting Eilat. Om de 2u werd er even gestopt voor een
plaspauze. Rond 5u30 arriveerden we in Eilat. Omdat de grensovergang naar
Jordanië pas om 6u30 open ging, dronken we nog eerst een koffie. Daarna namen
we een taxi naar de grens. De grens oversteken ging verbazend vlot!
We moesten
een tax van 101 NIS (20 euro) betalen om Israël uit te mogen, en het meisje van
de security wenste ons een prettige reis en wees Machteld erop dat haar visum
bijna vervallen is. We wandelden de grens over en werden begroet door de
Jordaniërs. Aan deze grensovergang is het visum voor Jordanië gratis om
toerisme en handel in de streek te bevorderen. Na al deze formaliteiten gingen
we op zoek naar een taxi die ons naar Aqaba moest brengen. Een tussenpersoon
die vloeiend Engels sprak, loodste ons naar een taxichauffeur en maakte een prijs
op. Voor 10 JD (1 Jordaanse Dinar is ongeveer 1 euro) bracht de taxi ons naar
Aqaba. Omdat één taxibedrijf het monopolie heeft aan de grensovergang, viel er
ook weinig te discussiëren. In Aqaba moesten we op zoek naar een bank om onze
eerste dinars uit de muur te halen zodat we de taxi konden betalen. Een beetje
overrompeld door het vreemde geld (en na een nacht weinig slapen) betaalden we
de taxi 20 JD ipv de afgesproken 10 JD. De man zal eens goed in zijn vuistje
gelachen hebben! Maar we hebben ons lesje geleerd..
We
wandelden naar een parkje waar we op een bankje gingen zitten om het plan voor
de dag te overlopen. Daarna kochten we bij de bakker 5 verse broodjes met
dadelsiroop voor 0.50 JD die we bij het strand opaten.
Ook al was
het nog zo vroeg op de dag, toch probeerden al heel wat verkopers ons te
overtuigen om een boottochtje te maken. Maar dat zagen wij niet zitten.. We
wandelden naar de gigantische vlaggenmast (130 m hoog), die ook vanuit Egypte,
Israël en Saudi-Arabië te zien is.
We bezochten
het Museum en de oude haven Ayla
en we zagen
ook een prachtige spiksplinternieuwe moskee.
Het viel ons ook op dat er overal fotos van de
koning ophangen. Gesprekjes met de mensen leerden ons dat ze heel blij zijn met
hun koninklijke familie en dat rellen zoals in Syrië, Libië, Egypte, in hun
land ondenkbaar zijn. We werden ook uitgenodigd voor thee in het
souvenirwinkeltje van Sami. Sami heeft 27 jaar in Europa gewoond, o.a. in
Finland en Londen. Hij is blij terug in Jordanië te zijn owv het klimaat en de
vriendelijke mensen en hij werkt er als gids. Hij gaf ons nog wat tips (betaal
1 JD voor een taxi in Wadi Musa), en ook zijn telefoonnummer, want hij zou
ons wel iets chics kunnen regelen.
We kochten
allebei een sjaal in zijn winkeltje om ons hoofd en onze nek te beschermen
tegen de stekende zon. Rond 12u kwamen we op het centraal busstation van Aqaba
aan. We liepen een beetje verloren rond op zoek naar de bus. Een vriendelijke
Jordaniër schoot ons ter hulp en bracht ons naar het juiste busje. Op weg naar
het busstation waren we ook al verschillende keren aangehouden door taxis die ons
naar Wadi Musa wilden brengen, maar omdat we meer tijd dan geld hebben,
besloten we het toch bij het busje te houden.
Een loslopend paard op de grote baan in Aqaba
Het busje
had 22 zitplaatsen, en we moesten een klein uurtje wachten tot het busje vol
was.
We waren de
enige toeristen, dus het was wel een speciale ervaring! Onderweg werden er
mensen uitgelaten, en stapten er weer nieuwe mensen op. We stopten ook even om
de bus weer vol te tanken. Een liter diesel kost hier slechts 0.515 JD!
We reden
een heel stuk over binnenwegen, en we genoten van het adembenemende
woestijnlandschap tussen de hazenslaapjes in.